INGEZONDEN.
Schamele proeve van schitterende
pogingen tot bevordering van vrnchte-
loozen arbeid.
„Je tóche do touroer le vico en ridicule,
Ne poucant l'atlajuer ar cc des bras d'IIercute."
La. Fostajkb.
„Arbeid adelt." Deze stelling zal ik wel
allerminst te verdedigen hebben. Nochtans
kan, door verkeerde toepassing, de waarheid
dier stelling jammerlik verminkt of verdacht
gemaakt worden.
Het doet rny dan ook steeds innig goed,
als ik iemand, hetzy in hoog of laag bedryf,
zijn taak ernstig zie opvatten, m. a. w. met
ijver en toewijding bezig zie, om te doen wat
zijn hand vindt om te doen. Zoo trok het
onlangs mijne bijzondere aandacht, hoe een
werkman (van de gasfabriek, naar ik meen)
zich inspande om, balanceerende, deels op de
hoogste sporten van een ladder, en deels op
de stang van een lantaarnpaal, de glazen
van een lantaarn uit elkander te nemen en
zorgvuldig schoon te maken. Hij ging daarbij
zeer consciëntieus te werk, ontzag geen moeite
noch tijd, en liet niet af, alvorens zich over
tuigd te hebben dat het reinigingsproces in
allen deele onberispelijk was uitgevoerd.
Daarna, van zijn verheven standpunt weer
op het aardrijk teruggekeerd, zag hij met
rechtmatigen trots naar boven en schoen wel
voldaan over het werk zijner handen.
Toch beklaagde ik den ijverigen werkman;
zijn arbeid was immers een betere zaak waar
dig, want hij had onnut werk verricht en
zijne moei e ten koste gelegd aan een pseudo-
lantaarn, die reeds sedert eenige jaren van
haar lichtgevend vermogen beroofd is. (t)
Aangenomen dat tijd geld is en dat arbeid
adelt, is het dan niet even waar, dat onnutte
arbeid den mensch vernedert? Of is het niet
onverantwoordelijk, om van een verstandig
mensch te vergen, dat hij zijn kostbaren tijd
verbeuzele en zijn krachten verspille aan een
arbeid, die geen recht van bestaan heeft?
Trouwens, er zouden van dergelijke vruchte-
looze werkzaamheden meerdere proeven kun
nen geleverd worden, ditmaal echter wil ik mij
slechts tot het onderwerpeiyke feit bepalen.
Terwijl ik mijn dank betuig aan de geachte
Redactie van dit blad, voor do vriendelijke
opname mijner beschouwingen, vlei ik m|j,
dat zij aanleiding mogen geven tot een opzet
telijk onderzoek naar den toestand van de
verlichting op het plantsoen alhier, inzonder
heid in verband mot de quaestieof oen
lichtgevende lantaarn op het bedoelde punt
inderdaad overbodig is, wat ik beslist tegen
spreek. Mocht dat onderzoek ten gunste van
de aldaar hcerschende duisternis uitvallen,
dan zou, volgons mijn bescheiden mooning,
die pseMdo-lantaarn, als een boom die geen
vrucht voortbrengt, geheel kunnen worden
weggeruimd, opdat zij niet langer een steen
des aanstoots en als een lastpost aan onder
houd voor onze goede gemeente bljjve.
Leiden,
18 October 1893. Q. X.
(tj Zyndo dio, aan hot eindo van do Plantago bij
don ing&Dg van hot Plantsoen.
Mijnheer de Redacteurt
Beleefd verzoekt ondergeteekende een
plaatsje in Uw veelgelezen blad voor het
volgende.
Het schijnt dat men tegenwoordig denkt:
„Op Vreewijk komt het er niet zoo erg op
aan!" of; „Wij zien hier toch geen Politie".
Ik kan mij anders niet begrijpen hoe men
de brutaliteit kan hebben om te doen wat ik
Zondag 15 October 1893 zag. Verbeeld U,
M. de R., daar waren een metselaar en een
opperman de Laatste Straat aan 't ropareeren,
alsof er heel geene wet bestond, welke zoo
iets verbiedt.
Menig wandelaar keek er naar en zoide
het zijne or van, doch men ging gerust door
met straten. Ik wil, M. de R., wanneer de
nood het vordort, op Zondag doen wat er
van m\j verlangd wordt, doch hier drong de
nood niet, daar iedereen weet dat er genoeg
metselaars en opperlieden in de woek niet
eens te werken hebben.
Zou nu do Bouwmaatschappij „Vreewijk"
dat uit een zuinigheidsoogpunt doen, laten
werken op Zondag door menscben, die in
de week van 's morgens tot 's avonds in
;touw zijn? Of welke reden zou er voor
kunnen wezen? 't Is in ieder geval weer
bewezen dat hier zelfs 't meest bescheiden
Politie toezie it ontbreekt.
U, M. de R., bij voorbaat mijn dank be
tuigende voor de opneming, heb ik de eer te zijn:
Een voorstander van de Zondagsrust.
(By onderzoek is ons gebleken dat de
inzender zich eenigszins vergist, nl. waar hy
.bodoeld werken op Zondag aan „Vreewyk"
toeschryft. Grenzende aan do van den Singel
naar den Vliet looponde straat is eene ry
huizen van de vereeniging „Eigen Haard"
gebouwd en nu scbynen eenige kinderen der
bewoners daarvan do onhebbelykheid te
hebben nogal stoenen uit genoemde en de
aangrenzende straat te nemen. Reeds menig
maal zyn ze, torwyi ze daarmede bezig waren,
door den waker weggejaagd geworden en is
den ouders door den architect-administrateur,
den heer W. Kok, verzocht hun kindoren
de vernieling te verbieden, daar anders tot
minder aangename maatregelen zou moeten
worden overgegaan, b. v. afsluiting vlak langs
en vóór hunne woningen van de straat door
►•ene schutting, daar de straat eigendom van
„Vreewyk" is.
Het gevolg daarvan was, dat namens de
bewoners eindeiyk word beloofd dat de straat
weer zou worden hersteld en aangezien do
persoon, die daarmede belast werd, het nu
misschien door de week te volhandig had,
heeft h(j met zyn helper het werk óp een
Zondag verricht. „Vreewyk" staat hier dus
geheel buiten. Red.]
Mijnheer de Redacteur!
Nogmaals verzoek ik beleefd een plaatsje
voor het onderstaande.
In myn ingezonden stuk van 6 Oct. wenschte
ik het besluit van Burg. en Weths. te Leiden,
om de Kaasmarkt, welke op halfnegen ge
steld was, gehandhaafd te zien. Jl. Vrydag was
echter de markt om acht uren aangevangen
zonder eenige publiciteit.
Ik ben benieuwd op welk uur zy a. s.
Vrydag zal aanvangen en vind het dan maar
beter haar op den ouden voet te houden en
te beginnen zoodra de landbouwers op de
markt komen ryden.
Intusschen is het jammer voor de koop
lieden uit de Rynstrêek, die een groot deel
van de markt koopen," dat^y met d<jn eersten
trein te 8.16 van het Staatsspoor te laat
komen. V
U dankende voor de toegestane ruimte:
Alfen, H. F. YAn der Linden,
17 Oct. 1893. Kaashandelaar.
Gemengd Nieuwst
Het bestuur van don Rozenburger
en Cronesteinsciien polder te Zoetërwoude is
niet zeor gelukkig met do tydelyke bemaling
van dien polder. De locomobiel weigerde in
het begin hare djensten en "maalt nóg geone
voldoende hoeveelheid water üitA
Het driejarig zoontje van den
landbouwer W. Laogewisch, te Benthuizen,
geraakte gistermiddag in een onbewaakt
oogenblik te water. Hoelang het kind daarin
gelegen heeft, weet men met geene zekerheid
te bepalen, doch door eon voorbyganger op
gemerkt en op het droge gebracht, bleken alle
pogingen tot opwekking dor levensgeesten
vruchteloos. Men kon slechts den dood con-
stateeren.
Op 7 Nov. zal te'sGravenhage
vanwege het Ryk eeDe veiling plaats hebbon
van gebruikte binnen- en buitenlandsche post
zegels, enz., enz.
Een meisje van ongeveer 16 jaar
kreeg gisteren, dicht by Scheveningen, eene
bloedspuwing. In eene tram gedragen, om i
naar haar huis in de Keizerstraat te 's-Graven-
liage gebracht te worden, bezweek zy reeds na
onkele oogenblikken.
Thans is bepaald, dat met ingang
van 21 dezer ook aan het station dor Hol-
landsche Spoorweg Maatschappy te Delft het
perronkaarfenstelsel wordt ingevoerd.
Do volgende clubs behaalden
Zondag in den internationalen kegelwedslryd
lo Haarlem het achter de namen vermelde
aantal houten:
„De Unie", Alkmaar, 204; „Amsterdam",
Amsterdam, 211; „Houdt hem or op", id.,
214; „Jonge krachten", ld., 224„Nederland",
id., 186; „Nooit gedacht", id., 209; „Onder
ons", id 205; „Oranje kegelclub", id., 167;
„Do vaste hand", id., 257; „Zou er kans zyn",
id 165; „Degroote Vauxhall", Haarlem, 197
„M. O. M.", id., 179; „Uitspanning door in
spanning", Leidon, 228; „O verveen", O verveen,
209. Het hoogst staat „De vaste hand", met
257 houten.
In een buitengewoon politieblad
verzoekt de officier van justitie te Haarlem
opsporing, aanhouding en opzending van Her
man Rudolphus Buddenborg, geboren 19 Maart
1850, lang 1.762 meter, aangezicht ovaal,
voorhoofd rond, oogen blauw, neus spits, mond
klein, haar, wenkbrauwen, baard en knevel
donker-blond, bult aan het voorhoofd, sproekt
zacht on volmondig, kent vreemde talen, laatst
bloembollenhandelaar te Hillegom, in staat van
faillissement verklaard. Hy is voortvluchtig
en verdacht van bedrlegljke bankbreuk.
Do sociaal-democratische ont-
wikkelings- en propaganda club „Het Cen
trum," te Amsterdam, hield gisteravond eene
groote openbare vergadering in Plancius, waai
de heer Domela Nieuwenhuis sprak over:
„Mozes als sociale wetgever," en de heer
Van Kol over: „Do bevryding van Israel."
Om ruim halfelf eindigde de byeenkomst.
De talryke bezoekers kwamen naar buiten,
vereenigden zich mot de partygenooten, die
voor het gebouw wachtten, en zoo trokken
zy gezameniyk, luidkeels socialistische liederen
zingende, door de Plantage Middenlaan, over
do Hortusbrug de Weesperstraat in.
Toen do brigadier en twee agenten zagen,
dat de raeetinggangers de Jodenbuurt ingingen
liepen zy vooruit om den weg aan eon der
bureelen bekend te maken. Dadeiyk daarop
ochter maakte do troep rechtsomkeert, om
langs do Nieuwe Heerengracht, Binnen Amstel
(stille zyde), Zwanenburgwal en Doelenstraat,
de Kalverstraat in te gaan. Krachtig klonk
hun lied en velen sloten zich by hen aan.
De politie scheen op een dwaalspoor gebracht.
Nauwelyks echter passeerdo de troep den
Hoiligenweg, of een vry sterk detachement
agenten viel er midden in. De bevelvoerende
inspecteur gebood het zingen te staken en
toen daaraan niet terstond gehoor werd go-
geven, volgde eene geduchte charge met den
wapenstok. De betoogers vluchtten naar het
Sophiaplein en in de richting van den Dam,
doch de agenten zetten hen na, steeds slaande
met de stokken. Daarop bleven eenige meeting-
gangers staan, om zich te verweren. Een ge
vecht ontstondde vluchtenden snelden terug
en keerden zich mede tegen de politie, dié
hen echter weer spoedig met de sabel iiit-
oenjoog. Een heer werd hierby gelvond en
eene apotheek ingebracht. Verschillende per
sonen werden licht gekwetst en een man
werd door een aantal agenten onder hevig
protest naar het bureel op den Singel gebracht.
Een klein deel werd door de helft der politie
macht op het Sophiaplein verspreid.
De gróótste troëp echter werd opnieuw voort
gedreven naar den Dam.
By het Spui klonk echter: „steenen halen,
steenen halen 1" Voor de in aanbouw zynde
Luthersche kerk lag een groot aantal tassen
gereod, voldoende om heel Amsterdam te
bombardeeron.
Dadelyk snelden de voortgedreven betoogers
daarheen, en vóór de politie het kon ver
hoeden, verscholen zy zich er achter, gereed
tot den aanval.
Steeds met sabel en stok trachtten de
agenten hen te verdry ven, doch met een
zwaren steenenregen werden zy ontvangen.
Opnieuw volgde eene verwoede charge met
de sabel naar alle richtingen en altyd door
vlogen de steenen door de lucht. Eene groote
verwarring heerschto. De betoogers verza
melden zich zoovéél mogelyk om den heer
Van Kol, die voortdurend aan het hoofd van
den "stoet had geloopen. De agenten ver
zamelden zich om hun inspecteur.
Herhaaldelijk werd bevel gegeven tot ver
spreiden, telkens terstond gevolgd door eene
charge, waarby weer eenige personen werden
gekwetst, onder wie een jongen, die hevig
bloedend naar het gasthuis werd gevoerd.
De steenworpen werden dan ook met zeer
onzachte slagen beantwoord; natuuriyk had
den de nieuwsgierigen weer het meest te
lyden.
Twee personen werden gearresteerd onder
heftig protest. Ook de heer Van Kol werd
met „naar het bureau brengen" gedreigd.
Eene vrouw verzette zich hiertegen en toen
zy niet vlug genoeg doorliep, werd ook zy
in hechtenis genomen. De heer Van Kol
kwam op tegen het slaan met de sabels; de
agenten maanden hem aan door te loopen,
waaraan hy heel langzaam gevolg gaf. Toen
grepen de agenten hem aan, en al de be
toogers snelden toe om den leider te ontzetten.
Al gooiden zy echter nog zoo met steenen,
al sloegen zy ook met stokken, de heer Van
Kol was de vierde arrestant.
Nog eenige charges, terwyl eenige agenten
de steenen bewaakten, maakten ten slotte een
einde aan de ongeregeldheden.
Omstreeks kwart voor twaalven rukte de
politie in, daarna trok nog oen zingend troepje
naar den Dam, doch met het slaan van twaalf
was de kalmte teruggekeerd. (2'.)
Te Rotterdam werd gisteren óén
cholera geval aangegevenin hot geheel zyn
er nog 3 lijders in behandeling.
Zondag heeft zioh te Nieuw veen een geval
van cholera met doodoiyken afloop voorgedaan.
Van Zondag op 'Maandag kwamen volgens
officióele berichten in geheel Duitsch'and 13
cholera gevallen voor, waarvan 6 met doode-
lyken afloop.
In de provincie Biscaya neemt de ziekte
sterk af. Van 13 tot 16 dezer kwamen daar
35 ziekte- en 22 sterfgevallen voor.
Uit Grave meldt men: Dedrank
duivel heeft ook ditmaal weer een slachtoffer
gemaakt by de op Zaterdag jl. plaats gehad
hebbende loting voor de nationale militie.
Dien middag werd even buiten de stad
zekere G. uit Langenboom, gemeente Escharen,
aangevallen door eonigo mede lotelingen uit
Scbayk, die hem zoodanige wonden toe
brachten, dat de mishandelde thans in levens
gevaar verkeert.
Gisteren werd een zestal verdachten uit
Schayk alhier in arrest gebracht door do mare
chaussee.
Morgen worden de in hechtenis genomen
vechtersbazen naar 's Bosch getransporteerd.
In den loop van do vorige week
moet het te Amsterdam aan de yverige na
sporingen der recherche gelukt zyn de hand
te leggen op een vyftal vrouwen, dat door
dagelykschen diefstal van allerlei goederen
elders in ons land een manufactuurwinkel,
van de beste en meest gewilde zyden en
andere stoffen, dreef.
Aanleiding tot ontdekking van dit vyftal
dieveggen moet geweest zyn een woorden
twist, waarby verwytingen gedaan werden,
welke door buren werden opgevangen. Twee
harer werden, na in een winkel op den
Nieuwendyk eenig goed gekocht en betaald
te hebben, door een rechercheur op het Rokin
vry ruw toegesproken met de woorden:
„Ziezoo kat, nu heb ik u eindelyk te pakken",
waarop eene harer, van schrik, onderscheidene
grootere en kleinere goederen liet vallen,
welke zy onder haren mantel verborgen had
en waarvan geene herkomst kon worden op
gegeven. By huiszoeking werdon vele andere
gestolen manufacturen gevonden.
Dagelyks komen bestolen kooplieden aan
het bureel, om naar vermiste goederen navraag
te doen; onder hen behoort ook een groot
handelaar in zyde uit de Kalverstraat, wien
voor niet minder dan f 600 aan zyde in eenige
weken word ontstolen.
By de loting voor de nationale
militie te Sittard heeft er, zooals by derge-
lyke gelegenheden al te vaak gebeurt, bloed
gevloeid.
Een loteling, in den morgen hot ouderiyk
huis in alle vreugde verlaten hebbende, werd
na den middag zielloos teruggebracht. De on-
gelukkigo is zekere Daniëls en is door een
omloopër, Blokpóel, n!et een mes in het
voorhoojfd[geslagen, zoodat de schedel gespleten
werd. Het schandaal had plaats circa twee
uren en te haïfvyf kon dr. Klinkenbere'dén
dó8d óohët ate eren. De dader zit achter slót.
Te Warnsveld werd Zaterdag
huweiyksaangifte gedaan door een weduwnaar
van 82 met eene jongedochter van 20 jaar.
Naby het station Migoïti (Trans-
kaukasië) is een trein uitgeplunderd, waarin
zich eene groote som gelds bevond, bestemd
voor het uitbetalen der salarissen van de
spoorwegbeambten. Eene flinke politiemacht
zou de geldkist beschermen; de agenten
werden echter door de roovers doodgeschoten
of ernstig verwond.
Do geheimzinnig verdwijning.
Ook het onderzoek door een groot aantal
ryksveldwachters op de Rozendaalsche en
Velpsche heide naar het lijk van Sara Juett
heeft tot geene uitkomst geleid. Het plan be
staat het onderzoek door een 20 tal ryks
veldwachters te doen voortzetten.
De vraag wordt aan de „Tel." gedaan,
waarom men by het opsporen der lykenJxTch
geen gebruik maakt van op hot zoeken van
lyken afgeriehte honden. Zoo men het te
lastig vindt die uit Engeland over te laten
komen, kan eene proef worden genomen met
twee St.-Bernardhonden, het^ eigendom van
den he9r Fischer, te Sloterdjjk, die zeer góed
gedresseerd moeton zyn.
Naar „De Graafschapsbode" onder meer by-
zonderheden omtrent het allereerste huwelyk
van De Jong meedeelt, heeft die eerste vrouw,
van wie hy zooals men weet na de tegen
over hare moeder gepleegde oplichteryen wet
tig gescheiden is, op de huwelyksreis te Ant
werpen zich willen verdrinken. Op het gegil
harer moeder echter, die ook mede op reis
was, werd ze tegengehouden. „Wat de kerel
uitgevoerd heeft, om zyne vrouw zoo ver te
krygen wist men niet," voegt het blad er aan
toe. Zou het niet van belang kunnen wezen
uit te vorschen wat toenmaals door De Jong
zyne vrouw is aangedaan, dat haar tot zulk
eene poging vervoerde? Misschien zou dit
eonig licht geven.
Naarmate de berichten schaarscher zyn,
scbynen zy ook fantastischer te worden. Als
een staaltje mogen de twee onderstaande
curieuze artikeltjes dienen, welke in het
„Rotterdamsch Nieuwsblad" zyn afgedrukt.
Geheimzinnige verdwyning.
De heer G. Yan Dyl, magnetiseur, Bleekers-
dyk te Dordrecht, verzoekt ons te melden, dat hy
door middel eener somnambule de plaats heeft
ontdekt, waar het lyk van Sara Juett ver
borgen is.
Dg somnambule heeft het in ons blad afge
drukt portret herkend als dat van De Jong, en
zag hem in haren magnetischen slaap mot dolk
en mes, terwyl zij als plaats, waar het lyk van
miss Juett, dat geene enkele wond vertoonde,
aanwees een plaats by eene straatweg in een
bosch, ergens in Zuid Oost-Duitschland.
In 6 uren heen en terug van Arnhem naar
Z.-O. Duitscliland, om even een moord te gaan
doen! Het is een bekend versóhynsel, dat in
toestanden van helderziendheid, enz. het besef
van tyd verloren gaat.
Do heer Van Dyl is bereid met belangheb
benden er heen te gaan, om hun de juiste
plaats aan te wuzen.
Het volgende schryven, waarmede de be
voegde macht in konnis is gesteld, werd gis
teren aan het bureau van het „Dordrechtsch
Nieuwsblad" bezorgd:
Mijnheer!
Als de overheid my tweeduizend guldens
geeft, zal ik de plaatsen bekend maken, waar
de twee vermiste vrouwen leggenik ken De
Jong zeer goed, heb met hem govaren en in
Engeland veel met hem uitgespookt, voor-
namelyk in White Chappel. Ook in Arnhem
hebben wy samen nog met elkander overlegd,
eon ryko dame van kant te maken, dat on
gelukkig is ontdekt, ik ga morgen weer naar
Engeland, het geld moet in Engeland gezon
den wórden, adres is
Park-lane-Liverpool,
no. 160°,
Charles Becton.
Aanvaarding van liethooglecraarsambt.
De aan de universiteit alhier nieuw be
noemde hoogleeraar by de faculteit der rechts
geleerdheid, mr. J. Oppenheim, aanvaardde
hedennamiddag het hoogleeraarsambt met het
houden eener redevoering in het groot audi
torium van het academiegebouw over „De
theorie van den organïschen Staat en hare
waarde voor onzen tyd."
Allereerst stond spr. stil by wat zyn diep-
betreurdo voorganger, wyien de hoogleeraar
mr. J. T. Buys, geweest was sedert deze den
25sten Juni 1864 zyn ambt aanvaardde, in
welks onovertroffen vervulling by de weten
schap en het vaderland is geweest tot zoo
ryken zegen; sedert dien datum, welkoinde
roemryke jaarboeken van Leidens oude uni
versiteit als in steen is gegrift.
Het was geen toeval, dat, op dien dag,
hem aan het staatsbegrip de stof voor zyne
inwydingsredo ontleenen deed. By Buys stond
vast, dat allo staatsrechteiyk onderzoek aan
de vaststelling van althans aan eene wel
gevestigde meening over het staatsbegrip
moest aanknoopen. Yan scherp inzicht in het
wezen van het staatsrecht was deze over
tuiging de vrucht. Zyn het niet altyd weder
het récht van den staat en zyn plicht, die
hier in onderzoek zyn? En is, voor het
vruchtbaar opsporen en afbakenen van hare
rechten en plichten, eene voorstelling van die
machtige, niet met de zinnen waarneembare,
versehyning op aarde de hoogste niet
even noodzakelyk, als, voor het privaatrecht
en zyne wetenschappeiyke ontwikkeling, de
voorstelling is van den mensch, in zyn ethisch
en economisch streven? -T :i-
Toch heeft niet uitsluitend, noch zelfc
vooral dit inzicht de keus bepaald van het
onderwerp, met welks meesterlyke behande
ling Buys zyn eerste optreden in deze gehoor
zaal wydde. Den doorslag heeft biykbaar de
overweging gegeven, dat rekenschap ten aan
zien van hot staatsbegrip mocht gevergd
worden van wie werd geroepen het staats
recht te onderwyzen. Dit onderwys zoude,
moest komen te staan onder rechtstreekschec
invloed van des leeraars standpunt tegenove.'
de vraag. Was het dan niet oirbaar, niet
plichtmatig, dat zyn geloofsbrief uit het oog';
punt van het staatsbegrip werd onderzóchv
en in orde bevonden? - - - -
Hierheen gekomen om den arbeid van zyn
grooten voorganger te vervolgen; dien opne
mende in het vol besef van den afstand
tusschen diens kennis en gezag en de zyne]
meende spr. zyn einstigen wil om Buys'voor
beeld voor oogen te houden als hqt idéaal:
niet beter te kunnen openbaren, dan door,
op zyne beurt, heden over het staatsbe
grip belydenis te doen.
Hy deed dit in eene zeer belangryke en
boeiende rede, waarin hy aantoonde hoe de
theorie van den organischen staat oen bangen
tyd doorleefd heeft in de laatste kwart eeuw.
Zy wordt van nevelachtigheid en mysticisme
aangeklaagd. Zy heet eene vrucht op den
bodem der natuurwetenschap geteeld, die daar
alleen rypen kan en niet in de staatsleer
tehuis behoort Velen hebben baar volledig'
den dienst opgezegd, als waardeloos van het
eerste oogenblik af en in elk geval voor onzen
tyd. Anderen laten haar voor de ethisch-poli-
tische beschouwing van den staat met rust,
maar eischen met niet minderen aandrang hare
verbanning uit het staatsrecht, vanwege hare
juridische nietswaardigheid.
Heftig genoeg is de aanval. Hoe staat het
met zyn goed recht geschapen? Dit is eene
vraag, waarby spr. langen tyd stilstond.
Hy trachtte het merg der organische staats
theorie voor den dag te doen komen en
hare juistheid tegenover de aanvallen te
handhaven. Daarna stelde hy zich tot taak
de beschuldiging harer versletenheid te niet
te doen; de overtuiging te wekken, dat zy>
in hooge mate en thans wellicht meer dan
ooit te voren datgene bezit, waarin de waarde
van het staatsbegrip bovenal is gelegen: het
vermogen de behoeften van den tyd, van de
ontwikkeling, die niet stil staat, te verstaan
en daaraan voldoening te schenken.
De verbanning van de organische staats
theorie uit het publiekrecht schynt spr. der
mate ongerechtvaardigd, dat het veeleer hem
voorkomt, dat niet het staatsrecht alleen, maar
het administratief recht evenzeer baat vindt by
hare heerschappy. Hoe krachtig heeft Buys
voor het neerleggen, in onze hoogste staats
wet, van de grondslagen eener zelfstandige
administratieve rechtsmacht geyvord! En als
de heuglyke dag daar zal zyn spr. hoopte
dat die spoedig moge aanbreken waarop
de onafhankelyke, met de vereischte waar
borgen omringde, rechtspraak in staatsrechte-
lyke twistgedingen hare blyde intrede doet in
Nederland, zullen alle bevoegden don naam
van Buys erkenlelyk op de lippen nemen, als
dien van den onvermoeiden stryder, die, meer
dan iemand anders, de onontbeeriykheid dezer
instelling, vooral in de democratie, heeft beseft
en aan zyne landgenooten beduid.
Is, zoo vroeg spr., de onderstelling gewaagd,
dat het geheim van het rusteloos streven van
Buys in deze richting, mede aan zyne staats
beschouwing moet dank geweten worden?
Spr. zou het niet meenen. Want de organische
staatstheorie, die zich het staatsorganisme
niet normaal denken kan, tenzy aan zyne
deelon en leden zonder onderscheid volkomen
vryheid van activiteit is verzekerd, wekt daar
mede den modernen staat met krachtigen
drang op rechtsstaat te zynrechtsstaat, niet
in dezen zin, dat met de vorming en hand
having der rechtsorde de staatstaak vooi\
afgewerkt is te houden, maar in deze, des,
staats grondkarakter rakende, beteekenis, dat'i
de overheid niet boven, maar in den dienst;
van het recht zich te plaatsen heeft.
Door by de overheid het besef te ontwik-!
kelen, dat de band, die haar aan de gere-,
geerden bindt, een rechtsband is en dat zy
het voorbeeld heeft te geven van gehoor-;
zaamheid aan de wet; door by hen, die in
den dienst van het staatsbedryf zich plaatsen,
de overtuiging te onderhouden, dat het in do
administratie, even goed als in de justitie,
om de toepassing der wet is te doen, zoo
dat ook hier de ambtely'Ke werkzaamheid
op juridischen grondslag rusten moet, ziet de
theorie van den organischen staat hare kost
baarheid en bruikbaarheid, voor het publiek-]
recht niet minder dan voor het staatsleven
en de samonleving, opklimmen tot den rang
van daadzaken, die men kan betwisten, maar
loochenen niet.
Ten slotto richtte spr. afzonderlyk het
woord tot heeren curatoren, wier aanbeveling
vooral het is geweest die zyne verplaatsing,
van Groningen naar Leiden heeft bewerkten
waarvoor hy hun dank zeidetot heeren
professoren, in wier welwillendheid en vriend-^
schap hy zich aanbeval; tot zyn Groningsche
ambtgenooten en vrienden van vroeger en
later, die hy er achterlaat en wion het hem j
thans eene behoefte was, een warmen, uit het
hart gevloeiden, afscheidsgroet te brengen;:
alsmede tot heeren studenten in de rechts-,
geleerdheid, die hy er aan herinnerde hoe
hy in het volbrengen zyner nieuwe taak