N°. 10379,
Woensdag SO December.
A0. 1893.
(Zleze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
feuilleton.
HET SLOT EL&RATH.
PRIJS DEZER COURAiST:
Yoor Leiden per 3 maandenf 1-10-
Franco por post1-40-
Afzondorlyko °-05-
FEUS DEB ADVERTENTEËN:
Van 1—'6 regels 1.05. Iedere regel meor 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Daze Inkomsten-Belasting.
Ons Dageiyksck Bestuur stelt in genoemde
belasting eene, of liever twee wijzigingen
voor. Over de eerste, ambtshalven aanslag in
plaats van eigen aangifte, durven wjj eenige
bedenking in het midden brengen. Over de
tweede, vrijstelling van inkomens beneden
f 500, zwygen wy liefst Beschouwingen te
dezer zake zouden ons kunnen voeren tot
eon hymne ter eere eener ideale maatschappy
van enkel geiykelyk arme individuen.
Wonderlyk genoeg hecht de Commissie van
Financiën hare goedkeuring aan het plan van
ambtshalven aanslag, omdat B. en "Ws. niet
opzien tegen de verzwaring hunner bestuurs
taak en omdat de belastingschuldigen een
waarborgt?) voor juiste waardeering hunner
reclames (die worden dus te gemoet gezien)
mogen verwachten van de tot onderzoek aan
te stellen com missiën.
In de voordracht van B. en Ws. lezen wy
ook als argument de aanhaling van hetgeoQ
zy vereeren met den titel van een gevleugeld
woord„Eigen aangifte stelt de belasting
schuldigen tusschen beurs en geweten."
Leefden wy onder een autocratisch bestuur,
waarby aan den wil van een wetgever met
Absoluut gezag slechts blinde onderwerping
voegde, dan zou een vermogens en inkomsten
belasting in al hare gestrengheid en conse
quent! én gemakkelijk zyn toe te passen.
Gedwongen openlegging van geldlade, boek
houding, van ganach ons materiüel bestaan
mocht dan geëischt worden, en als de fiscus
o: fout in vond, gestraft met boeten, confls*
cau<gevangenis, enz.
Maar in ons vry-gevochten Nederland doen
nog altyd ons best om eenige vryheid te
behouden, al weten wy dat de mensch niet
altyd het edelste gebruik daarvan maakt. Wy
vermoeden wel dat nu en dan, hier en daar,
de juistheid der eigen aangifte voor de inkom
stenbelasting t9 wenschen overlaat, maar hoe
kunnen wy daarvan zeker zyn Zoover ons be
kend, is nog geen onzer medeburgers bezwe
ken van afmatting door den stryd tusschen
zyne beurs en zyn geweten. Wordt die stryd
vermeden door ambtshalven aanslag? Die
aanslag zal altyd min of moer een sprong in
't duister zijn. Staat iemand, die ambtshalve
wordt aangeslagen, minder tusschen zyne
beurs en zyn geweten dan de persoon, die
zelf opgeeft?
Hot openbare kohier, al biy ft het als middel
van contrölo beneden hetgeen er van te ver
wachten was (als de beurs Diet dikwijls luider
sprak dan het geweten), is toch eene zaak
van groote beteekenis en waarde. Er is een
leiddraad aan vast te knoopen iets sterker
dan spinrag. Zonder tot eenige afzonderlijke
commissie geroepen te zyn, wordt nu en dan
door de burgers een blik in dat boekje ge-
slagon, en de voordracht van B. en Ws. om
voortaan ambtshalve aan te slaan, is daartoe
eene nieuwe aanleiding.
Wy zien dan dat wel degelijk de aanslag
door eigen aangifte verandert, vermeerdert
en vermindert. Absoluut bewys voor de
Juistheid der aangifte is dit. natuuriyk niet.
Wy zien byv. een belastingschuldige in
1877 opgegeven voor f 9000 inkomen en
de jaren daarop volgende voor byna vier
maal zooveel. Een ander in 1877 voor 7500,
vervolgens f 9500, dan f 11000, daarna
13000 en toen weer ƒ11000. Dit slechts om
te toonen dat eigen aangifte geene immutabi-
liteit insluit. Ook leert het kohier dat voor
ambtshalve aangeslagenen het cy fer van 1877
1891 onveranderd bleef en dat daarby de a
(ambtshalve aanslag) in 1890 is weggebleven,
waar die letter tot zoover voorkwam. Voor
de afzonderlyke commissie een lastig geval,
waarvan nauwkeurig onderzoek, zonder inqui
sitoriale macht, geene vruchten kan dragen.
By de bestaande verordening heeft ons Ge
meentebestuur reeds zekere macht en be
voegdheid tot correctie der vrywillige aan
giften; daarvan is zeker van tyd tot tyd wel
eens gebruik gemaakt, zonder dat er een haan
naar kraaide. Hoogst wenschelyk is het dat
de tot correctie der aangiften benoemde per
sonen niet enkèl do kleintjes aanpakken,
maar als er aanleiding toe is, de grooten aan
durven. Op deze wjjze kunnen wy het met
onze stedelyke ink. bel., zoolang zy duurt,
een heel eind ver brengen. Zoolang zy duurt.
Dit zeggen wy in afwachting van groote
veranderingen, die uit de nieuwe Ryksbolastin
gen zullen voortvloeien; eene reden te meer
om onze bestaande ink.-bel. te laten zooals
zy is. Noch- het gevleugelde woord, dat tot
aanbeveling van ambtshalven aanslag wordt
geciteerd, noch de bereidwilligheid van B. en
Ws. om grooter verantwoordelijkheid en meer
werk op zich te nemen dan hun ambt reeds
vordert, mogen den Gemeenteraad verleiden
om met de voordracht en den steun, door de
Commissie van Financiën daaraan verleend, in
te stemmen. D. H.
Leiden, 19 December.
Het getal studenten aan de Ryks-Uhiver-
siteit te Leiden bedraagt thans: in de god
geleerdheid 67, in de rechtsgeleerdheid 377,
in de geneeskunde 399, in de wis- en natuur
kunde 78, in de letteren en wysbageerte 72,
te zamen 993, waarvan 678 corpsleden, 38
oud-corpsleden en 277 niet-corpaleden.
Het getal promotièn bedroeg in het laatste
jaar 64, alsin de godgeleerdheid 1, in de
rechtswetenschap 38, in de staatswetenschap
2, in de geneeskunde 13, waarvan 1 hvnoris
c.ausa, in de wis- en natuurkunde 4, in de
artsenybereidkunde 1, in de letteren en wys-
begeerto 3, en in de taal- en letterkunde van
den O. Ind. archipel 2.
Vanwege de afdeeling Leiden en Omstre
ken van de Maatschappy tot bevordering der
Bouwkunst zal deze maand niet a. s. Dondei-
dag avond, maar Fry dag-avond 22 Dec. eene
vergadering in het Nutsgebouw plaats hebben.
Aan het gebouw van het Provinciaal
Bestuur werd gisteren aanbesteed:
lo. Het bouwen eener beneden- en boven
woning voor het brugpersoneel ten behoeve
van de Geestbrug onder Ryswyk. Minste in-
8cbryver was de heer J. G. v. d. Marck Gzn.,
te Wassenaar, voor f 5680.
2o. Het ondorhouden van den Yliet mei öe
daarby behoorende werken tusschen Leiden
en den Leidschondam, van 1 Jan. tot 31 Dec.
1894.Minste inschryver was de heer W. Splinter,
te Leiden, voor f 6127.
Te Aarlanderveen is by deNederl.-Herv.
gemeente door den kerkoraad herbenoemd de
heer O. Lok als ouderling en mr. 0. Van der Lee
als diaken; terwyl door stemgerechtigde lid
maten als notabele, in plaats van den heer
B. Ziegelaar (naar Ter-Aar vertrokken), is
gekozen de heer G. Van Dolder.
In de eerste zitting van den Militieraad
zijn omtrent de lotelingen uit de gemeente
Alkemade de volgende vrystellingen vastge
steld: wegens broederdionst 13, wegens te
zyn eenige wettige zoon 6, wegens lichaams
gebreken 2, te zamen 21, zoodat er 24 voor
den dienst geschikt werden bevonden. Door
geen dezer laatsten is herkeuring aangevraagd.
De begrafenis van mr. Keuchenins heeft
plaats Dondordag te 10 uren op de Algemeen©
Begraafplaats te 's Gravenhage.
Het stoffeiyk overschot van wyien den
opperrabbyn Berenstein werd gisteren te 's-Gra-
venhage ten grave geleid, waarby, overeen
komstig het uitdrukkelijk verlangen van den
ontslapene, do meest mogeiyke eenvoud werd
betracht.
HH. MM. de Koninginnen woonden Zon
dag te 's Gravenhage de voormiddag-gods-
dienstoefeniDg by in de Nieuwe kerk, onder
gehoor van ds. Van Hoogstraten.
H. M. de Koningin Regentes heeft Zater
dag ochtend te ruim elf uren mevrouw de
douairière baronesse Van Hogendorp, geb.
L. M. gravinne Van Limburg Stirum, die
ongesteld is, met een bezoek vereerd.
Mevrouw Van Hogendorp neemt langzamer
hand in beterschap toe. D. v. Z. H.
Het bestuur van den Nederlandschen
Journalistenkring heeft zich per adres gewend
tot den minister van justitie, tot-ondersteuning
van het met reden omkleed verzoek der ver-
eeniging „De Amsterdamsche Pers" aan den
minister, „om het daarheen te leiden, dat niet
by voorkeur verslaggevers van dagbladen
worden opgeroepen als getuigen in strafzaken
tegen sprekers in openbare vergaderingen",
Het voortbestaan der „Amsterdamsche
Courant" is, naar gemold wordt, verzekerd,
onder hoofdredactie van den heer N. Van
Harpen.
De jongste Dordrecbtsche „Zondagsbode"
bevat het volgend bericht:
De kerkeraad der Ned.-Herv. Gemeente te
Dordrecht heeft besloten in zake de adver
tentie: „Onchristelijk Onfatsoeniyk," voor
komende in de „Dordr. Courant" van 24 en 25
Sept. 11. en onderteokend door Th. H. Ph.
Van Papenrocht langs dezen weg mede te
deelen, dat, volgens eeno missive van den
kerkeraad dor Ned.-Herv. gem. te Leiden
(geteekend door R. Koopmans van Boekeren
als praeses, en J. H. Gunning J.Hzn. als
scriba), genoemde heer Van Papenrocht ver
klaard heeft: „het inzenden dor bewuste
advertentie te betreuren, en niet het doel te
hebben gehad achtenswaardige mannon te
boleedigen
In het Voorloopig Verslag der Eerste
Kamer over de Indische begrooting wordt het
herstel van 't uitvoerrecht op suiker toege
juicht, omdat men 't tydelyk beter acht dan
de voorgedragen belasting ordonnantie. Echter
wordt gevraagd of niet billy kheidshalve vrydom
moet worden verleend voor suikers uit den
oogst 1893.
Er werd, onder veel lof voor 's ministers
yver en zaakkennis, aanmerking op gemaakt,
dat de minister, sprekende over de motie-
Geertsema van bet vorige jaar, scheen te
hebben voorbijgezien, dat eene uiting van ge
voelen door de Tweede Kamer alleen nimmer
toereikend is om eene regeling, die zy wonscht,
tot stand te brengen. Voorts werd er de aan
dacht op gevestigd, dat gaandeweg de gewoonte
ingang vindt om by ministeriëele aanschrijving
onderwerpen van het Staatsbestuur te regelen,
waarvan de regeling, volgens art. 20 van het
Regeerings-Reglement, aan 's Konings bevelen
is voorbehouden. Men wenschte 's ministers
voornemen daaromtrent te vernemen.
De „Hollandsche Maatschappy van
Landbouw" hield gisteren te 's Gravenhage
eene buitengewone algemeen© vergadering ter
behandeling van de punten, welke in de vorige
vergadering onafgedaan waren gebleven.
Nadat op voorstel van den voorzitter be
sloten was, den minister van buitonlandsche
zaken dank te betuigen voor hetgeen hy deed
voor de nu verkregen wederopenstelling van
België voor den invoer van schapen, was de
bespreking der oprichting eener Staatshypo-
thsekbank aan de orde, ingeleid door den heer
J. Zyp, lid der Tweede Kamer, die de stelling
verdedigde, dat de Nederlandsche Staat het
meest belang heeft by een krachtigen eigen-
geërfden boerenstand.
Op den duur zal z. i. geen enkel middel,
dat het eigendomsrecht aantast, beter kunnen
werken dan het verschaffen van goedkoop
landbouwcrodiet, en dat kan de Staat; eene
Rykshypotheekbank, die pandbrieven zou kun
nen uitgeven, kan de rente op St/i en zelfs
3'/4 pCt. brengen.
Spr. vroeg ten slotte machtiging voor het
hoofdbestuur om by de Regeering aan te
dringen op de oprichting van eene Staatshy-
potheekbank.
Na discussie, waaraan verschillende spre
kers deelnamen, stolde Dordrecht als motie
voor, dat de vergadering, onderstellende dat
de Staat goedkoopor crediet kan verleenen
dan particulieren, het hoofdbestuur machtigt
om, waar noodig en waar mogeiyk, de op
richting eoner Staatshypotheokbank to be
vorderen; en in dien zin werd met 382 tegen
8 stemmen besloten.
Daarna werd de begrooting van hot land
bouwcrediet ingeleid door mr. A. P. De
Lange, by afwezigheid van den heer Arm.
Sassen, door ongesteldheid.
De rede werd toegejuicht en na eenig debat
besloten, het hoofdbestuur te machtigen om,
als de omstandigheden daartoo gunstig zyn,
by de Regeering aan te dringen op de ophef
fing der belemmeringen voor het landbouw-
crediet.
De bespreking van het wetsontwerp op de
Grondbelasting werd ingeleid door don heer
W. Meyer, to 's Gravenhage, die verwees naar
het door hem in het „Landbouwweekblad"
geschreven artikel over dit onderwerp. Spr.
kwam tot de conclusie, dat de landbouw hot
recht hoeft te verlangen, dat deze belasting, zoo
lang zy geheven wordt, zoo min mogeiyk
drukke, en zoo spoedig mogeiyk worde
opgeheven.
Om dat doel te bereiken la het wenschelfik
te bepalen: dat het percentage telken jare
by de wet wordt vastgesteld en goleideiyk
verminderd, dat de belasting niet worde be
schouwd als eene zakeiyke belasting, dat vele
opcenten worden geheven van grondbelasting,
dat de grond in voenpolders van de belasting
worde ontheven; en dat by de taxatie van
gebouwen, tot hoeven behoorende, worde in
het oog gehouden, dat deze in vele gevallen
meer last dan voordeel aanbrengen.
Na eenige discussie werd besloten, het
besprokene ter kennis to brengen van de
Regeering, Staten-Generaal en het Landbouw-
comité.
De bespreking van den vleeschaccyns is
aangehouden.
Tot lid van het hoofdbestuur word gekozen
de heer Ph. Van der Breggen, te Waddings-
veen, met byna algemeene stemmen.
Mr. J. A. Van Gilse en de wethouder jhr.
Van Citters, beiden te Rotterdam, zyn ernstig
ongesteld.
Naar de „N. R. Ct." vernoemt, zal de
heer A. De Monchy, de nieuwbenoemde wet
houder der gemeento, tegen 1 Januari a. s. zyne
betrekking van directeur der Rottordamsche
bybank van de Nederlandsche Bank neerleggen.
De officier van gezondheid 2de kl. by
de zeemacht J. Kwast en de officier van
administratie 2de kl. C. Mathol, uit Ooet-Indió
in Nederland teruggekeerd, zyn op non-activi
teit gesteld.
Niet de heer Van Lennep, onze consul
te Athene, doch de Grieksche consul te Am
sterdam, de heer R. Lehmann, die eene rei6
maakt in Griekenland, is door den koning der
Grieken ten gehoore ontvangen.
Ook do heeren Th. Nolen, leeraar aan
het Erasmiaansch Gymnasium te Rotterdam,
en H. A. J. Valkema Blouw, leeraar aan het
Gymnasium te Haarlem, voorzitter en secre
taris van het Genootschap van Leeraren aan
Nederlandsche Gymnasiön, hebben, evenals d©
Veroeniging van leeraren by het middelbaar
onderwijs, een adres aan den minister van
oorlog gericht, ingenomenheid betuigende mot
het besluit omtrent de vorming en opleiding
van reservekader (Sts.-Ct. van 3 Oct. 1893),
omdat daardoor de bezwaren zyn opgohoven
en voldaan is aan do wenschen, genoemd in
het adres, door hon den 2den Sept. jl. den
minister aangeboden.
Het stoomschip „Prins Hendrik", van
Batavia naar Amsterdam, passoerde 16 Deo.
Kaap St.-Vincent; de „Prinses Mario", van
Amsterdam naar Batavia, arriveerde 17 Dec. te
Southampton; de „Zaandam", van Nieuw York
naar Amsterdam, passeerde 17 Dec. Dover;
de „Dubbeldam" is 18 Dec. te Nieuw-York
aangekomen.
GOLO EAIMUND.
20)
Ik h.3b vader zeer lief en had hem
gaarne dezen toom en dezen kommer be
spaard maar het gaat niet, Leonore.
Dagenlang heb ik er over nagedacht, hoe ik
hem met de gedachte vertrouwd zou maken
en daar komt nu het toeval en beslist allea
sneller dan hot ondoordachtste woord. Ik
mocht by niemand twyfel laten be9taan om
trent hetgeen Magdalene voor my ie en daarin
kom ik met vader in gevoelen overeen, aan
eene gravin Elkrath, want dat zal haar
naam voortaan zyn, mag geen twyfel
kleven. Ik kan niet van haar afzien, reeds
lang heeft zy my het beste deel van myn
leven, van myn hart en de edelste krachten
van myn geest ontnomen. Zy ie eene be-
kooriyke toovores en ik kan de bekoring niet
verbreken en ik doe het ook niet, want ik
gevoel my zoo recht gelukkig."
Het jonge meisje slaakte een zucht en hy
ging voort:
„Het heeft my vroeger vaak verwonderd,
hoe oen man zyn wil en zyne zelfstandigheid
zoo geheel en al kan opofferen aan een ge
voel, dat plotseling en ook later dan alle tot
dusver gekoesterde gevoelene in zyn leven
icgrypt. M ar wanneer de liefde met hinder
palen heeft te worstelen, dan wordt zy een-
wilde, bruisende stroom, die, nit de oevers
getreden en met alle bolwerken den apot
dryvond, alles met zich voortsleurt. Qowoonten
en vooroordeelen, plicht en dankbaarheid, de
kmderiyke liefde, de rechten van oude vriend
schap worden door hare kracht als het zwakke
riet gebroken."
Het jonge meisje schudde angstig en af-
wyzend het hoofd. „O, neon, Adalbert, zoo
niet", zeide zy, „zulk een wilde stroom sleurt
in zyne vaart ook de overblyfselen van vroegere
heiligdommen met zich voort dat moge
hartstocht zyn, ware liefde is het niet. Uwe
aDdero vergelykiug is beter zy ia eene
lichtgevende ster, van den hemel nedergedaald,
en kan niet uitgedoofd worden."
„Nu, houd u daaraan," ging hy bedaard
voort, „gy kunt ook wel geiyk hebben, maar
by haar licht ziet men de nietigheid van alle
andere goederen, van alle andere bezittingen.
Die liefde is het eenige, dat waarde hoeft in
het leven. Al het andere blyfl achter, wanneer
wy sterven, roem, eer en schatten der
wereld, de liefde gaat mede, zy is een band
voor hier en voor hiernamaals, een veilig
geleide, een onbedriegiyk herkenningeteeken 1"
„Voor hier en voor hiernamaals 1" herhaalde
Leonore peinzend.Hy was dus voor eeuwig
voor haar verloren.
Zy zweeg en hy ook, waarna hy opstond
om eenige malen op en neer te gaan op het
zachte gras, waarvan de dauwpaarlen In het
maanlicht fonkelden; eindeiyk zeide hy be
daarder en biykbaar moeite doende om zich
te bedwioge-i: „Ik spreek daar van gevoelens,-
die myne kleine Leonore niet kent en daarom
ook niet kan begrypen, maar ééns zal de ster
ook in uw hart opgaan."
Zy bedekte hare oogen met hare hand en
zweeg, en toen hy eindeiyk bare hand weg
trok en zich vooroverboog, om haar in het
gelaat te zien, bemerkte hy, dat er tranen
aan hare wimpers hingen.
„Hoe, Leonore, weent gy?" vroeg hy ver
baasd.
Zy wondde zich met eene plotselinge be
weging van hem af. „Ja, ja," zeide zy, „ik
ben dwaas, ik weet het wel. Ik dacht er over
na, dat de ster in eeuwigheid niet wordt uit
gedoofd en eeuwig o, by dat woord staat
het verstand still Maar nu ben ik weder kalm
en zeg my daarom nu, wat ik moet doen
om uwe getrouwe bondgenoote te zyn."
„Gy moet voor Magdalene oene teedere
zuster en by vader eons y verige bemiddelaarster
wezen," antwoordde hy; „gy moet voor haar
niet slechte den weg banen in zyn huis, maar
ook tot zyn hart. Ik zou zoo gaarne de
tweedracht verwyderd houden van onzen
drempel en vader niet berooven van zyn
eenigen zoon want van Magdalene af te
zien is my onmogelyk. Indien ik werkelijk
aan den scbeidsweg myns levens sta, dan weet
ik, wat my te doen staat. Maar dan zal vader
geheel eerzaam en ve'laten zyn, LeoDore,
zeer eenzaam, en dan moet gy by hem biy ven
en zyn leven door teederheid en liefde trachten
te verzachten; dan moet gy zyn hart dag aan
dag en uur aan uur bewerken, opdat het zich
voor ons opens en hy Magdalene daarin op
neemt."
„Dat alles zal Ik doen, trouw en yverig,"
zeide zy, „maar, Adelbert, hoe warm ik ook
uwe zaak ter harte zal nemen, toch vrees ik,
dat zy verloren zal zyn."
„Ik ook," zoide hy na eene pauze; „dat
wil zoggen, by vader. Toch moet alles worden
aangewend tot myne en zyne latere gerust
stelling. En als hy zyn laatste woord gesproken
heeft, Leonore, wat zult gy dan doen?"
Zy zag hem in het gelaat; het heldere
licht der maan viel op haar kinderiyk gelaat
en hy zag de tranen in hare oogen schitteren.
„Ik zal beminnen wat u toebehoort," zeide
zy vastberaden.
Zy was opgestaande stryd was gestreden,
de gruweiykste stryd, die een jong hart te
stryden heeft: Adelbert had niet het minste
vermoeden van do smartelijke overwinning.
Een warme handdruk dat was de belooning.
Zwygend keerden zy terug naar het slot;
in de kamer van den graaf was nog licht, men
zag aan de schaduw, die onophoudeiyk langs
de gordynen gleed, dat hy rusteloos op en
neer liep.
IV.
De volgende morgen begroette met zyn
helder licht den dag, waarop Leonoro hare
vorjariDg vierde. Zich geweld aandoende, trad
zy met een glimlach op het gelaat, ofschoon
met trillende lippen, by haren oom binnen
om zyn gelukwensch te ontvangen. Ook deze
had getracht de sporen van zyn slapeloos
doorgebrachten nacht te doen verdwynen;
zyne woorden en de toon, waarop hy ze
uitsprak, waren vriendelyk, terwyl hy haar
naar het salon leidde en haar de geschenken
gaf, dio hy voor haar had uitgekozen. Kort
daarop kwam Adolbert binnen en de woor
den, welke de beide mannen wisselden, door
de tegenwoordigheid van Leonore en door de
eischon van den feestelyken dag aanmerkeiyk
gewyzigd, waren, zooal niet geheel onge
dwongen, toch vriendschappelyk. De gebour-
tenia van den vorigen dag, voor allen even
gewichtig door hare gevolgen, scheen geheel
vergoten: met geen enkel woord werd daar
van gerept.
Toch verkeerden allen onder den indruk
van het gebourde on van de vrees voor het
geen er uit voort zou vloeien het was de
zoele stilte véór het onweder, waarby zelfe
de meest vreesachtigen naar don oerston
donderslag uitzien, om na den slag weder
met meer vryheid te kunnen ademen.
En dit oogenblik kwam al zeer spoedig,
toen de houtvester werd aangediend. Leonore
stond op en had reeds bleek en bevend de
kamer verlaten vóór de bediende het bevel
had gekregen, hem binnen te doen treden.
Adelbert aarzelde of hy de kamer zou
verlaten.
„Wenscht gy ook, dat ik u alleen laat,
vader?" vroeg hy, nadat de bediende de
kamer was uitgegaan.
[Wordt vervolgd.)