N°. 10379, Woensdag SO December. A0. 1893. (Zleze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. feuilleton. HET SLOT EL&RATH. PRIJS DEZER COURAiST: Yoor Leiden per 3 maandenf 1-10- Franco por post1-40- Afzondorlyko °-05- FEUS DEB ADVERTENTEËN: Van 1—'6 regels 1.05. Iedere regel meor 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Daze Inkomsten-Belasting. Ons Dageiyksck Bestuur stelt in genoemde belasting eene, of liever twee wijzigingen voor. Over de eerste, ambtshalven aanslag in plaats van eigen aangifte, durven wjj eenige bedenking in het midden brengen. Over de tweede, vrijstelling van inkomens beneden f 500, zwygen wy liefst Beschouwingen te dezer zake zouden ons kunnen voeren tot eon hymne ter eere eener ideale maatschappy van enkel geiykelyk arme individuen. Wonderlyk genoeg hecht de Commissie van Financiën hare goedkeuring aan het plan van ambtshalven aanslag, omdat B. en "Ws. niet opzien tegen de verzwaring hunner bestuurs taak en omdat de belastingschuldigen een waarborgt?) voor juiste waardeering hunner reclames (die worden dus te gemoet gezien) mogen verwachten van de tot onderzoek aan te stellen com missiën. In de voordracht van B. en Ws. lezen wy ook als argument de aanhaling van hetgeoQ zy vereeren met den titel van een gevleugeld woord„Eigen aangifte stelt de belasting schuldigen tusschen beurs en geweten." Leefden wy onder een autocratisch bestuur, waarby aan den wil van een wetgever met Absoluut gezag slechts blinde onderwerping voegde, dan zou een vermogens en inkomsten belasting in al hare gestrengheid en conse quent! én gemakkelijk zyn toe te passen. Gedwongen openlegging van geldlade, boek houding, van ganach ons materiüel bestaan mocht dan geëischt worden, en als de fiscus o: fout in vond, gestraft met boeten, confls* cau<gevangenis, enz. Maar in ons vry-gevochten Nederland doen nog altyd ons best om eenige vryheid te behouden, al weten wy dat de mensch niet altyd het edelste gebruik daarvan maakt. Wy vermoeden wel dat nu en dan, hier en daar, de juistheid der eigen aangifte voor de inkom stenbelasting t9 wenschen overlaat, maar hoe kunnen wy daarvan zeker zyn Zoover ons be kend, is nog geen onzer medeburgers bezwe ken van afmatting door den stryd tusschen zyne beurs en zyn geweten. Wordt die stryd vermeden door ambtshalven aanslag? Die aanslag zal altyd min of moer een sprong in 't duister zijn. Staat iemand, die ambtshalve wordt aangeslagen, minder tusschen zyne beurs en zyn geweten dan de persoon, die zelf opgeeft? Hot openbare kohier, al biy ft het als middel van contrölo beneden hetgeen er van te ver wachten was (als de beurs Diet dikwijls luider sprak dan het geweten), is toch eene zaak van groote beteekenis en waarde. Er is een leiddraad aan vast te knoopen iets sterker dan spinrag. Zonder tot eenige afzonderlijke commissie geroepen te zyn, wordt nu en dan door de burgers een blik in dat boekje ge- slagon, en de voordracht van B. en Ws. om voortaan ambtshalve aan te slaan, is daartoe eene nieuwe aanleiding. Wy zien dan dat wel degelijk de aanslag door eigen aangifte verandert, vermeerdert en vermindert. Absoluut bewys voor de Juistheid der aangifte is dit. natuuriyk niet. Wy zien byv. een belastingschuldige in 1877 opgegeven voor f 9000 inkomen en de jaren daarop volgende voor byna vier maal zooveel. Een ander in 1877 voor 7500, vervolgens f 9500, dan f 11000, daarna 13000 en toen weer ƒ11000. Dit slechts om te toonen dat eigen aangifte geene immutabi- liteit insluit. Ook leert het kohier dat voor ambtshalve aangeslagenen het cy fer van 1877 1891 onveranderd bleef en dat daarby de a (ambtshalve aanslag) in 1890 is weggebleven, waar die letter tot zoover voorkwam. Voor de afzonderlyke commissie een lastig geval, waarvan nauwkeurig onderzoek, zonder inqui sitoriale macht, geene vruchten kan dragen. By de bestaande verordening heeft ons Ge meentebestuur reeds zekere macht en be voegdheid tot correctie der vrywillige aan giften; daarvan is zeker van tyd tot tyd wel eens gebruik gemaakt, zonder dat er een haan naar kraaide. Hoogst wenschelyk is het dat de tot correctie der aangiften benoemde per sonen niet enkèl do kleintjes aanpakken, maar als er aanleiding toe is, de grooten aan durven. Op deze wjjze kunnen wy het met onze stedelyke ink. bel., zoolang zy duurt, een heel eind ver brengen. Zoolang zy duurt. Dit zeggen wy in afwachting van groote veranderingen, die uit de nieuwe Ryksbolastin gen zullen voortvloeien; eene reden te meer om onze bestaande ink.-bel. te laten zooals zy is. Noch- het gevleugelde woord, dat tot aanbeveling van ambtshalven aanslag wordt geciteerd, noch de bereidwilligheid van B. en Ws. om grooter verantwoordelijkheid en meer werk op zich te nemen dan hun ambt reeds vordert, mogen den Gemeenteraad verleiden om met de voordracht en den steun, door de Commissie van Financiën daaraan verleend, in te stemmen. D. H. Leiden, 19 December. Het getal studenten aan de Ryks-Uhiver- siteit te Leiden bedraagt thans: in de god geleerdheid 67, in de rechtsgeleerdheid 377, in de geneeskunde 399, in de wis- en natuur kunde 78, in de letteren en wysbageerte 72, te zamen 993, waarvan 678 corpsleden, 38 oud-corpsleden en 277 niet-corpaleden. Het getal promotièn bedroeg in het laatste jaar 64, alsin de godgeleerdheid 1, in de rechtswetenschap 38, in de staatswetenschap 2, in de geneeskunde 13, waarvan 1 hvnoris c.ausa, in de wis- en natuurkunde 4, in de artsenybereidkunde 1, in de letteren en wys- begeerto 3, en in de taal- en letterkunde van den O. Ind. archipel 2. Vanwege de afdeeling Leiden en Omstre ken van de Maatschappy tot bevordering der Bouwkunst zal deze maand niet a. s. Dondei- dag avond, maar Fry dag-avond 22 Dec. eene vergadering in het Nutsgebouw plaats hebben. Aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur werd gisteren aanbesteed: lo. Het bouwen eener beneden- en boven woning voor het brugpersoneel ten behoeve van de Geestbrug onder Ryswyk. Minste in- 8cbryver was de heer J. G. v. d. Marck Gzn., te Wassenaar, voor f 5680. 2o. Het ondorhouden van den Yliet mei öe daarby behoorende werken tusschen Leiden en den Leidschondam, van 1 Jan. tot 31 Dec. 1894.Minste inschryver was de heer W. Splinter, te Leiden, voor f 6127. Te Aarlanderveen is by deNederl.-Herv. gemeente door den kerkoraad herbenoemd de heer O. Lok als ouderling en mr. 0. Van der Lee als diaken; terwyl door stemgerechtigde lid maten als notabele, in plaats van den heer B. Ziegelaar (naar Ter-Aar vertrokken), is gekozen de heer G. Van Dolder. In de eerste zitting van den Militieraad zijn omtrent de lotelingen uit de gemeente Alkemade de volgende vrystellingen vastge steld: wegens broederdionst 13, wegens te zyn eenige wettige zoon 6, wegens lichaams gebreken 2, te zamen 21, zoodat er 24 voor den dienst geschikt werden bevonden. Door geen dezer laatsten is herkeuring aangevraagd. De begrafenis van mr. Keuchenins heeft plaats Dondordag te 10 uren op de Algemeen© Begraafplaats te 's Gravenhage. Het stoffeiyk overschot van wyien den opperrabbyn Berenstein werd gisteren te 's-Gra- venhage ten grave geleid, waarby, overeen komstig het uitdrukkelijk verlangen van den ontslapene, do meest mogeiyke eenvoud werd betracht. HH. MM. de Koninginnen woonden Zon dag te 's Gravenhage de voormiddag-gods- dienstoefeniDg by in de Nieuwe kerk, onder gehoor van ds. Van Hoogstraten. H. M. de Koningin Regentes heeft Zater dag ochtend te ruim elf uren mevrouw de douairière baronesse Van Hogendorp, geb. L. M. gravinne Van Limburg Stirum, die ongesteld is, met een bezoek vereerd. Mevrouw Van Hogendorp neemt langzamer hand in beterschap toe. D. v. Z. H. Het bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring heeft zich per adres gewend tot den minister van justitie, tot-ondersteuning van het met reden omkleed verzoek der ver- eeniging „De Amsterdamsche Pers" aan den minister, „om het daarheen te leiden, dat niet by voorkeur verslaggevers van dagbladen worden opgeroepen als getuigen in strafzaken tegen sprekers in openbare vergaderingen", Het voortbestaan der „Amsterdamsche Courant" is, naar gemold wordt, verzekerd, onder hoofdredactie van den heer N. Van Harpen. De jongste Dordrecbtsche „Zondagsbode" bevat het volgend bericht: De kerkeraad der Ned.-Herv. Gemeente te Dordrecht heeft besloten in zake de adver tentie: „Onchristelijk Onfatsoeniyk," voor komende in de „Dordr. Courant" van 24 en 25 Sept. 11. en onderteokend door Th. H. Ph. Van Papenrocht langs dezen weg mede te deelen, dat, volgens eeno missive van den kerkeraad dor Ned.-Herv. gem. te Leiden (geteekend door R. Koopmans van Boekeren als praeses, en J. H. Gunning J.Hzn. als scriba), genoemde heer Van Papenrocht ver klaard heeft: „het inzenden dor bewuste advertentie te betreuren, en niet het doel te hebben gehad achtenswaardige mannon te boleedigen In het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over de Indische begrooting wordt het herstel van 't uitvoerrecht op suiker toege juicht, omdat men 't tydelyk beter acht dan de voorgedragen belasting ordonnantie. Echter wordt gevraagd of niet billy kheidshalve vrydom moet worden verleend voor suikers uit den oogst 1893. Er werd, onder veel lof voor 's ministers yver en zaakkennis, aanmerking op gemaakt, dat de minister, sprekende over de motie- Geertsema van bet vorige jaar, scheen te hebben voorbijgezien, dat eene uiting van ge voelen door de Tweede Kamer alleen nimmer toereikend is om eene regeling, die zy wonscht, tot stand te brengen. Voorts werd er de aan dacht op gevestigd, dat gaandeweg de gewoonte ingang vindt om by ministeriëele aanschrijving onderwerpen van het Staatsbestuur te regelen, waarvan de regeling, volgens art. 20 van het Regeerings-Reglement, aan 's Konings bevelen is voorbehouden. Men wenschte 's ministers voornemen daaromtrent te vernemen. De „Hollandsche Maatschappy van Landbouw" hield gisteren te 's Gravenhage eene buitengewone algemeen© vergadering ter behandeling van de punten, welke in de vorige vergadering onafgedaan waren gebleven. Nadat op voorstel van den voorzitter be sloten was, den minister van buitonlandsche zaken dank te betuigen voor hetgeen hy deed voor de nu verkregen wederopenstelling van België voor den invoer van schapen, was de bespreking der oprichting eener Staatshypo- thsekbank aan de orde, ingeleid door den heer J. Zyp, lid der Tweede Kamer, die de stelling verdedigde, dat de Nederlandsche Staat het meest belang heeft by een krachtigen eigen- geërfden boerenstand. Op den duur zal z. i. geen enkel middel, dat het eigendomsrecht aantast, beter kunnen werken dan het verschaffen van goedkoop landbouwcrodiet, en dat kan de Staat; eene Rykshypotheekbank, die pandbrieven zou kun nen uitgeven, kan de rente op St/i en zelfs 3'/4 pCt. brengen. Spr. vroeg ten slotte machtiging voor het hoofdbestuur om by de Regeering aan te dringen op de oprichting van eene Staatshy- potheekbank. Na discussie, waaraan verschillende spre kers deelnamen, stolde Dordrecht als motie voor, dat de vergadering, onderstellende dat de Staat goedkoopor crediet kan verleenen dan particulieren, het hoofdbestuur machtigt om, waar noodig en waar mogeiyk, de op richting eoner Staatshypotheokbank to be vorderen; en in dien zin werd met 382 tegen 8 stemmen besloten. Daarna werd de begrooting van hot land bouwcrediet ingeleid door mr. A. P. De Lange, by afwezigheid van den heer Arm. Sassen, door ongesteldheid. De rede werd toegejuicht en na eenig debat besloten, het hoofdbestuur te machtigen om, als de omstandigheden daartoo gunstig zyn, by de Regeering aan te dringen op de ophef fing der belemmeringen voor het landbouw- crediet. De bespreking van het wetsontwerp op de Grondbelasting werd ingeleid door don heer W. Meyer, to 's Gravenhage, die verwees naar het door hem in het „Landbouwweekblad" geschreven artikel over dit onderwerp. Spr. kwam tot de conclusie, dat de landbouw hot recht hoeft te verlangen, dat deze belasting, zoo lang zy geheven wordt, zoo min mogeiyk drukke, en zoo spoedig mogeiyk worde opgeheven. Om dat doel te bereiken la het wenschelfik te bepalen: dat het percentage telken jare by de wet wordt vastgesteld en goleideiyk verminderd, dat de belasting niet worde be schouwd als eene zakeiyke belasting, dat vele opcenten worden geheven van grondbelasting, dat de grond in voenpolders van de belasting worde ontheven; en dat by de taxatie van gebouwen, tot hoeven behoorende, worde in het oog gehouden, dat deze in vele gevallen meer last dan voordeel aanbrengen. Na eenige discussie werd besloten, het besprokene ter kennis to brengen van de Regeering, Staten-Generaal en het Landbouw- comité. De bespreking van den vleeschaccyns is aangehouden. Tot lid van het hoofdbestuur word gekozen de heer Ph. Van der Breggen, te Waddings- veen, met byna algemeene stemmen. Mr. J. A. Van Gilse en de wethouder jhr. Van Citters, beiden te Rotterdam, zyn ernstig ongesteld. Naar de „N. R. Ct." vernoemt, zal de heer A. De Monchy, de nieuwbenoemde wet houder der gemeento, tegen 1 Januari a. s. zyne betrekking van directeur der Rottordamsche bybank van de Nederlandsche Bank neerleggen. De officier van gezondheid 2de kl. by de zeemacht J. Kwast en de officier van administratie 2de kl. C. Mathol, uit Ooet-Indió in Nederland teruggekeerd, zyn op non-activi teit gesteld. Niet de heer Van Lennep, onze consul te Athene, doch de Grieksche consul te Am sterdam, de heer R. Lehmann, die eene rei6 maakt in Griekenland, is door den koning der Grieken ten gehoore ontvangen. Ook do heeren Th. Nolen, leeraar aan het Erasmiaansch Gymnasium te Rotterdam, en H. A. J. Valkema Blouw, leeraar aan het Gymnasium te Haarlem, voorzitter en secre taris van het Genootschap van Leeraren aan Nederlandsche Gymnasiön, hebben, evenals d© Veroeniging van leeraren by het middelbaar onderwijs, een adres aan den minister van oorlog gericht, ingenomenheid betuigende mot het besluit omtrent de vorming en opleiding van reservekader (Sts.-Ct. van 3 Oct. 1893), omdat daardoor de bezwaren zyn opgohoven en voldaan is aan do wenschen, genoemd in het adres, door hon den 2den Sept. jl. den minister aangeboden. Het stoomschip „Prins Hendrik", van Batavia naar Amsterdam, passoerde 16 Deo. Kaap St.-Vincent; de „Prinses Mario", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 17 Dec. te Southampton; de „Zaandam", van Nieuw York naar Amsterdam, passeerde 17 Dec. Dover; de „Dubbeldam" is 18 Dec. te Nieuw-York aangekomen. GOLO EAIMUND. 20) Ik h.3b vader zeer lief en had hem gaarne dezen toom en dezen kommer be spaard maar het gaat niet, Leonore. Dagenlang heb ik er over nagedacht, hoe ik hem met de gedachte vertrouwd zou maken en daar komt nu het toeval en beslist allea sneller dan hot ondoordachtste woord. Ik mocht by niemand twyfel laten be9taan om trent hetgeen Magdalene voor my ie en daarin kom ik met vader in gevoelen overeen, aan eene gravin Elkrath, want dat zal haar naam voortaan zyn, mag geen twyfel kleven. Ik kan niet van haar afzien, reeds lang heeft zy my het beste deel van myn leven, van myn hart en de edelste krachten van myn geest ontnomen. Zy ie eene be- kooriyke toovores en ik kan de bekoring niet verbreken en ik doe het ook niet, want ik gevoel my zoo recht gelukkig." Het jonge meisje slaakte een zucht en hy ging voort: „Het heeft my vroeger vaak verwonderd, hoe oen man zyn wil en zyne zelfstandigheid zoo geheel en al kan opofferen aan een ge voel, dat plotseling en ook later dan alle tot dusver gekoesterde gevoelene in zyn leven icgrypt. M ar wanneer de liefde met hinder palen heeft te worstelen, dan wordt zy een- wilde, bruisende stroom, die, nit de oevers getreden en met alle bolwerken den apot dryvond, alles met zich voortsleurt. Qowoonten en vooroordeelen, plicht en dankbaarheid, de kmderiyke liefde, de rechten van oude vriend schap worden door hare kracht als het zwakke riet gebroken." Het jonge meisje schudde angstig en af- wyzend het hoofd. „O, neon, Adalbert, zoo niet", zeide zy, „zulk een wilde stroom sleurt in zyne vaart ook de overblyfselen van vroegere heiligdommen met zich voort dat moge hartstocht zyn, ware liefde is het niet. Uwe aDdero vergelykiug is beter zy ia eene lichtgevende ster, van den hemel nedergedaald, en kan niet uitgedoofd worden." „Nu, houd u daaraan," ging hy bedaard voort, „gy kunt ook wel geiyk hebben, maar by haar licht ziet men de nietigheid van alle andere goederen, van alle andere bezittingen. Die liefde is het eenige, dat waarde hoeft in het leven. Al het andere blyfl achter, wanneer wy sterven, roem, eer en schatten der wereld, de liefde gaat mede, zy is een band voor hier en voor hiernamaals, een veilig geleide, een onbedriegiyk herkenningeteeken 1" „Voor hier en voor hiernamaals 1" herhaalde Leonore peinzend.Hy was dus voor eeuwig voor haar verloren. Zy zweeg en hy ook, waarna hy opstond om eenige malen op en neer te gaan op het zachte gras, waarvan de dauwpaarlen In het maanlicht fonkelden; eindeiyk zeide hy be daarder en biykbaar moeite doende om zich te bedwioge-i: „Ik spreek daar van gevoelens,- die myne kleine Leonore niet kent en daarom ook niet kan begrypen, maar ééns zal de ster ook in uw hart opgaan." Zy bedekte hare oogen met hare hand en zweeg, en toen hy eindeiyk bare hand weg trok en zich vooroverboog, om haar in het gelaat te zien, bemerkte hy, dat er tranen aan hare wimpers hingen. „Hoe, Leonore, weent gy?" vroeg hy ver baasd. Zy wondde zich met eene plotselinge be weging van hem af. „Ja, ja," zeide zy, „ik ben dwaas, ik weet het wel. Ik dacht er over na, dat de ster in eeuwigheid niet wordt uit gedoofd en eeuwig o, by dat woord staat het verstand still Maar nu ben ik weder kalm en zeg my daarom nu, wat ik moet doen om uwe getrouwe bondgenoote te zyn." „Gy moet voor Magdalene oene teedere zuster en by vader eons y verige bemiddelaarster wezen," antwoordde hy; „gy moet voor haar niet slechte den weg banen in zyn huis, maar ook tot zyn hart. Ik zou zoo gaarne de tweedracht verwyderd houden van onzen drempel en vader niet berooven van zyn eenigen zoon want van Magdalene af te zien is my onmogelyk. Indien ik werkelijk aan den scbeidsweg myns levens sta, dan weet ik, wat my te doen staat. Maar dan zal vader geheel eerzaam en ve'laten zyn, LeoDore, zeer eenzaam, en dan moet gy by hem biy ven en zyn leven door teederheid en liefde trachten te verzachten; dan moet gy zyn hart dag aan dag en uur aan uur bewerken, opdat het zich voor ons opens en hy Magdalene daarin op neemt." „Dat alles zal Ik doen, trouw en yverig," zeide zy, „maar, Adelbert, hoe warm ik ook uwe zaak ter harte zal nemen, toch vrees ik, dat zy verloren zal zyn." „Ik ook," zoide hy na eene pauze; „dat wil zoggen, by vader. Toch moet alles worden aangewend tot myne en zyne latere gerust stelling. En als hy zyn laatste woord gesproken heeft, Leonore, wat zult gy dan doen?" Zy zag hem in het gelaat; het heldere licht der maan viel op haar kinderiyk gelaat en hy zag de tranen in hare oogen schitteren. „Ik zal beminnen wat u toebehoort," zeide zy vastberaden. Zy was opgestaande stryd was gestreden, de gruweiykste stryd, die een jong hart te stryden heeft: Adelbert had niet het minste vermoeden van do smartelijke overwinning. Een warme handdruk dat was de belooning. Zwygend keerden zy terug naar het slot; in de kamer van den graaf was nog licht, men zag aan de schaduw, die onophoudeiyk langs de gordynen gleed, dat hy rusteloos op en neer liep. IV. De volgende morgen begroette met zyn helder licht den dag, waarop Leonoro hare vorjariDg vierde. Zich geweld aandoende, trad zy met een glimlach op het gelaat, ofschoon met trillende lippen, by haren oom binnen om zyn gelukwensch te ontvangen. Ook deze had getracht de sporen van zyn slapeloos doorgebrachten nacht te doen verdwynen; zyne woorden en de toon, waarop hy ze uitsprak, waren vriendelyk, terwyl hy haar naar het salon leidde en haar de geschenken gaf, dio hy voor haar had uitgekozen. Kort daarop kwam Adolbert binnen en de woor den, welke de beide mannen wisselden, door de tegenwoordigheid van Leonore en door de eischon van den feestelyken dag aanmerkeiyk gewyzigd, waren, zooal niet geheel onge dwongen, toch vriendschappelyk. De gebour- tenia van den vorigen dag, voor allen even gewichtig door hare gevolgen, scheen geheel vergoten: met geen enkel woord werd daar van gerept. Toch verkeerden allen onder den indruk van het gebourde on van de vrees voor het geen er uit voort zou vloeien het was de zoele stilte véór het onweder, waarby zelfe de meest vreesachtigen naar don oerston donderslag uitzien, om na den slag weder met meer vryheid te kunnen ademen. En dit oogenblik kwam al zeer spoedig, toen de houtvester werd aangediend. Leonore stond op en had reeds bleek en bevend de kamer verlaten vóór de bediende het bevel had gekregen, hem binnen te doen treden. Adelbert aarzelde of hy de kamer zou verlaten. „Wenscht gy ook, dat ik u alleen laat, vader?" vroeg hy, nadat de bediende de kamer was uitgegaan. [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1