N°. 10313. Woensdag 4 October. A0.1833. Feuilleton. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSCÏÏ PRIJS DEZER COURANT: ▼oor Leiden per 3 monden.ƒ1.10. Franco por post1.40. Afzonderlijke Nommera0.05. Officinale KouuisgeTingen. Borgemeeater en vt*..uo.iOei« van Leiden; Gezien art. 8, leie alinea, der wet van don 2den 1875 (6ta*t»biad No. 'Jój. tot r-geüng van het cht by het opnohten van inriohtingen, welke ir, acha'.e of hinder kunnen veroorzaken; Brengen by deze ter algemeen® kennis dat door hen op heden vergunning ia verleend aan F. VAN DOBlJ en P. STOEKE en rechtverkrygenden respec tieve ijk tot het oprichten van een® bergplaats van verfware» en aanverwante artikelen in het perceel Caeciliaatraat No. 14 en van «ene manufactuurververy ia een perceel in de GrQiietBpoort, uitkomende aan do Gedempte Vol molengracht No. 31. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 2 Oct. 1893. E. KIST, Socrotaria. Kloeke Leidsclic vrouwen. Hinder bekend is de houding, die de Leidache vrouwen, gedurende het bange beleg der stad, aan den dag hebben gelegd, en toch is het aan haar voor een groot deel te danken, dat Leiden, hoe bang er de toestand ook was, tot het uiterste stand hield. Zy hebben gedaan, wat Tacilus reeds van de Germaan8che vrouwen getuigde, zy hebben de mannen tot volharding aangespoord, en begon de moed te eeniger tyd te verflauwen, hen op haar lot en dat van haar kroost ge wezen, als het den vyand gelukte zich van de stad meester te maken. Werden de oude Germanen door dio fiere houding hunner vrouwen tot nieuwen strydlust aangepord, den ouden Leidenaren werd desgelyks door hunne vrouwen een riem onder het hart gestoken. Niet geiyk te Haarlem vlogen de vrouwen hier naar de stadswallen, om onder eene moedige aanvoerster den vyand afbreuk te doen, want de heeren van het gerecht hier ter stede hadden zulks verboden, maar zy hebben niettemin er veel toe bygedragen, dat hare mannen moed behielden. Als zy het lijden van vrouw en kinderen by hun terug keer van de wachten aanschouwden, als zy met vochtige oogen er getuigen van moesten zjjdat moeders met hare zuigelingen aan de borst bezweken, als zy er aan dachten, dat de hongerdood hen allen, mannen, vrouwen en kinderen, zou verslinden, wie kan het dan niet begrijpen, dat de moed wel eens begon te wankelen! Hoo velen waren er al aan de pest bezweken, die de ellende nog kwam vermeerderen! Knikten de knieën niet onder het gaan van al die uitgestane ellende en moesten velen niet kruipen, om over de hooge bruggen te komen! Zou al de honger, al het lyden, al de ellende niet geloden zjjn, nu de koning van Op gescheiden wegen. 06.) „Neen, neen, er was meer; onze karakters stonden lynrecht tegenover elkander. Zy ver zuimde nooit my te toonen, dat zy de hoog geboren dame was; want wanneer zy boos was, noemde ze my, evenals hare moeder, boerenmeid; dat heb ik haar nooit vergeven en dat zal ik haar ook nimmer vergeven!" riep de zangeres, schijnbaar trotsch, in waar heid echter geërgerd, dat zy hare gevoelens voor Van Langen niet beter vermocht te beheerschen. „Lieve Erika, ik heb plan u ODder een anderen naam aan haar voor te stellen." „Och zoo, ge verlangt dus eene kleine comedie van my, buiten den schouwburg!" nep Erika, steeds driftiger wordend, uit. „Die woorden doen my leed, Erika, en komen my hier minder gepast voor", zeide Van LaDgen op ernstigen toon; en ofschoon hy verder zweeg, zoo gevoelde Erika toch, dat zy hem gekrenkt had. „Vergeef me", zeide zy op verzoenenden toon; „die woorden zyn my onwillekeurig (mr de lippen gekomen. En eigenlyk hebt Spanje beloofde pardon te schenken, mits men de poorten voor zyne legerscharen ont sloot en zich weder met Spanje verzoende? Had zelfs een der overheidspersonen, toen eon vy'ltiental, dat beweerde wel uit naam van tweehonderd te spreken, om met den vyand te onderhandelen, daarin niet toege stemd, wyi by de oorzaak niet wilde zyn van der menschen dood by langer weder stand Zoolang mr. Dirk Van Bronkhorst leefde, waagde het niemand van overgave te spreken, daar hy verzekerd kon zyn aan do galg to worden opgeknoopt. Wie waren het, die waarschuwden aan het zoet gefluister van den Spanjool niet het oor te leenen? Het waren de kloeke Leidsche vrouwen. „De exempelen van Naarden, Zutfen, Mechelen, Haarlem (spraken z(l) zyn te versch en ge denken ons te wel." Zy hielden zich verzeg kerd, dat Leiden hetzelfde lot zou treffen, zoo hot op genade hoopte. Neen, liever van honger sterven dan door beulshanden te worden omgebracht 1 Hare fiere taal had die gunstige uitwerking, dat de mannen stand hielden. Geheel naar het hart dier flinke Leidsche huisvrouwen was het antwoord, dat de edele Pietcr Adriaansz. Van der Werf aan hen gaf, die door klaaglyke en dreigende woorden hem meenden te bewogen met den vyand in onder handeling te treden. Niets minder zouden zy gaarne gezien hebben dan dat hunne mannen lafhartig genoeg waren geweest, met elkander samen te spannen en den kwaadgezinden, die tweedracht meenden te zaaien, ter wille te zyn en haar en haar kroost aan eene smadelyko en gruweiyke bejegening prys te geven, zooals nog onlangs Haarlem had onder vonden, dat zich op der Spanjaarden trouw had verlaten. De geschiedenis verhaalt van eene vrouw, om hare godsvrucht geëerd, die, vreezende dat die tweedrachtzaaiers hun doel mochten bereiken, den raad niet alloen gaf, maar ook wist te bewerken, dat de mannen altyd gewapend waren, waardoor die kwalykgezinden hunne aanslagen niet durfden in 't werk stellen. Wy gedenken harer, hoewel haar naam in het historieblad niet vermeld wordt. Toen de nood op bet hoogst was gestegen, heeft God de zoo vurig verbeide uitkomst gogeven, want: „Lcyden Bonder hoop, 't eoheen gantB to bederven. Verwacht do doot, ale een die kniolt onder 't Swaerf, Dan Godi sondt water, wint, verlost* haer van eterven. Den dorden Octobrle, deur Boyeot cloeok vermaert, Geluokich ie de etadt, die God de Hoer bew»prt." Ja, God den Heer komt oe lof toe, dat de poging van den Prins van Oranje om de Spanjaarden door het water van rondom de stad te verdry ven, eindeiyk gelukte en Boysot met zyne vrybuiters den Vliet kon binnenvaren, om der uitgehongerde stad brood on haring te verschaffen, geiyk ook de oude Leidenaren betuigden, die juichend en jubelend elkaar toeriepen: „God zy geloofd! Leiden ontzet." Maar gedenken wy ook de kloeke Leidsche huisvrouwen, die, hoe akelig ook de toestand binnen Leiden was, ae mannen steeds hebben bemoedigd en steeds getuigden liever van honger te willen sterven dan in de handen der Spanjaarden te vallen, die van pardon spraken, maar als hunne list gelukt was, wreedaardiglyk allen zouden straffen, die de vryheid liefhadden en van geene onder drukking wilden weten. Wie, die dit alles bedenkt, zal niet vol gaarne zyne hulde brengen aan die kloeke Leidsche vrouwen, die hunne mannen steeds tot volharding wisten aan te vuren en voor wankelen of bezwyken te behoeden? Eeren wy hen in hun voortdurend moedig verzet, wy mogen hunne vrouwen het haar toeko mend deel hierin niet onthouden, maar moeten haar alle eer doen wedervaren, waarop zy gedurende het bange beleg aanspraak mogen maken! Zy hebben in huis en op straat de mannen steeds bemoedigd, waar dezen door het gezicht van al de ellende, waarin door de belegering de stad verkeerde, voorwaar wel bemoediging noodig hadden. Waar hulde gebracht wordt aan de over heden binnen Leiden, als Jan Van der Does, Heer van Noordwyk, mr. Dirk Van Bronk horst, Pieter Adriaansz. Van der Werf en anderen, die hot volk in kloekheid voorgingen, daar vergete men ook de Leidsche vrouwen niet, die, al mochten zy niet den vyand mede bestryden, niettemin zich even kloek hebben gedragen als die in Haarlem, waar zy een werkdadig deel aan de bestryding der Span jaarden hebben genomen 1 Leiden 3 October. Aan de universiteit alhier is met goed gevolg afgelegd door don heer L. G. Chavannes het candidaats-examen in de rechten; door de heeren J. A. Bruins en P. H. Kapteyn het candidaats-examen in de godgeleerdheid tweede gedeelte. Vanwege de afdeeüng Leiden en Om streken van de Maatschappij tot bevorderiDg der Bouwkunst zal a. e. Donderdagavond weer eene vergadering gehouden worden. PRIJS DER AD VERTEN TIÉN: Van 16 regel, ƒ1.05. Iedere rogel moer 0.17). Grootero lettere naar plaatsruimte. Voor het incaascercn Luiten de stad wordt ƒ0.05 Lsreteod. Tot leeraar by den cursus van het vierde reg. inf. is benoemd de 2de luit. M. J. Dop pen berg. Aan het postkantoor Leiden en de daar. onder ressorteerende hulpkantoren werd ge durende het 3de kwartaal 1893 ingelegd ƒ69,419.90, terugbetaald ƒ53,209.21. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 8462; voor Noord- wijk zijn deze cijfers respectievelijk ƒ1063.75, ƒ956.56 en 282; en voor Wassenaar ƒ3412.18, 1716.09 en 413. Gedurende de maand September 1893 werden op het telephoonkantoor te Koudekerk behandeld 90 telegrammen, n.. verzonden 36 en ontvangen 54. Naar w(j reeds hebben gemeld zyn alle leerlingen der Militaire School te Haarlem ge slaagd bij het onlangs gehouden examen ter verkrijging van den rang van tweeden luite nant der infanterie. Hunne volgorde op de ranglijst is aldus: Den Hoed, Van Genderen, Timmermans, Bierman, Viszer, Haenecour, De Mooy, De Boer, Biesz, Maier, Do Bock, Lutz, Bauduin, Stam, Van Ghert, Wyckhuyze, Van Hattem, Seeuwen en Klebach. De nieuwe regeling van het postwezen, op 1 April 1892 ingevoerd, heeft in de laatste negen maanden van dat jaar do brieven met 4 pet., de nieuwsbladen met 11'/. pet., de drukwerken met 7 pet., de postwissels met 8, de quitantiën en wissels met 41 pet. doen stijgen. Het getal briefkaarten is 7 pet. af genomen, wat te verklaren is uit de invoering van het 3-cents-port voor stadsbrieven, wier getal reeds 2'/j millioen bedroeg. In het ge heel zjjn aan de post in 1892 14 millioen stukken of 7 pet. meer behandeld dan in 1891 en de gezamenlijke geldswaarde is van 202 tot 211 millioen gestegen. Zal de dienst niet gebrekkig zijn, dan is vermeerdering van personeel op tal van kantoren noodig. Voor 1894 is daartoe ƒ149,300 op de Staatsbo- grooting gebracht. Het aantal ingeschrevenen aan de Poly technische school te Delft bedraagt 283, waar van 116 voor de eerste maal. Hieronder zijn 61 toehoorders voor het bijwonen van enkele vakken, waarvan 23 studenten der Indische instelling, die, om van hot Delftsch studenten corps lid te kunnen worden, voor ééne les zijn ingeschreven. Dr. Kitzema Bos, te Wageningen, bericht in het „Nederlandsche Tuinbouwblad", dat hij zich van af 1 October weder beschikbaar stelt tot het geven van inlichtingen aangaande schadelijke dieren en plantenziekten. ge ook gelijk; daar zjj m(j niet zien kan, is het hiet noodig, dat zij weet wie ik ben! Ge kunt over my beschikken. Ik zal onder deze omstandigheid doen wat ge van mjj ver langt I Ik wil echter niet aansprakelijk z|jn voor de gevolgen. Karakters, die elkander afstooten, z(jn moeilijk met elkander in over eenstemming te brengen." ,Wie weet of ge thans niet met elkander zult overeenstemmen; want Astrea is zeer veranderd I" „In haar uiterlijk?" „Wel het meest in haai- uiteriyk; ge zult haar zien zoodra ik u op uw post roep." „Ge zult mij daartoe elk uur bereid vin den; maar van te voren zullen toch wel nog eenigo instructies noodig zijn hoe ik m(j tegen over haar te houden heb." „Daar heb ik ook aan gedacht, doch deze zal Born u mededeelen, die reeds sedert eene week by my is. Zonder myn vaderlyken vriend zou ik niet geweten hebben hoe in deee aan gelegenheid te handelen. Hy heeft ook voor de begrafenis gezorgd en alles voor Astrea beredderd, wat er in zoo'a geval te bered deren valt. Zoo was hy het ook, die my op u opmerkzaam maakte, wel wetend, dat uw opgeruimd humeur op de treurende achterge blevene een heilzamen invloed zou uitoefenen." „ik zal trachten my het vertrouwen van den ouden beer waardig te makenzeg hem voorloopig myn dank daarvoor. Maar ge zyt nauwelyks hier; wilt ge nu weder weg?" „Myn plicht roept myik heb vandaag juist ernstige patiënten te behandelenintus- schen is het niet onmogeiyk, dat ik van avond op het theeuur even kom, zoo ik Born al niet hedenmiddag hierheen breng." „Wil de raadsheer dus by my komen?" „Reeds sinds verscheidene dagen was dit zyn plan; doch, zoo ge weet, de bereddering vanwege het sterfgeval nam zyn tyd in be- élag. Tot ziens dus en denk aan uwe gezond heid! Geene bovenmatige inspanningenMyno beste, lieve vriendin mag geene kleurlooze wangen hebben!" Hy was over den drempel, de deur viel achter hem dicht en Erika zat weder op hare oude plaats en hield, wat vaak bare ge woonte was, eene alleenspraak. „Hy kan werkeiyk niet meer vatbaar voor liefde zynhoe gseiyk koud sprak hy over de verhouding met zyne vrouw I Maar hy lieefl myne woorden zich in 't oor geknoopt; hy wil vry man zyn. Doch met welk doel, als hy toch niet meer beminnen kan? „Die arme blinde", voer Erika in hare alleenspraak voort; „ja, ik beklaag haar. Wat kan zy hem toch hebben aangedaan, dat hij op dat punt een steenen hart schynt te be zitten? Cornelia heeft gelyk, hy moet haar wel innig hebben liefgehad; op welk een toon zeide by immers „eens was zy betoo- verend schoon", maar even zeker moet zy hem op de eene of andere wyze diep gekrenkt hebben; want waariyk, er is veel toe noodig om zulk een verdraagzaam mensch als Arnold is onverzoeniyk te maken. Hoo zonderling werd het my te moede, toen hy zeide: ik ben haar echtgenoot. Het was alsof hy zich door die woorden honderden myien ver van my verwyderde, en toch wist ik, dat hy haar echtgenoot is. „Erika! Erika! Wees voortaan meer op uwe hoede; doe, zooals Cornelia gedaan heeft, bewaar u voor hartzeer. En nu moet ik my om en by de trotsche Astrea bewegen! Ik kan my haar nauwelyks als blind en hulp behoevend voorstellenwant voor myn geest zweeft nog altyd het beeld, zooals ik haar het laatst te Dresden zag, fier te paard, met een groot gevolg van dames en heeren achter zich; zy echter niet alleen de schoonste, maar ook de fierste. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1