N°. 10371.
Maandag 11 December.
A>. 1893.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
'KikeriJki.
Leiden, 9 December.
F euilleton.
HET SLOT ELKRATH.
PRIJS DEZER COURANT:
Voot Leiden por 3 maanden. 1.10.
Franco per post-l-^0-
Afzonderlijke 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIKN":
Van 1 6 regels ƒ1.05. Iedore regel moor 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Eerste Blad.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 12 van Kikeriki.
Officieel© Kennis#ff©ving©n.
Jimyoraeotiter en Wöthouclera van Leiden;
Gezien art. 6 der Verordoning van den llden No
vember 1880 (Gemeenteblad No. 4 van 1881);
Breng'-n ter algemeono kennis dat tot het doen
lnschrij ren va» nieuwe leerlingen voor do open
bare srlmien voor voorbereidend en voor moer
ultgcbtoiii lager ouderwijs, golegenlieid zal gege-
fOD worden:
voor die voor voorbereidend moor uitgebreid lager
onderwijn voor jongens en iiioisjea, in het schoolgebouw
aan de Oude Vest;
voor die voor moor uitgebreid lager onderwijs:
der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw
aan de Aalmarkt;
dor l9to klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw
acn de Boommarkt;
dor 2do klasse, voor jongens, in hot schoolgebouw
aan de Pietorskerkstraat
der 2do klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw
aan de Broeatraat;
en wel van den 4 den tot en met don lOden
Doe. o. k., dagolijka (den Zondag uitgezonderd),
van des voormiddaga halfnegen tot negen uren,
on op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrijdag boven
dien van halftwee tot twee uren dea namiddags.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Bargemeeator.
8 Deo. 1808. E. KIST, Seoretaris.
Prof. Dr. A. KUENEN.
t lO December 1891.
Een enkel woord, vriendelijke lezer I om u
op dozen onvergetelyken sterfdag van een van
Nederlands grootste mannen en beste zonen,
een van Leidons uitnemendste burgers in de
herinnering nog eenmaal te doen genieten van
het schoone levensbeeld, dat bi) ons to aan
schouwen gaf.
In hot met meesterlijke hand. geschreven
Levensbericht van Abraham Kuenen, Theol.
Dr., Hoogl. te Lelden, verschenen in de Levens
berichten van de Maatschappij der Neder-
landscho Letterkunde te Leiden 1892-1893,
doelt Prof. Van der Vlugt ons mede, dat zgn
vader, wijzende naar Kuenens portret, hem
op dea toon van innige overtuiging zeide:
„Zie, jongen, zóó als deze, wordt óónmanin
honderd jaar geboren"; en wy voelen eerst
recht, welk een rykdom die profetie in zich
bevat heoft. Wy, die Kuenen daarna zoolang
hebben mogen genieten, wy beamen 't: hy
is een groot man geweest.
Grootmogelijk, dat zijn schim, met
dion fijnen glimlach, waaruit soms iets van
goedmoodigen afkeer sprak, op my neer ziet,
evenale „aan den avond van zyn jubiló, toen
de maat eener gepaste hulde niet langer werd
betracht en een voiyverig vereerder hem
„driowerf groot" verklaarde, hy zyn weerzin
over dat bedryf zoo duidelijk te kennen gaf,
als zulk een lijn, wellevend gastheer het doen
kon. „Ik ben biy, zoo sprak hy toen met
zijn verstandigen glimlach, „dat nog dit laatste
woord gesproken is. Want nu begint de lof
zichzelven to weerleggen, en zal het er wel
mee uit zyn." Maai* dat waag ik er aan,
tegenover de zekerheid, dat velen, die dit lezen,
't een genot zullen vinden, nog een3 en straks
misschien nog weer eens, als in gedachten
daar vóór ons te zien den man, dien iedereen
kende.
Grootzeker, zeker, het grootst6 deel
van zyn roem, van zyn meer dan Europeeschen
naam had Kuenen te danken aan zyne ge
leerdheid, aan zyne kennis men moet 't
lezen, bij Van der Vlugt en elders, om van
zijne geleerdheid den allerdiepsten indruk te
ontvangen. Maar dat is 't niet alleen, niet
bovenal geweest, wat z\jn naam zoo onver
getelijk doet zyn, als hy dat in werkelijkheid
is. Geleerd, tot over den Oceaan was zyn
naam wydvermaard, en als ds. P. H. Hugen-
holtz zyne reis maakt door N.-Amerika, dan
worden hem in druk bezochte „meetings"
adressen van dank en van hulde aangeboden
voor zyn beroemden landgenoot. Groot door
geleerdheid, ze kwamen van vele zijden, en
uit verre gewesten, in het welbekende huis.
aan de Haarlemmerstraat, en 't was, voor wie
dat binnenging, alsof hy den drempel van een
heiligdom overschreed, want Kuenens studeer
kamer te mogen betreden, menig vreemdeling,
voor wien 't de vervulling van een zyner
hoogste wenschen geweest is.
Groot.zeker, daardoor heeft Kuenen
zich een wereldberoemden naam verworven.
Maar dat is het niet bovenal, wat iedereen
zoo met den diepsten eerbied over hem spre
ken deed, over hem spreken doet Daar zyn
meer grooten geweest, daar zyn onder de
levenden nog wel, wier namen hoog, heel
hoog worden geprezen, omdat zy zoo geleerd
zyn, maar wier namen niet op dien toon, niet
met die sympathie, die liefde worden genoemd
als die van Kuenen, wier werken biyven
leven en spreken, maar wier personen al
spoedig weer vergeten zyn. Nietwaar, ik kan
't me voorstellen, dat nog lang na dezen,
ouderen aan jongeren zullen vertellen van
dien grooten man, die eens een sieraad was
van Leiden8 hoogeschool, van dien lichameiyk
grooten man ook, met dien ietwat gebogen
rug en dat altoos vriendelijk oog, dien iedereen
kende, omdat hy alomtegenwoordig was.
„Een kamergeleerde, groot ouder de grootsten I
En toch dageiyks op straat, des Zondags
regolmatig in de kerk, op geene vergadering
van gewicht, hoe rookerlg, hoe benauwd,
ontbrekende. En altyd zoo eenvoudig, mild,
gewoon 1"
„En altyd zoo eenvoudig, mild, gewoon!"
Zou daarin ook het geheim schuilen van die
groote populariteit, die Kuenen genoot? Een
voudig, d. w. z. óón vouw in het karakter heb
ben, den zin voor waarheidmild, dat is den
kleinere door zyne meerderheid niet terneer
drukken, maar zoo mogelijkopheffen;gewoon,
d. i. met ieder en voor ieder een woord te
spreken, dat gepast wasja, zoo was Kuenen.
En wederom, het geheim van die deugden?
Zou het niet gezocht moeten worden in dat
„zelfgevoel van ongewone hoogte, doch daarby
van zeldzaam edel, fijn gehalte?"
Toen op Maandag 14 Dec. 1891, uit die
Haarlemmerstraat naar de begraafplaats aan
de Groenesteeg Kuenens lyk werd heenge
dragen naar zyn laatste rustplaats, toen
waren er uit schier alle oorden van ons
Vaderland saamgekomen, om aan d9n grooten
doode een laatst vaarwel toe te roepen. Wat
ontving de aarde daar een onzer dierbaarste
schatten! Zokor con onvergeteiyken vader,
stellig een ongeëvenaarden leermeester, onge
twijfeld een held, op het veroveringsgebied
der wetenschap, een held, zonder vrees en
blaam, zeker, stellig, ongetwyfeld, maar wat
den vader zoo onvergeteiyk doet zyn, wat
den leermeester zoo hoog deed waardeeren,
wat voor den held met de diepste bewonde
ring vervulde, dat was Kuenens beminnelijk
heid! En die beminnelykheid heeft hem zoo
bemind gemaakt. Nu moge geëerd, gevierd
te worden om kennis en wetenschap, om
geboorte en naam, een voorrecht heeten,
bemind te worden is een recht, dat de mensch
zichzelven veroveren moet. Kuenen is zoo
groot geweest, omdat hy zoo goed is geweest
en hy was zoo goed, omdat hy zoo vroom was.
Vriendeiyke lezer! ik had behoefte, en
velen zullen die met my gevoelen, eene be
hoefte, opgewekt en versterkt na de lezing
van Prof. Van der Vlugts Levensbericht van
Abraham Kuenen, op dezon sterfdag van
Kuenen, dezen weemoedigen herinneringsdag
aan onzen grooten doode, met diepgevoelde
piëteit 't uit te sprekenave, pia anima l ave
't Zyn groote leego plaatsen, die door het
heengaan van mannen, als Kuenen geweest
is, in het maatschappeiyk geheel worden te
voorschyn geroopen. Hy was, zoo sprak aan
zyn graf prof. Oort, hy was eene veiligheid.
Onze veiligheid, d. w. z. niet alleen van ge
leerden, die op hem volkomen konden ver
trouwen, maar ook onze veiligheid, omdat
wy wisten dat waar hy sprak of waarover
hy sprak, zyn verstand en zyn hartdevrien-
deiyke tweelingen waren, die hem woorden
van wysheid deden uitspreken. Onze veilig
heid, omdat wy op hem konden bouwen als
een man van karakter.
Zou ik durf 't te vragen zou Kuenen
ons, de meesten onzer niet een voorbeeld
kunnen geven, moeten zyn? Aan wien kunnen
wy in deze stormachtige tyden ons vastklem
men, als eene veiligheid? Weet gij één naam
te noemen van één man in ome dagen, die „onze
veiligheid" kan heeten? Zeker, maunon van ge
leerdheid in menigte, mannen van talent velen,
mannen van naam zonder tal, maar ook man
nen, altyd zoo eenvoudig, mild, gewoon? Zoker,
wy zyn dankbaar voor wat wetenschap en
kunst ons te aanschouwen, te genieten, te
hooren of te lezen geven, maar als de maat-
schappy roept: „och, geef toch aan myne
leden een deel van het hun beloofde levens
geluk I" ja, dan moet het heldere hoofd knappe
mannen en vrouwen vormen, maar het warme,
reine hart moet de menschen beter maken.
En om gelukkig te wezen, behoeven wy
neen, niet knap, of ryk, of aanzieniykj te
wezen, maar moeten wy braaf wezen en
goed wezen en beminneiyk wezen, moeten
wy i. e. w. vroom zyn. En 'tis een veilig
heid voor ons in deze wereld, als wij een
man kennen, van wien wy 't kunnen afzien,
afleeren, die 't ons voorgedaan heeftgelukkig,
omdat hy zoo vroom is geweest l
Wees daarom gegroet, vrome ziel, wees
gegroet!
Krachtens Raadsbesluit van 19 Februari
1891 werd aan de Leidsche Katoenmaatschappy
vergunning verleend tot demping van een ge
deelte der Binnenvestgracht, kadastraal bekend
Sectie A. No. 886, grenzende aan de Katoen-
fabriek, voor hare rekening en het gedempte
gedeelte ter grootte van 52'/, centiaren aan
genoemde Maatschappy in gebruik gegeven
met het recht van opstal, onder bepaling dat
het van de gracht worde afgescheiden door
gemetselde muren, onder toezicht van den
gemeente architect, alsmede tegen betaling van
ƒ13.12*/, per jaar.
Thans heeft de Leidsche Katoenmaatschappy
den eigendom van voorschreven grond ver
zocht, alsmede den eigendom eener strook
water der Binnenvestgracht, daaraan grenzende
ter grootte van ongevoer 198 centiaren.
Na onderzoek door de Commissie van Fabri
cage is gebleken dat tegen de inwilliging van
het verzoek geen bezwaar bestaat, zoodat B.
en W8. den gemeenteraad in overweging geven
lo. dat niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is een gedeelte der Binnenvestgracht,
kadastraal bekend Sectie A, No. 886, ter grootte
van ongeveer 198 centiaren;
2o. aan de Leidsche Katoenmaatschappy
in eigendom af te staano. den reeds by haar
in gebruik zynden grond, kadastraal bekend
Sectie A. No. 886, ter grootte van 52'/a cen
tiaren; b. een gedeelte der Binnen vee (gracht
kadastraal bekend Sectio A, No. 88fi, ter grootte
van ongeveer 198 centiaren, ten einde door
baar, na bekomen toestemming van Rijnland,
te worden gedempt, onder bepaling dat door
adresaante voor hare rekening eer. steeuen
kaaimuur worde gemaakt ten genoegen van
Burg. en Weths., dat de eigendomsoverdracht
geschiedt tegen betaling van eene koopsom
van vyf gulden per oentiare en de kosten van
overdracht en dat adressan'e zich vóór 1 Jan.
1894 moet verklaren of zy met de gestelde
voorwaarden genoegen neemt.
Ten aanzien van het in hare handen
gestolde en door ons bereids in zyn geheel
medegedeelde rapport der deskundigen in zake
de Gehoorzaal doelt de Commissie van Fabri
cage den gemeenteraad mede dat zy zich
over het algemeen met den inhoud van het
rapport kan vereenigen en dat zy daaraan het
volgende wenscht toe te voegen:
lo. dat tegen de voorgeschreven veranderin*
gen in de constructie van de kap geon bezwaar
by do Commissie bestaat, doch dat de uitvoe
ring, naar het oordeel van de meerderheid der
Commissie, op minder kostbare wyze zoude
kunnen plaats hebben;
2o^ dat de kapspanten overeenkomstig de
teokening gomaakt zyn, doch dat er aan som
mige deelen het noodigo yzerwerk ontbreekt
3o. dat de muren niet volgoraapt zyn, is,
volgens ingewonnen inlichtingen, gelegen in
de kostbaarder betimmering van den Foyer;
4o. dat de muren, die niet In het gezicht
zyn, gemetseld zy'n van miskleurig bardgrauw,
zooals het bestek aangeeft, waar alleen sprake
is van kleurig hardgrauw voor don voorgevel
aan de Breestraat en den voorgevel van de
conciërgewoning aan de Aalmarkt;
5o. dat. de qualiteit der specie mooiiyk is
te beoordeelen, omdat by strenge vorst is
gemetseld, en dat de vraag of de gebruikte
specie al of niet volgons het bestek bereid
is geworden, thans, na 21/* jaar, niet meer te
beantwoorden is;
6o. dat verder do meerderheid der Commisie
van oordeel is, dat de houtzwaarte van do
bekapping en binten over het algemeen wel
wat te licht in het bestek is beschreven.
Aan den gemeenteraad deelen B. en Ws.
mede dat de huur van het Raamland aan
den Mare singel, zünde een gedeelte van het
land in den Stadspolder, afkomstig van de
voormalige administratie der vereenigde Gast
en Leprooshuizen, by Raadsbesluit van 20
December 1881 onder de hand aan do firma
J. Zuurdeeg en Zn. voor 5 jaren verhuurd,
met 31 December a. s. zal zijn geëindigd en
dat genoemde firma het verlangen heeft te
kennen gegeven do huur onder de bebtaande
voorwaarden en voor denzelfden termyn
wederom in te huren.
Aangezien dit land, groot ongeveer 5100
centiaren, door de bestaande raamdykjes minder
waarde heeft dan het naastgelegen welland
en in verhouding thans goene mindere huur
oplevert, terwyi het voor de tegenwoordige
huurster, met het oog op hare industrie, zeer
geschikt is, bestaan by B. en Ws. tegen do
continuatie der huur geene bedenkingen,
waarom zy in overweging geven te besluiten
het voorgeschreven stuk Raamland onder de
hand voor den tyd van 6 jaren, ingaande 1
Januari 1894, aan de firma J. Zuurdeeg en
Zn. in huur af te staan onder de bestaande
voorwaarden.
Ter vervulling dor vacature, welke ont
staan is aan de school 4de klasse No. 2, ten
gevolge van de benoeming van den twooden
onderwyzer R. Adama tot laten onderwijzer,
aan die sehool, is opgemaakt eene voordracht
ter benoeming van een tweeden onderwyzer
op eene jaarwedde van ƒ700, als: lo. M. G.
Van Ewyk, derde onderwyzer aan de school
3de klasse No. 3; 2o. A. Dirks, 3de onder
wyzer aan de school 4de klasse No. 1, en
3o. J. Christiaanse, mede 3de onderwyzer
aan de school 4de klasse No. 1.
Naar aanleiding van het desbetreffend
verzoek van mevrouw de wed. A. Hartevelt Jr.,
deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede
dat de zoon van adreasante met Januari a. s.
de Hoogere Burgerschool voor Jongens zal
verlaten, ten einde voor zyne aanstaande
loopbaan te worden opgeleid.
B. en Ws. geven op dien grond in overweging
aan adrèssante vrijstelling of terugbetaling to
verleenen van schoolgeld voor haren zoon,
leerling van de Hoogere Burgerschool voor
Jongens, over de laatste twee kwartalen van
den cursus 1893/94.
DOOR
GOLO RAD1UND.
8)
Het griefde haar nauweiyks, dat hy haar
scheen vergeten te hebben; by zulk een groot
held, als hare kinderlyke fantasie zich hem
voorstelde, vond zy dat natuuriyk; daaren
boven werd zy eiken dag ouder, trad lang-
zamerhaud in de ryen der volwassenon en
etelde zich tevreden mee den troost, dat zy
eens zyns gelyke zou zyn.
Dit. duurde mtus6chen nog j^ren, want ook
toeu het vaderland hem niet langer meer
noodig had, bleef Adelbert g«uouw aan hot
eenmaal gekozen beroep, waarin hem, in de
eerste tyden van geestdrift en dankbaarheid,
roem oor, vryhoid en voorrechten van allerlei
aard veileend werden. Dat was in Duitsch-
land de bloeityd van den soldatenstand: op
de handen gedragen, waren de soldaten
overai de eersteD, de bevoorrechten, vooral
by de vrouwen.
Was het dus te verwonderen, dat een jong-
mensch, vol levenslust en levensmoed, met
beide handen den beker, die hem aangeboden
werd, aangreep en ledigde; dat hy de gouden
vruchten van den roem en van de eer met
2t)ne makkers wilde deelen, dat hy gretig
den geurigen bloemruiker der liefde en onder
scheiding aannam, die hem hier in de resi
dentie op zoo verleideiyke wyze werd aan
geboden? In het volle gevoel van zyne jeugd
en kracht dronk Adelbert met volle teugen
uit de bron des levens en graaf Stephan, te
zeer gestreeld en gevleid in zyn trots, te
zeker van zyne schitterende vooruitzichten,
vond de eischen, die Adelbert aan het leven
stelde, volkomen gerechtvaardigd.
De oude heer hield nu beurtelings zyn
verbLyf te Boriyn en op Elkratb, en daar
Adelbert op die wyze gelegenheid genoeg had
om zyn vader te zien, zyne herinnering echter
aan de kleine speelgenoote zyner jeugd en
aan het tooneel zyner kindorlyke genoegens
niet groot genoeg scheen om hem te doen
verlangen naar huis terug te keeren, ver-
iiepen er jaren, waarin Leonore van een kind
tot eene schoone, blozende maagd opgroeide,
vóór de beide jongelieden elkander wederzagen.
Het hart der vrouw houdt langer vast dan
dat vaD den man; in Leonores herinnering
leefde het beeld van den vriend harer jeugd
met al zyoe volmaaktheden en in hare ver
beelding tooide zy het dageiyks met nieuwen
glans. Ademloos, vol teederbeid en spanning,
luisterde zy naar de verhalen van den graaf
omtrent Adelbertzy gevoelde het met blyde
voldoening, dat hy zelfs aan de eischen van
dezen strengen, trotschen man voldeed.
En dit was inderdaad het gevalAdelbert
had tot heden door woord noch daad tegen
de grondstellingen zyns vaders gezondigd,
hetzy uit piëteit of overtuiging, hetzy omdat
er geene aanleiding toe bestond dit bleven
onbeantwoorde vragen. Eene zekere overhel
ling tot eigenzinnigheid en verkwisting werd
door den vader beschouwd als een gewoon
gebrek, aan de jeugd eigen; uit principe was
hy tegen vermaningen, wanneer deze niet
onvermydeiyk noodzakeiyk waren, en hy gaf
bereidwillig do sommen, die het kostbare
leven van zyn zoon vorderde.
Immers, hy moest volgens zyn stand leven,
dat was ook voor graaf Stephan eene gebie
dende noodzakelykheid, en hoe hooger be
grippen hyzelf steeds gehad had van het
aanzien en den luister van de familie, des te
grooter offers vorderde dit aanzien ook uit
een finantiëel oogpunt, offers, die met te
meer bereidwilligheid gebracht konden wor
den, daar Adelbert, als de eenige zoon en
erfgenaam, de gewoonten kon behouden,
waarin hy thans leefde.
Zoo waren er zes jaren verloopen vóór hy
na de laatste scheiding het dorp wederzag
en de makkers van zyne kinderjaren woder
ontmoette. Voor het eerst heerschte in de
ziel van hot zeventienjarige meisje dat vrou-
weiyke gevoel van scheppen, regelen en ver
fraaien, dat zelfs aan de schuchterste vrouw
binnen zekere grenzen het bewustzyn harer
heerachappy verleent. Voor het eerst vroeg
en zag zy naar alles, wat haren oom aange
naam zou kunnen zyn, en voor den geliefden
vriend dor jeugd tooide en versierde zyzelve
met teedere opmerkzaamheid de vertrekken,
die hem eens tot woning verstrekten en
waarin zy de gelukkigste uren van haar
jeugdig leven had doorgebracht.
Zy stond, half verheugd, half angstig, met
ongeduld te wachten aan de hooge vensters
van de met de voorouders versierde gaDg, welke
het uitzicht hadden op het slotplein, nog laDg
voor vader en zoon konden aankomen, en
verkortte zich dea tyd van het wachten met
vergeiy kingen te maken tusschen het laatste
portret, het jeugdige contorfeitsel van Adel
bert, en datgene, wat hare minnende fantasie
van hem ontwierp.
De oude heer had met voordacht, vóór zyn
zoon vertrok om misschien nimmer terug te
keeren, het portret van zyn erfgenaam by de
lange reeks stamheeren van zyn edel ge
slacht doen ophangen.
Het was een fraai, opgeruimd, goedig ge
laat, dat haar van den wand toelachte, een
gezicht, waarop de jeugdige overmoed, die
om de nog baardelooze lippen speelde, zoo
goed stond, omdat hy onmiskenbaar zyn
oorsprong nam in jeugdige gelukzaligheid.
Niets hards en gestrengs als in de trekken
zyns vaders, die wel meer geestkracht te
kennen gaven, maar minder innemend waren.
Uit hot jeugdige, opgeruimde gelaat straalde,
hoezeer het familietype daarin lag uitgedrukt,
de reinste goodheid.
Dit ondervond ook Leonore met een warm
gevoel, terwyi zy, in gedachten verloren,
voor het portret stond en zichzelve afvroeg,
wat de tyd wol van dit dierbare aangezicht
- wat hy van zyn hart gemaakt had. Zou
voor haar dit aangezicht en dit hart nog even
bekend zyn, zoo vol van hetzelfde vertrou
wen als in dien vroegeren, lieven tyd? Zou zy
zich wel kunDen schikken in het ongewone,
in hetgeen misscnien vreemd voor haar was
geworden? Zou ook hy haar nog even ver-
trouweiyk naderen?
Eenzaam als eene bloem in bet veld was
zy opgegroeidniemand had haar tot nu toe nog
gezegd, dat zy schoon was en dat men zich
daarover verheugde, en voor het eerst had
zy die vraag schuchter aan haren spiegel
gedaan, toen zy zich langzamer en zorgvul
diger kleedde dan vroeger.
Ja, zy was schoon en frisch als morgen
dauw, dit zeide haar eigen blos, toen zy zich
beschaamd en toch zoo gelukkig van den
spiegel afwendde.
Het was reeds namiddag geworden onder
dit wachten, eer een lichte, open reiswagen,
met graaf Stephans eigen paarden, die aan
het laatste station gewacht hadden, het slot
plein opreed.
De graaf steeg het eerst uit het rijtuig,
bedaard en met die afgemeten waardigheid,
welke hem nooit verliet, gevolgd door Adel
bert, blozend en veerkrachtig, nog iets grooter
dan zyn vader. Zyn blik vloog zoekend en
groetend naar de vensters van de gaDg,
waar Leonore zich bevond, ademloos, niet in
staat dengene te gemoet te snellen, die al
hare gedachten bezighield. Maar dit duurde
ook slechts eene minuut: de bediende ter
zyde duwende en zyn vader vooruitijlonde,
snelde de jonge man, do treden van de trap
paarsgewijze opklimmende, de breede steenen
trap op en had het jonge meisje reods lang
in zyne armen geklemd, toen de graaf lang
zaam volgde en, buiten adem, eerst uitrustte,
eer hy aan dit onstuimig wederzien der joDge-
lieden een einde maakte.
(TFordf vsroolgcfy.