N°. 10347. Maandag 13 November. A0. 1893. §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Eerste Blad. DE PREftHEBQEKJES AAMSKOCRTE PRIJZEN Kikeriki. Over en ïoor Huisvrouwen. W euilleton. NONDUM. Leiden, 11 November. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommors0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera lettors naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiton de stad wordt f 0.05 berekend. AT'.I u it?.p.i y f z|jn gereed. Het zijn vijf deeltjes, in elk waarvan verschillende aardige Bprookjes z(jn opgenomen, die gaarne door de jeugd gelezen zullen worden. Hoe ze er uitzien? Ze worden evenals het vorige jaar b(j den heer H. F. Hoosemaks tentoongesteld. Men kan ze dus gaan zien. Daar zal men ook in oogenschouw kunnen nemen de voor de verloting. De hoofdprijzen zyn: 1. Hobbelpaard, ter waarde van f 20. 2. OlifanteDjacht, idem 19. 3. Complete Waachtafel, idem 17. 4. Salonlamp, idem 19. 5. "Winkel, idem 17. 6. Canapé als trousseau, idem 15. 7. Compleet Buffet, idem 12.50. 8. Ledikant, idem 11.—. 9. Stoomboot, idem 11.50. 10. Biljart, idem 10. 11. Paar Vazen, idem 9.—. 12. Corbeille pic-nic, idem 6.50. 13. Pied de stalle met vaas, idem 5.50. 14. Eene Vesting, idem 4.50. 15 Een Pakhuis, idom 8. Voorts verschillende kleinere prezen, als: 16. Een Pop. 30. 0 idem. 71. n idem. 31. 0 Plak-Album. 18. n idem. 32. n idem. 19. 0 Spoor. 33. n Meubeldoo6. 20. i» Pop. 34. V doos Soldaten. 21. ft Stel m.glazen. 35. H Lotto spel. 22. n Geweer. 36. n Soldatenkos- 28. Pop. tuum. 24. 0 idem. 37. doos Soldaten. 25. 0 Doos. 38. 0 Legdoos. 26. 0 Stoeltje. 39. 0 Stal. 27. Meuboldoo8. 40. 0 Paardentram. 28. Bouwdoos. 41. 0 Waschtobbe. 29. 0 doos Soldaten. 42. 0 Spoor. De uitreiking der boekjes, welke allen ge nummerd ztfn, zal waarschijnlijk Donderdag of Vrydag a, s. plaats hebben. De prijs van elk boekje is bepaald op 1® Cents: men kan ze alle vijf nemen or minder, maar in geen geval worden er op één bon moer dan 5 boekjes afgeleverd. De prijzen zijn Tan heden ef by den heer ESoosetnans tentoongesteld. Men vercaime niet ie te gaaa zlenf De IJ1TGEFE8. Aan de Abonné's daarop, wordt bjj dit nommer verzonden No. 8 van Kikeriki. Niet dan by hoogo uitzondering komt er in een dagblad een hoofdartikel voor, dat uit sluitend voor de vrouw bestemd is. En geen wonder! Immers, wat men noemt de „vragen of quaestiën van den dag", geene vrouwen zaken welke io den regel de stof voor zoo'n artikel leveren, zyn zóó-talrijk, dat ze geeDe plaats laten voor hetgeen der vrouwenwereld belang inboezemt en bezighoudt; het zwak kere moet ook in dit geval voor het sterkere zwichten, wat „manneiyk" is blijft (enbiyve) ook hier het hoofd, het „vrouweiyke" moet verhuizen naar... damestydschriftenIn dit laatste geval zyn het dan veelal vrouwen, die de kopy leveren en hare zaak op heur scherpzinnige wyze bepleiten. Eene enkele maal mag er o. i. echter in een dagblad wel een „vrouwenartikol" voor komen; de heeren kunnen het dan ook eens „doorvliegen", al rekenen ze het zich oene eer verre te biy ven van vrouwenzaken en al zyn ze er niet nieuwsgierig naar wat van een artikel in een damesblaadje niet zoo licht te veronderstellen is en tcch heusch geen kwaad kan. Wij verheugen er ons dan ook reeds by voorbaat in, dat de vrouwen vereerd zullen zyn met ons besluit haar voor ditmaal eeno eeroplaat8 in ons blad af te staan. Of ze er ons na lezing echter allen dankbaar voor zullen wezen, laten we liefst in 't midden. Daar vre de nieuwsgierigheid onzorlozores- sen tot het uiterste wilden prikkelen, schreven we niet boven dit artikel: Do Amerikaan- sche huisvrouw en de dienstbode in de Nieuwe Wereld, hetgeen we eigen- ïyk hadden moeten doen, aangezien we omtrent haar hot een en ander wenschen mede te deelen. Daarvoor vragen wo nu dadeiyk do aandacht De AmerikaaDsche jongedochter wil, om te beginnen, niot dienen. Hoe practisch ze ook als huisvrouw moge te werk gaan, hoe vlug en flink ze haar werk dan moge doon, hoe zindeiyk ze in die qualiteit kamers en keuken houdt, als meisje wil ze absoluut niets van huiswerk weten. Dat de Amerikaansche vrouw den arbeid schuwt, zooals men wel beweert, en niets doet dan romans lezon en wandelen on zich door baren man laat bedienen, is een ver zinsel integendeel, ze is als ochtgonoote, huisvrouw en moeder een navolgenswaardig voorboeld. Zy verlaagt zich echter niot tot slavin, dat is waar, maar dit komt daar van daan, dat zy zich meer de voortdurende achting dan de voorbygaande hartstochtelyke liefde van haren man weet te verwerven. Zy staat wat beschaving aangaat botrekkoiyk hoogor dan menige vrouw ton onzent. We bedoelen hier nu do vrouw uit het volk. Hare zachtmoedigheid en volgzaamheid zyn natuur- ïyk en geeno gevolgen van een gevoel van onderworpenheid, al streeft ze er daarom volstrekt niet naar in het maatschappeiyk leven met den man geiyk te staan, zooals dit met hare ontwikkeling wel degelyk het geval is. De Amerikaansche vrouw schaamt zich geenszins voor huiswerk van de minste soort. Behalve de zoogenoemde „aristocratische" families, wier kinderen naar Europeeschan styl worden opgevoed, bevinden zeer welge stelde vrouwen zich dageiyks met hare dienst boden in de keuken en helpen die meisjes, wat dezen van vele ondeugden, als diefstal, snoepery, enz. terughoudt. Er zyn zelfs vele huisgezinnen met een jaarlyksch inkomen van vyfduizend dollars, waar men tevergeefs eene meid zou zoeken en waar alleen eene vrou weiyke hulp over den vloer komt voor de wasch, waarmede zich echter de vrouw des huizes toch ook nog terdege bemoeit. In de kleine steden en in de dorpen treft men nog veel wolvarender gezinnen aan, waar de vrouw al het werk alleen doet en goed ook; enkel voor werkzaamheden, welke haren krach ten zouden te boven gaan, by gestaan door baren man. Wat zou men hier lachen, spotten, met den vinger nawijzen als men wist dat een advocaat, een gegoed koopman, een aannemer, eon hoofd der school, ja, een gewoon onderwyzer in de keuken het vuur geregeld aanmaakte, hout kloofde, kolen en aardappelen uit den kelder of van den zolder haalde! Gebeurt het al eens by uitzondering, dan toch zóó, dat niemand het ontwaart! Wat zou er gepraat worden als zulke mannen '8 Zaterdags in 't middaguur met zware manden of netten, bevracht met groenten, boter, eieren of visch van de markt naar huis kwamen of op eene wandeling met modder de vrouw het kind op den arm droegeüIu Amerika ziet men zoo iets dagelyks envindt het gewoon! Toch werkt de Amorikaansche vrouw niot van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en slooft ze zich niet af; ze vindt nog tyd voor lozen, in den luien stoel zitten, wandelen of eonigerlei ontspanning. Hoo dit mogeiyk is? Haar huishouden is practischer ingericht dan dat van onze huievrouwen, hetgeen haar machtig veel werk bespaart, en ze werkt vlug en met overleg, van 't ontbyt af, zonder eene minuut te verliezen. Ze babbelt, in den minderen stand, niet met buurvrouwen; legt, in hoogeren rang, goeno ontydige bezoeken af noch ontvangt visites als het tyd van werken is; ze brengt geen tyd zoek met allerlei kleine boodschappen, waarby door 't praten de helft vergeten wordt, niet dan met tydverlies weer te bekomenmaar noteert alles ineens wat ze 's daags noodig heeft en bestelt dit. Den bospaarden tyd kan zy aan ontspanning besteden. Het is niet uit gierigheid, dat zelfs zoor gegoede families geene enkele dienstmaagd of betrekkeiyk slechts weinig boden hebben, maar dezon zyn zeer moeiiyk te krygen en, wat we hooren dat ze ook by ons worden, peperduur. Misschien is dit maar goed ook, want, moest het verrichten van huiselyko werkzaamheden voor vrouw en man nergens ter wereld als eene schande aangeschreven staan, het wordt daardoor allengs meer eene deugd en de welstand van het gezin ver meerdert er door. Eeno dienstbode goed te betalen on van 't noodige, waarop ze alleszins recht heeft, te voorzien, kost geld, per jaar een aardig sommetje, zeggen onze vrouwen, en wij voegen er byover tal van jaren zelfs oen klein kapitaal, dat met do intorostcn is verloren gegaan. By hoevele kleine burger gezinnen (van do welvarende spreken we nu niet en bedenken wel degelyk dat we hier nu oanmaal niet in Amerika zyn) alhier is schraalhans keukenmeoster om eene „meid", niet zelden oen kind, te kunnen houden, eenig en alleen omdat de vrouw des huizes en hare dochteren van oordeel zyn dat het iets ont- eorends voor haar is te poetsen, den bezem of den schuier te hanteeren, eerst laat op den dag „klaar" te zyn, uit zucht om in dezen niet voor anderen onder te doen, enz. Te beklagen is het dienstmeisje, dat by zulke liön ook „in den kost" is 1 Men leeft in veler oog hier niot naar be- booren als men geono meid (al is 't ook nog zoo'n kleintje) heeft; men „kan 't niet goed doon", als de vrouw zoo'n levend weeldeartikel inderdaad kan missen, als ze vlytig is en, jong en gezond zynde, lust heeft in hot werk, evenals hare Amerikaansche zuster. Ja, er bestaat zelfs onder de vrouwen eeno soort van concurrentio wie de grootste, de duurste meid houdt, wio het minste to doen, het luiste leven heeft, enz. En dan het klagen over moiden, die breken of liever doen breken, die snoepen, dio stelen! Waren de vrouwen, evenals de Amerikaansche, meer by hunne boden en met hen werkzaam, veel van dat klagen zou kunnen ophouden. Gelukkige Amerikaansche huis vrouw en gelukkige heer des huizes l Mon zou dit moeten wo nog neorschry- ven, allicht denken dat de Amenkaanscbe, die in alle standen zoo uitmunt als practischo huisvrouw, vóór haar huweiyk, zoo z'j tot de daartoe aangewezen klasse behoort, gaarne zou dienen, liever dan byv. in eono fabriek werkzaam to zyn. Toch is dit niet het geval. Do voorkeur geeft ze aan eeno fabriek, voor vier a zes dollars per week, beren een dienst; liever is ze vrye bewoonster van een akelig, donker kamertje, dan gevangen dienstbode in een prachtig, weelderig ingericht huis. Zo haat deafhankelykheid en doelt liever met velen van haarsgelyken de onderhoorigheid aan dón per soon dan te verkoeren in een huis, waar vier of vyf haar bevelen kunnen en niemand met haar gelykstaat. En nu is het fabrieksmeisje in hot begin van haar huweiyk wel geene degoiyko huisvrouw, maar welke jongo vrouw, in welken stand dan ook, is dat wel? Maar zo hooft van te voren de waarde van hot geld leeren kennen, weet met hoeveel moeite het verdiend wordt en is daardoor zuinig, voor elke vrouw, hoog of laag ge plaatst, oene groote deugd. De praktyk, de ervaring doen het overige. Overvloed kende ze niet en zo haakt er niet naar. Een beetje zucht naar opschik moge haar aankleven, elke vrouw is die zucht eigen, in eiken stand, ook in de achterbuurten, elke Roman van R. KOOPMANS VAN B0£KEREtf. 46.) „Ongetwyfeldl maar het bestaan van genoeg zame aanleiding tot pleiten geeft nog geen recht vryspraak te eischen!" „Maar allerbeste doctor!" riep Floris vor- twyfeld, terwyl hy opstond en beide handen 8moekend omboogbief, „ik bid, ik bezweer u: wie spreekt er van recht, wie donkt aan eischen, wie hoopt er zelfs op algeheele vry spraak? Ik niet, neenlRecht heb ik op niets, 't allerminst op vryspraak, maar om gratie vraag ik, ik doe het als een boet vaardige, onder overlegging van de schriftelyke verklaring, dat ik uw schuldenaar ben en dit biyf, quoad usque rdderem uni versum debitum tibi1). Ziehier, ge acht o heer Van Moerbeek!" vervolgde Floris, terwyl hy zyne portefeuille te voorschyn haalde en daaruit een banknoot en een ander papier nam, „ziehier driehonderd gulden het geld, dat ik, na afbetaling der schulden, van de duizend gulden overgehouden heb, en daar hebt ge 't bewys, dat ik beloofd hob, ook de rest te zullen afdoen. De helft van myn karig maandgeld leg ik daartoe apart; eens in 'tjaar breng ik u dat sommetje in afkorting. Ik ga voortaan zelden meer uit, Totdat ik a de geheele eohald aal hebben uit betaald. '8 nachts althans in 't geheol niet meer, ik verteer zoo weinig mogolyk en dat weinige betaal ik contant. Ja, waarde doctor I en zoodra ik geld verdien, hetzy als broodschry ver, hetzy als praeceptor, van dat geld breng ik u een ruim deel" „Floris Streefland I" sprak nu de jonker, terwyl hy insgelyks opstond en iets plechtigs aannam in houding on toon, „berg dat bank papier en die schriftelyke belofte: doe beido weer in uw portefeuilleIk zal die stukken niet aanraken. Ik beschouw dio zaak tusschen ons als afgedaan; doe gy desgeiyks. Gy zyt my niets debet, tenzy, zoo ge dit wilt, in den hoogeren zin: et nos dobemus alii alios diligere1). „O besto doctor 1" riep Streefland in ver voering en strekte de armen naar den jonker uit, als om hem te omhelzen, „o, hoe zal ik" Maar Van Moorbeek liet hem niet uit spreken. Hy maakte een afwyzend gebaar en sprak: „St! stl myn vriend! ik heb nog niet uitgesproken. Ge zyt myn schuldenaar niet meer, zei ik, en terecht. Immers, ge hebt my van avond afbetaald, betaald, niet mot klin kende munt, noch met gewatermerkte papier tjes, maar met eenige bladen uit uw levens boek, gestempeld met tranen van boete en berouw, betaald hebt ge met een stroom van woorden, geweld uit het diepst van uw gemoed, woorden van waarheid en ernst, van geloof en ootmoedige toewyding. Voor ditmaal zyn de duizend guldens, uwen vader toegedacht, zyn oerwaarde ontgaan. Zullen wy hem des wege beklagen, zeggende: arme dominee? Id quod absitl1). Neen, het ontgaan van duizend gulden is in Gods hand raiddel ge worden om hem te doen behouden oen schat, meer dan honderdduizend goudstukken waard Nu dan, jonkman! die driehonderd guldon, die u resten, behoud ze vooruzelflUw vader zal ik bij gelegenheid wel gedenken, wat betreft eene vernieuwde toezending. Beleg die som, maar by iedere coupon, die gy knipt, by eiken penning, dien gy er van uitgeeft of aan toevoegt, donk een oogenblik aan my, dio het werktuig ben geweest om u to redden, en dank vurig don Redder zelf en vernieuw uwe gelofte, dat gy niet weer tot laagheden zult vervallen. Uw geheim biyft eeuwig in myn hart begraven 1" Floris kort by na geen woord uitbrengen, maar hy greep do beide handen van den jonker, die hy krampachtig drukte, al stame lend: „Dank, hartelyk dank! beste doctor!" Negentiende Hoofdstuk. 'tWas reeds by achten, toen Floris den volgenden morgen ontwaakte, en ook zyn gastheer was ditmaal niet zoo vroeg by de hand. Nu, 't was dan ook reeds ruim een uur na middernacht geweest, toen zy te kooi gegaan wareD, en wy mogen er by voegen: 'twas voor beiden een vermoeiende avond geweeet. Zulke ernstige bekentenissen tocb gaan je niet. zooals men dat wel eens uit l) Wg zijn sohnldig elkander lief te hebben. Dat zij verre! drukt, in de kleoren zittenze gevon den inwendigen mensch heelwat te doon, zooowel dengene, dio zo komt afleggen als zyn aan dachtigen en deelnemenden toehoorder. En, wat Floris betreft, mogen wo toch ook in rekening brengen zyn optredon in 't Nut, eene taak, die voor een eerstboginnende toch ook niet licht mag heoton. Of 't erg kinderachtig van hem was, laat ik den lezer over te beslissen, doch de waar heid is, dat onze student, onder 't kleeden, zyn portefeuille voor den dag baalde en de banknoot van driehonderd gulden, nu zyn oeriyk vorkregen, wettig eigendom, nog eens goed ging bekyken. Zoo echter die bezich tiging in zekeren zin geüotryk mocht heeton onvermengd was in ieder geval dat genot niet. Dat geldswaardige papiertjo toch had zyne geschiedenis, en die geschiedenis, al staat zy niet in een boek, zy blytt geschreven in de tafelen dos harten, en wat zy al of niet moge vermelden, zeker niet de eer van haren tegenwoordigon bezitter. Gegeven is 't, ja, nu, maar gisteren kon men or nog van getuigen: 't is eon gestolen biljet: gegeven is 't, dat is zeker, maar niet zekor is 't, dat het aangenomen had mogen worden, daar zulk aannemen veel geleek op misbruik maken van 's naasten zonderlingheid en be perkte geestvermogens, merkbaar in de manie om belangryke geldsommen weg te geven. Dat het althans niet volkomen in orde was met dat geld daar in zyne handen, bleek uit zyn besluit, om over de ontvangst er van maar niet met den oudenheer te spreken. Ten minste vooreerst nog niet. Zoo'n bedui vrouw op hare wyze; niet grooter is die echter dan bij hot gewezen dienstmeisje. Uit da fabriek in een dienst kan men weinig meisjes in Amerika krygen en zelfs de niot-Ameri- kaanschen, die in do Nieuwe Werold komen dienon, zyn weldra geene dienstboden meer, maar trachten op andero wyze haar brood to verdienen; zoodra ze het Engelsch voldoondo machtig zyn. lot zoover nul Het is genoeg! Eene too- passing behoeft er o. i. niet te volgen. Elke vrouw make die voor ziclizelve! Wij wagen er ons niet aan vooi to gaan schryvon wie wèl en wie niet eene dienstbode of dienst boden moeten, mogen en kunnen houden; wie zelvon kunnen werkon on dat ook moester» doen. We durven ten besluite oDkol on 't houdt toch al zeer veel in zeggen: Hollandscho (Loidsche klinkt niet woidsch ge noog) huisvrouw, in weikon stand dan ook geplaatst, spiegel TJ aan de Amerikaanschet De achtjarige viool-virtuoos Bronislaw Hubermann, leerling van prof. Joachim, dia in het buitenland en in enkele plaatsen van ons land met buitengewoon succes is opge treden, zal ook hier ter stede een cor.coi* geven, waaraan tevens medewerking zuller verloenen mojuffr. Dyna Van der Hoeven, pianiste uit Keulen, en de heer J. Mossel, solo-violoncellist van het „Concertgebouw" te Amsterdam, Over Bronislaw Hubermann scbryfc de bo- konde musicus do heer S. Van Milligen, in het „D. v. N.„Mot ware verbazing heb ik het spel van dezen jeugdigen 8 jarigen knaap, gevolgd. Niet alleen beheerscht hy de moei- ïykheden van een viool concert van Mendolseohn met zekerheid en geeft hy tevens wat rythrniek, kleurscbakeering en fraseering betreft alles goeds, doch ook de voordracht is zeer gezond en natuurlijk en bovendien mag men van een zeer nobelen styl en van temparement spreken. Met zeldzame opmerkingsgave moet hy be doeld zyn, dat l»y, de beste modellen navol gende, de voordracht zoo ongedwongen on vry geelt, dat men niet aan navolging denkt. Hot was eene vertolking, waarmede een vol wassen solist eer zou hebben ingelegd. Ik kan niet ontkennen dat my het woord „wonderkind" eenig wantrouwen inboezemde, doch mon staat hier voor eene zeldzaam vroeg- rype ontwikkeling en eeno muzikale begaafd heid, waarvan ik nog nooit een tweede voor beeld heb gezien. Men verzuime toch vooral niet den jongen Hubermann te gaan hooren, want zooals ik zeide, zyn spel verdient, zelfs afgoscheiden van zyne jougd, ten zeorsto ge hoord te worden. Van zyn talent mag mon zoggenGott bognadetWie op dezon leeftyd zoo speelt, belooft groote heorlyko dingen." Do jeugdige Hubermann is dus een wonder kind, maar in de goede beteekenis van het woord. Ook uit overige recensies d6r voornaamste bladon trouwens blykt, dat we hier werkeiyk mot een zeldzaam talent to doen hebben. Daniël meld, voddig papiertje, dat wegwaait by 't minste tochtje en voor den oningewyde 't oprapen niet waard, wat is 't voor kenners eon begeerlyk en mooi geschenk I Mooi, ja, maar in de gegoven omstandigheden toch het ware niet. Een cadeau, by welks ontvangst men niot vrienden en geburen kan samon roepen, om 't hun te laten zien en uit te galmen: weest biyde met myt neen, dat is 't ware niet! En moet niet Floris zyne blyd- schap voor iederoen verborgen houden? Voor iedereen? Neen, niet absoluut. MetVanCorn- putto zal hy er vandaag over spreken on by gelegonheid ook met Mina. Ja, als hy dit oons veilig, rustig doen kan, dan vertelt hy haar de gehoele historie. Het goede kind heeft aanspraak op zyno vertrouwoiyke incdedeelin- gen: zy mag eindeiyk wel eens de zuivore, de geheelo waarheid weten. Maar ik zeg nog eens: daartoe moet hy een heel geschikt tyd- punt afwachten. Kort na de terugkomst van don oudenhe te Amsterdam vond Floris gelegenheid Fordi» nand Van Cornputte te sprekon. In het na middaguur vond hy dezen vertrouwden vriend op zflne kamer en gaf toen verslag van zyne lotgevallen en bevindingen te Abcoudo. Van Cornputte wenschte don dobutant- rodonaar van harte geluk met het in de Nutszaal behaalde succes, harteiyker nog met den uitslag van het bezoek op den Donnonboigh* Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1