N°. 10320. A0. 1893. iDeze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Aan onze Abonné's! PERSOVERZICHT. Feuilleton. NONDURfl. Donderdag: Octobei PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonder!yke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regols f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Het „Leidsch Dagblad" verschijnt ;met dit nommer, gelijk de lezers zien, in een nieuw gewaad. Reeds sedert lang toch deed de behoefte aan uitbreiding zich ge voelen. Daaraan waren echter geene on belangrijke moeilijkheden verbonden, welke thans zijn overwonnen, o. a. door aanschaffing van eene Rotatie pers, waarop per uur niet minder dan 10,000 exemplaren kunnen worden gedrukt. Behalve dat hierdoor het formaat kon worden vergroot, hopen wij Ibovendien nog meer onzen lezers bij het meerdere nieuws steeds ook het nieuwste nieuws te kunnen aanbieden. De Uitgever. Prof. R. Fruin besloot zyn onlangs in de Nieuwe Rotter damsche Courant opgenomen artikel „Nog eens weer het algemeen stemrecht en de toepassing er van in de aanhangige wet" met de woorden: „Zooals thans bij ons de Kamers zyn samen gesteld, schenen zy juist to zyn gelijk net oogenblik ze vereischt. De invloed der lagere, hulpbehoevende klasse werkt krachtig genoeg op haar, om hare aandacht op de, sociale vraagstukken te vostigen en maatregelen te doen nemen in het belang dor minder bedoelden, maar is niet by machte om de middelen, die tot dat doel dienen aangewend, voor te schryven. Zoo behoort het. De drang tot ver betering der sociale toestanden moet komen van hen, die ïyden, maar de maatregelen tot verbetering moeten ontworpen, gewikt en gewogen en ten slotte gekozen worden door hen, die, omdat zy op een hoogeren trap van welstand en van wetenschap staan, een ruimeren blik hebben, en ook de meer ver wijderde gevolgen overzien kunnen van maatregelen, die by het eerste aanzien doel matig schynen en daarom door de begeer- lyêheid van hen, die naar verandering haken, lichtvaardig aangegrepen zouden worden, tot biyvende en voortwoekerende schade der ge meenschap. Eene horvorming van ons belasting stelsel, zooals aangevangen is en, indien de omstandigheden gunstig biyveD, eerlang vol tooid zal zyn, behoefde, om wel te slagen, die dryfkracht van beneden, zóówel als de wetenschap en vryheid van handelen in booger kring. Biyven de tweeërlei machten ia onge veer dezelfde verhouding samenwerken, dan mogen wy op voortdurende hervorming onzer staatkundige en maatschappelyke toestanaen in denzelfden geest hopen. Verkiest men, om den voortgang te bespoedigen, den invloed der lagere klasse te versterken, het zy zoo, doch men doe het dan geleidelyk en om zichtig. De middelklasse, die thans in de richting van het algemeene volksbelang naar hervorming stuurt, houde voorloopig de leiding aan zich. Eene eeuw geleden is de politieke hervorming, die men behoefde en wensciite, overgeslagen in eene woeste omwenteling, toen de ervaren staatslieden verdrongen werden en plaats maakten voor lieden, die ook wel het goede wilden, doch niet wisten hoe het te verwezeniyken. Laten wy met die duur gekochte ervaring ons voordeel doen en de klippen myden, waarop het voorgeslacht schipbreuk heeft geleden!" Dit slotwoord van den hoogleeraar heeft aan twee publicisten stof tot eeuige kant- teekeningen gegeven. Ten eerste schryft mr. J. A. Van Gil se naar aanleiding daarvan in de Vragen des Tijds: Dat is ten minste duidelyk en klaar het standpunt en dewenschender bourgeoisie satisfaite aangeven. "VVie in de Kamer het hiermede eens is, volge evenwel niet het voorbeeld van den hoogleeraar Fruin, die eerst met dezen beweeggrond zyner bestrij ding van het ontwerp Tak voor den dag komt aan het slot van twee artikelen, hoofdzakeiyk tjgen de voorgestelde kenteekenen gericht. Alsof eenig ander kenteeken van geschiktheid of welstand dan het thans geldende van de uit do woning bly kende gegoedheid, een con servatief van zyn stempel zou hebben kunnen bevredigen! Neen, indien de conservatieven met open vizier durfden stryden, in plaats van zich achter de opgeworpen grondwettige bezwaren en achter excepties te verschuilen, de politieke toestand zou zuiverder zyn. Maar ook al slaagden zy er in door hunne tactiek, tegen de thans aanhangige ontwerpen gevolgd, daarvan do aanneming te beletten, hunne zege zou van korten duur zyn. Want de ton onrechte staatkundig onmondig gehouden grootste helft der mannelyke burgers zou zon der twyfel spoedig op de ondubbelzinnigste wyze doen blyken, dat zy niet, geiyk prof. Fruin, de vertegenwoordiging alleen der be- zittenden nu juist by uitstek bekwaam en bevoogd achten om aan de sociale vraag stukken, waarby bovenal de belangen „der lagere, hulpbehoevende klasse" betrokken zyn, eene bevredigende oplossing te geven." Aan de historische herinnering, die het ar tikel van prof. Fruin besluit, en deles, welke daaruit voor het heden getrokken wordt, knoopt mr. v. G. deze opmerking vast„Juist, laten onze hedendaagscho regeerders met die ervaring hun voordeel doen en zich wachten voor de fout hunner voorgangers, eene eeuw geleden, die het volk zyne rechten onthielden en, daartoe eindeiyk gedwongen, ze met zulk een tegenzin en zóó schoorvoetend toekenden, dat het volk het geduld vorloor en hen van hunne plaats verurong. Willen zy „die klip myden", dan hebben zy slechts de bakens te verzetten by het verloopen gety." Ten tweede teekent in de kroniek van de Stemmen dr. A. W. Bronsveld by de woorden van prof. Fruin aan „Zal naar die verstandige taal worden ge luisterd? Zeker niet door een orgaan als De Standaarddat nu eenmaal door een Neme sis, welke nooit achterblyft, veroordeeld is, om de revolutie in de hand te werken onder de leus: anti-revolutionnair, en dat rnetathtïs- ten samenspant^ terwyl het Gods naam en eer voorgetft te eeren. „Wil men eene voorproef van de verwarring, welke by eene eventueele uitbreiding van liet kiesrecht zal worden aanschouwd men wende het oog naar den gemeenteraad van Amsterdam I „Door de inneriyk zoo onzedelyke samen werking der minderheden, gelyk meu het noemde, is het gelukt, in den raad der hoofd stad eene meerderheid te verkiygen, weike een 6inde zou maken aan de heerschende rnoei- lykheden. Men zou wel zuiniger weten huis te houden!" Terstond bood zich de gelegenheid aan, om te toonen wat men kon. Dr. B. herinnert aan de verkiezing van mr. Fabius tot wet houder van financiën en aan diens bedanken op grond der ouvereonigbaarheid van het wethouderschap met de betrekking van hoog leeraar by instellingen van hooger onderwys. Hij laat daarop volgen: „De gemeentewet heeft naluuriyk alleen gedacht aan die „inrichtingen van hooger on dorwys", welke aoor co.i Staat zyn oikend by artt. 35 en 36 van de wet op het hooger onderwys. Eeno byzondere school voor hojger onder wys, gelyk diezelfde wet het uitdrukt, heeft volstrekt niet het recht, om hare „hoog- leorare'n" gelyk te willen siellen in staats j echtelijken zin met hoogl oerai en aa.i ryks- universittiten. Gelyk de diploma's, wdke deze heeren uitreiken, geen effectus civilis hebben, wordt ook aan hun titel va i „hoog leeraar" niet die beteekenis gehecht, dat zy voor den Staat gelykstaan met Staats- professoren. De heer Fabius heeft dus het beroep op de gemeentewet aangegrepen met een twee ledig doel. Hy heeft daardoor eene handige poging gewaagd, om zich in te dringen in de ryen der hoogleeraren, geplaatst aan ryks universiteiten, en hy heeft het aan gewend als een voorwendsel, om de benoe ming lot wethouder van financiën te kunnen afwyzen. Menig raadslid heeft zeker die missive niet hooren vooi lezen zonder een oogenblik te glimlachen. Na het bedanken van den heer Fabius, werd do heer mr. Heemskerk benoemd. Er was iota zonderlings in die keuze. Men had by de verkiezing den heer Reekers bestreden, omdat hy wethouder en lid der Tweede Kamer was. Men achtte die beide betrekkingen onvereenig- baar en wat doet nu do meerderheid in den Raad? Zy benoemt tot wethouder den heer Heemskerk, die ook lid der Twee Je Kamer is, en zeker wel niet bereid, om zyn zetel op het Binnenhof te verlaten voor eene plaats in het Dagolyksch Bestuur van Amsterdam. Ook de heer Heemskerk bedankte. Toen is, na vele stemmingen, benoemd het bekende spreek orgaan der radicalen, de heer mr. Treub. Welke heeriyke vruchten dus van het samen gaan der minderheden! En wat zal nu de heer Treub tot stand brengen? Hoe veel zal hy er toe bydragen om den druk te verlichten van Amstels inge zetenen?" De Standaard zegt over Hypnose: Ttrecht wordt er in meer dan één blad op gewezen, dat het gebruik van de hypnose, om in strafzaken bewys te vinden, zyne zeer bedenkelyke zyde heeft. Niemand dichte ons dan ook de meening toe, alsof we de hypnose als goedgeefsch middel voor het fouilleeren van iemands ge dachten ter beschikking van het Openbaar Ministerie wilden stellen. Veeleer zou zulk eene verregaande roeke loosheid onzerzyds even welbewuste als be sliste bestryding vinden. Reeds hierom, overmits men zoo licht op wat in hypnotischen toestand gezegd werd zou afgaan, zonder waarborg dat zulk zeggen vertrouwen verdiende. Toch sluit dit daarom o. i. niet allo dus danig gebruik van de hypnose uit. Sinds de ernstige studie van Prof. Von Born- heim is de hypnose geen „terra incognita" meer, on is men vrywel in staat, althans eeno enkele hypnose toe te passen, zonder dat dit physieke of psychische schade teweeg brengt. En dan zyn er zeer zeker gevallen, waarin de vrees voor onbetrouwbaarheid wegvalt. Zoo b. v. in zake De Jong. Liet hy zich in hypnotischen toestand ont vallen waar de vermisto vrouwen zyn; en bleek d't waar te zyn, dan was men er. En het bewys werd geleverd, niet door de hypnose, maar doordat men de lyken of de personen vond. De hypnose was dan geen loveraar van bewys, maar fungeerde enkel als detective. En waarom zou dit in zulk een geval niet mogen? Stel eens voor een oogenblik, dat deze twee vrouwen niet vermoord zyn, maar, gelyk de Engel6che politie vermoedt, tegen haren wil in bordeelen geplaatst zyn, is het dan geene schrikkelyke gedachte, dat twee eerbare vrouwen aldus het gruweiyke slachtoffer van geweld zyn en biyven? En als oone enkele, volkomen onschadelyke hypnose misschien bet uur van verlossing voor haar kon doen slaan, moet dan uit criminalistisch doctrinairisme die mogelykheid afgesneden? In het Sociaal Weekblad wordt, zegt Het Centrumeene bezadigde en klemmende critiek geleverd op de bewering der socialisten, dat de arbeider eerst in hun toekomststaat ten volle de vruchten van zyne werken zal genntm. We ontleenen aan deze critiek het volgende: „Stellig waar is het, dat in onze maat- schappy de arbeider niet ontvangt de volle waarde van hetgeen hy door middel van het kapitaal, met behulp der arbeidsmiddelen, voortbrengt; maar even stellig waar is het, dat dit by de socialistische productiewyze niet anders zou kunnen zyn. Ook dadr zou een gedeelte van het product gereserveerd moeten bly ven voor de herstelling van het gedurende het arbeidsproces te ïoor-gegane kapitaal, een ander gedeelte* 'moeten worden besteed tot uitbreidibg van den kapitaal- voorraad, ten einde de productie met de toe neming van bevolking en behoeften geiyken tred te doen houdenweer een ander gedeelte zou moeten worden afgezonderd voor het onderhoud van allen noem hem ambtenaar of hoe ge wilt die met de leiding der pro ductie, met het beheer van het kapitaaï zouden belast zyneen volgend deel weer zou moeten komen aan hen, die geen rechtstreeks pro ductieven arbeid verrichten, aan kunstenaars en mannen der wetenschap; een groot doel zou moeten worden gereserveerd voor hen, die nog niet of niet meer werken kunnen, enz. Hier evengoed als in het kapitalistische stelsel gaat dus van het product meer af dan men aanvankeiyk zou meenen; hier evengoed als daar kan den arbeider slechts het over schot toekomen. Is dit uitzuiging in htteene stelsel, dan is het ook uitzuiging in het andere dit kan men met de meest schoonschynendo praatjes niet loochenen, dit wascht het water van de zee niet af." Tegen deze zakeiyke beschouwingen babn geene groote woorden en mooiklinkende phrasen, zegt Het Centrum. Wy zullen de laatsten zyn, om te beweren, dat de arbeider in de gegeven omstandig heden een bestaan geniet, waarover hy tevreden kan zyn. Men weet dat wy, op 't voorbeeld van zoo vele gezaghebbende mannen, geene gelegen heid laten voorbygaan, om naar ons vermogen te pleiten voor verbetering van het lot der werkende klasse. Maar valt er veel aan te merken op de „kapitalistische" Maatschappy, in de socia listische zou het den arbeider waariyk niet voorspoediger gaan. Integendeel, behalve de vryheid, welke hem thans nog gelaten is, zou hy ook een groot deel moeten missen van de vruchten, door zyn arbeid afgeworpen. De tallooze politie-maatregelen zouden enorme schatten verslinden, terwyl de alge meene geiykheid alle gezag ondermynen zou en tot den bevigsten nayver en de grootste verwarring voeren. Dwang en onzekerheid werden alsdan de machtige factoren. En wat or op die wyze van de welvaart en verheffing der werkende klasse zou moeten terechtkomen, kan voor niemand, dieredeiyk denkt, twyfelachtig zyn! Roman van R. KOOPMANS YAN KOEKEREN. 1.) Eerste Hoofdstuk. [Mina Roos zat dien avond alleen in de huiskamer. Daar hoorde zy eigenlyk niet. Ik zal niet zeggen, dat Mina vond, dat zy daar wel thuis hoorde, want zy was dienstbaar en wist, dat het dienstmeisje volgens den regel I in do keuken resideert, doch naar hare mee ning mocht er op dien regel voor haar wel jene uitzondering gemaakt worden. Of en in hoeverre zy reden had voor deze opvatting wil ik niet terstond beslissen. De lezers mogen uitspraak doen, en om hen daartoe in staat te stellen, zullen we iets van Mina vertellen en,om zoo te zeggen, baar doop- i ceel lichten. j En dan moet ik, om te beginnen, haar j dadelyk verklappen. Immers als wy de figuur- lyko zegswyzeiemands doopceel lichten, nu ens eerst in letterlyken zin opvatten, dan mag niet verzwegen worden, dat deze dochter Sarons - zoo noemde broeder Nondum haar een enkslen keer in het doopregister te boek staat als Harmke. Nogal een gewaagde onderneming vind ik, om van Harmke Mina te maken, "flus 't nog Arminia, dat zou gaan. Arminius, Heiman, een echt Germaansche naam: wie keat niet den overwinnaar van Yarus' legioenen En dat Harm en Herman van huis uit dezelfde naam is, ligt voor de hand. De omschepping Nondum sprak van omdoopen, maar dat woord bestaat niet, 't komt in 't groote Woordenboek niet voor: 't kan wel Groningsch dialect zyn do om schepping geschiedde niet rechtstreeks, maar in twee tempo'-s. Harmke was de middelste dochter van Egbert Roos, hoofdonderwyzer te.te Saron, denkt m sscbien de lezer, omdat zy eene dochter Sarons is geroemd. Nu ja, maar dat was naar aanleiding van den van, daar de vlakte van Saron beooemd is van wege hare rozen, en mot zinspeling op het gebruik, om een jeugdige schoone, inzonder heid een mooi landmeisje, een roos te noe men. En Harmke was schoon maar daarover later. Neen, vader Roos was schoolmeester te Hooidyk, een dorp, dat onder dien naam op geen landkaart tè vinden is, maar datandors in 't noordon van Overysel moet gezocht worden. Een respectabel man, die meester Itoos. Nederig en eenvoudig in al zyn doen en latenbekwaam en yverig in zyn vak en daarby een echte kiudervriend, mag Roos een sieraad van zyn stand, een beminneiyke per- sooniykheid heeten. Anna, zyne vrouw, is ook een lief en goed mensch, maar nederig en eenvoudig zou ik haar niet durven noe men, want zy is, wat men noemteen beetje van 't hondje gebeten. Wel is zy vrïendeiyk en welwillend, maar in de vriendelykheid is iets verbuigends, en in den toon en manieren heeft zy eenige voornaamheid, die aan ge maaktheid ceed denken. Dochter van den gemeente-ontvanger in oen naburig stadje, laat Anna er zich vrywat op voorstaan, dat zy niet van boerenafkomst en als jonge-juffrouw in de stad opgevoed was. 't Had dan ook heehvat voeten in de aard gehad, om juffrouw Roos ja, zy liet zich juffrouw noemen te bewegen hare dochter do toestemming te geven om te gaan dienen. To:h zy had 'C gedaan, want Harmke was zooals wy reeds zeiden, dienstmeid, maar wy voegen er nu by: zy was het onder de gun stigste omstandigheden. „Vooreerst", zei de moeder, „is ons kind geplaatst te Amsterdam, en dat i.og wei by een dominee; en ieder zal toch toestemmen, dat eene bonne te Amsterdam zachts zoo hoog staat als een burgeijuffer in een provinciestaJ, evongoed als een predikant in de hoofdstad tot een gewonen dorpsdominee ln dezelfde verhouding staat als een overste tot een luitenant. En dan moet men vooral niet uit het oog verliezen, dat het meisjo een huisgenoot wordt by Ds. Streefland, een van Hooidyks voormalige leeraren en specialen vriend van den meester, zoodat zy meer als dochter dan als dienst maagd zal behandeld worden; en eindeiyk, dat hoofddoel van de heele zaak isniet loon verdienen of leeren werken, maar menschen en wereldkennis opdoen, zoodat onze lieveling onder vreemden gegaan is, nagenoeg op dezelfde manier, als een jonge dame gaat naar de kostschool." Zoo redeneerde mama Roos en geheel ongegrond was haar betoog niet. Harmke zelf vooral hechtte daaraan haar zegel, want evenals haar moeder, wilde ook zy graag naar omhoog, en zy begreep zeer goed, datzy,om vooruit te komen, aan haar leer- en weet gierigheid en zoo aan haar eerzucht te voldoen, niet ie Hooidyk moest blyven. Zoo was dan Harmke vol goeden moed naar Holland ge togen, en 't was by die gelegenheid, dat de naamsverandering was beproefd en tot stand gekomen. Tot dat herdoopon moest de toestemming van dominee Streefland gevraagd, en tot dat vragen die van vader Roos vooraf gegeven worden. Moeder was er vanzelf voor; want die hid altyd veel tegen dien plebejischen naam Harmke gehad. Zy had dien indertyd niet bulton spel kunnen houden, omdat Egberts moeder zoo heette, maar zou bly zyn, als hy tydeiyk in onbruik kwam. Om den eerwaarden Streefland over te halen de begeerde vergunning te verleenen, had ons deerntje vooral er op gewezen, dat Harmke niet deftig, ja, in de ooren van den stedeling belacheiyk moest klinken. Belachelyk, dat woord deed by den predikant de deur dicht. Immers hy had een afkeer van al wat naar lachen geleek, en had dan ook in zyne bekende preek over Weening en Knersinge der tanden, verklaard: „Indien er op aarde wat minder gelachen werd, er zou in de hel veel mindor gekermd worden." Eigenlyk had Harmke aanzoek gedaan om Hermine, nog liever Hormione, en by verkorting Mina te mogen heeten. De verkorting was aangenomen, de volle naam afgekeurd: Hermine klonk den dominee te weidsch, te wereldsch, te weelderig, te wulpsch Hermione te Heidensch.Hy had als student een kunstrydere3 gekend van name alleen, natuuriyk alleen van name eene paard- rydster, die als Fr&ulein Hermione op het affiche vermeld stond. Nu weet de lozer, hoe Harmke Mina werd, en meteen waarom zy eigenlyk niet in de huiskamer thuis hoorde. Immers de heer Streefland, die wol hoogst gestreng was togen iedereen, in de eerste plaats tegenover zich zelf, maar toch ook rechtvaardig, ja, voor zoover het met zyne beginselen overeenkwam, zelfs mild en minzaam jegens zyne minderen en onderhoorigon, Streefland, zeg ik, had geene termen gevonden, om Mina Roos in hoogeren rang dan dien van gewone dienst maagd te plaatsen, en haar dus ook geen andere dan de gewone verbiyfplaats tot hoofd kwartier aangewezen. Maar nu van avond zit Mina op het zaaltje, omdat de dominee uit de stad en juffrouw Stollink, de huis houdster, naar hare moeder in het hofje is. Alles is dus uit en daar dit van de kachel niet mag gezegd worden, dewyl de juffrouw groot tien uren thuis verwacht wordt, en dan wel verkleumd zal zyn, daar 't op de straat koud, en by moeder nooit warm is, zoo doet Mina als priesteres van Yesta dienst. Reeds hebben wy gezegd, dat Mina schoon was. Aan die schoonheid kan ik niet denken, of my komt voor den geest het relaas, dat myn vriend, de schoolopziener Doctor Ernst Daverman, my gaf van Meester Egberts vyf- en-twintigjarig jubilé als hoofdonderwyzer te Hooidyk. Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1