A0. 1893. (§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. feuilleton. MET SLOT ELKRATH. N° Zaterdag; 10 ï>e©©ml>ei*. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZSR COURAHT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post 1.10. Afzonderlijke Nommers0.06. PBIJS DEB AD VERTEN TIEN Van 1— "6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, la December. In aansluiting met het bericht van gisteren verzoekt men ons te melden, dat de insignes, aangeboden aan het bestuur van de dames- zangrereeniging „Es-moll", vervaardigd zfin in de fabriek der heeren Van Kempen te Voorschoten en geleverd door den heer Oostveen, juwelier op den Nieuwen Rijn alhier. In de eerste zitting van den Militieraad op Dinsdag 12 dezer zijn omtrent de lote- lingen uit de gemeente Lisse de navolgende uitspraken gedaan Vrijgesteld werden wegens broederdienst 5, wegens te zijn eenige wettige zoon 6 en wegens lichaamsgebreken 3. Omtrent één loteling werd de beslissing aangehouden. De overige 16 lotelingen werden voor den dienst aangewezen. Door één van deze laatsten is eene her keuring aangevraagd. Door den gemeenteraad van Boskoop werd met eenparige stemmen besloten tot het richten van een adres aan den minister van binnenlanösche zaken, waarbij adhaesie betuigd wordt aan hot adres der Pomologische Vereoniging tot het verkrijgen van eene tuin bouwschool in die gemeente. Te Waddingsveen is het stoffelijk over schot begraven van don 82-jarigen oud-strijder A. De Groot. M6t eere heeft liij zijne betrekking van nachtwaker en doodgraver vervuld. De heer W. J. Bronkhorst, onderwijzer aan de openbaro school (Brug) te Waddingsveen, heeft togon 1 Maart a. s. eervol ontslag uit zyne betrekking aangevraagd. De gemeenteraad heeft besloten, tbans in zijne plaats eene onder wijzeres met nuttige handwerken aan te stellen. Tot directeur der Algemeen© Begraafplaats to Waddings veen is benoemd J. Van Rijn, aldaar. Tot predikaat by de Ned.-Hervormde gemeente van Woubrugge is beroepen ds. P. Kuylman, te Bunnik en Vechten. Gisteren hebben ten Hove gedineerd: baron Goricko van Berwijnen, Hr. Ms. go- zant te Brussel, en mevrouw Gerioke; baron Van Brienen van de Groote Lindt, lid van don Raad van Voogdy overH. M. do Koningin; baron Six van Oterleek, idem; en gen. majoor Hennus, inspecteur der infanterie. Naar aanleiding van een voorgekomen geval van benoeming van oen onderwijzer, die alléén op de voordracht voorkwam, heeft de minister van binnenlandsche zaken beslist, dat deze benoeming als volkomen wettig moet beschouwd worden, indien na de oproe ping geone meerdere sollicitanten zich heb bon aangemeld, de voorgedragen© geschikt geacht kan worden en het gemeentebestuur in overleg getreden is met den arrondisse- ments-scboolopziener. Te 's-Gravenhage is overleden jhr. D. F. Van Alphen, oud-resident, gepensionneerd O.-I. hoofdambtenaar. Zyne teraardebestelling zal morgen, Zaterdag, om olf uren, op de Algemeene Begraafplaats plaats hebben. Naar men verneemt, bestaat het voorne men oji na te gaan, in hoeverre de vaste arbeiders langs rykswegon gemist kunnen worden, om tot de opheffing van die betrekking over te gaan. Hunne werkzaamheden zouden dan aan de onderhouds-aannemors worden opgedragen. In elk geval schynt er eene w(jzi- ging in dien dienst te komen, door hon alleen voor den duur van een bestek in dienst te houden. De heer mr. J. G. De Groot Schimmel, te Zaltbommel, heeft tegen 1 Jan. a. s. eervol ontslag aangevraagd als burgemeester en secretaris van Hurwenen. Uit ruim oen honderdtal sollicitanten is door dijkgraaf en hoogheemraden van Amstel- land tot hoofdopzichlor benoemd de heer I. F. A. Hissink, to Baambrugge, thans buitengewoon opzichter by 'sRyka Waterstaat by het Mer- wede-kanaal. Woensdag vergaderden te Utrecht in het aartsbisschoppelyk paleis de afgevaardigden van het Nederlandache Episcopaat voor het eerstvolgend groote Katholieke Congres, tot het bespreken der voorbereidende werkzaam heden. Gisteren bevonden zy zich tot hetzelfde doel te Amsterdam. Beden, 15 Dec., is het zestig jaren gele den dat d8. H. L. Oort te 's-Gravenhage, het predikambt in de Nederl.-Herv. Kerk aan vaardde. Ds. J. W. Felix, pred. by de Ned.-Herv. gemeente te Utrecht, zal na ruim 45 jarigen evangeliedienst, waarvan hij byna 30 jaar in die gemeente is werkzaam geweest, tegen 1 Januari zyne bediening neerleggen. Het hoofdbestuur van den Nederlandschen Protestantenbond heeft benoemd tot algemeen secretaris, in plaats van den aftredende, dr. I. v. d. Bergh, den heer W. H. Stenfert Kroese, te Enschedee. De „Staatscourant" van heden bevat den uitslag der in het najaar van 1893 gehouden examens ter verkrygmg van akten van be kwaamheid voor huis- en scboolondorvvys in de vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek. Aan deze examens, welke worden gehou den te Nijmegen, Dordrecht, Haarlem, Leeu warden, Zwolle en Roormond, hebben deel genomen 464 mannelijke en 355 vrouwelijke, totaal 819 adspiranten. Daarvan zijn afge wezen 115 mannelijke on 85 vrouwelijke, totaal 200 candidaten, en toegelaten 346 m. en 270 vr., totaal 616. Yoor deze akte waren reeds geöxamineerd in 1891, 4099 candidaton, van wie 2860 slaagden: in het voorjaar van'92, 1628 cand., van wie 1189 slaagden; in het najaar van '92, 3605 cand-, van wie 2806 slaagden. Men seint uit Weenen, dd. 14 Dec.: De heer J. A. Mazel, gewezen buitengewoon gezant en gevolmachtigd ministor van Neder land, bracht heden zyn afscheidsbezoek by den keizer. De „Politische Correspond enz" meldt dat de keizer aan den heer Mazel de orde van de IJzeren Kroon eerste klasse verleend he< ft. De minister van binnenlandsche zaken heeft aan de commissie uit de Schoterlandsche werkloozen bericht, dat hy haar Maandag a. s zal ontvangen. De Raad der Friescbe gemeente Opsterland heeft B. en Ws. gemachtigd, de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te vragen, om de toe gestane subsidie aan bet armbestuur, over den dienst 1893 verleend, alsnog te verhoogen met f6100, omdat het biykt dat door de vele uit gaven, die het armbestuur zich moet getroos ten, de subsidie to laag is geraamd. Mej. Schönfeld, bonoemd tot directrice van het postkantoor te Buitenpost, is de eerste titularis in dien rang. Het stoomschip „Bromo", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 13 Dec. van Port- Saïd; de „Burgemeester Den Tex" arriveerde 14 Dec. van Amsterdam te Batavia; de „Utrecht", van Rotterdam naar Batavia, arri veerde 13 Dec. te Port-Saïdde „Didam", van Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde 14 Dec. Dover; de „Conrad", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 14 Dec. van Aden; de „Gedó", van Rotterdam naar Java, 13 Dec. opnieuw door stormweder opgehouden, pas seerde 14 Dec. des morgens the Needles (Wight) de „Prinses Sophie", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 14 Dec. van Genua. By koninkiyk besluit is goedgekeurd, dat aan F. E. Vaarzon Morel, burgemeester dor gemeente 's-Gravendeel, op zyn verzook eervol ontslag is verleend als secretaris dier gemeente. De kapt. P. A. Numans, van het 4de reg. vest.-art., op non activiteit gesteld. Jhr. mr. D. J. A. A. Van Lawick van Pabst tot Nyovolt benoemd tot burgemeester der gomeente Stad Doetinchem, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester van Buurmalsen. Tweede lezing in „Pniöl." 'fc Was gisteravond in „Pniöl" weer zeer goed bezet, of, wil men lieVer:'t was er „vol." En geen wonder ditmaal, want dr. J. H. Gun ning J.Hzn., predikant alhier, trad er zelf als spreker op, en, het is bekend: deze leeraar kan steeds, waar dan ook, op vele toehoorders rekenen. Trouwens, over het algemeen hetzy hier terloops aangemerkt kunnen allo „Gunning lezingen", weldra, als de her innering aan 't Nut flauwer zal worden, „Pniöl- lezingen" te noemen, op veel belangstelling bogen. Dr. Gunning bad tot onderworp zyner voor dracht gekozen „Reisherinneringen" en wel meer bijzonder uit een deel van Beieren en uit hst in menig opzicht zoo schoon© Tyrol, waar hij het voorrecht had in don zomer van dit jaar eenigon tyd to vertoeven. Het lozen van rcisboscbryvingen vinden slechts weinigen een genoegen, velen zelfs vervolend; ze (die gedrukte be3chryvingen) zyn dan ook veelal dor en droog; maar hoo groot kan het genot zijn, hoe aangenaam, hoe boeiend kan het wezen iemand te hooren vertellen van zyne reizen, van hetgeen hy daar in de verte met eigen oogen aanschouwd, wat hy er doorleefd, wat hy er meegemaakt heeft. En zoo'n genot verschafte gisteravond onze welbespraakte stadgenoot; zoo aangenaam werd het den „Pniöl"-bezoekers gemaakt door als 't ware aan de hand van den spreker et n blik te slaan in den vreemde; zoo worden zy geboeid door do schoone schilderingen en dui delijke, aantrekkelyke schetsen van den be gaafden verteller. En wat rest ons hier? Niet anders dan eeno oppervlakkige weergeving, welke, vooral door haro beknoptheid, niet anders dan yskoud kan zyn in vergelyking mot de warmte, met den gloed, waarop ons werd verhaald, dikwyis met levondige kleuren werd geschilderd, naar we reeds zeiden. Byzonder kort in verhouding met het verhaalde zal dan ook ons eigeniyk „verslag" over deze lezing zyn, omdat ze op het papier toch niet is weer te geven zonder haar in waarde te doen dalen. Spreker begon met op te merken hoe snel men tegenwoordig reist en op welke wyze men dit boofdzakeiyk doet; hoe de treinen voortsnellen en daardoor den reizigers veel genot doen derven; mat hoeveel menschen, ook met pruttelaars en spoedig-ontstemden, men in aanraking komt en welk oon geluk het voor den toerist is een goed humeur te hebben; hoe hy, spreker, ééns recht boos was geworden, toen hy Holland had hooren uit krijten voor één groot moeras, als het kik kerland by uitnemendheid, met jenevordrinkers van professie als bewoners; hoe hy toen Hollands eere en die zijner inwoners had hoog gehouden en zyn dierbaar vaderland verdedigd had. Het leven in uitstekende hotels, uitstekende wat de nota's betrof, en van geïmproviseerde hotels werd door hem ter loops geschetst; ook hoe hy zelfs eens over nachtte by een R.-K. geestelijke, die wy zullen hier maar kortweg zeggen: die hem niet kende, volstrekt niet wist wie by was. Dr. G. sprak verder over verwoestende lawines, gevaariyko aardverschuivingen, kristal heldere wateren, onder welken naam dan ook bekend, over maagdelyke bosschen, over hot begaan van hoogst gevaarlijke paden, over peillooze afgronden, over het bestijgen van borgen (van aardrykskundigo namen noemen onthouden we ons hior; kaarten van Beieren en Tyrol geven ze to lezen), over het prachtige schouwspel van het opgaan der zon, over een onweer in het gebergte, in 't kort over de prachtigste, verhevensto, indrukwekkendste natuurtooneelen, over het beryden van muil dieren en over een ongevalletje met een spoortrein en daarmede in verband staande avontuurtjes, welke soms een gullen lach afdwongen. Müuchons kunstschatten uit het gryze ver leden en uit den nieuweren en nieuwsten tyd, do gods en ©eredienst in do door hem bezochte streken en vooral de lustsloten van den ongelukkigen, waanzinnigen koning Lode- wyk van Beieren leverden dr. G. voorts nog rijke stof voor zyne tot dankbaarheid en voldaanheid, nu en dan ongetwijfeld ook by velen tot jaloerschheid stemmende lezing; tot jaloerschheid in dezen zin, om ook eens rechtstreeks iets te mogen waarnemen van al die majosteit der natuur, van die kostbare en prachtvolle menschen werken. Die sloten van koning Lodowyk, beelden van een streng egoïsme (we zagen ze hier vóór gerulmen tyd in een Panorama), welk een pracht, welk eeno weelde, die ten slotte zelfs walgen doet, welko s batten, hoeveel onbetaald gebleven milli oenen zyn daaraan ten koste gelegl dior dien ongelukkigen vorst, dio zoo zond ling leefJe en zoo treurig, door eigen toedoen,/fn graf vond in de golden met zyn bekwamen lyfarts. Schoon waren ook de gedachten, in den loop van des sprekers lezing tusschen zyne schetsoa ingevlochten: gedachten, welke uit drukten hoe hier op aard-) alles niets is zondei God, hoe arm men kan zyu by den grootsten rykdom, hoo niets hier beneden iots beteekent, dat geeue rekening houdt met het eeuwige, gedachten, welke do lezing, met de vóór- en nabede, stempelden tot eene christeiyke, als hoedanig zo ook alle moeton en kunnen worden beschouwd. De korte pauze, gisteravond on de vorige maal gehouden en welke vroeger gomist werd, komt ongetwijfeld spreker en hoordors zeer ten TWBEOK K.1SSER. De heer Valctte sloot zich in de eerste plaats aan by het betoog van don heer Schaepman wat betreft bet verder toestaan van subsidie aan de byzondere scholen, waar niet in den onderwyzersnood kan voorzien worden. Wat de pensionneering van de onderwyzors betreft, sloot spreker zich aan by den heer Smeenge. Voorts drong hy aan op betere opleiding van de onderwijzers, hetzy aan Rykshotzy aan byzondere kweekscholen. Het hoofdpunt, waarop spreker echter do aandacht der Kamc-r wilde vestigen, is de leerplicht, voor welker toezegging hy hulde brengt aan dozen minister. By invoering daarvan zou de lagero school inderdaad worden de Volksschool, een naam, waarop zy tot heden geene aanspraak kon maken. Daardoor zal aan de sociale nooden een einde worden gemaakt De Voorzitter verzocht spreker zich te bepa len tot bot onderworp en niet te voel af te dwalen tot leerplicht en sociale noodon. De heer Valctte haalde ciiaten aan van eonige Duitscbe sc.hry vers, tot staving run zijn betoog, dat leerplicht een einde kan maken aan do sociale nooden. Do heer JE. Mackay drong aan op ver Ion ging voor de byzondere geaubsidiöerde scholen van den termyn, waarbinnen het wotteiyk aantal onderwijzers aanwezig moot zijn. De heeren Kielstra en Smidi drongen ook sterk aan op partiöele wetswyziging tot lots verbetering. De heer De Kanter geloofde dat de slechte toestand der onderwyzers niet in de eerste plaats is te wijten aan de minima, maar omdat de onderwyzers zyn overgelaten aan het bon plaisir van de gemeentebesturen, die hen als „koopwaar" beschouwen. Aan die toe standen moet een einde komen. Is daar wets wyziging voor noodig? Misschien. Maar aller eerst dient men daartoe met de toestanden volkomen bekend te zyn. Zou de Minister bereid zyn om op dat punt den toestand der hulponder wijzers aan de natie te doen zien? Het overgroot aantal gemeenten heeft ge9ne GOLO RAIMUfiD. 15) De baron zweeg. Na eene pauze, waarin hy naast Elkrath voortwandelde, zeide hy misnoegd: „Gy werpt u wol met veel ernst tot ridder voor deze boschnimf op. Vergeet echter niet, dat wy op het land en Riet aan het bof zyn, dat Magdalene een dorpskind en daarenboven de dochter van myn onderge schikte is. Van deemoediging te durven spre- kon. waar de zottin tevreden moest zyn, dat ik haar myne opmerkzaamheid waardig keur, den pastoor en het geheelo dorp er oy roepen - voor den duivel, Elkrath, ik geloof lat het meisje zich heeft durven ver oorloven my in het zonnetje te zetten," riep hy uit, zichzeWen opwindende. Adalbert haalde de schouders op. „Als dat zoo is, dan heeft zy daartoe aanleiding ge vonden in uw vertrouwelyken toon en in uwe scherts, die haar tevens diep moesten grieven. Ik zeide hot u reeds in do kerk: zy ie niet alloen schuw, zy is ook trotsch; ik voor my zou nooit den moed hebben kunnon vinden tot het bezigen eenor taal, die dit heeriyke meisjo onwaardig scheen. Zie, Eggenthal, ik bon volkomen oprecht, bet stuft my te'gon C9 borst, dat gy my tot getuige kondt maken van zulk eene minachting; daarom verwierp ik de mogelijkheid van eeno beloedigende bedoeling on verschafte ik u eene voldoeniDg, die uwe overijling in het geheel niet ver- diond had." „Gy vat de zaak al buitengewoon senti menteel op, waardste Elkrath waarom neemt gy zulk een hoog standpunt in, als gj) voor uwe eigen rekening wilt jagon? Neen, neen, spreek mij niet tegenik heb wel gezien hoe snel deze donkere oogen u overwonnen hebben en ik eerbiedig daarom het vonnis, dat gi) in mijne plaats, hoewel niet geheel en al naar m()n zin, hebt uitge sproken; gastvrijheid boven alles, dat weet gij. Uit gastvrijheid heb ik Munter wegge jaagd en uit gastvrijheid schold ik hem ook de welverdiende straf kwijt en wil ik m(J de vermetelheid van MagdaleDe niet aantrekken." „Gy doet mij onrecht", zeide Adelbert ernstig, „ik zou mfl geene gedachte, nog minder een woord veroorloven, dat dit be vallige meisje zou kunnen krenken." „Nu, nu, laat ons daarover geene woorden verspillen", zeide Eggenthal lachende, terwfll zijne goede luim langzamerhand weder de bovenhand kreeg, „het zal u niet beter en niet slechter gaan dan velen vóór uik zeg dit met het oog op het slagen. Wat gü echter, scheidsrechterlijke Salomo, begonnen hebt, dat zullen wy nu wel moeten voltooien I Ik zal een bode naar het dorp zenden, waar Munter voorloopig opgesloten zit, en last geven, dat men hem maar moet laten loopen. Maar tevergeefs wil ik deze goede daad niet gedaan hebben. Ik verklaar u dat deze proeve van offervaardigheid geen spiegelgevecht ie, maar verlang dat gij m(j daarvoor len minste nog eenige dagen gezelschap houdt." „Toegestaan," riep Adelbert, in zijn hart veel meer tevreden dan hij aan den dag legde. „Ztnd maar iemand naar Elkrath en laat daar weten, dat miln knecht mot mijn goed hier moet komen; ik was slechts voorbereid op een bezoek van een paar uren, niet van geheelo dagen." Korten tyd na hunne terugkomst kwamen de verwachte gasten aan; bij het middag maal, door geen onaangenaam tooneel, zooals den vorigen dag, gestoord, ging het ook heel vrooiyk toe. Adelbert slechts was stil en afgetrokken; hy kon züne gedachten niet losrukken van de kleine dorpskerk, die hem de schoonheid van Magdalene in het helderste licht had doen kennen. De sprookjes zyner kinderjaren verrezen wedor voor zyne ver- bseldlng: de woudnimfen, die in de schaduw van maagdelyke boomon leven, helder en licht als een zonnestraal, die in het groene gebladert dartelt. Nadat de tafel was afgenomen en de ove rige gasten, na eene korte wandeling in den tuin, naar de biljartzaal gingen, scheidde Adelbert zich, hoofdpyn en de behoefte naar eenzaamheid voorwendende, van de disch- genooten. En inderdaad, hy had er behoefte aan alleen te zyn; hy zou en moest messter worden over de gedachten en beelden, die zyn hoofd vervulden en hem onrustig en peinzend maakten. Het was een heldere dag geweest; nu eerst daalde eene verkwikkende koelte neder en de fnescbe lucht, de vrede van den Zon dag-avond, die nergens schooner en wel dadiger gevoeld wordt dan op het land, deed langzamerhand In zyn gemoed rust en kalmte wederkeeren. Hy doolde rond, zonder bepaald doel, en geraakte eindeiyk door hot veld, waardoor een smal voetpad leidde, in het nabyzyndo bosch, waar hy zich onder den elanken stam van een beuk, aan welke voet eene lage houten bank stond, neder zette. Het was zeker geen toeval, dat hy deze plek voor eeno rustplaats had uitge kozen men kon zich geone schooner, stiller plaats uitdenkeu dan onder dezen hoogen boom, van waar men op geen honderd pas van zich af hot uitzicht had op geurige wei den, van alle zyden door hoornen omgoven. Het zachte kraken van het kreupelhout wekte hem uit zyne aangename rust en in bet volgende oogenblik stoDd er een ree voor hem, dat hem met zyne groote oogen aan staarde. Het droeg een rooden halsband Adelbert vermoedde, wie het toebehoorde, en zyn hart klopte sneller by de gedachte, dat zyne moe8teres waarschynlyk niet ver af zou zyn. Het dier was niet zoo mak, dat het zich liet streelen, maar het bleef toch stilstaan by de vleiende woorden, waarmede hy het trachtte te weerhouden, en eerst toen zich in de onmlddeliyke nabyheid tusschen de struiken een wit kleed vertoonde, snelde het weg. Het was Magdalene; kwam zy om het ree te zosken of aangetrokken door Adelberts stem? Uit het groene loof te voorschyn tre dende, stond zy plotseling, als eene van die woudnimfen, waarmede hy zich in zyne ver beelding bezighield, licht en glimlachend vóór hem. „Ha, mynheer de graaf', zeide zy veriaat en met een vluchtigen blos op de wangen, „zoo ver van het slot in de diepste een zaamheid?" „En wel op uwe plaats, naar het schynt", antwoordde hy, zich verontschuldigende; „het lieve tamme ree deed ten minste alsof hot hier thuis was." „Ja", antwoordde zy, „wy komen eiken BChoonen avond hier, ik mot Rosa, en daarom heeft vader in het voorjaar deze bank voor my hier laten maken. Biyf zitten, graaf, ik zou u niet gaarne verjagen." „En wilt gy niet naast my plaats nemen?" vroeg hy met eene zekere schuchterheid tegen over dit kind des wouds, die hem anders volstrekt niet eigen was. „Zeker", antwoordde zy, terwijl zy zonder eenige verlegenheid naast hem ging zitten, „ik ben zeer blyde, dat het toeval u hierheen gevoerd heeft, opdat ik u zou kunnen be danken. Gy kunt u aan myn dank niet ont trekken, want ik weet zeer wel, hoe goed en verstandig gy alles ten beste hebt doen vorkeeren, hoe gy my eene beleediging on de arme Munters onbeschryflyke ellende be spaard hebt. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1