TOOINEEL. By do gisteravond in don Schouwburg alhier door de Yereenigdo Rotterdamsche Toonoelisten gegeven voorstelling was het lokaal op alle rangen veel minder bezet dan verleden week by „Plumet". Misschien waren hiervan twee redenen de oorzaak: het thans nietoptreden van den heer Willom Van Zuylen, en de meerdere bekendheid, welke het nu opgevoerde stuk, „De Fourchambault's", by velen nog bezit, daar het nog slechts ruim drie jaren geleden is dat het hier werd vertoond, toen onder den naam van „De familie Fourchambault", met eonigszins andere rolverdeeling. De inhoud van Emile Augier's tooneelspel is wel in staat het publiek te boeien. „De Fourchambault's" schetst den zoon, bui ten huweiyk geboren, vol liefde, achting en eer bied voor het ongelukkig bedrogen slachtoffer, dat gewerkt en gearbeid heeft om de toekomst te verzekeren van haar kind. Het stuk teekont echter niet alleen liefde, maar ook plicht. Wanneer Fourchambault den ondergang naby is, dan is het Bernard, die den man, aan wien hy het leven te danken heeft, de reddendo hand toereikt; door zyn bystand, door zyn steun belet hy den vader, die hem niet kent, zichzelven het leven te benomen; door zyne bezielende woorden weet hy diens dochter, zyne zuster derhalve, te overtuigen dat zy zich niet mag verbinden met den man, dien zy niet bemint, dat zy zichzelve niet mag doemen tot een leven vol bedrog en hulchelary, dat zy afstand moet doen van den grooten naam, van den adeliyken titel, die haar door zulk een huweiyk te beurt zou vallen om hare hand te reiken aan den eenvoudigen, braven en werkzamen man, aan wiens zyde een bestendig geluk haar deel zal zyn. Zyn plicht gebiedt hem nog meer; hy offert zichzelven op; de arme, niet met aardsche goederen gezegende Marie Letellier, die hy liefheoft, hart6tochteiyk bemint, hy werpt haar met een ryken bruidschat in de armen van zyn broeder Leopold Fourchambault. Zy echter weigert; ook zy heeft een ander lief, zy bemint den edelen, onbaatzuchtigen man, dien zy immer haren vriend heeft genoemd en die, omdat hy niet jong en niet schoon meer is, zyne liefde niet durft bekennen; maar als zy in tegenwoordigheid van mevrouw Bernard, van Leopold en Blanche Fourcham bault zich tot dien man wendt en hem vraagt; mynheer Bernard, wilt gy ray uwe hand reiken dan keert hy zich om, ziet haar aan, drukt haar tegen zyn hart en geeft haar met het vuur der liefde den verlovingskus. En dan valt de gordyn. De rol der ongelukkige, verleide vrouw, die als onschuldige moeder tegenover haren braven, edelen zoon staat, was in handen van mevr. Beersmans. Onze talentvolle tragedienne tee kende en schetste en vooral in het zoo genaamo stille spel al die verschillende gemoedsaandoeningen en hartstochten der onge- lukkige, brave moeder, der edele, rechtschapen 7rouw op uitnemende wyze. Waardig werd zy ter zydo gestaan door don heer D. Haspels, als Bernarddo dialoog in de tweede acte tusschen zoon en moeder was vooral treffend schoon. Doze beiden vervulden dezelfde rollen als de vorige maal, ovenals mevrouw Van EysdenVink, die ook nu als Mario Letellier gelegenheid gaf haar het meest te bewonderen in do slotscène der vierde acte, waar zy het huis der Fourchambault's verlaat, en in de laatste acte, als zy de hand van Leopold weigort en hare liefde voor Bernard betuigt. De rol der coquette, wereldsche mevrouw Fourchambault was opnieuw in handen van mevrouw BurlageVerwoert en kwam vry goed tot haar recht. De heer Rosier Faassen had als haar echt genoot gelukkige oogenblikken, ofschoon het bleek dat hy nu en dan niet erg op dreef was. Een bankier, die zulk een groot en ver maard huis dryft en met een failliet wordt toe komt, om zoo'n comedie te spelen I 'fcEenigo wat wy er, naar myn idee, van kunnen zeggen, is dit: 't is een studentengrap." Kort daarna nam de oude heer Streefland afscheid. Onharteiyk was daarby do toon niettrouwens de man was te verstandig om niet te bogrypen dat het aar was, wat juf frouw Van Breukelen zei, toen zy verklaarde, dat niet hy, maar Constantia de dupe was geweest van een leelyke bedriegery en onver- antwoordeiyke comedievertooning, eene ver tooning, waaraan zyn eigen zoon zich had schuldig gemaakt, en waarvoor hy, als vader wel niot aansprakeiyk was, maar die hy toch niet op anderen mocht verhalen, 't allerminst op dio personen, die zoontjelief er zoo aller- leoiykst had laten inloopen. Ja, wat de heer Kurks zelf nog niot had uitgesproken, dat gevoelde vader Streefland wel degeiyk, nl. dat de kapitein ontegenzegiyk redon had zich beleedigd to gevoelen, daar Floris hem zoo schromeiyk voorgelogen had, wat betreft die historie van het onderscheppen en achterhou den dor bewuste missive. Zeer practisch was hot daarom van Streefland's kant by 't heen gaan zich nog tot juffrouw Van Breukelen en tot don kapitein en vooral tot den laatst genoemden, te wenden met de volgende toespraak „Het sproekt vanzelf, myne waardsten, dat ik mynen Floris zeer ernstig onderhanden nemen en hem noodzaken zal, dat hy u beiden op 't nederigst vergiffenis vragen en dus alle mogelyke voldoening geven zal." Voor zichzelven besloot de dominee de be handeling van de zaak uit te stellen tot bedreigd, hadden wy ons anders voorgesteld. Zyn zoon Leopold hebben we vroeger veel beter voorgesteld gezien door den heer Chrispyn, dan nu door den heer Honri De Vries, die in het woergeven van dit loszinnige wezen niet geheel en al in zyn emplooi was. Hy scheen zich in deze rol niet thuis te gevoelen en het kwam ons zelfs voor dat hy die niet geheel goed kende. De souffleur deelde nogal vry hoorbaar in zyne taak. De heer Le Gras gaf een aardig type van den baron Rastiboulois, ofschoon wy hem nog zelden zóó als een wuften Franschen bon vivant hebben zien optreden, zonder in over- dry ving te vervallen. Of er echter meer zulke prefecten zullen zyn, durven wy niet be vestigen. In ieder geval, hy had veel werk van zyne rol gemaakt en was zeer vermakelijk. Mej. Alida Klein speelde als Fourcham bault's dochter Blanche heel lief en mocht, als zou eenige meerdere opgewektheid niet onwelkom zyn geweest, aanspraak maken op een gedeolte der toejuichingen, welke den optredenden meermalen by de terugroe pingen werden geschonken, waaruit bleek dat de voorstelling wel voldeed, maar zeer zeker zou ze dit nog meer hebben gedaan als er wat meer gang in had gezeten, want hoe verdienstelijk semmige rollen ook werden vorvuld, to ontkennen valt het niet dat er eenige stroefheid niet was weg to cyfcron. Gemengd Nieuws. In een der afgeloopen nachten werden door den rijksveldwachter Kooy en den gemeente-veld wachter Van Meurs, beiden uit Voorschoten, een drietal Hagenaars ge snapt, die bezig waren met visschen met de zegen, zonder akte, in den Spekpolder onder de gemeento Stompwyk. Natuuriyk werd proces-verbaal tegen hen opgemaakt. De dames vereeniging „Tabitha" te Waddingsveen zal deze maand als naar gewoonte eene uitdeeling van kledingstukken aan armen en behoeftigen houden. Aan instel lingen van philanthropischon aard heeft die gemeente waariyk geen gebrek. Er had een begin van brand plaats in het huis van P. aan de Zuidkade te Waddingsveen. Door spoedig aangebrachte hulp werd verder onheil voorkomen. Schipper J. Kous, voerende de te Schevomngen thuiebeboorende haringschuit „Vrouw Johanna", rapporteert dat hem door een Belgischen visscher een groot deel zyner haringnetten is afgekapt. Gelukkig werd een 30 tal teruggevonden door schipper C. De Best, voerende „De Twee Gezusters", die, in Vlaardingen binnengoloopen, ze aan den eige naar terugbracht. Gisternacht brak te Delft brand uit ten huize van den heer Ter Braak. Het geheele huis is uitgebrand. De brand is, zegt men, ontstaan door het omvallen van een petroleumtoestel in het benedenhuis, waar eene kruidenierszaak word gedreven. Alles was verzekerd. Op de gisteren te Utrecht gehou den paardenmarkt waren 1059 paarden en veulens aangevoerd; de paarden werden ver kocht van f 30 tot f 700; de veulens van /"100 tot f 280. Zondag is to Utrecht aan Azia tische cholera overleden Joh. Sas, geb. Vette- warie, wonende Bern. Weerd OZ. 75 boven. De vrouw was de laatste dagen ten huize van de wed. Wennekes in de Lauwerecht 15, van waar zy is vervoerd naar de Amalia stichting. Hot „Utr. Dbl." verneemt dat de vrouw, die de overledene heeft verpleegd, ook door cholera is aangetast; evenwel niet in zulk een hevigen graad, dat hoop op herstel zou zyn uitgesloten. In do Zevenwouden (Fr.) werden in de laatste dagen by nacht aan onderscheidene boeren eenden ontvreemd. In 't dorp Hasker- dyken werden ze zelfs uit eene afgerasterde zwemplaats gestolen. Het is aan de justitie, na onvermoeide nasporingen, gelukt hiervan de daders op te sporen. het middaguur van den volgenden dag, daar hy zelf dien geheelen avond en ook den vol genden voormiddag catechisatie n had en Floris naar oon aanteekeningsparty ging, vanwaar hy wel niet heel vroeg thuis zou komen. Periculum in mora(') was er immers ook niet, ja, 't was misschien wel goed, zich nog eens te beslapen op 't geval. Zestiende Hoofdstuk. Toen Floris dien nacht tegen tweeën thuis kwam, vond hy op zyne slaapkamer een klein, als driehoek samengevouwen briefje, met het volgende adres Aan den studont Streefland. In handen. Spoed! „'tLykt de hand van onze Mina wel", mompelt de jongeling, terwyi hy aandachtig het schrift bekykt. Zyne gissing bleek niet ongegrond, want 't was inderdaad een biljet van het dienstmeisje en van den volgendon inhoud „Weledele Heer! Morgenochtend zou ik u gaarne bytyds (zoo mogeiyk vóór achten) even willen spreken. Uw gehoorzame Dienstmaagd H. Roos. „Wat drommel!" fluisterde onze Floris, „wat mag ons Roosje my te zeggen hebben Er zal toch geen onraad zyn!...." Gevaar ia bot opontbood. 't Zijn de gebroeders P., van Wommels, en W. K., die samen in een woonscheepje ver blijf hielden. Ze hebben de eenden, die aan den bek gemerkt waren, aan een poelier te Loeuwarden verkocht, waar ze gearresteerd en vervolgens gevankeiyk naar Heerenveen overgebracht werden. Na verhoor voor den rechter commissaris word last gegeven tot hunne voorloopige hechtenis. Het socialistisch dagelyksch bestuur van do Friesche gemeente Opster- land hoeft besloten, officieel dpel te nemen aan de meeting op 15 dezer te Leeuwarden aangaande de werkloosheid. De arbeider B., te Kollum(Fr.), begaf zich met 9en hond in een land, waar koeien graasden. De dieren kwamen op den hond af, deze liep naar zyn meester, die spoedig van allo zyden gestooten werd door de woedende dieren. Voorbygangers wisten hem te bevryden. Hy had eenige ribben gebroken. Het Panama-schandaal. De Fran8cho geneesheeren (dr. Brouardel, dr. Dieulafoy en dr. Barbe), die door de Fransche regeering tot een nieuw onderzoek naar Bour nemouth waren gezonden, zyn tot de conclusie gekomen, dat de overbrenging van Cornelius Herz en zyne terechtstelling thans mogolyk Is geworden. De werkstaking te Marseille. De werkstaking der trambeambten geeft tot heftige tooneelen aanleiding. De politie werd overstelpt door het schuim der bevolking, dat zich by de werkstakers had aangesloten en met hen do rijtuigen omverwierp en inbreuk maakte op de vry beid van arbeid. Tal van personen zyn in hechtenis genomen. De burgemeester van Marseille heeft aan de tram-maatschappy oen schryven gericht, waarin hy haar verwyt, hare verbintenissen tegenover haar personeel niet te zyn nage komen; de maatscbappy wordt voorts uitge- noodigd, voor een geregelden dienst te zorgen, onder bedreiging met opzegging der concessie. De werkstaking in P a s-d e-Calais is geëindigd. De vernietiging van Lobengul a's legermacht is Vrydag in het Engelsche Lager huis ter sprake gebracht. Sir J. Fergusson wenschte van de regeering le weten, of zy van oordeel was dat onnoodig bloed was ver goten. De onder minister van koloniën ant woordde daarop ontkennend en zeide dat er gelukkig geen 3000, maar slechts 500 Mata belen gedood warenmaar ook dit, moest hy erkennen, was nog een vreeselyk getal. Dit door de regeering als juist aangenomen cyfer wordt niet bevestigd door de laatste be richten, welke de „Daily News" Vrydag van haren buitengewonen verslaggever uit Fort Victoria heeft ontvangen. Deze meldt dat or nog gecne officieel© opgaaf is ingekomen, maar dat, te oordeelen naar hetgeen de in boorlingen zeggen, het verlies op 2000 man kan geschat worden, de gewonden daaronder begrepen. De berichtgever der „Daily News" te Fort Salisbury onthaalde de lezers van dat blad nog eens op eene nasprokkehng van byzonder hoden omtrent de overwinning der Engelschen over de Matabelen. Nog te duidelyker blykt daaruit hoe gemakkelijk die overwinning bo vochten word en hoe hopeloos elk verzet van natuurkinderen, ook van de heldbaftigsten, geworden is tegenover do slacht-machine, welke heden ten dage eene goed gewapende, goed georganiseerde en goed aangevoerde Euro- peesche strydmacht vormt. Tot driemaal toe stormden do zwarten met waro doodsverachting tegen den kogelregen op, zonder ook maar een enkel oogenblik dichtby genoeg te komen om van hunne handsperen gebruik te kunnen maken. Na het derde neermaalen sloeg eindeiyk de paniek hun in de beenen en nu opende zich het tot dusver zoo welgesloten „lager" der blanken voor de ruitery en do vervolging begoneene tweede slachting. Eerst by deze vervolging was het, dat de Matabelen althans de kleur van Engelsch bloed te zien kregen, namelyk van twee gedooden en een dozyn gekwetsten, Toch geen cnraad? Uit zich niet in dezen vorm de angstige gejaagdheid van den over treder, die in eiken onverwachten bezoeker oen rechercheur of een aanklager, in elke niet terstond begrepen gebeurtenis het voor spel meent te moeten zien van de ontdekking der tot nu toe verborgen gebleven overtre ding? By Floris althans kwam terstond de vraag op: zou het scherpziend oog van het dienstmeisje soms een wolkje aan de kim ontwaard hebben, dat voor een opkomend onweer doet vreezen? Nu zei de rede wel, dat er by Mina van eigenlyke vrees geen sprake kon zyn, ook niet van vrees voor 't gevaar, dat een ander bedreigt, daar zy wel wist van de komst der geheimzinnige missive, maar volstrekt niet op de hoogte was van hetgeen er van geworden was, zoodat zy niet anders geloofde, of zy was ter goeder ure aan den ouden heer ter hand gesteld dit een en ander zei de rede wol, maar hare stem wordt overschreeuwd door die van 't beschuldigend geweten, dat maar altyd biyft roepen: uitkomen zal 't, uw werk der duis ternis, al zouden de raven het uitbrengen! Wy zeiden daar juist, dat Mina volstrekt niet op de hoogte was, en dat mocht getuigd worden, daar zy wel wist van het plaatsen eener advertentie, ter opsporing van den ge- heimzinnigen correspondent, maar niet ge hoord had, dat daarop een schryven ingeko men was en dus ook niets vernomen had van het voorgevallene op de woning van juffrouw Van Breukelen. By 't eerste ontvan gen van den brief onder 't adres van den heer Gregoor had Floris er wel over gedacht die, tegenover de duizenden neergeschoten zwarten, de gansche verlieslyst van den over winnaar uitmaakten. Over het incident op de Fransch- Duitsche grens wordt uit Saint-Dió aan Havas" gemeld: De lyken der wildstroopers Biène, vader en zoon, gedood door den Duitschen boschwachter Reiss, zyn naar de school van Campenay, Duitschland, gebracht, waar een Duitsch geneesheer de ïykschouwing heeft gedaan. Volgens een getuige, die de lyken heeft gezien, was de kogel dwars door het lichaam des zoons gevlogen. De vader was in den onderbuik getroffen. Men beweert dat de wildstroopers niet eerst geschoten hebben. Het geweer des vaders was, zegt men, uiteenge- nomen en de zoon had geen wapen. Het onderzoek der Fransche overheden leidt tot de conclusie, dat vader en zoon Biène zich alleen op het Duitsch grondgebied bevonden. Al de wildstroopers van den omtrek hebben hun alibi bewezen. Uit Beriyn wordt gemeld: De volgende inlichtingen zyn hier over het grens-incident toegekomen. De boschwachter deod op 1 November zyne ronde. Toen hy omtrent 300 meters van de grens genaderd was, bemerkte hy twee wildstroopers, die aan 't jagen waren. Hy beval den naastbyzfinde zyn geweer af te geven. De strooper bood weerstand en legde aan. Gedurende de worsteling, welke ontstond, schoot do andere wildstrooper op den boschwachter, zonder hem evenwel te treffen; hy laadde echter zijn geweer opnieuw en kwam nader. Daarop legde de boschwachter aan en schoot op den naderenden wildstrooper, die dood neerviel. Op hetzelfde oogenblik kwamen drie andere wildstroopers van de hoogte. De drie stroopers losten hunne geweren op hem en keerden over de grons terug. De „Köln. Zeitung" meldt nog het volgende De boschwachter Reiss had reeds lang be merkt, dat er in zyn district gestroopt werd en was dus 's morgens uitgegaan om zoo mogelyk de wilddieven te vangen. Op omtrent 300 meters van de grens slaagde hy er in een ouden strooper te vatten. Deze stelde zich aanstonds te weer en terwyl Reiss met hem worstelde, kwam een jongere strooper en schoot op tien passen afstand naar den boschwachter. De strooper was door het worstelen der twee personen niet zeker van zyn schot en miste dan ook. Daarop ging de aanvaller met een aangelegd geweer naar de straat, om beter te kunnen schieten. De boschwachter, dat ziende, ontrukte met alle goweld het geweer aan de handen van den ouderen strooper, legde aan en schoot den jongeren overhoop. In hetzelfde oogenblik had de andere wilddief ook weer het geweer gegrepen, terwyl hy andere stroopers ter hulp riep. De worsteling tusschen de twee mannen was nauwelyks weer begonnen, of de boschwachter zag nog drie stroopers opdagen. Hy maakte van een oogenblik gebruik om zyn geweer ook op den tweeden strooper af te schieten, die dan ook doodelyk getroffen neer stortte. Daar de bosch wachter geone patronen meer in den zak had, was hy verplicht zich te redden. Hy sprong dus beneden de helling, terwyl de schoten der drie stroopers op een afstand van 50 of 60 meters achter hem knalden. De Hongaarsche regeering, die door de invoering van 't kringtarief op de spoor wegen eene omwenteling in de personen- tarieven heeft gebracht, wil thans ook met bet bestaande type der spoorwegbiljetten breken en die vervangen door een geheol ander stelsel, namelyk door spoorwegzegels. Volgens dit stelsel zal voortaan geen reiziger op de Hongaarsche spoorwegen meer zyn kaartje aan het loket behoeven te koopen, maar zal hy zichzelven, door middel van een spoorweg- zegel, spoedig kunnen helpen en dus het lastige gedrang, het geldwisselen en alle andere thans bestaande ongemakken kunnen vermyden. Volgens het plan begeeft hy, die eene reis wil maken, zich naar een der vele sigaren winkels, waar thans reeds omdat aldaar de régie bestaat postzegels, postwissels en om Mina eenig naricht te geven van den stand der zaken, maar hy had niet terstond gelegenheid gevonden tot het doen van mede- deelingen, en misschien zich ook niet gehaast met het zoeken naar zulk eene gelegenheid; en toen later was gebleken dat hy het slacht offer was geworden van een ondeugende mystificatie en van een samenweefsel van misverstanden, toen had hy 't noodig noch wenscbelyk gekeurd daarover tegen iemand een woord te reppen. Dus voor Mina heette 't, dat er nooit eenig antwoord by den ge noemden boekhandelaar was ingekomen. Geiyk men kan nagaan, versliep onze stu dent den volgenden morgen zynen tyd niet. Reeds vóór halfacht zat Floris in zyn bonten chambercloack op de studeerkamer. Niet lang behoefde hy te wachten, of Mina trad, na een bescheiden tikje op de deur, de kamer in. „Wel, Mina, kind! Wat is er van je dienst?" „Van myn dienst is er niemendal, myn heer! Maar ik wou u vragen: Kent u een juffrouw Van Breukelen op de Oude Waal?" „Neen.jastotterde Floris, terwyl hy zoo wit werd als een doek. „Zeg maar ja", meesmuilde het dienstmeisje. „Ja, gerust, hoorl want als u die persoon in 't geheel niet kende, zou u niet zoo verbouwereerd kyken by 't hooren van haar naam." „Nu dan, ja, ik heb dat perceel eens een keer ontmoet", antwoordde Floris met iets schooljongensachtigs in zyn houding. „En dat was een heel rare ontmoeting, nietwaar?" andere formulieren gekocht kunnen worden. Daar verlangt hy (evenais thans een post wissel of vrachtbrief) een zoogenaamd spoor weg blankot. Dit papier bevat een formulier, waarop de reiziger het station van vertrek en aankomst invult en er dan zoovele zegels op plakt als de vrachtprys bedraagt. Daar het land in 14 spoorwegkringen is ingedeeld, kan hy in zyn roiswyzer gemakkelijk naslaan tot welken kring de plaats behoort waarheen hy reizen wil, hy koopt het voor dien kring geldende spoorwegzegel, plakt het op het blan ket, en kan dan met dit deugdelijk ingevulde en gezegelde papier direct in den trein stappen. De controle geschiedt op de volgende wjjze. De conducteur vraagt van den reiziger het ingevulde stuk en scheurt van de strook waarop dfr postzegels geplakt zijn, de helft af, tot welk doel die zegels, om het afscheuren te verge makkelijken, evenals de gewone postzegels geperforeerd zyn. De eene helft behoudt de conducteur, terwyl het blanket met de andere helft der strook en der zegels door den passa gier aan het eindstation afgegeven wordt. Deze controle is niet alleen eenvoudig en voldoende, maar stelt tevens de directie in staat spoedig een overzicht over het geheele verkeer te krygen. De uitvinder van dit nieuwe stelsel is de Hongaarsche minister van koophandel, Lukacs, die reeds met 1 Januari van het volgend jaar deze nieuwe soort van biljet op de sbaatspoor- wegen denkt in te voeren. De geheimzinnige verdwijniig. De kleedingstukken van de vermiste juffrouw Schmitz hebben in de zaak-De Jong meer en meer beteekenis gekregen, en langzamerhand is aan het licht gekomen wat de verdachte er mede heeft gedaan. De volgende door het „N. v. d. D." vermelde nieuwe feiten zullen de overtuiging geven, dat hy zich veel moeite heeft gegeven om ze kwyt te raken. Op den 29sten Augustus kreeg eene waschvrouw in de Taksteeg te Amsterdam eene bezending vrouwengoed uit bet hotel Van Gelder, op het Damrak, met de boodschap dat het stellig den 31sten vóór 2 uren daar terug moest zyn. De vrouw voldeed hieraan, maar de eigenares juffrouw Schmitz wel te verstaan was reeds den vorigen dag met De Jong naar Bussum vertrokken. De Jong kwam eerst op 1 September in het hotel terug. Hy had toen een groot pak bij zich en ging op zijne kamer, waar het gewasschen goed lag. Hy vroeg om papier en bindtouw en maakte verschillende pakjes, waarby hy dus waarschyniyk het gedragen goed de meest compromitteerende stukken van de overige scheidde. Ziehier hoe hy te werk ging om dit lyf- good van de hand te doen. Op den avond van Maandag 4 September werd eene jonge „weduwe" uit de Albert- Cuyp-straat, toen zy in de buurt barer woning voor een winkelraam stond te kyken, door een heer aangesproken. In het eerst had zy het niet op hem begrepen, maar de jonge man had zulke innemende manieren, kortom hy wist zoo handig den Don Juan te spelen, dat zy er althans in toestemde een eindje met hem op te loopen. Druk pratende, want deze heer had eene verbazende spraakvaardig heid en babbelde van alles door elkaar, waren zy by het Paleis voor Volksvlyt gekomen. In dien korten tyd had deze moderne Faust zyn Gretchen zooveel vertrouwen weten in te boezemen, dat zy er geen bezwaar in zag het nieuwe café van het Paleis binnen te gaan, waar zy een tydje bleven zitten. Van daar wandelden zy de stad in en gingen naar Krasnapolsky, waar het heerschap, dat mid- delerwyi door zyne nieuwe bekende reeds onder de klasse der „Zondagsche" heeren was gerangschikt in een der kellners een goeden kennis ontmoette, 't Bleek nl., dathy met dezen nog een der vorige dagen naar de Zaandammer kermis was geweest. Toen zy ook hier eenigen tyd hadden gezeten, stapten zy op en wandelden naar de nieuwe stad terug. „Ja, heel raar!.... Maar meid, hoe weet jy daarvan?" „Dat zal ik u zeggen, mynheerzei Mina kalm en geposeerd, op den toon van iemand, die genoegzaam sekuur is van zyn zaak en geen tegenspraak te vreezen heeft. Hoezeer ons jufferken op haar gemak was, bleek ook uit het feit, dat zy, gereed om met haar ver haal te beginnen, op den punt van een zoo- genaamden volt aire ging zitten. „Gieter avond," zoo vertelde zy „toen ik binnen kwam, om de boterham klaar te zetten, was uw vader juist bezig, aan juffrouw Stollink een verhaal te doen. By myn binnenkomen zei de juffrouw dadelijk in 't Fransch, dat de oude heer zorgen moest, dat de servante niet iets opving van 't relaas, waarop papa antwoordde, ook in 't Fransch, dat hy eigen lijk gerust in 't Hollandsch kon doorgaan, daar zoo'n eenvoudig boerenkind (une sim ple provinciale heette ik) hem toch niet begreep, als hy ten minste niet al te plat in zyne uitdrukkingen was. Nu, toen ik dat hoorde, toen werd ik ik kom er rond voor uit recht venynig. Als mynheer dat laatste niet gezegd had, zou ik misschien de stoute schoenen aange trokken en hem gewaarschuwd hebben, niet al te veel op myne boersche domheid te steunen, daar ik, hoe weinig dan ook, toch een heel klein beetje Fransch versta. „Hé, dat wijt ik ook niet 1" prevelde Florie. 4Wordt wervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2