N°. 10308.
Donderdag: 28 Sej)tembei,1
A*. 1893.
feze dgourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Op gescheiden wegen.
LEIDSCÏÏ
PRIJS DEZER COURANT:
▼oor Leiden per 3 minndonf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVEj?.TENTTËN
Vin 16 regels f 105. Iedere regel moer /*0.17f-
Grooicre lottere naar plaatsruimte. Voor het
incas9eeren bniten do stad wordt f0.03 berekend.
De geheimzinnige verdwijning.
Gistermiddag werden door den officier van
justitie eenige personen gehoord, die beweren
De Jong met juffrouw Schmitz den 31sten Aug.
te hebben gezien in een schuitje op de Zuider
zee bü Muiderberg. Daardoor rees by hen het
vermoeden, dat de vrouw in zee zou zijn
verdronken.
Ook werd gehoord de eigenares van een
café te Bussum, waar De Jong beweert op
.30 Augustus te hebben vertoefd gedurende
een paar uren. De vrouw is hiervan echter
niets bekend. Zy herkende De Jong niet.
"Wanneer men De Jong spreekt over de
treurige zaak, zegt by: „M'n eerste vrouw
wilde niets van my weten. Die is met een
ryken Amerikaan gevlucht. Van haar trek ik
my dus niets meer aan. Maar wat juffrouw
Schmitz betreft, die zal ik aanwyzen, wannoer
de justitie my naar Engeland laat gaan."
H-.t is aldus, schryft de .Tel.", nog niet
gozegd, dat er een moord heeft plaats ge
had; maar indien dat wél zoo is, hoeft die
daarom nog niet in de streek van het Gooi
te hebben plaats gehad. Na hun bozoek aan
Larenberg kan De Jong met Maria Schmitz
evengoed naar Bussum zyn gewandeld, geiyk
hy trouwens beweert, wat volstrekt niet on-
waarschyniyk is in verband met de aanbieding
van het telegram, aan het station aldaar om-
streoks 7 uren aangeboden, waarschyniyk door
hemzelf, althans niemand heeft zich op de
herhaalde oproepingen als overbrenger aan
gemeld.
Eu van Bussum kan hy Of de 's-Graven-
landsclie of Hilversumsche hei zyn opgewan-
-deld, Of anders in de richting van zyne ge
boorteplaats Weespercarspel, dat zeer ryk
aan water is, zoodat hy ook daar het lyk
gemakkelyk zou kunnen hebben verborgen.
De verklaring van De Jong, dat hy van
Larenberg is teruggewandeld naar den „Gooi-
schon boer" en daar wat heeft gezeten, is bo-
vestigd door de dochter van den kastelein,
die gisteren in de instructie is gehoord. Hy
was daar ook zeer druk geweest en had haar
vreemde postzegels laten zien, welke post
zegels ook werkelyk by hem zyn gevonden,
-zoodat omtrent deze bekenning geen twyfel
kan bestaan.
In ieder geval moet verworpen worden het
denkbeeld, dat De Jong van Larenberg naar
Valkeveen zou zyn gereden. De bedoelde rit
had plaats dien voormiddag om halfdrie. Het
wordt dus zelfs twyfelachtig, of zy het wel
geweest zyn, niettegenstaande de koetsier do
portretten meent te herkennen, want om dien
tyd zullen zy ongeveer naar Larenberg gegaan
zyn, dat van Valkeveon vry ver verwyderd is.
Hier blykt dus weer hoe voorzichtig men
moet zyn met de herkenning van het portret.
Zoo kan men ook niet te veel gewicht
hechten aan de verklaring van den heer
Schilders, denzelfde, die op den terugweg van
het kamp met zyn dochtertje het klagelyk
geluid het eerst gehoord heeft, dat hy op den
heenweg naar het kamp De Jong met Maria
Schmitz in de bosschen rechts van den bot
weg zou zyn tegengekomen.
Immers, indien de moord heeft plaats ge-
had, zal dat waarschyniyk op den 30sten ge
weest zyn, terwyi het feest in het kamp den
31sten was, althans het is nog niet ontdekt
waar zy anders van den 30sten op den 31sten
moeten hebben overnacht. Toch heeft wederom
eene getuige, vrouw van een Bussumschen
stalhouder, verklaard, dat zy hen den 31sten
omstreeks 12 uren 's middagi is tegengekomen,
van Naarden naar Bussum gaande.
In ieder geval is de bewering van De Jong,
dat ay den 30sten van Bussum per trein zyn
vertrokken om van Amsterdam naar Londen
te gaan, afdoende gelogenstraft door het feit,
dat hy, naar het „Handelsblad" meldt, den
lsten September te Amsterdam was en toen
met een ouden schoolmakker, een kellner by
„Krasnapolsky," de Zaandamsche kermis heeft
bezocht. Zy ontmoetten elkaar volgens eene
afspraak, op den 29sten gemaakt in een café
op de Prinsengracht, om halftwee.
Diezelfde kellner deelt mee dat hy in Maart
De Jong by Stroetman in de Gravestraat ont
moet heeft met eene Engelsche, die hy vol-
gens het portret herkend heeft als Sara Juett.
Dit is evenwel niet mogelyk, daar deze zich
toen nog in Engeland bevond, waar hy na
eenige afwezigheid in April by haar kwam
om te trouwen.
De Jong had echter altyd in een korten tyd
zooveel vrouwen aan de hand, dat men vooral
niet te licht besluiten moet, dat degeen, met
wie hy op eenig tydstip gezien werd, eene der
vermiste vrouwen zou zyn geweest.
Dit kan blyken uit het volgende;
Den 20sten Juli, kort nadat hy by zyn
broer, den metselaar in Arnhem, had gelo
geerd en daar met eene bejaarde naaister
kennis had gemaakt, deed hy schriftelyk een
huwelyksaanzoek aan de dochter van deze
vrouw, die hier ter stede woont en het buffet
in het „Salon des Variétés" heeft gepacht;
hy zeide haar portret by hare moeder gezien
te hebben en op haar verliefd te zyn geraakt.
Eigeniyk was het een brief van demoeder
zelve, door De Jong geschreven, doch door
haar onderteekend, waarin zy hem aan hare
dochter aanbeval als echtgenoot. Den 21sten
kwam De Jong uit Arnhem over en bezocht
de koffiekamer van het „Salon". Hy herhaalde
zyn aanzoek en stelde de juffrouw voor met
hem te gaan reizen.
Den volgenden dag kwam by weer terug,
maar werd om halfzes 's avonds met een wei
gerend antwoord weggezonden, doch reeds
een uur later kwam hy terug met eene dame,
die er uitzag als een opgedirkt dienstmeisje.
En sedert is hy met drie verschillende vrou
wen in diezelfde koffiekamer gezien, die geen
van allen juffrouw Schmitz kunnen geweest
zyn, met wie hy in diezelfde dagen moet
hebben kennis gemaakt.
Een bulletin, gisteren te Amsterdam ver
spreid, als zoude het lyk van miss Sara
Juett in de nabyheid van "Wolfhezen zyn
gevonden, werd weinige uren later weder
tegengesproken.
Omtrent dit valsche gerucht schryft men
uit Arnhem het volgende:
„Met den uitroep „ik heb het gevonden"
kwam gistermorgen een marskramer de
woning van den veldwachter te Oosterbeek
binnen. „"Waar?" „Onder Heelsum."
Dat was voldoende. De veldwachter begreep,
dat er niets anders gevonden kon zyn dan het
lyk van Sara Juett, waarnaar nog den vorigen
dag van 's morgens tot 's avonds gezocht
was. In alleryl werd de justitie te Arnhem
gowaarachuwd het gerucht versproidde zich
als een loopend vuurtje door Oosterbeek en
Arnhem. Inmiddels was de veldwachter reeds
dadeiyk met den marskramer op weg gegaan,
om de noodige processen-verbaal van de vondst
op te maken.
Toen ze aan eene eenigszins van den weg
af gelegen plek in het bosch van Wolfhezen
waren gekomen, zei de marskramer: „hier
is het."
„Wat?" vroeg de veldwachter.
„Hier is de plek, waar ik ze samen zag;
hy gaf me zelfs nog drie sigaren".
„Maar waar is het lyk?"
„Het lyk, o, dat zal hier nu wel ergens in
de buurt begraven liggen."
De man was zeer verbaasd, dat de veld
wachter niet even opgewonden als hyzelf
was over het terugvinden van de plek,
waarhy drie sigaren kreeg.
Zoowel de burgemeester van Oosterbeek,
als de justitie van Arnhem en tal van bewoners:
van beide plaatsen maakten eene vergeefsche
reis naar Wolfhezen. Hst onderzoek in de
bosschen aldaar werd voortgezet.
Men heeft gisteren eveneens het bosch van
Bredius onderzocht, nog een deel der Craai-
loosche bosschen en het Loo, alios met het
zelfde negatieve resultaat als den dag te voren.
Het onderzoek wordt aldaar voorloopig niet
voortgezet.
Gemengd Nieuwe.
In een perceel in de Zandstraat
alhier kwam men hedenmorgen tot de treurige
ontdekking, dat het hoofd des gezins zich
door ophanging van het leven had beroofd.
Uit Zoeterwoude schryft men
ons hedenTeen gisternamiddag het paard
van den pastoor alhier voor den wagen werd
gebracht met het doel het aan te spannen,
ging het er van dóór. Op een kwartier van
het punt van vertrek was men in de Geer
in de gelegenheid het te grijpen. Ten slotte
werd het ingespannen.
Gisternacht werd door de Rotter-
damsche politie op het Beursplein aldaar
aangetroffen een knaap van 10 jaar, die
schreiende verhaalde, uit het ouderlyke huis"
te zyn weggejaagd. Een half uur later vonden
twee rechercheurs slapende in eene spekkist
op het Haagschevoer 2 jongens van 12 en
14 jaar, terwyl nog later door agenten van
politie In een wagen, staande in de Baan,
slapende werd aangetroffen een jongen van
17 jaar, die 8 weken geleden uit de ouder
lyke woning was weggeloopen. Allen werden
naar het politlo-bureau in de Pauwensteeg
gebracht, waar de laatstaangekomene zich
zóó woest en onbeschoft aanstelde, dat men
genoodzaakt was hem in verzekerde bewaring
te stellen. Thans zyn zy door tusschenkomst
der politie aan hunne ouders teruggegeven.
De twee personen, die gearres
teerd zyn wegens den moord in den nacht
van Zaterdag op Zondag te Utrecht gepleegd
(en niet te Huizen, zooals in een vorig nommer
werd gemeld), zyn gisteren door den rechter
van instructie verhoord.
Tevergeefs is tot nog toe gozocht naar het
moordwerktuig, waarmede de diepe en breede
wond is toegebracht. Door lieden der stads
reiniging zyn onder toezicht der politie alle
riolen, zinkputten, enz. in de Lynmarkt en
Boterstraat onderzocht.
Het lyk van den vermoorde is gerechtelyk
geschouwd.
45.)
"Wie weet, wellicht had zy dezen stap ge
daan uit wraak, uit zucht tot bevrediging
van het gevoel, hem met des te moer recht
den naam van erfenisroover naar het hoofd
te kunnen slingeren! Eene vrouw zonder hart
is ondoorgrondelyk in hare wraak. Met een
somberen blik gaf Arnold Martha het raam
'terug. „Het schynt inderdaad dat de juffrouw
un zulke soort van werk zeer knap is", zeide
ihy losweg.
„G ja", riep Martha, zonder op den stroe
wen toon acht te slaan; „zy kan alles; als
■zy maar niet altyd zoo stil en afgetrokken
was. Zy is nog zoo jong en zoo mooi 1 Als
zy uitgaat, komen alle buren voor de ven
sters om haar na te zien. Ze is ook oerst
sinds vyf jaar blind. Vroeger moeten de dames
zeer ryk en voornaam geweest zyn, maar
toen kende ik ze nog niet; alleen heeft
de juffrouw my wel eens gezegd, dat hare
mooier nift weten rapptlt dat zii voor vreem
den werkte; maar toon alles in huis hoe
langer hoe knapper werd, toen mocht het.
En toen de juffrouw niet meer zien kon, heeft
ze zich natuurlyk op de fijngevoeligheid van
hare vingers moeten verlaten, en dat gaat
haar zeer gemakkelyk af."
„Maar kan de juffrouw daar dan zooveel
mee verdienen, dat zy in het onderhoud van
het gezin voorzien kan?"
„Nog veel meer, dokter! Zy zou nog eens
ryk kunnen worden, als hare moeder haar
maar niet zooveel kosttewant ze is met de
zieke al op verscheidene badplaatsen geweest.
Ze zou ook best mooie kleeren kunnen dra
gen, maar dat wil ze nu eenmaal niet en ze
neemt niet eens al het werk aan, dat men
haar brengt, dat wil zeggen, ziet u, wanneer
de dames het haar zeiven brengen. Hier in
huis is zy voor niemand te spreken en op hot
magazyn, daar houden ze haar in eere of ze
eene heilige was."
Het klinken eener echel stoorde Martha in
hare redenatie,
„O genadige goedheid", riep zy verschrikt
uit, „Ik heb zeker te hard gesproken, de zieke
ZPn my gehoord hebben; zou de dokter niet
zoo goed willen zyn om dadeljjk naar haar
toe te gaanzy heeft my reeds eenige malen
geroepen en gevraagd, of de dokter er nog
niet was."
By dc-ze woorden opende zy de deur en
Van Langen trad de ziekenkamer binnen.
Ijlings ging hy naar het venster en trok de
opengeschoven gordynen dicht.
„De zon schynt hier te fel, dat licht is
veel te straf voor uwe oogen", zeide hy, wel
bemerkend, dat, toen hy de legerstede der
zieke naderde, haar blik scherp en vorschend
op hem rustte. „Hoe gaat het u? Naar ik
hoorde, hebt u goed geslapen."
„Dat heb ik, doktersinds maanden heb
ik zulk een rustigen slaap niet gehad; ik
gevoel my ook veel beter en steïker."
Van Langen nam hare harj 6n vóelde baar
den pols; zy zag hen; nauwlettend aan.
„Dokter, Martha TVist 0ns gisteren uw naam
niet te zeggen eu het is toch zulk een aan-
genaam gevoe'. te weten, wien men zooveel
dank verschuldigd is."
„Myn najm pernau", zoide Van Langen
op vqst»h toon en met kglmen blik.
Wederom dwaalden de oogen derziokevan
den dokter af, haar waan was geene wer-
kelykheid, zy moest zich vergissenmaar
toch kon zy niet nalaten te zoggen:
„Dokter, u gelykt zoo sprekend op een
ander op een man, die zeen -na in myne
familie was. Reeds toen u gisteren voor my
stondt, meendo ik hein te zien. Ik zag
wel dadelijk in, dat die sprekendfj gelykenis
i mifj bwdroog, want die ander (j, gs8n dokter,
maar een zeer gefortuneerd manmaar toch,
telkens wanneer ik u aanzie, doet u my aan
h&m denken."
Een moeilyke, droge hoest belette de zieke
verder te spreken en Van Langen, die haar
ylings in de kussens oprichtte en daardoor
trachtte haar het boesten gemakkeiyker te
maken, zeide vermanend
„U moet niet zoovoel spreken; het spant
u te veel in."
„O, deze hoest is niet zoo erg, dokter,
daar kan ik ten minste nog adem by halen,
maar die andere maakt my tot stikkens toe
benauwd. Maar ik hoop, dat die nu voorgoed
zal wegblyven, daar ik my vandaag zoo ver
licht gevoel. U schynt myne hoop echter
niet te deelen, want u ziet zoo ernstig voor u
heen. Hebt u my werkelyk niets te zeggen
„Wat wit u weten, mevrouw?"
„Of ik spoedig weer beter zal zyn 1 Dat ik
geen hoogon leettyd bereiken zal, weet ik
welmaar eenige jaren zou ik toch nog wel„
al was het dan ook sukkelend, mogen blb-
leven, ter willa van myne dochter!" „-«.'n
Wordt vervolgd.)