N«. 10386.
Zaterdag 30 December.
A0. 1893.
feze (Courant wordt dagelijks, met mtzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Nieuwjaarswenschen
Leiden, 29 December.
Feuilleton.
HET SLOT ELKRATH.
LEIDSCH
DAGBLAD.
ÏBIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden
Franco por post
Afzondorlyke
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het inc-asseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
worden in het blad van Zaterdag-avond
opgenomen ad öO a contant.
Iedereen is daardoor, naar gelang zijner
betrekking, by den aanvang van het jaar
nog eens in de gelegenheid, zich by stad-
genooten aan te bevelen.
Oflïeleele Keauisgevingon.
Tweede *3iilog van den Militieraad.
5 nrgamoeötcr sn Wethoud ra v»-n Leden,
Gez.ou do artt. 86 en 92 der Wet van don 19den
Augustus 1861, betrokkolijk de nationale militie
(Btaatablad No. 72), gewijzigd by de Wet van den
4don April 1892 (Staatsblad No. 56);
Gelet op do missive vau den Hoor Jjuitonant-Kolonel
Militie Commissaris in bet 3de district dor provinoio
Zuid-Holland
Brengen tor algemeone konnisdat do tweede
zitting van den Militieraad, voor deze gemoent
wordt gebonden m een der vertrekken van bet
Rsadhuis, op Maandag don 8sten Januari 1894, des
voormiddags to li1/* UQr» tot hot doen van uitepraak
omtrent allo in do eerste zitting niet afgedane
zaken, en vervolgens tot hot doen van uitspraak
omtrent hen, dio as plaatsvervanger of als nummer-
verwisselaar verlangen op te treden; voorts, dat tot
hot opmaken der da rtoo vore schte bewijsstukken,
vuu heclou af, ter secretarie dezer gomeonte, dage
lijks van dos voormiddags tien tot dos namiddags
vier uren, de Zondag uitgezonderd, wordt gevaceerd
welke gelegenheid de belanghebbenden worden ver
maand zich ten nutte temaken, daar aao den lo c iDg,
die reeds by de militie is ingelijfd, overeenkomst g
het bepaalde bij art. 70 der boveuatngehaalde Wet,
door do Kooingin niet dan in bijzondere gevallen
hst stellen van een plaatsvervanger kan worden
vorgund.
Eindelijk wordt, ter voorkoming van misverstand,
nog opgemerkt dat do ioteÜDg, omtrent wien de
Militieraad in zijne eerste zitting reeds uitspraak
heeft gedaan, niet in do tweede zittuig behoeft te
verschijnen, ten ware by daarn een plaats ver vaoger
of een nummorvorwisselaar mocht willen voorstellen.
Burgemeester en Wethouders voornoomd.
Leiden, JDE KANTER, Burgemeester.
39 Doe. 1893. E. KIST, Seorotaris.
Aan de Koninklijke Nederlandsche Grof-
smedery alhier is opgedragen de telescopee-
ring van een gashouder der gasfabriek alhier,
waardoor de inhoud daarvan van 8000 op
16000 kub. meter wordt gebracht.
Maandag 8 Januari zal het wykgebouw
van den Nederlandschon Piot-nstant^nbond,aan
de Oranjegracht, worden ingewyd en geopend.
Naar aanleiding van het deze week door
ons overgenomen bericht uit „De Tyd", om
trent het voornemen tot vervanging der Petrus-
en Lodewykskerken door éAne grootere Katho
lieke kerk, maakt men er ons attent op dat
dit plan ten aanzien der Lodewykskerk niet
wel uitvoerbaar is, daar noch deze kerk, de
oude Saaihal, noch de toren, noch het terrein
or naast, noch het terrein er achter eigendom
der katholioke gemeente is.
De kerk is in 1807 alhier ten gebruike
door de stad gecedeerd, om met 's lands geld
tot kerkgebouw te worden ingericht; o. a.
werd bepaaldelyk de onderhoudsplicht aan de
Katholieken opgelegd, wat geen zin zou hebben
gehad als de eigendom was overgegaan; het
onderhoud van den toren hield de stad aan
zich en deze staat zelfs kadastraal ten name
der stad. Het naastliggend terrein is
nooit aan de kerk afgestaan, deafscheidings
muur van de straat is zelfs op kosten van
het Nut gezet; tot dusver was het een open
liggend vlak geweest der ruïne, welke zonder
afscheiding tot aan de kerk doorliepeindeiyk
de achterliggende grond is grootendeels
door de stad tegen recognitie uitgegeven. De
wenschen, zoo die bestaan, tot het verkrygen
van een nieuw kerkgebouw zullen zich dus
tot het terrein der Petruskerk moeten bepalen.
De heer Soutendyk deelt aan de „Tel."
mede dat hy zyn ontslag heeft genomen als
zangleeraar aan de Muziekschool der „Maat-
scbappy voor Toonkunst" te Leiden, ten einde
meer tyd te hebben zich geheel en al te
kunnen wyden aan de Duitsche opera. Reeds
geruimen tyd maakt hy voor dat doel studiën,
onder leiding van den heer A. Saalborn, regis
seur der Holl. Opera.
By de gisteravond plaats gehad hebbende
verkiezing van notabelen der Ned.-Herv. gem.
to Zoeterwoude is herkozen de beerA. Ryns
burger en gekozen (in de plaats van den heer
G. H. Eggink, die niet meer in aanmerking
wensebte te komen) de heer P. J. Coffrie.
Aan mej. A. D. v. d. Woude, onder-
wyzeres aan school 9 te Haarlemmermeer,
is door den gemeenteraad eervol ontslag ver
leend, ingaande 1 Februari 1894.
Aan mej. J. Bergmans, onderwyzeres aan
school 7, is eervol ontslag verleend, ingaande
op denzelfden datum.
Aan den heer W. A. Tuyi Schuitemaker,
onderwyzer aan school 3, is eervol ontslag
verleend, ingaande 1 Maart 1894.
Tot leden van het Burgorlyk Armbestuur
zyn benoemd de heerenwyk 9: C. Bos,
wyk 10; B. C. Sliggers, wyk 12B. Verhulp,
wyk 14; H. Van Wyk, wijk 18: J. Rorabout
en wyk 19: J. Kooy.
De twoede zitting van den Militieraad
zal voor de gemeente Voorschoten worden
gehouden op Woensdag 10 Januari 1894,
's voorm. te 10 uren, in het gebouw Wagen-_
straat No. 119, te 's Gravenhage.
Alsof Waddingsveon nog niet genoeg kor
ken bezit zeven is in vele opzichten een merk
waardig getal zal aan de Brug wederom
eeno nieuwe kerk verryzen ten behoeve van
Ledeboers volgelingen.
Aan do leerlingen der Zondagsschool in
hot dorp Woubrugge is ter gelegenheid van
het Kerstfeest dit jaar wederom een gonoegiyk
middaguurtje bereid geworden. Door welwil
lende bydragen daartoe in staat gesteld, wer
den de kinderen op 2den Kerstdag mildeiyk
onthaald op chocolade, enz.
De Voorzitter van de Eorste Kamer der
Staten-Generaal bood gisteravond ten zynen
huize oen aantal leden dier Kamer een gast
maal aan.
De gezondheidstoestand van ds. M. J. Mees,
pred. by de Evang.-Luthorsche gemeente te
's-Hage, is langzaam, doch zeker vooruit
gaande.
Tot nu toe bestond hier te lande de
gewoonte den horyk der maten en gewichten
jaariyks te doen plaats hebben.
Op grond der ervaring acht de minister van
waterstaat, handel en nyverheid zulk eene
veelvuldige herhaling der herykbewerking ter
bereiking van het doel der ykwet niet noodig.
Met een hernieuwd onderzoek der maten en
gewichten om de twee jaren kan z. i. worden
volstaan. De ykplichtigen, om het andere jaar
ontheven van den laat, dien de horyk hun
oplegt, zullen z. i. door deze verandering zeer
worden gebaat.
Daarom is bopaald dat de eerstvolgende
herykperiode over de jaren 1894 en 1895 zal
loopen en wel van 1 Januari 1894 tot 1
September 1895, terwyi aan Ged. Staten
biyft overgelaten de tijdstippen te bepalen,
waarop binnen dat tijdvak de heryk voor elke
gemeente der provincie zal plaats hebben.
In het belang van den geregelden gang
van den ijkdienst oordeelt de minister het
wenschelyk, dat daarby de gemeenten in eiken
ykkring in groepen verdeeld worden, waarin
onderscheidenlijk voortaan de heryk zal plaats
hebben in hot eerste en in het tweede jaar
van olke herykperiode.
Ten einde aan de belanghebbenden reeds
dadeiyk de voordeelen te verzekeren, die voor
hen uit de nieuwe regeling zullen voortvloeien,
wenscht de minister dat daaraan zooveel mo
gelijk publiciteit gegeven wordt.
Het komt hem eindeiyk van belang
voor o. a.
voor zooveel eenigszins mogeiyk mondeling
alle belanghebbenden van de tydstippen van
den heryk voor hunne gemeente te doen ver
wittigen;
er ds belanghebbenden in het byzonder op
te wyzen, dat de maten en gewichten, op
gevaar van straf, voorzien moeten blyven van
de vereischte stempelmerkendat dus het
laatst geplaatste goedkeunngsmork voortaan
gedurende twee jaren ongeschonden moöt wor
den bewaard.
In de gistermiddag gehouden zitting
van den gemeenteraad te Utrecht kwam in
behandeling de aangevraagde subsidie door
__den luitenant-kolonel van het stedo.yk muziek
corps itovens muziekcorps van „Tivoli"). De
eerste aanvrage bedroeg 6000; daarop pread
viseerde het D. B. der gemeente afwijzend.
Toen verhoogde „Tivoli" hare bydrage aan
't corps en kwam de luit.-kol.-comm. met
eene verminderde aanvrage van 4000.
In de avondzitting werd aangenomen een
voorstel van den heer Yan Beuningen, om
voor óón jaar (1894) ton behoove van het
muziekcorps eeno subsidie van f 10,000 te
verleenen, zoodat het muziekcorps nu stoffoiyk
gelegenheid heeft, zich goed te organiseoren.
Naar „De Tyd" mededeelt, worden in
het district Goes als liberale candidaten ge
noemd de heeren Heyse, lid van Gedeputeerden
in Zeeland, on jhr. Six, oud-minister van bin-
nenl. zaken, thans lid der Eerste Kamer.
Aan hetzelfde blad schryft men uit Goes:
Wordt in alle couranten jhr. De Savornin
Lohman als aanstaand Kamerlid voor ons
district gedoodverfd, in tegenspraak hiermee
kan ik u mededeelen dat men te Goes zelf
er druk over spreekt, om den heer M. De Jong
(a. r.) candidaat te stellen. Nagenoeg alle
Katholieken alhier kunnen zich met deze
candidatuur vereenigen, zoodat de heer De
Jong, indion hy van antl-revolutionnaire zyde
candidaat gesteld wordt, groote kans van
slagen zal hobben.
De „Staatscourant" van 29 dezer bevat
de op 12 Juli 1892 te Madrid goteekondc
verklaring nopens de voorloopige regeling der
handelsbetrekkingen tusschen Nederland en
Spanje, in afwachting van het sluiten eener
op breedere grondslagen gevestigde handels-
en scheepvaartovereenkomst.
De garnizoens- en corpscommandanten
zyn gemachtigd om, evenals vorige jaren, met
Nieuwjaar, op aanvrage, het benoodigde militair
personeel beschikbaar te stellen ten behoeve
van den brievenpostdionst.
De heer S. J. Yermaes, hoofdingenieur by
den provincialen waterstaat in Friesland, heeft
een ontwerp gereed tot drooglegging van de
Lauwerzee, met berekening der kosten en de
waarde der aan te winnen gronden, waaruit
blykt dat die waarde de som der aan te
wenden kosten belangryk te boven gaat In
het begin van het volgende jaar kan men de
openbaarmaking van den arbeid des heeren
Yermaes te gemoet zien.
1 Januari 1894 zal het 50 jaar geleden
zyn, dat het Koloniaal-Werfdepot werd op
gericht.
By Kon. Besluit van 19 Oct. 1843 werd
nl. bepaald, dat te rekenen van den 31sten
van dat jaar de 1ste divisie van het algemeen
depót der landmacht no. 33 zou ophouden te
bestaan en vervangen worden door een Kol.-
Werfdepöt, waarvan Harderwyk de stand
plaats zou zyn.
Onder de dezer dagen nieuw verschyneride
bladen behoort ook „De Uurwerkmakerskunst",
vakblad ter bevordering van de belangen en
der kennis van den uurwerkmaker. Het zal
eiken Zaterdag verschynenals redacteur
wordt genoemd T. Van Spanje, te Velp.
Te rekenen van 1 Jan. 1894, kan de
waarde der naar Groot Britannio on Ierland te
verzenden pakketten verzekerd worden tot een
bedrag van ten hoogste f 500. Hot recht van
verzekering, hetwelk by vooruitbetaling is te
voldoen, bedraagt 12"/2 cent voor olke 150
gulden of gedeelte van 150 gulden verzekorde
waarde. Nadere inlichtingen omtrent do ver
zending van pakketten mot verzekerde waarde
naar Groot-Britanniè en Ierland zyn aan alle
postkantoren te verkrygen.
B(j koninklijk besluit is bepaald dat de
stembriefjes ter verkiezing van een lid der
Tweede Kamer van de Sr.aten-Generaal in het
hoofdkiosdistrict Goes op Dinsdag 9 Jan. a. s.
en, in geval van herstemming, op Dinsdag
23 Jan. a. e. in to leveren, zullen geopond
worden rospectievelyk op Donderdag 11 en
25 Januari daaraanvolgende.
By koninklyk besluit is Willem Wyt,
industrieel te Rotterdam, benoemd tot ridder
in de orde van Oranje-Nassau.
Met ingang van 1 Jan. a. s. aan mr. J. G.
De Groot Schimmel, op zyn verzoek, eervol
ontslag verleend als burgemeester van Hur
wonen.
Met 1 Jan. a. s., aan mr. J. v. d. Lek do
Clercq, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend
als schoolopziener in bet arrond. Middelburg.
Gemeenteraad Tan Leiden.
Züting van gister namiidag.
Voortzetting der behandeling van de %oigziging
der Schoolverordeningen.
Do heer De Goeje hesprak het onderwys
in de gymnastiek en betoogde dat men dit
vak s ook op de scholen 3de en 4de klasse
moest behouden, waardoor ook de vrye- en
orde-oefeningen, waartoe de wet verplicht,
meer nut zullen afwerpen.
De heer Van Kempen merkte op dat die
verplichting eerst na 1897 aanbreekt. Hy is
niet tegen goed onderwys, maar wel om
kinderen van scholen voor on- en minver
mogenden onderwys in de gymnastiek te
geven, waardoor de kosten nooaeloos worden
opgedreven. Hij wil er tegen waken dat het
artikeltje s ongemerkt in de verordening sluipo.
Spr. sprak uit ervaring, daar hy 17 jaren lid
eener schoolcommissie is geweest.
Volgens den heer Van Hamel zou men dit
aan sprekers redeneering niet zeggen. Ook is
hier geen sprake van het doen insluipen van
het vak s, maar wel van eeno bestendiging
van den bestaanden toestand, want de plaat-
seiyke schoolcommissie zou afschaffing van
dit leervak zeer betreuren. Spr. zou daarom
niet alleen bestendiging wonschen, maar zelfs
nog meer uitbreiding, door aanstelling van
vakonderwyzers, evenals op alle scholen in
andere plaatsen.
De hoer Pera merkte op dat er dingen zyn,
welke behooren tot de hooge mode. Z. i. is
dit ook het geval met do gymnastiok. Was
deze zoo noodig, zoo nuttig, dan zou men
haar volgens hem wel reeds by de wet ver
plichtend hebben gesteld. Dat heeft men echter
nog niet gedaan, wel over enkele jaren met de
vrye en ordo-oefeningen, on het absoluut nut
ziet hy er dan ook niet van in.
De heer Dokhuyzen deelde mede dat, wan
neer er by de herziening dor Schoolverorde
ningen wordt besloten op de scholen 3de en
4de klasse gymnastiek te geven, er reeds in
Januari een voorstel by den Raad zal inkomen
tot hot bouwen van door hem genoemde
lokalen. De kosten zullen aanzienlijk siygen
on het nut der gymnastiek weegt daartegen
z. i. niet op.
Dat nut is grootendeels slechts denkbeeldig
en wat men nu verlangt is geene bestendiging
van den bestaanden toestand. Zonder verbou
wing vreest hy ook voor overbevolking en zal
eene nieuwe school moeten gebouwd worden.
Dus nog moor kosten, ook voor vakonderwyzers.
Tevens zal vak j misschien z. i. wel nooit
verplichtend worden gemaakt, met het oog
op de treurige ervaring, mot de vrye- en
orde oefeningen opgedaan. Spr. zou het geld,
dat de gymnastiek kost, liever besteden om
do jaarwedden der onderwyzers te verhoogen.
Volgons den heer Van Kempen plaatsen de
schoolauloriteiten zich gewooniyk als op een
piëdestal, en verklaren zy dat niomand het
beter weet dan zy. Zy oordeelen dit of dat
beprald noodig en roepen den Raad dan een
voudig toe het daarvoor benoodigdo geld te-
schikbaar te stollen.
De heer Van Kempen wees er echter op dat
GOLO RAIMUND.
32)
„De waard heeft ze do deur uitgejaagd,
uwe genade; tn de gelagkamer was niemand
dan de jonge heer, de houtvester Worlitz
en 6d, genadige de jonge
„'t Is wel, Adam, 't is wel," viel graaf
Stcphan hem in de rede mot eene haast, die
verried, boe hy vreesde dat de knecht zyn
volzin zou voltooien.
„Hebt gy met Worlitz gesproken?"
„Die is geheel buiten zichzelven, mynheer
de graaf; die weet van droef heid niet wat hij
zegt au daarom is het niet noodig to horhalen,
'wat hem in zyce wanhoop oulsnapto. Ik
vroeg don dokter, die nog met den kastelein
in hot portaal stond, naar den jongen heer,
maar die meende dat hot er niet goed met
hem uitzag en dat het misschien niet kwaad
zou zyn ais iemand hem eens aansprak, opdat
hy zyn hart eens lucht konde geven; zoo
kan het niet blyvon," zeido hy.
Een lichte blo3 vertoondo zich op graaf
Stephans wangen, toen de oude knecht de
woorden van den dokter herhaalde; zyne
trotschheid was op het punt aan zyne vader
liefde eene groote concessie te doen.
.llebt gy het rytuig mede teruggebracht?"
„Qm u te dionen, mynheer de graaf."
„Geef my myn hoed, Adamik zal zelf
naar myn zoon ryden."
Met een kreet van vreugde en dankbaar
heid sprong het meisje uit hare treurige
houding op, maar de strenge, veelbeteeke-
nendo blik, dien haar oom op don ouden knecht
wierp, verlamde hare tong.
De gesloten portieren onttrokken den graaf
aan do nieuwsgierige blikken der dorpsbewo
ners, die, ofschoon nu niet meer in de dorps
herberg, thans voor hunne eigen huizen de
vreeseiyke geschiedenis bespraken. Vóór eD
in de herberg was het ledigde waard, die
voor de deur stond en wiens tong door den
trotschen en gebiedenden blik van den graaf
in bedwang werd gehouden, opende, zonder
een woord te spreken, de deur van de een
voudige kamor.
Zwijgend en stil ging de graaf binnen;
noch de houtvester, noch Adelbert schenen
zyne komst te bemerken. Na de vergeefsche
pogingen om de jonge vrouw tot het leven
terug te roepen, had men haar weder op bet
lage rustbed nedergelegd, dat in het midden
der kamer stond, en Adelbert knielde spra
keloos en zonder tranen te kunnen vergieten
aan hare zyde. Een oogenblik keek hy vluchtig
op, toen zyn vader de hand op zyn schouder
legde, maar uit dezen blik sprak noch ver
wondering noch dankbaarheid; hy wendde
zich weder onmiddeliyk om en staarde
opnieuw in het bleeke gelaat, waaraan
de dood de schoonheid niet had kunnen
ontnemen.
„Adelbert", zeide graaf Stephan, en zyne
stem klonk teederder dan ooit, „zie my aan,
uw vader is gekomen om u af te halen; dit
is geene plaats voor u."
Do jonge man stond op.
„Komt gy ons halen, oindeiyk", zeide hy
mot treurige bitterheid; „nu het te laat is?"
„Ik wil met my meder.omen, Adelbert,
u", antwoorddo zyn vader, met een byzon-
deren nadruk op dit laatste woord, terwyi hy
de ontroering, die do nabijheid van den dood
op hem teweegbracht, met alle gewold trachtte
te onderdrukken. „Volg my, voor all9s zal
gezorgd worden."
„Laat do zorg aan my over, mynheer de
graaf," zeide de houtvester; „zy was myn"
oenigst kind en de dood heeft haar mij
wedergegeven."
Als tot bekrachtiging van zyne rechten,
legde hy zyne bevende hand op het bleeke
gelaat dor doode en boog zich over haar heen.
„Niomand denkt er aan, Worlitz, op uwe
rechten inbreuk to maken", antwoordde de
graaf kalm en niet zonder goedheid. „Voor
zeker, niemand hoeft hier nadere rechten dan
gy en gy woel, hoezeer ik het betreur, dat
gy ze niet ten volle handhaafdet."
Eene onbo3chryfiyke bitterheid vertoonde
zich op h9t stroef gelaat van den houtvester.
„Meent gy", vroeg hy, „dat, nu de slag
op my is neergekomen, de vloek my ge
troffen heeft? Neen, mynheer de graaf, ook
deze dag behoort u toe, met al de ellende en
den jammer, dien hy gebracht hoeft en in
het vervolg nog brengen zal, ook over uw
huis. Wy zyn nu geiyk, wy zyn weder ge
scheiden, en al moge uw zoon ook leven,
toch zal hy dood zyn voor u, voor zyn kind,
voor zyn goslacht, en God, die barmhartig is,
zal my verhooren."
Die bartstochtolyke, met diepe smart ge
sproken woorden van den ongelukkigen man
lieten op graaf Stephans gelaat geen merk
baren indruk achter; het bewustzyn van zyn
goed recht stond nog altyd duideiyk in zyne
trekken afgedrukt. Hy antwoordde ook niet;
hy boog zich tot zyn zoon voorover en vroeg
met eene ongewone teederheid, ovenals in
het begin
„Nu, Adelbert, wilt gy met my gaan?"
De jonge man legde aarzelend zyne hand
in dien z.yns vaders.
„Waar is myn kind?" vroeg hij angstig;
„wy komen, vader, wy komen allen te
zamen, en zy nu voor altyd."
„Geef den keizer wat des keizors is en
Crodo wat Godes is", zeide graaf Stephan,
met moeite zyne ontroering bedwingende.
„Die doode hier, aan wie ik hoop dat God
de eeuwige rust moge schenken, behoort aan
dien man, - ik had geen recht op haar en
begeer dit ook niet, - zy heeft geen recht
op de groeve myner vaderen."
Adelbert keek hem met wyd geopende
oogen aan.
„En dat zegt gy my in d i t uur?" zeide
hij langzaam, „en van wie is dat kind?"
Hy wees, terwyi hy dit zeide, op den
knaap, die, vermoeid van al de bewoging om
hem been, stil was ingesluimerd en als een
beeld van hot bloeiende, lachende leven, niet
ver van de doode, op eene houten bank lag
uitgestrekt.
„Ik weet het niet, Adelbert, en ik wil het
ook niet weten", antwoordde graaf Stephan,
steeds somberder wordende.
„Vader, vader, de almachtige God moge
het u vergeven", riep de jonge man buiten
zichzelven, „hier scheiden onze wegen en ik
zie u niet meer weder. Ik ben u toch ge
trouw, Magdalene", zeido by, terwyi hy zich
vooroverboog en met onbeschryflyke droefheid
hot schoone, bleeke gelaat streelde, „gotrouw
in myn hart, getrouw in myn wil;uw droom
moet vreedzaam zyn. Zy biyft do inyne,
vader, zoowel in don dood als in het leveü.
Moedor en kind behooren my too, en dus ook,
hoe gy er u ook tegen verzet, tot uw eigen
trotsch goslacht. Ik dank u, maar ik kan niet
met u gaan, nu niet meer. De vloek van
dien man wordt dit uur reeds vervuld gü
hebt, evenals hy, uw kind verloren. Ik kon
haar in haar loven mot beschermen, noch
tegen uwe hardheid, noch tegen myne eigen
zwakheid, maar in den dood wil ik geen
smaad en vernedering op haar laden en haar
lafhartig verlaten of verloochenen, ik biyf,
waar zy rust."
Zwygend en in gedachten verloron bleef
graaf Stephan eenigo oogonblikken staan,
met door aarzeling of overweging, maar terug
gehouden door diepe smart.
„Biyf dan", zeide hy eindeiyk, „en moge
God u niet verlaten!?
Word' v
'nl)