N°. 10359.
Maandag; 27 November.
A0. 1893.
Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
NONDUM.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
PHIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandena f 1.10.
Franco per postV 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1—'6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootero
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Voor het incasseeren buiten de stad
De Neerbosc h-beweging vervult om zoo
to zeggen iedereen. Daarom durven we
er in ons overzicht dan ook telkens op terug
komen. Ze hoeft deze lichtzode, dat thans
meer dan ooit de aandacht gewyd wordt aan
de manier van weezenverpleging en dat er met
yver gezocht wordt naar de beste wjjze,
waarop de arme ouderloozen, die aanspraak
mogen maken op ons medelyden en op onze
bemoeiingen omtrent hunne verzorging, be-
hooren verpleegd te worden. Dat de verple
ging op Neerbosch, afgezien natuurlek van
de beschuldigingen, door den heer Van
D e t h uitgesproken, aan critiok onderhevig
is, schijnt vrjjwel vast te staan.
De. Proteetantsche Noord-Br abanter bespreekt
de wyze, waarop de gebreken, aan een groot
gesticht, als dat te Noerbosch, verbonden,
zooveel mogelyk opgeheven kunnen worden.
Het blad meent dat het gesticht eene te
groote uitbreiding heeft verkregen en het ont
wikkelt die meening als volgt:
IWanneer men ineens te beschikken had
over de kolossale sommen, die sedert dertig
jaren aan Neerbosch toevloeiden, ware de
quaestie gemakkelijk op te lossen. Men kon
dan op een zestal plaatsen in ons land eene
paviljoenstichting bouwen, elk voor 200 weezen.
En wanneer dan elke stichting uit een tien
tal paviljoenen bestond, behoefden er niet
meer dan twintig b\j elkander te zijnhet
karakter van huiselijke opvoeding bleef dan
©enigszins bewaard.
Doch zoo staan do zaken niet. Neerbosch
staat daar met zijne bijna 1200 weezen, die
noch weggezonden, noch verplaatst kunnen
worden zonder de weezen on famillën in de
grootste ongelegenheid te brengen.
De vraag is dus: hoe kan Neerbosch gelei
delijk worden hervormd? Hoe kunnen de na
doelen, aan eene groote stichting eigen, wor
den getemperd of opgeheven?
Al dadelijk spreken w|j het uit, dat er van
nu af aan geone verdere uitbreiding aan ge
geven behoort te worden. "Wie er zijn, moeten
er blijven, maar van nu aan behooren er geene
weezen opgenomen te worden.
Komen er door ontslag, uittreding of sterf
gevallen plaatsen open, dan mogen zij alleen
aangevuld worden, indien het getal in ver
houding staat tot de aanwezige ruimte op
de slaapzalen.
Er is aan alles eene gren6, ook aan de
uitbreiding van een gesticht, want naarmate
het grooter wordt, vermeerderen ook de ge-
brekon, die er aan kleven."
Voorts zou De Prot. Noord-Brab. wenschen
dat op Neerbosch gebroken werd met het
stelsel om ook betalende weezen of niet-
weozen aan te nemen.
„In de tweede plaats zouden wij het wen-
8chelijk achten, dat men zich bepaalde tot de
opneming van weezen, die nergens geplaatst
kunnen wo^don of wel die verwaarloosd wer
den, gelijk dan ook de oorspronkelijke be
stemming was.
Door de opneming van betalende of half-
betalende kreeg de Stichting een gemengd
karakter, wat niet wenschelijk is.
Wy weten zeer goed dat de aandrang tot
opneming van de zijde van diaconieën of bui-
gerfamiliën groot is, maar juist voor dezulken
kon er zeer gemakkelijk een nieuw gesticht
tot stand komen, uitgaande van dezelfde
Vereeniging en staande onder hetzelfde Be
stuur."
En eindelijk zou het blad wenschen, dat
eene proef werd genomen met het paviljoen
stelsel.
Onze correspondenten van het platteland
hebben ons gedurende de laatste weken ge
trouw op de hoogte gehouden omtrent het
geen geschied is en gebeuren moot met paar
den in hunne gemeenten, welke beesten ten
dienste moeten staan van hot leger.
Het koninklijk besluit betreffende deze
paarden - militie besprekende, schertst
De Delvenaar dat het nu allen schjjn heeft
alsof Minister Seyffardt onze verwaarloosde
defensie wil redden door.... een paarden
middel.
Dit ministerie, zegt het blad, heeft het
defensie-vraagstuk „onbeheerd op den berm
laton liggen", en terwijl nu onze levende en
doode strijdkrachten zoo goed als ongeregeld
bleven, gaat het wolken van stof opjagen
voor eene regeling, naar het oordeel van De
Delvenaar van nul en geen er waarde en die
aan Rijk en gemeenten weer veel geld, en aan
het publiek heelwat tyd en moeite kosten zal
„Immers, alweer worden aan höt publiek
allerlei vragen bij gedrukt formulier in stad
huisstijl gedaan, aan betzelfde publiek, dat
wel „geschikt en welstandig" geacht wordt
om ingewikkelde belastingbiljetten in te vullen
en biljetten als de paarden-formulieron, maar
dat toch in sommiger oog niet voldoende
lezen en schrijven kan om kiezer te zijn.
De Miüister gaf in dit Kon. Besluit eene
paarden-militiewet in het klein. Zelfs de
plaatsvervanging wordt overgenomen en naast
de rempla^anten in het leger, zal men de
remplacanten in den paardenstal krijgen.
Immers, art. 29 van het Kon. besluit van don
lOden Nov. 1892 regelt heel deftig de ruiling
en nummerverwisseling van paarden.
De Noord-Bra'oantsche presidentjes mogon
wel succes spreken I
Ook art. 28 van bet Kon. Besluit vindt
het blad al zoer dwaas:
„In sommige gevallen moet de kaart van
art. 23, vermeldende den naam der gemeente,
de letter R (rijpaard) of T (trekpaard) en het
volgnummer van de vorzamellijst door liet
gemeentebestuur opgemaakt - stel nu drie
jaren bij eene eventueele suppletoire keu
ring aan de linkerzijde van het
hoofdstel bevestigd zijn. "Wie bewaart er
nu een biljet zóó lang! Wy zwijgen van de
verhuisbiljetten, als een paard verhuist, nog
krasser geregeld dan b(J de raenschon, want
binnen 14 dagen moet men kennis geven als
een paard van eigenaar verwisselt.
Wü zwygen van de opgaven omtrent den
leeftyd der paarden; wy vragen: zou de
Minister zelf dien kunnen bepalen voor paar
den, die aftands zyn Wy wyzen er op, dat
zeer vele boeren eenvoudig den leeftyd van
hun paard met den besten wil niet weten.
Wy zwygen van de uitzondering voor schim
mels en bonte paarden. Wat zyn schimmels?
Hoe te handelen met appelgrauwen, met
isabeilen? Wat zyn bonte paarden, wat de
z.g. „blauwe paarden"? Hoe te handelen
mot hitten, al hebben zy de maat? Hoe zal
men voor eene gemeente met veol bouwland
een voldoend contigent krygen aan rypaardon?
Op het platteland zyn er geene rypaarden."
En nu weet de Redactie wel, dat ons leger
in oorlogstyd 4000 paarden noodig heeft, en
dat er in den zomer van 1870, zelfs met be
hulp van paardenkoopers, maar 600 te krijgen
waren, doch waar voor deze zaak maatregelen
noodig zijn, wil het blad dat verstandige
voorschriften gegeven worden en dat met
maar do voorschriften van andere landen
worden „nageschreven".
In de practyk zal, volgens De Delvenaarook
deze „levenmakende proef" wel op niets uit-
loopen. Immers by de laatste volkstelling
stuitte men in kleine dorpen al op abuizen
van500 zielen, en in groote steden naar
rato. Hoe zal het dan wol gaan mot do
paardentölling, aangenomen al eens, dat in
geval van oorlog, „allo wetten en koninklijke
besluiten zoo precies uitvoering zullen erlangen
als in zoeten droom gedacht wordt door
onze met pen en inkt tot over do ooren
gewapende bureaucraten."
Hebben wy menigon lezer wellicht reeds
in kwade luim gebracht met ,;al dat geschryf
over dat Gezantschap by. den Paus",
nogmaals moeten we daaromtrent iets opno
men en wel hot volgende, door Jhr. Henry
Tindal in De Telegraaf geschreven
Over óón punt schynen bestryders en voor
standers hot eons to z(jn, namelijk, dat als
do Kerkelijke Staat niet ware ingelyfd in
1870, het gezantschap by den Paus tot op
den huidigen dag zou bestaan. De bestryders
houden echter vol, dat het gezantschap niet
geaccrediteerd was by den Paus, omdat hy
het hoofd der Katholieke Kerk is, maar alleen
by den souvereinon koning van hot Erfdeel
van St.-Petrus.
Als men over deze bewering kalm nadenkt
dan is ze zóó vreemd, dat het mocilyk valt,
een glimlach te onderdrukken telkens als men
ze leest.
Nederland onderhield derhalve oen gezant
schap by een Vorst, die regeerde over oen
Landje met ongeveer zesmaal honderdduizend
inwoners, met welk Land nagenoeg geene
handelsbetrekkingen werden onderhouden
Volgens de bestryders van het gezantschap
zouden wy du3, als dat Staatje nog bestond,
ook al rogeerde daarover een Vorst, die niet
tevens hoofd der Katholieke Kerk was, er
steeds een diplomatieken vertegenwoordiger
hebben. Welk onpartijdig toeschouwer kan
zoo iets gelooven? Als dit waar was, dan
moesten wy thans evengoed gezantscbappon
hebben by den vorst van Monaco, die niet
onttroond is, by de republiek Andorra, om
niet te sprc-ken van het koninkrijk Servië,
ja zelfs van Denemarken, dat ook geen af-
zonderiyk gezantschap heoft. Toch zal nie
mand ontkennen, dat Denemarken eerder in
aanmerking zou komen voor een gezantschap
dan een klein Italiaansch vorstendommetje,
met pl. m. zesmaal honderdduizend inwoners.
Met Denemarken staan wy wel in handels
relaties, terwyi de koning van Denemarken,
als schoonvader van don keizer van Rusland,
als vader van den koning van Griekenland,
als schoonvader van den prins van Wales,
enz., enz., zeker moer dan e9nige andere
Vorst van een klein Land in aanmerking zou
komen voor een - Nederlandsch gezantschap.
Daar hot ons echter te kostbaar i6 om by al
die kleine mogendheden afzonderiyke gezanten
te onderhouden, heeft men zich ook by Deno-
marken, niettegenstaande dit alles, niet doen
vertegenwoordigen. Dit stelsel eenmaal aan
genomen zynde. zou het dwaas zyn, oen gezant
schap te handhaven in een klein Italiaansch
vorstendom (zooals men zegt, dat men doen
zou als het nog bestond), tonzy men dit
deed alleen omdat de regeerende
Vorst do Paus is. Voor hot al of niet
zenden van hot gezantschap legt het kleine
vorstendommetje geen gewicht in do schaal.
Had aan het hoofd van dit Staatje niet de
Paus gestaan, dan had niemand er aan go-
dacht, er een Nederlandsch gezantschap heen
te zenden. Het gezantschap gold dus wol
dogelijk den Paus, en niet het Staatje.
Ik wil aannemen dat men ruim twintig
jaar geleden meende dat de invloed van den
Paus op staatkundig gebied zou dalen, als
men hem zijne zesmaal honderdduizond onder
danen afnamde ondervinding hooft echter
geleerd, dat men zich hierin vergist heeft.
Eerlyk zou het zyn, dit to bekennen.
Achtte men vóór 1870 hot gezantschap by
don Paus noodzakelijk (en niemand besriydt
dit), dan is het dit thans evenzeer.
Uit De Telegraaf ten slotte nog bet volgende
artikel van A. O.
1648—1898. De laatste jaren dezer eeuw
zullen naar menschelyke berekening zonder
een Europeeschen oorlog voorbijgaan. De voor
bereiding der Paryscho wereldtentoonstelling
van 1900, en do evenwichtstoestand tusschen
bot Drievoudig Verbond en de Fransch-Rus-
sische aansluiting zullen vermoodeiyk aan
leiding zyn, dat de negentiende eeuw hare
laatste levensjaren zoo niet in kalmte dan
toch zonder oorlog in Europa ten einde brengt.
Voor de Nederlanders is dat einde der eeuw
merkwaardig, omdat wy daarin getuigen kun
nen zyn van de troonsbestyging der jeugdige
Koningin, on daarna van haar huwelyk, waar
van natuurlyk oerst sprako zal kunnen zyn,
als zyzelvo do teugels van het bewind heeft
in handen genomen.
Die groote gebeurtenis zal dus ongeveer
.samenvallen met het tweehonderd vijftigjarig
jubileum van de ei kenning van Nederlands
onafhankel.,kkeid. Ons Vaderland was in de
zesliendo eeuw door voratelyko huwelijken
Roman van
R. KOOPMANS YAN BOEKEREN.
64.)
Die gedachte, eenmaal opgerezen, bleef
haar gomoed, om zoo te zeggen, aankleven,
evenals het met gif doortrokken kleed om
Hercules' schouders, dat pyn verspreidde
dooi al zyne leden en door geen macht ter
wereld van 't lyf was af te rukken.
Niet zonder invloed bleef zeker ook de
indruk, dien Eveline ontving van een bezoek,
dienzelfden noodlottigen dag by haren ver
loofde afgelegd. By bare thuiskomst toch
vond de jonkvrouw een briefje, waarin de
doctor meldde, dat by wegens lichte onge
steldheid de kamer moest houden, maar zich
ten vriendeiyk8to voor 't ontvangen van een
visite hield aanbevolen, voor 't geval dat de
dames (zyne geliefde en hare moeder) van
daag nog mochten gaan wandelen en den
koers zyner woning uitkomen. Zooals altyd,
was ook nu het biljet vervat in beleefde, ja,
hoff-.jyko termenwelbeschouwd was er ook
e nige hartelijkheid in den toon te bespeuren
maar niemand kon er eene uitdrukking in vin
den, waaraan men den verliefden minnaar her
kende t kon evengoed een brief geweest
zyn van een broeder aan zyne zuster, behalve
dat oen fideele broer iets gemeenzamer, iets
prettiger zou schryven. Van Moerbeek'.- epis
tels galeken dan ook evenveel op minne
brieven als een stokvisch in de keuken ge-
lykt op een dartel springend baarsje in den
stroom. De vryster kon ze dan ook gerust
aan vriend en magen laten lezen: dat zy 't
niet deed, was uit een gevoel van kieschheid.
Inderdaad, al zou zy 't voor niemand, ter
nauwernood voor zich zelve, willen woord
hebben, zy schaamde zich een weinig over de
ver gedreven kieschheid en dito kuischheid
van haren minnaar.
Ditmaal echter gaf Eveline den brief aan
hare moeder ter lezing en vroeg daarna:
„Wat dunkt u, Ma! zullen we straks even
naar Cesar gaan zien?"
„Dat is te zeggen, beste Lien! Ik kan van
daag ormogeiyk uitgaan, maar je kunt immers
wel alleen gaan."
„Dat vind ik ook, maar.
„Maar onze goede doctor zelf, wilt ge zeg
gen, schynt wel bezwaar in dergeiyk bezoek
te vinden, ten minste, het voorstel daartoe
mag zyns inziens van hem niet uitgaan. De
goede man is in zulke aangelegenheden zoo
uiterst consciëntieus.trouwens, waarin is
hy dat niet? Nu, dat waardeeren wy na
tuurlyk ten hoogstewy zelf, wy nemen ook
gaarne de vormen in acht. Maar al houden
wy ons aan de voorschriften der étiquette,
onze gehoorzaamheid behoeft niet slaafsch te
zyn en by gelegenheid gaan wy onzen gang
en zeggenHonny soit, qui mal y
p e n s e. En zulk eene gelegenheid is, dunkt
my, nu gekomen; want heusch! ik kan niet
goed met je meegaan, en we kunnen onzen
waarden patiënt toch waariyk ook niet aan
zyn lot overlaten."
„Nu goed", zei Eveline, „dan zal 'k even
by hem aanwippen."
In zekeren zin had de jonkvrouw veel vol
doening van het bezoek by baren verloofde,
want deze gevoelde zich ten zeerste daardoor
vereerd, ja, hy was zoo onuitputtolyk in de
betuigingen zynor dankbare ingenomenheid,
dat hy in 't vuur der rede vergat, zyne be
minde den gebruikolyken kus ter verwelko
ming aan te bieden.
Naar aanleiding van Eveline's vraag, hoe 't
nu met hem ging, gaf de geleerde kranke
een kort verslag van den aard, den oor
sprong en het vermoedeiyk beloop zyner
ongesteldheid en knoopte daaraan vast eenige
toepasselyke wysgeerige beschouwingen,
waarby hy zeer geloideiyk aanlandde by
Cicero's Tusculaansche Disputaties, meer bo-
paaldeiyk by de tweede en derde dier ver
handelingen over het dulden der smart
en het aanbrengen van hulp en
leniging ingeval van ziekte. Hierby
werd zelfs het klassieke werk uit de kast
gehaald en onze litterator las daaruit eenige
treffende passages voor, die hy terstond en
voor de vuist in verstaanbaar Hollandsch
vertolkte. Die vertaling had echter gerust
achterwege kunnen blyven, want de juffer
luisterde evenmin naar de vertaling als naar
den grondtekst: zy wa9 met hare gedachten
niet op Tusculum, noch in Cicero's nabyheid,
maar aan boord van de „Batavier", aan de
zyde van haren geliefden Frits. Is 't wonder,
dat haar daarby de gedachte door het brein
schootAls ik met Frits eens zulk een t t e-a-
t t e had, hoe heel, heel anders zou dat zyn I
Eenigo dagen nog duurden de twijfelingen,
de aarzeling, de innorlyko stryd by Eveline
voort. Hot arme meisje vorwenschte nu eens
zich zelve, dan haar noodlot; aanklachten en
beschuldigingen bracht zij in, beurtolings tegon
Frits, omdat hy niet vroeger van liefde ge
sproken of later daarvan niet gezwegen had;
tegen Dolf, omdat hy 't geval overgebriefd;
tegon Johanna, omdat zy de zaak niet voor
zich gehouden had, en eindelyk en moest
togen zich zelve, dewyi zy een tweede aanzoek
van de zyde des jonkers niet voorkomen of
hem niot opnieuw afgewezen had.
Eindelyk gaf Eveline den stryd op. Zy
vertrok naar Utrecht en meldde vandaar dat
zy, na hoog ernstig beraad en hangen twee
strijd, tot het besluit gekomen was het enga
gement te moeten verbreken. Dit bericht
zond Eveline aan den jonker, aan hare ouders,
ja, on ook aan hare vriendin Johanna.
Laatstgenoemde begreep terstond alles, ook
dat zy onverwyld haren broeder op de hoogte
moest stellen. Zy deed dit, daar zy toevallig
met genoegzame zekerheid het adres van
Frits wist, per telegram, in deze woorden:
Eveline's engagement verbroken.
En onze zeeman, op zyne beurt, by bevroedde
gemakkeiyk, hoe zich de zaak moest toege
dragen hebben, en ook waarom zyne zuster
zich zoo gehaast had hem daarvan een tele-
graphi8ch bericht te zenden. Zonder verwyi
opende hy nu eene correspondentie met Eve
line, die harerzyds ook aanvaard werd, en
die ruim een jaar werd volgehouden, tot op
het oogenblik, dat de jonkvrouw, na vooraf
met don handschoen getrouwd te zyn, op
gekomen onder het bestuur der koningen
van Spanje, die vreemd waren aan onze
nationaliteit; en het heeft byna eene eeuw
van stryd gekost, om ons aan dat bestuur
te ontworstelen, treffende les voor c'e
nieuwe dynastie, welke hare kiem zal vinden
in het huwelyk, dat juist twoo en eene halve
eeuw na den Munsterschen vrede te ver
wachten is.
Naar onze bescheiden meening mag dat
tweehonderd-vyftig jarig jubileum juist in de
gegeven omstandigheden niet onopgemerkt
voorbygaan. Wy wooten een gedenkteeken
oprichten, dat voor volgende geslachten ge
tuigt van onze tegenwoordige levenskracht
wel te verstaan liever geen gedenkteeken van
steen en brons, dat toch vermoodelyk niet
allen zal voldoen, maar een gedonkteekeQ in
zedelyken zin, dat werkeiyk ten goede kan
komen aan geheel het volk.
Ziellier ons denkbeeld.
Men heeft vele millioenen bestoed aan
spoorwegen, welko de plattelands bevolking
in groolen getale deen komen naar de steden,
maar men heeft slechts onvoldoende gozorgd,
om de steden voor dien toevloed van nieuwe
bewoners geschikt te makon. De verbetering
van de woningen in de groote middelpunten
van bevolking is dus de natuurlyke aan
vulling van het maken der staatsspoorwegen.
De Staat stelle bU do wet regelen vast,
waaraan iedere woning voortaan zal moeten
voldoen, om in overeenstemming te zyn
mot de eiscben der gezondheidsleer. En
wanneer die regelen zullen zijn vastgesteld,
dan toetso men de bestaande woningen in
geheel Nederland en om to beginnen in do
groote steden aan die bepalingen, en men
stelle op de Staatsbegrooting alle jaar eene
zekere som beschikbaar, om al do woningen
te onteigenen en af te broken, welko aan die
eischen niet voldoen.
Ei* zyn vier jaren, die ons nog scheiden
van het jubileum-jaar. Als die vier jaren
goed besteed worden en de zaak met kracht
wordt aangepakt, dan kan 1898 het begin
punt zijn van eono groote verbetering in den
zedelijken toestand van bet Nederlandsche
volk. Eene behoorlijke woning versterkt hef
lichaam, bestrydt de uithuizigheid en draagt
in ieder opzicht by tot de welvaart van be
volk. Neemt de Regoering deze hervorming
op llinke schaal in handen, dan zullen de
particulieren nieuwe woningen moeten gaan
bouwen op een ruimeren kring om de steden;
men zal naar die nieuwe wyken nieuwe ver
voermiddelen moeten scheppen, men zal in
één woord nieuwe kapitalen zien beschikbaar
stollen ten behoove van don arbeid, die thans
oen werkenden stand op sommige plaatsen,
in hot byzonder in de hoofdstad, slechts on
volkomen voeden kan.
Ziedaar wat men zou kunnen doon tot
viering van het tweehonderdvyfiig-jarig
jubi.'eu n van Nederlands onafhank-lykheidl
reis naar Indiö ging, waar Frits haar als
echtgenoot wachtte.
Zeven en twintigste Hoofdstuk.
Drie dagen na do noodlottige biljartparty
zat Floris 's avonds op zyne kamer. Er lag
oen boek voor hem op de tafel en hy kook
daar nu on dan in, maar lozen mocht hot
niet heeten, wat hy deed, en studeeren nog
veel minder; want hy deed eigenlyk niets:
zoo by al letters zag, ze vormden geen woor
den voor zyne oogen, en zoo hy oon enkel
woord ondorscheidde, over de boloeker.is er
van dacht hy geen oogenblik. 't Was de
Anabasis, die hy voor zich had opgeslagen,
met het voornemen do tienduizend Grieken
onder aanvoering van hun veldheer-auteur een
eindweegs te vergezellen op hun terugtocht
naar Thraciö, maar hy zag veldheer, officier
noch manschappen, ruiter noch voetknochten,
en daar mocht duidelyk geschreven staan, dat
de troepen dien dag zes parasangon verder
westwaarts togen en den daarop volgenden ze
ven, onze student kwam met zyne lectuur geen
halve parasang, ja, geen voetstap verder, en
werd van rusten of marchoeren niets gewaar.
Kennelyk was hy met zyne gedachton in heel
andere streken dan die vari Perzlë of Kloin-
Azië en evengoed zichtbaar was het, dat het
oord, waar by wel in zyne verbeelding ver
toefde, verre van liefiyk moest wezen, want
zyn gelaat stond strak en somber, nu eens
schudde hy het hoofd, dan woer beet hy zich
op de lippen. Wordt vervolad