N". 10365 Maaiidag 4 December, A#. 1893. iïeze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. PERSOVERZICHT. Leiden, 2 December. Feuilleton. NONDUM. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. i i f 1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DHR AR VERTENT DEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17}. Grootore lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Wü beginnen met eene belofte: In dit overzicht zal niet gesproken worden over het Gezantschap tyj Z. H. den Paus en ook niet over de Weesinrichting te Neerbosch! Als men er achter komt dat iemand t e kort komt (brr! wat oen leeljjk ding), dan geeft dat stof tot heel wat gepraat, zoowel in achterbuurten als op „eerste Btanden". Zoo is het ook met het tekort, dat de Ver- mogonsbela8ting te betreuren geeft. Geen blad, of het heeft er het zyne van te zogg6n. We zagen het reeds en zullen het nu weer zien. Dc Nieuwe IJselbodbbeQ\>ïa.b den tegenvaller van f 1,800,000 (van twee millioen pleegt men ook wel to zeggen, maar 't verschil zou menigeen als St.-Nicolaas-surprise welgevallig z\jn), haast V* van het göheele bedrag. Waaraan, vraagt het blad, moet deze worden toegeschreven „Toch niet aan ontstentenis van de oude Hollandsche eerlijkheid? Noeu, dat i6 on mogelijk 11 Heeft de Minister indertijd in de Kamer niet verklaard, dat by van die nabobs kende, die zich schaamden, dat er nog geene vermogensbelasting of zoo iets bestond, omdat zj) overtuigd waren veel te weinig in de algemeene lasten by te dragen? Nu, al is ieder niet zóó haantje de voorste als deze bijzondere vrienden van den Minister, men mag er van overtuigd zyn, dat ieder trouw naar eer en geweten zyn belastingbiljet heeft ingevuld, en dat zj) vooral daarin buitenge woon nauwkeurig waren, die overtuigd waren, dat zy niet konden, nagerekend worden en dus de nauwkeurigheid hunner opgaren, als niet voor contróle vatbaar, geheel aan hunne zorg toevertrouwd zagen. Vooral do groote financiers, de beursmannen en de geldadel, de lieden van wie het bovenal komen moet, zullen zeker wel duidelijk do titteltjos op hunne i's gezet hebben, zoodat aan ontduiking niet mag gedacht worden, wanneer men naar de oorzaken vorscht van het tegenvallertje in do opbrengst der vermogensbelasting! Maar zou do Minister zich dan vergist hebben en schromelijk vergist, by zijne raming der opbrengst, die steunde op ztjue berekening van het nationaal vermogen en deszeifs voideeling? Ook dit valt moeiiyk aan te nemen. Toen het gerucht eensklaps in de wereld kwam, dat de vermogensbelasting aanmerkelijk meer op ging brongen dan de raming, hoeft niemand er z\jne verwondering over uitgesproken. In goed vertrouwen op de bekende eerlijkheid onzer welbedeelde mode-burgers vond niemand het vreemd, dat de Minister met eeno voor zichtige raming, zooals hot eene specialiteit op het gebied der financiën, den bgstpn man uit de liberale geldworeld, past, gokomen was. En waar de Minister zich over zyne be cijfering uitliet, was hty gowoon dit te doen op een toon van gezag en met een glimlachje van zekerheid, die in die dagen vooral nog heelwat opgeld deden en in den Minister zoo- wat den alweter deden onderstellen. Hoe is het nu? Is de geldstroom, die door den Minister naar de schatkist geleid werd door het kanaal van de vermogensbelasting, ergens op een hinderpaal gestuit, heeft hy de wettelyke dammen en dyken verbroken en een goed heenkomen gezocht over velden en wegen? Zou het internationaal kapitaal, het kapitaal, dat goene vaste woonplaats op aarde kent, maar, als de Joden in de woestijn, onder tenten woont,' aan de grabbelzuchtigo vingers van den Minister ontsnapt zyn Mysterie I Men zou mogen wenschen, dat de laatste onderstelling de juiste was. Immers, het ver mogen, dat in bedoelde handen zich bevindt, heeft opgehouden onder het nationaal ver mogen mede te tellen. Daarvan maakt het geen integreerend deel meer uit. Eer dient het om meer en moer door zyn zwaren druk de beurzen der ingezetenen plat en platter te maken. Mocht de geringere opbrengst niet aan de ontsnapping in het groot van het internatio naai vermogen van de groote geldmannen te wyteta zyn, dan zou mon mooten besluiten tot eene betreurenswaardige vermindering van het eigenlijk gezegde nationaal vermogen. Immers, een zeer kundig Minister van Financiën kwam door middel van officiëele documenten, hem door het Departement van Financiën verstrekt, tot eene globale begroo ting van bot nationaal vermogen, dat hem volgens eene voorzichtige raming eene op brengst der vermogensbelasting tot een bepaald cijfor waarborgde. En nu biyft diö opbrengst haast twee millioen, haast éón vierde, onder de voorzichtige raming! Nu is de groote quaostie: waar moet het tekort vandaan gehaald worden? De Minister kan geen half millioon missen on nu ontsnap pen hem twee millioen f En~ de vrees is niet ongewettigd, dat ook de bedryfsbolasting geen overschot zal geven. De winsten van den middelstand worden zoo klein in do laatste jaren en waar enkel do groote bedrijven, waarin flinke winst gemaakt wordt, vooral by de opbrengst in aanmerking komen, kan men vooruit voorspellen, dat er wel weer eene ontgoocheling zal volgen." De Haagsche correspondent van üq Zutfen- sche Couranthet „fameuze" tekort be sprekende, wyst op de mogeiykheid, dat ons naliouaal vermogen veel kleiner is dan de Regeerir.g het vroeger berokendo. Is dat werkeiyk zoo, dan is er nateurlyk in de eerste jaren ook geene hoop op verbetering van deze iDkomsten. Maar, vraagt hy, is het ook raogelyk, dat mon nu do gevolgen to zien krijgt van het ontbreken van dwingeudo strafbepalingen voor de aangifte der vermogensbelasting? Blykt misschien nu reeds dat in de ver mogensbelasting strafbepalingen niet hadden mogon ontbroken, evenmin als in de bedryfs- belasting, waar men ze wèl hoeft opgenomen Deze en andere vragen zullen natuuriyk ge daan worden, maar bet is niet mogelijk daarop reeds ©en antwoord te geven. Eerst zal men in elk geval moeten weten, welke de percont8gewyze verhouding was tusschen hen, die zeiven opgaven hebben verstrekt, en hen, die zich ambtshalve hebben laten aan slaan hoe groot hot aantal belastingplichtigen is geweest, dat in beroep is gegaan, of er be palingen in de wet zyn, waarvan blykbaar misbruik is gemaakt. De Boodschapper zegt er van: Het is een tegenvallertje. Misschien bestaan daarvoor oorzaken, die weggenomen kunnen worden, zoodat in een volgend jaar de opbrengst kan klimmen. Maar in ieder geval is vooreerst niet te rekenen op eene hoogere opbrengst dan 8 millioen. Onder deze omstandigheden zal hot nog moeilyker gaan om dien middenstand be paaldelijk de predikanten, onderwijzers, ambte naren, enz. van lasten te verlichten. Toch schynt do Minister met zyno partiëele herzie ning van het personeel gereed te zyn en zal, om het verlies daarvan to dragen, worden voorgesteld eene herziening van de suc cessie-wet. Als we hooren van werkeloosheid worden we droevig gestemd; lezen we echter „Een uitmuntend middel tegen werkeloos heid," dan gaan we nieuwsgierig on by voor baat verheugd verder lezen. Dc Boodschapper nu schrijft dat boven een zyner artikelen, dat we hier laten volgen: Dat op het platteland in den winter geen veld-arbeid is te verrichten, spreekt vanzelf. Do werkzaamheden daar worden geregeld naar het jaargotyde. Daar is natuuriyk niets aan te veranderen: in den zomqr heeft de arbeider op bet platteland overvloed: van werk, inden winter zoekt hy er dikwyis tevergeefs naar. Zóó is feitelyk ook do" toestand in onze steden geworden. Met dit onderscheid, dat wat op het platteland tot do natuur der dingen behoort, in do steden naar eigen wil on zin geschiedt. In den zomer is voor het werkvolk schilders, timmerlieden, metselaars, enz. - volop werk te bekomen. Niet zelden handen te kort. Dat begint in bot voorjaar de maand Maart, en mot Augustus gaat het verminderen. Er zyn bazen, die in de maand April 30 a 40 personen in hun werk hebben in Juli enkelen moeten ontslaan en zoo ver volgens iedere maand, zoodat in de maand November dezelfde baas geen 10 man moer aan het werk heeft. In hot voorjaar geen raad met al het werk en om het benoodigd personeel te hebben in het najaar en in den winter bijna geen werk. Hier is óóno der oorzaken van de werkeloos heid overvloed van werk in don zomer, ge brek aan arbeid in den winter. Zou dit niet kunnen veranderd worden? Met eenigen goeden wil zeer zeker. De steden ver- keeren toch onder heel andere omstandigheden dan het platteland. En wel is het natuurlijk verklaarbaar, dat in den zomer meer schilder-, metsel- en timmerwerk is dan in den winter; maar dat alle arbeid in dien tyd van het jaar moet geschieden, schynt ons toch niet onver- mydelyk. Er zyn heelwat werkzaamheden, die heel goed in den winter zouden kimnen verricht worden b. v. schilderen van kamers, inwendige reparatiën van huizen, enz. Indien de eigenaars van huizen er eens aan dachten, dat zy door eene meer geiykmatige verdeoling van werkzaamheden konden mede werken om de werkeloosheid tegen te gaan, zy zouden wellicht ten zegen van velen kun nen handelen, ja, geiyk ons een der groote bazen mededeelde, de werkeloosheid was voor drie kwart uit de wereld. In het voorjaar en in don zomer volop werk in den winter niets. Dat behoorde toch veran derd te worden. Natuuriyk, waar dit mogeiyk is. Enin de steden is dit, dunkt ons, geenszins onmogeiyk. Het vordient dan ook toejuiching, dat Burg. en "Weths. van Utrecht de aandacht op deze zaak hebben gevestigd. In eene bekendmaking hebben zy nl. de ingezetenen uitgenoodigd by het doen van bestellingen of het opdragen van werkzaamheden zooveel mogeiyk mede te wer ken tot eene betere verdeeling daarvan over het geheele jaar, hetgeen zoo luidt het in die bekendmaking geroedeiyk zou kunnen geschieden door een deel van den arbeid, die gowooniyk in het voorjaar of in den zomer pleegt te worden verricht, reeds gedurende de wintermaanden te doen plaats vinden. Die daad van B. en Ws. van Utrecht ver dient lof en aanbeveling en behoorde door iedor gemeente-bestuur te worden nagevolgd. Hopen wy, dat zy niet zonder uitwerking zal zyn en dat vele ingezetenen overtuigd zullen worden van het groote belang dezer zaak, opdat alzoo de werkoioosheid voor een goed deel vermindere. De Amhcmsche Courant maakt eenigo op merkingen naar aanleiding van eene brochure, waarin de heer Linckens, commies by 't hoofd bestuur van „posteryen en telegraphie", de wenschelykheid bepleit van het aannemen tegen een minimum tarief van telegram men, die eerst dan worden geseind, wanneor geene andere tydingen voorhanden zyn. Op pervlakkig beschouwd is die wensch zeer on schuldig en zou mon zelfs verbaasd moeten staan, dat do Regeering niet reeds lang inging op een voorstel, by 't in practyk brengen waarvan, volgens den heer Linckens, de ont vangsten aan de Rykstelegraafkantoren met een aanzienlyk percentage zouden worden vermeerderd. Als bewys daarvoor noemt de schryver twee Staten in Europa, waar de opbrengst der telegrafen, sedert do invoering van het door hom voorgestane stelsel, aan- merkeiyk is toegenomen. Zou de heer L. daarentegen ook eens kunnen vermelden of die meerdere opbrengst aan gelden niet tevens eene aanmerkelijke vorhooging van hot sterfte- cyfer onder de telegraafambtenaren of een spoediger ongeschikt worden voor den prac- tischen dienst van dezen na zich sleepte? Immers, waar zy hier te lande, onder den togenwoordigen toestand, reeds op hun 55ste jaar versleten worden geacht, zal die leoftyd by meerderen, en dan nog wel zoo zenuw prikkelenden arbeid hoogstwaarschyniyk tot 50, zoo niet tot nog lager moeten worden teruggebracht. Om dit voor de hand liggend gevaar te voorkomen, zou 't redeiykheids- gevoel gebieden dat men öf de diensttijden met oenige uren daags verminderde, öf de pensioenen dezer ambtenaren met minstens V, verhoogde. In 't eersto geval zou dus het personeel dienen te worden uitgebreid, in het tweede een zeer groot bedrag meer ten laste van 't pensioenfonds voor burgorlyke ambtenaren komen. Beide manieren kosten echter veel geld en 't zal nog de vraag zyn, of er dan toch nog winst zou overschieten. Bovendien zou -de telegraaf dan eeno geduchte concurrente worden van hare zuster de post, wier inkomsten dan wellicht in dezelfde mate verminderen als die van eerstgenoemde stygen zouden. In de jongst gehouden vergadering der leden van de studenten-sociëteit Minerva" is besloten 9000 te bestoden voor verbetering der verwarming van het Sociëteitsgebouw. Ieder lid zal daarvoor jaariyks 2 moeton bijdragen. Men zal kiezen tusschen water- en stoomverwarming. Tevens is ƒ100 toegestaan voor gordynen en 100 voor vloerzeilen. Op 15, 16 en 17 December a. s. zal de Leidsche studentenmuziek voreeniging C.-Dur concerten geven te Nymegen, Dordrecht en Gorkum, ton voordeele van liefdadige instel lingen. Mr. 8. J. Enthoven en mr. Blokhuis hebben hunne welwillende medewerking toegezegd. Gedurende de maand Nov. is ten postkan tore te Warmond ingelegd tot een bedrag van ƒ1511.83, verdeeld over 39 inlagen. Terugbe taald werd er ƒ1494.50, verdeeld over 17 te rugbetalingen. In het geheel zyn er thans 323 boekjes te Warmond in omloop. Op het Ryketelephoonkantoor te Koude kerk werden in de afgeloopen maand behan deld 124 telegrammen, nl. 51 verzonden en 73 ontvangen. H. M. de Koningin-Regontes zal een der eerstvolgende dagen don Japanschen Prins Komatsu ontvangen. Beroepen is by de Ned.-Hervormde gom. te Waddingsveen ds. K. A. De Groot Az., te Houten. Mevr. AlbregtEngelman te Amsterdam herdacht gister hare 40-jarige tooneelloopbaan. De corps commandanten zyn gemachtigd om, evenals vorige jaren met St.-Nicolaas, op aanvrage, militair personeel beschikbaar te stellen ten behoeve van den postpakketdienst. Met lo. Januari zal verschenen by don uitgever Jan A. G. Juten, te Bergen-op-Zoom: „Taxaridria",Tijdschrift voorNoord-Brabantsche Geschiedenis en Volkskunde, onder redactie van don heer W. J. F. Juten, met medewerking van vele bekende Noord-Brabantsche geschied- vorschers. Roman van lt. KOOPMANS VAN BOEKEKEN. 76.) Maar onze goede Nondum verheugde zich to spoedig, hy riep hel 1 voordat hy over de brug was. Immers, hy had de laatste trede van de trap nog niet bereikt, toon de jonker hom teiugriep. „Wel, Smitl daar hadden wy waariyk, al keuvelend over Berenice's haar, Nondum's haar vergeten 1" „Kom, jonker! dat meende U immers niet in ernst." „Zoker, Smitl in vollen ernst, hoor!" „Maar wat wilt U toch in vredesnaam doen met zoo'n stuk van myn pruik?" ,Wat zeg je? Draag je een pruik?" riep Van Moerbeek op den toon van iemand, die teleurgesteld is in zyne lieflykste ver wachtingen. „Weineen, waarde doctor! ik draag op myn kruin geen ander sieraad, dan hergoen de goede God my schonk en liet behouden." „Zoo, zool" sprak de jonker verruimd, „je gebruikt het woord pruik iu overdrachtsaken zin. Nu, dat do9t Vondel ook, als by van de Hefoiyke Mei zegt, dat ay haar pruik versiert mei bloemen. Maar !k zou zoowaar weer «fdwai-u. Welnu dan, flmit! zie daar ee0 Whaar: k0ip rny nu »ai. lokje afJe bent toafc mot door een NaziroSrf gelofte go' onden, dat er nooit schaar of scheermes op je hoofd mag komon, en ja bont toch zekor ook niet bang, dat je, evenals Simson, met je haar ook je kracht zult verliozon." „Neen, jonker I dat zal wel losloopen. Maar ik aarzel aan Uw verzoek te voldoen, omdat ik niet begryp, wat U met myn haar zoudt willen doen." „Maar waarde famulel dat behoeft uwes toch waariyk niet te begrypen. Als ik dat maar goed voor den geest heb en dat heb ik, hoor! dan is dat voldoende, voldoende voor U en voor my. Nu kan Ik my best voor stellen, dat ge gaarne een verklaring myner handelingen zoudt ontvangen, maar die kan ik nu niet geven. In de plaats daarvan krygt gy dezen blanken ryksdaa'der. Kom, oudje! neem dat achterwiol nu maar gauw aan. en trakteer je vrouw straks op een klontje in de koffie en je zelf op son eigaar van de vier Hier heb je een schaar, en daar een spiegei 't behoeft maar een klein lokjo ie wezen, hoorl" En Smit nam ryksdaalder en echaar aan en knipte zich voor den spiegel een middel matig krulletje af. „Ie 't zoo goed?" vroeg hy, terwyi hy met een liohte hoofdbuiging de haarlok over handigde. „Ja, perfeot. Dank je wel. Smitl" Een en dertigste Hoofdstuk. Zoodra de gryze oppasser vertrokken was, stond do hoor Van Moerbeek op, torwyi hy mompelde: „Ziezoo, nu maar terstond aan 't werkZeiden wy daarstraks, dat er niets boosaardigs was in 's jonkers glimlach, dat zelfde durf ik nu niet herhalen. In zynen gryns was nu niets goedsmoedigs, veeleer iets van 't geen do Duitscher Schadenfreude noemt. 't Allereerst ging onze doctor zion, of er nog genoegzaam vuur in zyne theestoof was. Het resultaat van dat onderzoek was niet bevredigendtrouwens, het water had er reeds een paar uur opgestaan. Derhalve gaf d9 jonker een rukje aan den scheldkoord en aan de daarop binnenkomende dienstmeid zyne orders. „Betje!" zoo luidde 't, „je moest eens wat vuur in de theestoof brengen. Maar goed wat, hoor, en geheel doorgeglommen kolonl En breng dan alsjeblieft ook oen pannetje mee, nagenoeg zoo groot als die trekpot daar, een pannetje mot oen deksel, en vraag dan aan de juffrouw om die fleach wyn met het roode bandje, die ik haar gegeven heb, met verzoek die In don kelder te bewaren." „Vuur en een pannetje en een flesch: 'k zal zien, jonker! het U te bezorgen", beloofde Betje. Onder 't afgaan van de trap pruttelde zy „Lieve vredeI wat gaat die man nu weer beginnen zou hy 'e morgens om negen uur al heeten wyn of bisschop gaan klaar maken Toe dan maarl Ik zou er ook wel trek in hebben, al Is 't wat een rare tyd voor zulk een hartversterking. Nu, wie weet, wat hy rny presenteert! Zoodra Van Moerbeek hot gevraagde ont vangen had, begon hy met een der vuur kolen van aach te zuiveren, en toen zy om zoo te zeggen, geheel bloot was, nam hy met het koperen tangetje de lok van Smit en legde die op het vuur. In een oogenblik was dat haar verschroeidtoen nam de jonker onmiddeliyk dat verbrande vlokje weer met de tang weg en legde 't op een wit papier op do tafel. Daar wreef hy 't tusschen duim en vinger tot een fijn poeder. Dat dit poeder welriekend was, zal ik niet beweren: integen deol, het verbranden van dat haar had vry wat reuk verwekt Toen de poeder gereed was, werd het pannetje met een scheutje wyn te vuur gezet. Nu ging de doctor eerst naar de boekenkast, en nam daaruit een paar boeken, daarna naar de secretaire, waaruit hy eenige potjes en doosjes to voorscbyn bracht. De genoemde boeken zagon er heel oud en geloerd uit: het een was in porkament gebonden en in 't Latyn geschreven, het andere wae een Duitsch werk. Uit het laatste las de jonker zeer aandachtig een artikel, waarvan een enkele volzin, wel niet op verstaanbaren toon, maar toch halfluid, binnensmonds. De bedoelde zinenede was deze: Mittel in flü88igor Form gereicht, das eine leiden- schaftlicho Liebe dessen, der es n i m m t, zu dem, derosdarroicht, erwecken soli; en beteekentEen mid del in vloeibaren vorm, hetwelk eene harte- tochteiyke liefde opwekt by hem of haar, die het inneemt, voor den persoon, die het ten gebruike overhandigt. Boven het hoofd stuk van 't Latynsche boek, dat geraadpleegd werd, stond gedrukt :De medicamento a m a t o r i o, over den Minnedrank, 9n hiorin keek do jonker telkens, om na te gaan, hoe veel hy uit dit potje en uit dat fieschje moest nemen. Onder het mengon en roeren van 't oen en ander in bet pannetjo prevelde de stumper eenige woorden, waarscbyniyk toover- spreuken. Zeker ia 't, dat die formules ook nu weer in 't Lat'Jn werden uitgesproken en oven zekor, dat de lucht in 't vertrek bezwangerd werd met dampen en geuren, by welker in ademing een mensch bedwelmd zou raken en tinaal zyn benul verliezen. Zoo ongunstig luidde 't oordeel van Betje niet; want toen zy, binnengeroepen om den bool weer op te ruimen, bezig was aan dat bevel te voldoen, knikte zy vol welbehagen en riep: „O, wat ruikt hot hier heeriyk naar dien heeten wyn, dien u daar klaargemaakt hebtl'k Wou, dat ik daarvan eens mocht proeven." „Dat zou je niet bevallen, Bet! Want wat jy heeten wyn gelieft te noemen, is niets dan cc n vi" r drankje, dat je slecht smaken on no slechter bekomen zou." „Een fje? Is u dan ziek en zelf uw dokter en apotheker?" „Ja, kind I Maar myne ongesteldheid is niet bedenkeiyk en wat ik gereedgemaakt heb, is dan ook maar een heel onschuldig buismid- delije. Ik ïyd nu en dan aan hier volgen eenige Latynsche woorden zenuwtrekkin gen in 't hoofd, begryp je? en daar is weer een mondvol vreemde benamingen zeer goed voor. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1