PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Sc Geschiedenis van „De Gloria Scott."
Do visschers van Wierum zijn
dezer dagen telkens het onderwerp van ge
sprekken en artikelen of berichten. D:o arme
menschen hebben het hard to verantwoorden
gehad en groote ellende was daarvan het
gevolg. Het is genoeg bekend, ooi er hier nog
over uit te weiden, al willen we met deze
sobere herinnering geenszins een wenk geven
om te staken met het afzonderen van giften,
welke integendeel nog zeer welkom z\jn,
goed en nuttig besteed zullen worden en
leniging in smart en nood kunnen brengen.
Dat ze nog mildelyk toevloeien, de gaven
voor dat doel, zoo groote als kleine l
Dit als ter inleiding tot hetgeen de heer K.
Martens in de Proo. Gron. Courant schrijft,
waar hy wijst op de on zee waardigheid der
visschersschepen van Wierum en Paesens.
„Myno meening is", zegt hij, „en ik sta
niet alleen met die bewering: Geef aan de
visschers van die plaatsen de loggers van
Maassluis en Vlaardingen, 8 voet diepgaande.
Dit zijn de zeekasteelen van do Noordzee,
d. w. z. de beste schepen om zes te bouwen
dan zijn onze visschers wezenlijk voorgoed
geholpen; dan kunnen ze een goed stuk brood
verdienen. En hoe zulks te doen? Laten uit
de beide provinciën de uitstekendste mannen,
mannen van den wil en van de daad, mannen
van kapitaal zich tot eene commissie vormen
om eene Friesch Groninger of Groninger Frie-
sche maatschappij (het doet er niet toe welke
naam deze draagt) op te richten.
Ik ben er van overtuigd dat het goede
vruchten zal dragende visschery van Wierum,
Paesens en de Zoutkamp uit haren vervallen
toestand opheffen; scheepsbouw en aanver
wante industrie te bevorderon.
Hoedanig zulk eeno maatschappij dient in
gericht en geëxploiteerd te worden, kan men
nader bespreken.
Bij het oprichten van de hier bedoelde maat
schappij kan niets met zekerheid beloofd wor
den, maar men kan alleen wijzen op de gemid
delde uitkomsten met soortgelijke schepen te
Maassluis en Vlaardingen, en deze geveu do
zekerheid, dat zulk eene onderneming recht
7an bestaan heeft."
Tal van oordeelvellingen naar aanleiding
van de lage opbrengst der vermogens
belasting hebben we reeds ter kennisso
van onze lezers gebracht. We zijn er even
mee opgehouden, omdat wo het spreekwoord
„Verandering van spijs doet eten" de ver
schuldigde toepassing niet wilden onthouden.
Thans meenen we echter op dat onderwerp
z(j het dan ook kort-te mogen terugkomen
en te mogen navertellen wat ons de
Protestantsche Nocrdbrabanter daaromtrent
voorzegt
Wat zou die vermogensbelasting niet op
brengen 1 Schatten, dacht men. In de Eerste
Kamer drong men reeds by den Minister aan
op mededeoling van wat by met de over
schotten zou doen; men dacht er niet aan,
dat hy misschion zweeg uit verlegenheid!
Hoe kon hy zich zoo vergissen? Waar-
3chyniyk, omdat wy op dit punt ons allen
gewooniyk vergissen. Ieder houdt zyn buurman,
lie iets meer schynt te bezitten dan hjjze!f,
voor ryk. En zoo worden wy een volk van
rykelui! Men bedenkt niet dat, vooral voor
ons land, do bronnen van welvaart niet meer
zoo ryk vloeien als voorheendat ons erfrecht
en ons familierecht niet bevordoriyk zyn aan
het maken van groote fortuinendat de waarde
van onzen grond is achteruitgegaan en dat
tegenover do groote, door speculatie verkregen
fortuinen precies evenveel verdwenen of vor-
minderde fortuinen staan.
Indien wy onszelven eene overtuigden dat
wy, als natie, niet zoo ryk zyn als wy ons
voorstellenindien wy, ook als natie, poogden
op bescheiden voet te leven en onze behoeften
op publiek terrein te beperken; indien wy
wat moer verwachtten van particulier initiatief
rn mif d« r van s'aatsinmenging en staats
bemoeiing, zouden wy den niet meer voor
uitgaan meer dan door, naar sommiger raad,
de vermogens maar wat hooger te treffen?
Elke aanzieniyke verhooging van directo
belasting moet ten slotte altyd het zwaarst
drukken op de middelklassen, zonder aan de
minst gegoeden wezenlyke verlichting te
schenken.
De Nieuioe Tijd, Onafhankelijk Sociaal-
Democratisch Weekblad we zyn er met den
titel! bevat mot het oog op het Kerst-
Congres een artikel van den hoer Van der
Goes, waarin eene scherpe critiek wordt uit
geoefend zoowel op de leiding en den leider
der beweging als op de redactie van haar
orgaan.
Omtrent de finantiëele zaken van den Bond
staat daarin o. a. het volgende: „Als eon van
de dingen, waaruit duidelijk blijkt, dat de
Bond nog veel heeft van eene ouderwetsche,
in bourgeois-geest vervatte, naar do theolo
gische afkomst van z(jti stichter ingerichte
sekte, en geeno op breede grondslagen ge
vestigde politieke party is, mag genoemd
worden do duisterheid van zyne wegen. De
Duitsche sociaal-democraten publiceeren jaar
lijks op hun congres eiken cent van hunne
ontvangsten en uitgaven. De finantiëele zaken
van don Hollandschen Bond worden zorgvul
dig geheim gehouden, en dit is meer dan
eene vortnqaaestie. Ik begryp dat desnoods
eenige cyfers beter in buishoudelyke biJeerr-
komst behandeld worden, maar de totale
verzwijging van allo geldelijke gegevens, ge
voegd by het schrikbewind, dat door óén of
twee leiders van don Bond werd gevoerd,
heeft allengs een klein Panama gekweekt,
dat by openbaarheid van beheer aanstonds
gefnuikt ware geworden. De finantiëele go
schiedenis van het blad Recht voor Allen, van
de drukkerij Excelsioris een tegenhanger
van do politieke historio."
De heer Van der Goes raadt daarom aan,
dat het Congres eene gestrenge enquête openo
en hoopt „dat de hetero elementen in don
Bond, misschien weinig of niet bekend met
de verkeerdheden in het hoofdkwartier, slechts
deze aansporing zullen behoeven, om door
dezen Augias- of zwijnenstal do reinigende
wateren van hunnen toorn te spoelen."
Over de redactie van Recht voor Allen en
den heer Domela Nieuwenhuis oordeelt
do heor Van der Goes als volgt
„Na wat er in dit blad tegen het beleid
van Domela Nieuwen huis als redacteur van
Recht voor Allen ingebracht is, zal het nie
mand verwonderen, als wy zyne herbenoeming
afraden.
Do historische verdienste van een sterken
stoot te hebben gegeven aan de arbeiders
beweging in Nederland, zullen wy den heor
Nieuwenliuis niet kunnen of wijlen ontnemen.
Maar gelijk zyne politieke on economische
inzichten nooit geheel vry zyn geworden
van den klein-burgerlyken invloed van zyne
geboorte en positie, is zyne tactiek altyd
sterk besmet geweest met klein-burgerlyke
onzuiverhoden.
Geen blad in geheel Nederland is, meonen
wy, zoo gedemoraliseerd als Recht voor Allen
in de latere jaren, on de achteruitgang van
het orgaan als courant is wel het beste
bowys, dat de groote arbeidersmassa van die
lectuur niet gediend is. Al hetgeen wy op
do redactie hobben aangemerkt, laat zich
samenvatten hierin, dat zy het oogenblikke-
lyke succes in den kleinen kring van hare
ongere geestverwanten boven alles heeft ge
steld. Daarvoor was goene leugen te grof,
geene dwaasheid te erg, geene zelfverheffing
te buitensporig, geeno verdachtmaking te
gemeen, geene kleingeestigheid to nietig.
Wy gelooven niet aan geboren schurken of
toonoelmatige, in slechtheid zich verheugende
booswichten. Elke met halfbegrepen idealen
dwepende bourgeois, zondor veel inneriyke
kracht of kunde, met een gevoelig hart voor
iedere vloiery on oen toegankelijk gemoed
voor don lof ook van de minst bevoegde en
van de meest karakterlooze individuen, moet
eindigen zooals Domela Nieuwenhuis.
Het groote en grootsche van de socialisti
sche beweging krygt in Recht voor A len
de kleinste afmetingen en deü niet-i^sten vorm.
In plaats van een borgstroom, die meesleept
en verplettert, is het een riool, dat vuil ver
zamelt en de omgeving verpest. Het behoorde
eene ster te zyn in den lichtloozen nacht van
het proletariëreleven, het is eene walmende
petroleumlamp. Het ergste, wat de bourgeoisie
aan hot proletariaat begaan kan, is in Recht
voor Allen verwezenlijkt: zy heeft zyne ziel
vergiftigd in hel heillooze geschenk van een
met al hare gebreken belasten leider.
De redacteuren van Recht voor Allen kunnen,
ook blykens het Züricher Congres, den ont
wikkelingsgang van het internationale socia
lisme niet byhouden. Hunne neigingen tot
het anarchisme, de uiterste consequentie van
de burgerlijke tactiek, worden steeds duide-
lyker. Zoodra by ons de omstandigheden gun
stiger zullen zyn voor de arbeidersbeweging,
zullen ook in den bond de sociaal-democrati
sche en de anarchistische helften scheiden.
Eerst dèn zal in vervulling gaan, wat wy
wenschen: de vervanging van de tegenwoor
dige redacteuren van het bondsorgaan door
rechtschapen en bekwame lieden."
Een eigenaardig licht over de wyze, waarop
de redactie hare taak opvat, werpt nog de
door den heer Van der Goes besproken grief,
dat stukken van partygenooten, die de redactie
niet aanstaan, „in de prullenmand worden ge
stopt of wel verminkt en vervalscht worden
afgedrukt!"
Het staat vast dat, al heeft de winter zich
niet streng ingezet en al kan er nog niet
gesproken worden van het barre jaarge
t y d e, er voel armoede geleden wordt.
De Deutsche Courantde oorzaken der
armoede nagaande, beschouwt het als een
plicht van ieder, die iets te misson beeft, hen,
die geen werk hebben, en waaronder ontegen-
zeglyk goede en bekwame werklieden zyn,
by te staan, want allen zyn het slachtoffer
van den gedrukten toestand van handel,
nyverheid en landbouw. Do vermogonden en
bemiddelden moeten de gebrek lydenden by-
staan uit humaniteit. Niet „elk voor zich en
God voor allen" mag het wachtwoord der
samenleving zyn; „ieder voor allen" is het be
ginsel, waarop de maatschappy berusten moet.
Maar hoe onvoorwaardelijk men dit begiusel
ook zy toegedaan, het sluit volstrekt niet uit,
het gebiedt zelfs dat meri beginnen moot met
zichzelvon: „charilé bien ordonnóe commence
par soi-möme".
En nu mag men vragen of zy, die op de
hulp van anderen aanspraak maken, in de
eerste plaats voor zichzelven hebben gezorgd.
Er is voor de rpassa werkloosheid, ten ge
volge van den kwynenden toestand, waarin
handel, nyverheid en landbouw verkeeren,
maar voor vele individuen is die werkeloos
heid het gevolg dat zy geen vak kennen of dat,
hetwelk zy beoefenen, niet behooriyk verstaan.
De armoede van velen spruit voort uit gemis
van overleg en spaarzaamheid. Toen zy werk
haddon, dachten zy niet aan den tyd, dat dit
door het optreden van den winter of andere
omstandigheden, die zy voorzien konden, zou
stilstaan.
Het is moeiiyk van hot kleine loon, dat
oen workman geniet, nog over te leggen, zegt
men, maar men mag vragen: werden alle
inkomsten besteed aan uitgaven, die noodig
waren? Waar komen de meer dan twintig
millioen vandaan, die do belasting op den
6terken drank afwerpt?
Vooral echter mag men vragen, of in den
geringon stand niet al te lichtvaardig huwe
lijken worden gesloten? Onder de burgory is
in den regel eeu huwelyk eene zaak, A'aar-
over zeer ernstig wordt gedacht. Soms duurt
eene verloving vele jaren en trouwt meri niet
vóór do man eenigen waarborg heeft, dat hy
in het onderhoud van zyn gezin zal kunnen
voorzien, al is het dan ook maar op zeer
bescheiden voet. De on vermogenden echter
trouwen soms zonder zelfs in staat te zyn de
kosten te betalen van de „trouwkoets", waarin
zy naar het stadhuis ryden.
De kinderen uit zulke onberaden huwelyken
missen alle zorg, die vereischt wordt om hen
tot nuttige leden der maatschappy op te leiden.
Zy groeien in het wild oponderwys ontvangen
zy niet of gebrekkig; een vak leeren zy niet
do enkele stuivors, die zy als loopjongen ver
dienen om niet te spreken van hetgeen zy
met bedelen ophalen zyn byna onmisbare
bydragen voor hunne ouders, die hun den kost
niet kunnen geven. En als die kinderen dan
volwassen zyn geworden en geen werk hebben,
dan roepen zy de maatschappy toe, dat deze
hun werk moet verschaffen, een eisch, .te
moeilyker te bevredigen, omdat zy, die hem
uiten, niet hebben leeren werken. Zy zyn de
beklagenswaardige slachtoffers van onberaden
huwelyken, maar wel verre van zich aan het
voorbeeld van hunne ouders te spiegelen, trou
wen zy er ook maar op los; zy hebben tóch
niets en kunnen dus by een huwelyk niets
verliezen.
Door hen, die behoefte hebben, wordt nu
hulp gevraagd van staat en stad, van de
maatschappij in het algemeen, terwyi door
hcnzclven om die te voorkomen weinig of
niets gedaan werd. En dan roept men over
het onrechtvaardige der maatschappolyke
organisatie
Zeker, er zyn onder hen, die geen werk
hebben, velen, die het niet althans niet recht
streeks, aan zichzelven hebben te wyten,
en voor hen is het noodig en een plicht der
humaniteit, dat men zich hun lot aantrekt,
niet op het uiterste oogenblik, als zy eigenlyk
niet meer te reiden zyn, maar terwyl zy nog
een werkzaam deel nemen aan den stryd voor
het bestaan. In dien zin wenden dan ook ver
scheidene vereenigiDgen en vele vermogende
mannen hunne pogingen aan. Maar wanneer
de armen zeiven niet mede helpen, zal het
onmogeiyk zyn eene afdoende verbetering in
hun lot te brengen. De grootste revolutie kan
aan den toestand geene bevredigende oplossing
geven. Hoogstens kan deze voor een tyd
wie weet hoe kort eene verandering doen
plaats grypen en onvermogenden doen genie
ten wat nu het deel van vermogenden is,
maar weldra zou dit eventueel gevolg plaats
maken voor een toestand van nog grooter
armoede, omdat deze algemeen zou zyn en er
geene bezittenden meer wezen zouden, die
do niet-bezittenden te hulp kwamen.
Uit de puinhoopen van de ineengestorte
maatschappy zou wel eene andere maatschappy
verryzen, maar het tegenwoordig goslacht,
armen en ryken, zou er het slachtoffer van zyn.
In een uitvoerig artikel in de Middelburgsche
Courant spreekt de hoer G. Van Deth nogmaals
over Neerbosch. „Hebik gelasterd, waarom
vervolgt men my dan niet?" luidt de grondtoon
van zyn betoog. Geen advocaat in kwade
zaken, maar een der meest geachte advocaten
te Amsterdam staat gereed hem te verdedigen.
En terwyl men, vooral van christelyke zyde,
allerlei slechts van hem (Van Deth) vertelt
en verspreidt, tracht men bovendien zyne
kinderen nog van hem te vervreemden. Zyn
oudste zoon, student in de theologie te Amster
dam, heeft men alle subsidie geweigerd als
hy verder by zyn vader thuis woonde en hy
heeft zich thans te Abcoude moeten vestigen.
Ten stelligste handhaaft de heer v. D.
overigens de juistheid zyner mededeelingen.
Minstens 99 pet. van hetgeen hy zeide kan
worden bewezen.
Gemengd Nieuws.
Niet verro van het Siciliaansche
dorp Salerni is by toeval, ten gevolge van
het bygeloof der bevolking, eene merkwaardige
oudheidkundige ontdekking gedaan. Het doch
tertje van een boer vond daar een oud munt
stuk, waardoor de vader op de gedachte
kwam, dat daar een schat moest verborgen
zyn. Volgens een in den omtrek verspreid
bygeioof, moesc het bloed van het kind, dat
eerst den schat aangeroerd had, op de plaats
zelf vergoten worden, om zeker te zyn den
schat te vinden. Da vader was, door begeer
lijkheid verblind, bereid zyn kind op te offeren,
maar het werd door de moeder gered, die
de politie van de zaak verwittigde. Aldus
werd niet alleen een vreeseiyke moord voor
komen, maar de autoriteiten bevalen ook tor
plaatse opgravingen. Professor Solinas, van
Palermo, vond er de overblyfselen ven twee
tempels, eene geheele doodenstad met omtrent
500 graven en daarin talryko vaten en sie
raden, die in het nationaal museum van
Palermo zullen tentoongesteld worden.
De Italiaansche minister-pre
sident. Crispi heeft den burgemeester van
Montreal op Sicilië ontslagen. Deze burge
meester hitste op tot gewapend verzet tegen
het gouvernement en spoorde zyne collega's
in andere gemeenten aan eene petitie te tee
kenen ten gunste van do afschaffing van het
leger. Bovendien had hy aan den gemeente
raad voorgesteld de belastingen af to schaffen
en het land te verdeelen.
Dat deze burgemeester byzonder geschikt
was voor zyn ambt, zal niemand beweren,
maar zyn gedrag kan toch worden verklaard
uit een treurigen toestand op het eiland, waar
de gevolgen van de jammerlyke regiering der
Bourbons nog in geen langen tyd kunnen
worden weggenomen.
De positie der kleine pachters en daglooners
is ellendig. Zy, die den grond bebouwen van
Italië's voormalige koornschuur ïyden honger
en zyn van de voornaamste weldaden der
beschaving verstoken. Niet beter is het gesteld
met andere arbeiders eD daarbij moeten zjj
nog belastingen betalen. Geen wonder, dat zy
onder het roepen van „Abasso il daziol" (weg
met de belasting) in opstand komen en hunne
woede in de eerste plaats zich tegen de amb
tenaren der belasting keert. Nog zyn deSici-
lianen geene republikeinen, nog blyven z\j
trouw aan het koninkryk Italië en de bende,
die de douane-kantoren verbrandde, riep: „Leve
het huis Savoyel Leve de koniüg! Leve de
koningin!" Maar Sicilië is zeer lang vervreemd
geweest van Italië. Zyne vorsten hebben de
verbittering tusschen Napels en het groote
eiland uit eene domme, zelfzuchtige politiek op
gewekt en gevoed. Wanneer niet spoedig blykt
dat Italië aan de verwachtingen kan voldoen,
die de met geestdrift begroete eenheid heeft
opgewekt, is het in het geheel niet onmogeiyk,
dat uit teleurstelling eene voor Italië en voor
Sicilië noodlottige reactie ontstaat, die wel geen
herstel van het verleden beoogt, maar tot
bloedige botsingen leidt en van Sicilië een
Italiaansch Ierland kan maken.
Burgerlijke Stand.
HILLEGOM. Goboren: Janaje Cornelia Wille-
mina Maria, cl. v. Albertua Maraeille en Oornolia
Hei drika Van Teylingon. Jan, z. v. Jau De Vriea
en Matilda Schrior.
Ondertrouwd: Casper Jan Ulteo, ran Woer«
den, en Fred iika Wilhelmina Maaskant.
Overleden: Adrianue v. d. Lans G w.
LIöSE Goboren: Cornelia Petionella, d. v. J.
J. Van Zoelen en P. Van der Geest. Johaonea
Marines, z v. C. Van der Zwet en T. Schram*.
Adrianua z. v. C. Van Kampen en J. W. Boawman.
NOORD WIJK. Geboren: Engelbertus, Z van E.
Bakker en A. Heemskerk. Cornelia Henderioa, D.
van J. Koemans en O. Van der Zon. Laonardus,
Z. van W. Van Rh\jn en E. Van der Zon.
Gehuwd: O. Van der Niet 21 j. en H. Barnhoorn
22 j. G. Duindam 41 j. en A. Gufjt 83 j.
Overledon: Levenloos aangegeven kind van J.
8mit en G. Van dor Niet. K. Van Ryn 80 J.
D. Meijer 67 j.
NOORDWIJKERHOUT. Geboren: Wilhelmus,
Z. van W. L. Broekhof en J. Van Dam. Wilhelmus
Adrianue, Z. van O. Heemskerk en M. J. Van Eedon.
Hubertns, Z. van J. Van der Voort en O. Vau den
Burg. Gerardns Johannes, Z. van B. Van Kampen
en O. v. d. Nieuwendgk. Jacoba Amarontia, D.
van H. Ooatd&m en M. J. Zeestraten. Hillogocda
Maria, D. van P. O. L. Huitman on J. d. Borg.
Gehuwd: P. Van Eeden G3 j., wedar. van M. J.
Bomyn en A. Warmerdam, met M. Hogervorst 58 J.,
wed. van 8. Heemskerk en H. F. Mooron. D.
Kondys 20 j. met A. W. Knap 19 j.
Ovorloden: J. Van Etfk, eohtg. van F. Janeen
66 j. B. A. Aeseler 8 w.
VOORSCHOTEN. Geboren: Tamis, a. van G.
Jongkind en G. Hc-eris. Joliaanes, a. van J. P.
Schmal en J. Van Zolderen.
Overleden: Elizabeth Hazevoet, wed. van J.
Jansen 76 j.
DOOR
A. CONAN DOYLE.
3)
Al deze gebeurtenissen hadden gedurende
de oorsto maand van de groote vacantie
plaats. Ik keerde naar myne kamers in Lon
den torug, alwaar ik zeven weken doorbracht
met eenige prooven in organische chemio.
Op zekoren dag echter, teen wy reeds diep
in den herfst waren en de vacantie ten einde
liep, ontving ik een telegram van myn
vriend, waarin hy my smeekte naar Donui-
thorpe terug te keeren, daar hy myn raad
en bijstand dringend behoefdo. Ik liet natuur-
lyk alles in den steek, en stoomdo ten tweeden
malo naar het noorden.
„Hy haalde my met de dogkar van het
station, en op het eerste gezicht zag ik, dat
do laatste twoo maanden zeer zwaar voor
hem waren gewoest Hy zag er mager en
afgetobd uit on had zfjuo oude vrooiykheid,
waarom by bekend was, geheel verloren.
„Myn vader is stervende," waren *yne
eersto woorden.
„Oi.mogeiykriep ik uit. „Wat is er ge
benrd
„Kon aanval van boroerto. Zenuwaandoening.
Hy is roods den gehoolon dag sterver.do. Ik
twyfel or aan, of wy Ueo» nog lovotid zullen
xien."
„Gy ku-iti iK-gi ypon, Watson, hcezjerikoy
dit vrees-.lyko, onvorwachto boricht ontstel ie.
„Hoe kwam het?" vroeg ik hem.
„Ja. dat is juist de vraag. Stap in, dan
kau ik u onderweg alles vertellen. Herinnort
gy u dien kerel, dïo den laatsten avond van
uw verbiyf kwam om myn vader te
spreken
„Ja, volkomen."
„Weet gy, wie het was, dien wy dien dag
binnenlieten
„Neon, ik hob er niet het minste idéé van."
„Het was do duivel, Holmes," riep hy uit.
Ik keek hem verbaasd aan.
„Ta, het was de duivel in eigen persoon.
Wy hebben sedert dit uur geen rustig uur
meer gehad, geen enkel. Myn vader heefc
sinds dien avond het hoofd niet weder opge
richt, en nu is zyn leven vernietigd en zyn
hart gebroken en dat alles door dien ver
vloekten Hudson."
„Welke macht had hy dan over uwen
vader
„Ja, dat is het juist, wat ik zoo gaarne
wildo weten. Die vrier.deiyke, liefdadige, guede,
oude vader, hoe kou hy in har.den van zulk
een pchurk vallen! Maar ik bon zoo biyde,
dat gy gekomen zyt, Holmes. Ik stel zoo
veel vertrouwen in uw oordeel en bescheiden
heid, en ik weel, dat gy my naar uw b9ate
woton zult raden."
Wy snelden door den zachten, muilen zand
weg voort, mot do lango bergketen, die door
do stralen van de ondorgaande zon beschenen
werd, vóór ons. Bovenuit eeu boscbje aan
onzo linkerhand zagen wy de hooge schoor-
steenen en den vlagge3tok reeds steken,
waardoor men het huis van den heer Trevor
reeds van verre kon onderscheiden.
„Myn vader maakto den kerel tuinier,"
verhaalde m(jn metgezel verder, „en daarna,
toen dat baantje hem niet voldood, werd hy
tot bottelier bevorderd. Het huis scheen aan
zyne willekeur te zyn overgelaten, want hy
liep er in rond on deed, wat hem goeddacht.
De meidon beklaagden er zich over, dat hy
altyd dronken was en vuile taal sprak. Myn
vader vorhoogde hun loon, om hen voor die
kwelling schadeloos te stellen De kerel nam
somtyds de boot en hot beste geweer van
myn vader en ging dan kleine jachtuitstapjes
maken. En dit alles deed hy met zulk een
spotachtig, loerend en onbeschaamd gelaat,
dat ik hem wel reed3 twintig keer had neer
geslagen, als het iemand van myn leeftyd
geweest was. Ik zeg u, Holmes, dat ik my
al dien tyd geweld heb moeton aandoen, en
nu vraag ik myzelven af, of ik niet verstandiger
gedaan had om een woinig meer aan myne
drift toe te gevon. Welnu, het ging met ons
van kwaad tot erger, en die Hudson, dat
beest werd, hoo langer hoe brutaler, totdat
ik hem op zekeren dag, toon hy in myne
tegenwoordigheid myn vader een onbe
schaamd antwoord toevoogde, beetpakte en
do kamer uitsmeet. Hy sloop weg met een
gelaat zoo wit als een ïyk en zyne kwaad
aardige oogen spraken meer bedreigingen uit,
dan zyn mond zou kunnen doen. Ik weet niet
wat na deze gebeurtenis tusschen hem on
myn armen vader voorviel, maar den vol
genden dag kwam myn vader by my en
vroeg, of ik er tegen was Hudson myne ver
ontschuldigingen aan te bieden. Zooals gy
kunt begrypen, weigerde ik dit te doen en
vroeg myn vader hoe hy zulk een ellende
ling toe kon staan zich dergelyke vryheden
met hem en zyne huishouding te veroorloven.
„Och, myn jongen," zeide hy, „gy hebt goed
praten, maar gy weet niet in welken toe
stand ik my bevind. Maar gy zult het ver
nemen, Victor. Ik zal er voor zorgen, datgy
het weet, er gebeure wat wil. Gy zult geen
kwaad van uwen armen ouden vader gelooven,
nietwaar, myn jongen?"
Hy was zeer aangedaan en sloot zich
daarna den gebeelen dag in zyne studeer
kamer op, waar hy, zooals ik door het venster
zien kon, druk bezig was met schryven.
Dienzelfden avond gebeurde datgene, wat my
als eeno hevfyding toescheenHudson ver
telde ons nl., dat hy ons ging verlaten. Hy
stapte de eetkamer binnen, waar wy na ons
middagmaal zaten, en kondigde ons zyn voor
nemen aan met do dubbele tong van een
droDken man. „Ik heb nu genoeg van Nor
folk," zeide hy. „Ik ga nu eens kyken hoe
de heer Beddoes in Hampshire het maakt.
Ik denk wel. dat hy even bly zal zyn my
terug te zien, als gy waart." „Gy gaat toch,
hoop ik, niet vyandig gestemd van my weg,
Hudson?" zeide myn vader, met eene gedwee
heid, die myn bloed deed koken. „Ik heb
myne verontschuldiging nog niet gehad," zeide
hy gemeiyk, terwyl hy een blik wierp in
myne richting.
„Victor, gy lult moeten bekennen, dat gy
dien waardigen man een weinig te ruw be-
handeld hebt," zeide myn vader, terwyl hy
zich tot my wendde.
„Integendeel, ik denk veeleer, dat wy beiden
buitengewoon geduld met hem hebben ge
had," antwoordde ik. ,0 zoo, vindt gy?"
bromde hy. „Beat, mannetje. Wy zullen zien."
Hy slofte de kamer uit, en verliet een half
uur later het buis, ruyn vader in een
staat van beklagenswaardige zenuwachtigheid
achterlatende. Nacht op nacht hoorde ik hem
door zyne kamer loopen, en juiRt toen by
weer wat kalmer begon te worden, viel eindelijk
de slag.
„En hoe?" vroeg ik gretig.
„Op eene buitengewone wijze. Gisteravond
kwam er een brief voor myn vader met
het poststempel van Fordingbridgo Myn vader
las den brief, sloeg zyne handen tegen zyn
hoofd en begon de kamer in kleine knngetjes
door te rennen, evenals een maD, die gek ge
worden is. Toen ik hem ten slotte op de
canapé trok, waren mond en oogleden aan
eenen kant geheel opgetrokken en bemerkte
ik, dat hy e9ne beroerte gekregen had.
Dr. Fordham kwam oDmiddeliyk, wy legden
hem te bed, maar de verlamming verergerde.
Hy is tot nu toe niet tot bewustzijn terug
gekeerd, en ik denk, dat wy hem nauwelyka
levend zullen terugzien."
„Gy jaagt my schrik aan!" riep ik uit.
„Wat kon er toch in dien brief hebben ge
staan, dat zulk een noodlottig gevolg had?"
„Niets. Dit is juist het onverklaarbare in
de zaak. Het bericht was dwaas en triviaal.
O, myn Hemel, het is, zooals ik vreesde."
Wordt vervolgd.)