A0. 1893.
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gon- en feestdagen, uitgegeven.
feuilleton.
MET SLOT ELKRATH.
N°
Zaterdag; 10 ï>e©©ml>ei*.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZSR COURAHT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post 1.10.
Afzonderlijke Nommers0.06.
PBIJS DEB AD VERTEN TIEN
Van 1— "6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Leiden, la December.
In aansluiting met het bericht van gisteren
verzoekt men ons te melden, dat de insignes,
aangeboden aan het bestuur van de dames-
zangrereeniging „Es-moll", vervaardigd zfin
in de fabriek der heeren Van Kempen te
Voorschoten en geleverd door den heer
Oostveen, juwelier op den Nieuwen Rijn alhier.
In de eerste zitting van den Militieraad
op Dinsdag 12 dezer zijn omtrent de lote-
lingen uit de gemeente Lisse de navolgende
uitspraken gedaan
Vrijgesteld werden wegens broederdienst 5,
wegens te zijn eenige wettige zoon 6 en
wegens lichaamsgebreken 3.
Omtrent één loteling werd de beslissing
aangehouden.
De overige 16 lotelingen werden voor den
dienst aangewezen.
Door één van deze laatsten is eene her
keuring aangevraagd.
Door den gemeenteraad van Boskoop
werd met eenparige stemmen besloten tot
het richten van een adres aan den minister
van binnenlanösche zaken, waarbij adhaesie
betuigd wordt aan hot adres der Pomologische
Vereoniging tot het verkrijgen van eene tuin
bouwschool in die gemeente.
Te Waddingsveen is het stoffelijk over
schot begraven van don 82-jarigen oud-strijder
A. De Groot. M6t eere heeft liij zijne betrekking
van nachtwaker en doodgraver vervuld.
De heer W. J. Bronkhorst, onderwijzer
aan de openbaro school (Brug) te Waddingsveen,
heeft togon 1 Maart a. s. eervol ontslag uit
zyne betrekking aangevraagd. De gemeenteraad
heeft besloten, tbans in zijne plaats eene onder
wijzeres met nuttige handwerken aan te stellen.
Tot directeur der Algemeen© Begraafplaats
to Waddings veen is benoemd J. Van Rijn, aldaar.
Tot predikaat by de Ned.-Hervormde
gemeente van Woubrugge is beroepen ds. P.
Kuylman, te Bunnik en Vechten.
Gisteren hebben ten Hove gedineerd:
baron Goricko van Berwijnen, Hr. Ms. go-
zant te Brussel, en mevrouw Gerioke; baron
Van Brienen van de Groote Lindt, lid van
don Raad van Voogdy overH. M. do Koningin;
baron Six van Oterleek, idem; en gen. majoor
Hennus, inspecteur der infanterie.
Naar aanleiding van een voorgekomen
geval van benoeming van oen onderwijzer,
die alléén op de voordracht voorkwam, heeft
de minister van binnenlandsche zaken beslist,
dat deze benoeming als volkomen wettig
moet beschouwd worden, indien na de oproe
ping geone meerdere sollicitanten zich heb
bon aangemeld, de voorgedragen© geschikt
geacht kan worden en het gemeentebestuur
in overleg getreden is met den arrondisse-
ments-scboolopziener.
Te 's-Gravenhage is overleden jhr. D. F.
Van Alphen, oud-resident, gepensionneerd
O.-I. hoofdambtenaar.
Zyne teraardebestelling zal morgen, Zaterdag,
om olf uren, op de Algemeene Begraafplaats
plaats hebben.
Naar men verneemt, bestaat het voorne
men oji na te gaan, in hoeverre de vaste
arbeiders langs rykswegon gemist kunnen
worden, om tot de opheffing van die betrekking
over te gaan. Hunne werkzaamheden zouden
dan aan de onderhouds-aannemors worden
opgedragen. In elk geval schynt er eene w(jzi-
ging in dien dienst te komen, door hon alleen
voor den duur van een bestek in dienst te
houden.
De heer mr. J. G. De Groot Schimmel,
te Zaltbommel, heeft tegen 1 Jan. a. s. eervol
ontslag aangevraagd als burgemeester en
secretaris van Hurwenen.
Uit ruim oen honderdtal sollicitanten is
door dijkgraaf en hoogheemraden van Amstel-
land tot hoofdopzichlor benoemd de heer I. F. A.
Hissink, to Baambrugge, thans buitengewoon
opzichter by 'sRyka Waterstaat by het Mer-
wede-kanaal.
Woensdag vergaderden te Utrecht in het
aartsbisschoppelyk paleis de afgevaardigden
van het Nederlandache Episcopaat voor het
eerstvolgend groote Katholieke Congres, tot
het bespreken der voorbereidende werkzaam
heden. Gisteren bevonden zy zich tot hetzelfde
doel te Amsterdam.
Beden, 15 Dec., is het zestig jaren gele
den dat d8. H. L. Oort te 's-Gravenhage, het
predikambt in de Nederl.-Herv. Kerk aan
vaardde.
Ds. J. W. Felix, pred. by de Ned.-Herv.
gemeente te Utrecht, zal na ruim 45 jarigen
evangeliedienst, waarvan hij byna 30 jaar in
die gemeente is werkzaam geweest, tegen
1 Januari zyne bediening neerleggen.
Het hoofdbestuur van den Nederlandschen
Protestantenbond heeft benoemd tot algemeen
secretaris, in plaats van den aftredende, dr.
I. v. d. Bergh, den heer W. H. Stenfert
Kroese, te Enschedee.
De „Staatscourant" van heden bevat den
uitslag der in het najaar van 1893 gehouden
examens ter verkrygmg van akten van be
kwaamheid voor huis- en scboolondorvvys in
de vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek.
Aan deze examens, welke worden gehou
den te Nijmegen, Dordrecht, Haarlem, Leeu
warden, Zwolle en Roormond, hebben deel
genomen 464 mannelijke en 355 vrouwelijke,
totaal 819 adspiranten. Daarvan zijn afge
wezen 115 mannelijke on 85 vrouwelijke,
totaal 200 candidaten, en toegelaten 346 m.
en 270 vr., totaal 616.
Yoor deze akte waren reeds geöxamineerd
in 1891, 4099 candidaton, van wie 2860
slaagden: in het voorjaar van'92, 1628 cand.,
van wie 1189 slaagden; in het najaar van
'92, 3605 cand-, van wie 2806 slaagden.
Men seint uit Weenen, dd. 14 Dec.:
De heer J. A. Mazel, gewezen buitengewoon
gezant en gevolmachtigd ministor van Neder
land, bracht heden zyn afscheidsbezoek by
den keizer.
De „Politische Correspond enz" meldt dat
de keizer aan den heer Mazel de orde van de
IJzeren Kroon eerste klasse verleend he< ft.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft aan de commissie uit de Schoterlandsche
werkloozen bericht, dat hy haar Maandag a. s
zal ontvangen.
De Raad der Friescbe gemeente Opsterland
heeft B. en Ws. gemachtigd, de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten te vragen, om de toe
gestane subsidie aan bet armbestuur, over den
dienst 1893 verleend, alsnog te verhoogen met
f6100, omdat het biykt dat door de vele uit
gaven, die het armbestuur zich moet getroos
ten, de subsidie to laag is geraamd.
Mej. Schönfeld, bonoemd tot directrice
van het postkantoor te Buitenpost, is de eerste
titularis in dien rang.
Het stoomschip „Bromo", van Batavia
naar Rotterdam, vertrok 13 Dec. van Port-
Saïd; de „Burgemeester Den Tex" arriveerde
14 Dec. van Amsterdam te Batavia; de
„Utrecht", van Rotterdam naar Batavia, arri
veerde 13 Dec. te Port-Saïdde „Didam",
van Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde
14 Dec. Dover; de „Conrad", van Batavia
naar Amsterdam, vertrok 14 Dec. van Aden;
de „Gedó", van Rotterdam naar Java, 13 Dec.
opnieuw door stormweder opgehouden, pas
seerde 14 Dec. des morgens the Needles (Wight)
de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar
Batavia, vertrok 14 Dec. van Genua.
By koninkiyk besluit is goedgekeurd,
dat aan F. E. Vaarzon Morel, burgemeester
dor gemeente 's-Gravendeel, op zyn verzook
eervol ontslag is verleend als secretaris dier
gemeente.
De kapt. P. A. Numans, van het 4de reg.
vest.-art., op non activiteit gesteld.
Jhr. mr. D. J. A. A. Van Lawick van Pabst
tot Nyovolt benoemd tot burgemeester der
gomeente Stad Doetinchem, met toekenning
van eervol ontslag als burgemeester van
Buurmalsen.
Tweede lezing in „Pniöl."
'fc Was gisteravond in „Pniöl" weer zeer
goed bezet, of, wil men lieVer:'t was er „vol."
En geen wonder ditmaal, want dr. J. H. Gun
ning J.Hzn., predikant alhier, trad er zelf als
spreker op, en, het is bekend: deze leeraar
kan steeds, waar dan ook, op vele toehoorders
rekenen. Trouwens, over het algemeen
hetzy hier terloops aangemerkt kunnen
allo „Gunning lezingen", weldra, als de her
innering aan 't Nut flauwer zal worden, „Pniöl-
lezingen" te noemen, op veel belangstelling
bogen.
Dr. Gunning bad tot onderworp zyner voor
dracht gekozen „Reisherinneringen" en wel
meer bijzonder uit een deel van Beieren en
uit hst in menig opzicht zoo schoon© Tyrol,
waar hij het voorrecht had in don zomer van
dit jaar eenigon tyd to vertoeven.
Het lozen van rcisboscbryvingen vinden
slechts weinigen een genoegen, velen zelfs
vervolend; ze (die gedrukte be3chryvingen)
zyn dan ook veelal dor en droog; maar hoo
groot kan het genot zijn, hoe aangenaam,
hoe boeiend kan het wezen iemand te hooren
vertellen van zyne reizen, van hetgeen hy
daar in de verte met eigen oogen aanschouwd,
wat hy er doorleefd, wat hy er meegemaakt
heeft. En zoo'n genot verschafte gisteravond
onze welbespraakte stadgenoot; zoo aangenaam
werd het den „Pniöl"-bezoekers gemaakt door
als 't ware aan de hand van den spreker et n
blik te slaan in den vreemde; zoo worden zy
geboeid door do schoone schilderingen en dui
delijke, aantrekkelyke schetsen van den be
gaafden verteller.
En wat rest ons hier? Niet anders dan
eeno oppervlakkige weergeving, welke, vooral
door haro beknoptheid, niet anders dan yskoud
kan zyn in vergelyking mot de warmte, met
den gloed, waarop ons werd verhaald, dikwyis
met levondige kleuren werd geschilderd, naar
we reeds zeiden. Byzonder kort in verhouding
met het verhaalde zal dan ook ons eigeniyk
„verslag" over deze lezing zyn, omdat ze op
het papier toch niet is weer te geven zonder
haar in waarde te doen dalen.
Spreker begon met op te merken hoe snel
men tegenwoordig reist en op welke wyze
men dit boofdzakeiyk doet; hoe de treinen
voortsnellen en daardoor den reizigers veel
genot doen derven; mat hoeveel menschen,
ook met pruttelaars en spoedig-ontstemden,
men in aanraking komt en welk oon geluk
het voor den toerist is een goed humeur te
hebben; hoe hy, spreker, ééns recht boos was
geworden, toen hy Holland had hooren uit
krijten voor één groot moeras, als het kik
kerland by uitnemendheid, met jenevordrinkers
van professie als bewoners; hoe hy toen
Hollands eere en die zijner inwoners had
hoog gehouden en zyn dierbaar vaderland
verdedigd had. Het leven in uitstekende hotels,
uitstekende wat de nota's betrof, en van
geïmproviseerde hotels werd door hem ter
loops geschetst; ook hoe hy zelfs eens over
nachtte by een R.-K. geestelijke, die
wy zullen hier maar kortweg zeggen: die hem
niet kende, volstrekt niet wist wie by was.
Dr. G. sprak verder over verwoestende
lawines, gevaariyko aardverschuivingen, kristal
heldere wateren, onder welken naam dan ook
bekend, over maagdelyke bosschen, over hot
begaan van hoogst gevaarlijke paden, over
peillooze afgronden, over het bestijgen van
borgen (van aardrykskundigo namen noemen
onthouden we ons hior; kaarten van Beieren
en Tyrol geven ze to lezen), over het prachtige
schouwspel van het opgaan der zon, over
een onweer in het gebergte, in 't kort over
de prachtigste, verhevensto, indrukwekkendste
natuurtooneelen, over het beryden van muil
dieren en over een ongevalletje met een
spoortrein en daarmede in verband staande
avontuurtjes, welke soms een gullen lach
afdwongen.
Müuchons kunstschatten uit het gryze ver
leden en uit den nieuweren en nieuwsten
tyd, do gods en ©eredienst in do door hem
bezochte streken en vooral de lustsloten van
den ongelukkigen, waanzinnigen koning Lode-
wyk van Beieren leverden dr. G. voorts nog
rijke stof voor zyne tot dankbaarheid en
voldaanheid, nu en dan ongetwijfeld ook by
velen tot jaloerschheid stemmende lezing;
tot jaloerschheid in dezen zin, om ook eens
rechtstreeks iets te mogen waarnemen van
al die majosteit der natuur, van die kostbare
en prachtvolle menschen werken. Die sloten
van koning Lodowyk, beelden van een streng
egoïsme (we zagen ze hier vóór gerulmen tyd
in een Panorama), welk een pracht, welk eeno
weelde, die ten slotte zelfs walgen doet, welko
s batten, hoeveel onbetaald gebleven milli
oenen zyn daaraan ten koste gelegl dior
dien ongelukkigen vorst, dio zoo zond ling
leefJe en zoo treurig, door eigen toedoen,/fn
graf vond in de golden met zyn bekwamen
lyfarts.
Schoon waren ook de gedachten, in den
loop van des sprekers lezing tusschen zyne
schetsoa ingevlochten: gedachten, welke uit
drukten hoe hier op aard-) alles niets is zondei
God, hoe arm men kan zyu by den grootsten
rykdom, hoo niets hier beneden iots beteekent,
dat geeue rekening houdt met het eeuwige,
gedachten, welke do lezing, met de vóór- en
nabede, stempelden tot eene christeiyke, als
hoedanig zo ook alle moeton en kunnen worden
beschouwd.
De korte pauze, gisteravond on de vorige
maal gehouden en welke vroeger gomist werd,
komt ongetwijfeld spreker en hoordors zeer ten
TWBEOK K.1SSER.
De heer Valctte sloot zich in de eerste plaats
aan by het betoog van don heer Schaepman
wat betreft bet verder toestaan van subsidie
aan de byzondere scholen, waar niet in den
onderwyzersnood kan voorzien worden. Wat
de pensionneering van de onderwyzors betreft,
sloot spreker zich aan by den heer Smeenge.
Voorts drong hy aan op betere opleiding
van de onderwijzers, hetzy aan Rykshotzy
aan byzondere kweekscholen. Het hoofdpunt,
waarop spreker echter do aandacht der Kamc-r
wilde vestigen, is de leerplicht, voor welker
toezegging hy hulde brengt aan dozen minister.
By invoering daarvan zou de lagero school
inderdaad worden de Volksschool, een naam,
waarop zy tot heden geene aanspraak kon
maken. Daardoor zal aan de sociale nooden
een einde worden gemaakt
De Voorzitter verzocht spreker zich te bepa
len tot bot onderworp en niet te voel af te
dwalen tot leerplicht en sociale noodon.
De heer Valctte haalde ciiaten aan van eonige
Duitscbe sc.hry vers, tot staving run zijn betoog,
dat leerplicht een einde kan maken aan do
sociale nooden.
Do heer JE. Mackay drong aan op ver Ion
ging voor de byzondere geaubsidiöerde scholen
van den termyn, waarbinnen het wotteiyk
aantal onderwijzers aanwezig moot zijn.
De heeren Kielstra en Smidi drongen ook
sterk aan op partiöele wetswyziging tot lots
verbetering.
De heer De Kanter geloofde dat de slechte
toestand der onderwyzers niet in de eerste
plaats is te wijten aan de minima, maar omdat
de onderwyzers zyn overgelaten aan het bon
plaisir van de gemeentebesturen, die hen
als „koopwaar" beschouwen. Aan die toe
standen moet een einde komen. Is daar wets
wyziging voor noodig? Misschien. Maar aller
eerst dient men daartoe met de toestanden
volkomen bekend te zyn. Zou de Minister
bereid zyn om op dat punt den toestand der
hulponder wijzers aan de natie te doen zien?
Het overgroot aantal gemeenten heeft ge9ne
GOLO RAIMUfiD.
15)
De baron zweeg. Na eene pauze, waarin
hy naast Elkrath voortwandelde, zeide hy
misnoegd: „Gy werpt u wol met veel ernst
tot ridder voor deze boschnimf op. Vergeet
echter niet, dat wy op het land en Riet aan
het bof zyn, dat Magdalene een dorpskind en
daarenboven de dochter van myn onderge
schikte is. Van deemoediging te durven spre-
kon. waar de zottin tevreden moest zyn, dat
ik haar myne opmerkzaamheid waardig
keur, den pastoor en het geheelo dorp er
oy roepen - voor den duivel, Elkrath, ik
geloof lat het meisje zich heeft durven ver
oorloven my in het zonnetje te zetten," riep
hy uit, zichzeWen opwindende.
Adalbert haalde de schouders op. „Als dat
zoo is, dan heeft zy daartoe aanleiding ge
vonden in uw vertrouwelyken toon en in uwe
scherts, die haar tevens diep moesten grieven.
Ik zeide hot u reeds in do kerk: zy ie niet
alloen schuw, zy is ook trotsch; ik voor my
zou nooit den moed hebben kunnon vinden
tot het bezigen eenor taal, die dit heeriyke
meisjo onwaardig scheen. Zie, Eggenthal, ik
bon volkomen oprecht, bet stuft my te'gon
C9 borst, dat gy my tot getuige kondt maken
van zulk eene minachting; daarom verwierp
ik de mogelijkheid van eeno beloedigende
bedoeling on verschafte ik u eene voldoeniDg,
die uwe overijling in het geheel niet ver-
diond had."
„Gy vat de zaak al buitengewoon senti
menteel op, waardste Elkrath waarom
neemt gy zulk een hoog standpunt in, als
gj) voor uwe eigen rekening wilt jagon?
Neen, neen, spreek mij niet tegenik heb
wel gezien hoe snel deze donkere oogen u
overwonnen hebben en ik eerbiedig daarom
het vonnis, dat gi) in mijne plaats, hoewel
niet geheel en al naar m()n zin, hebt uitge
sproken; gastvrijheid boven alles, dat weet
gij. Uit gastvrijheid heb ik Munter wegge
jaagd en uit gastvrijheid schold ik hem ook
de welverdiende straf kwijt en wil ik m(J de
vermetelheid van MagdaleDe niet aantrekken."
„Gy doet mij onrecht", zeide Adelbert
ernstig, „ik zou mfl geene gedachte, nog
minder een woord veroorloven, dat dit be
vallige meisje zou kunnen krenken."
„Nu, nu, laat ons daarover geene woorden
verspillen", zeide Eggenthal lachende, terwfll
zijne goede luim langzamerhand weder de
bovenhand kreeg, „het zal u niet beter en
niet slechter gaan dan velen vóór uik zeg
dit met het oog op het slagen. Wat gü
echter, scheidsrechterlijke Salomo, begonnen
hebt, dat zullen wy nu wel moeten voltooien I
Ik zal een bode naar het dorp zenden, waar
Munter voorloopig opgesloten zit, en last
geven, dat men hem maar moet laten loopen.
Maar tevergeefs wil ik deze goede daad niet
gedaan hebben. Ik verklaar u dat deze proeve
van offervaardigheid geen spiegelgevecht ie,
maar verlang dat gij m(j daarvoor len minste
nog eenige dagen gezelschap houdt."
„Toegestaan," riep Adelbert, in zijn hart
veel meer tevreden dan hij aan den dag legde.
„Ztnd maar iemand naar Elkrath en laat
daar weten, dat miln knecht mot mijn goed
hier moet komen; ik was slechts voorbereid
op een bezoek van een paar uren, niet van
geheelo dagen."
Korten tyd na hunne terugkomst kwamen
de verwachte gasten aan; bij het middag
maal, door geen onaangenaam tooneel, zooals
den vorigen dag, gestoord, ging het ook heel
vrooiyk toe. Adelbert slechts was stil en
afgetrokken; hy kon züne gedachten niet
losrukken van de kleine dorpskerk, die hem
de schoonheid van Magdalene in het helderste
licht had doen kennen. De sprookjes zyner
kinderjaren verrezen wedor voor zyne ver-
bseldlng: de woudnimfen, die in de schaduw
van maagdelyke boomon leven, helder en
licht als een zonnestraal, die in het groene
gebladert dartelt.
Nadat de tafel was afgenomen en de ove
rige gasten, na eene korte wandeling in den
tuin, naar de biljartzaal gingen, scheidde
Adelbert zich, hoofdpyn en de behoefte naar
eenzaamheid voorwendende, van de disch-
genooten.
En inderdaad, hy had er behoefte aan alleen
te zyn; hy zou en moest messter worden
over de gedachten en beelden, die zyn hoofd
vervulden en hem onrustig en peinzend
maakten.
Het was een heldere dag geweest; nu
eerst daalde eene verkwikkende koelte neder
en de fnescbe lucht, de vrede van den Zon
dag-avond, die nergens schooner en wel
dadiger gevoeld wordt dan op het land, deed
langzamerhand In zyn gemoed rust en kalmte
wederkeeren. Hy doolde rond, zonder bepaald
doel, en geraakte eindeiyk door hot veld,
waardoor een smal voetpad leidde, in het
nabyzyndo bosch, waar hy zich onder den
elanken stam van een beuk, aan welke
voet eene lage houten bank stond, neder
zette. Het was zeker geen toeval, dat hy
deze plek voor eeno rustplaats had uitge
kozen men kon zich geone schooner, stiller
plaats uitdenkeu dan onder dezen hoogen
boom, van waar men op geen honderd pas
van zich af hot uitzicht had op geurige wei
den, van alle zyden door hoornen omgoven.
Het zachte kraken van het kreupelhout
wekte hem uit zyne aangename rust en in
bet volgende oogenblik stoDd er een ree voor
hem, dat hem met zyne groote oogen aan
staarde. Het droeg een rooden halsband
Adelbert vermoedde, wie het toebehoorde, en
zyn hart klopte sneller by de gedachte, dat
zyne moe8teres waarschynlyk niet ver af zou
zyn. Het dier was niet zoo mak, dat het zich
liet streelen, maar het bleef toch stilstaan by
de vleiende woorden, waarmede hy het
trachtte te weerhouden, en eerst toen zich
in de onmlddeliyke nabyheid tusschen de
struiken een wit kleed vertoonde, snelde
het weg.
Het was Magdalene; kwam zy om het ree
te zosken of aangetrokken door Adelberts
stem? Uit het groene loof te voorschyn tre
dende, stond zy plotseling, als eene van die
woudnimfen, waarmede hy zich in zyne ver
beelding bezighield, licht en glimlachend
vóór hem.
„Ha, mynheer de graaf', zeide zy veriaat
en met een vluchtigen blos op de wangen,
„zoo ver van het slot in de diepste een
zaamheid?"
„En wel op uwe plaats, naar het schynt",
antwoordde hy, zich verontschuldigende; „het
lieve tamme ree deed ten minste alsof hot
hier thuis was."
„Ja", antwoordde zy, „wy komen eiken
BChoonen avond hier, ik mot Rosa, en daarom
heeft vader in het voorjaar deze bank voor
my hier laten maken. Biyf zitten, graaf, ik
zou u niet gaarne verjagen."
„En wilt gy niet naast my plaats nemen?"
vroeg hy met eene zekere schuchterheid tegen
over dit kind des wouds, die hem anders
volstrekt niet eigen was.
„Zeker", antwoordde zy, terwijl zy zonder
eenige verlegenheid naast hem ging zitten,
„ik ben zeer blyde, dat het toeval u hierheen
gevoerd heeft, opdat ik u zou kunnen be
danken. Gy kunt u aan myn dank niet ont
trekken, want ik weet zeer wel, hoe goed
en verstandig gy alles ten beste hebt doen
vorkeeren, hoe gy my eene beleediging on
de arme Munters onbeschryflyke ellende be
spaard hebt.
(Wordt vervolgd.)