Persoverzicht. Had men gehoopt dat door de vermin dering van den zoutaccyns op 1 Mei jl. de smokkelhandel althans voor het grootste gedeelte zou verdwenen, de uitkomst logenstraft dit; de plant, ten doode gedoemd, is tot ieders verbazing weliger dan ooit op geschoten. Was het in vorige jaren eene zeldzaamheid, wanneer men in de zomermaanden hoorde dat door de ambtenaren eene groote hoeveel heid zout werd in beslag genomen en tegen de fraudeurs proces-verbaal opgemaakt, zegt de N. Bred. Ortthans is het schering en inslag. Byna iederen dag verneemt men dat kleine hoeveelheden worden aangehaald, soms partyen van 900 tot 1000 KG. toe, zooals al meermalen na Mei te Achtmaal, Rosbergen, Rukfen en Langendyk is voorgevallen. Volstrekt niets ongewoons is het om troepen van 20 tot 25 man zich naar de zoutkeet, de Hoorndonck, te zien begeven, welke op een kwartier afstands van de Nederlandsche gren zen is gelegen. Door wederopening van het zouthuis aan de Meerselsche droef, welke met 1 Mei was opge houden, heeft zich de toeloop wel eenigszins verplaatst, doch het aantal dragers, dat op gaat, overtreft nog altyd verre dat van vorige jaren. Heeft de droogte van dezen zomer daaraan veel schuld, doordat er op de landeiyen bijna geen werk was, voorzeker is de lage prijs van het zout daar mede oorzaak van. Een zak zout van 50 KG. kost don drager op de Hoorndonck slecht /'0.90 en op de Dreef f 1.25; die zak weegt meestal 51, 52 of 53 KG., doch wat over de 50 KG. is wordt toegekregen. Wanneer men nu ee'.s nagaat, dat deze vracht in den handel, door eene bijzondere manier van wegen, zooals die wol eens by meer menschen bestaat, eene zwaarte van 60 KG. verkrijgt, dan kan er nog oen goed dag geld aan verdiend worden. Gewoonlijk wordt 6 cents voor het KG. bedongen, dus dan brengt zoo'n nachteiyk tochtje den drager ruim f 2 op. In één nacht is hy het zout gewoonlijk niet kwyt, doch dan wordt er nog den vol- get:den dag mede gevent. Nket zelden gebeurt liet dan dat zoo'n venter --door een paar commiezen wordt opgemerkt; oogenblikkelyk wordt er jacht op hem gemaakt, doch meestal blyken de loopspieren der smok kelaars beter ontwikkeld te zyn dan die der ambtenaren. Is het niet gelukt den fraudeur te pakken -of te herkennen, dan zet deze vergenoegd zyn weg voort, bly toe dat geen a. s. bezoek aan de zoozeer door hem gevreesde paraplu (strafgevangenis te Breda) te wachten staat. Een groot voordeel voor den smokkelaar is eene bepaling in de nieuwe zoutwet, nl. deze, dat wanneer zy de zoogenaamde 2de linie zyn gepasseerd, hun geen go vaar meer dreigt. Over de Mark en den spoorweg van Breda naar Tilburg ziet men hen rustig do ambte naren te gemoet komen. Door dezen wordt wel zooveel mogelyk gewaakt, dat zy dit tor- rein niet kunnen betreden, doch de smokkelaar zet list tegen macht. Door den minister van financiën zyn al ver scherpte maatregelen getroffen tot versterking der 2de linie, doch deze zyn niet krachtig. Al de plaatsen op de 2de linie rondom liet zoo genaamde Hoike, meent de N. Bred. Crt., mo sten door commiozen worden bezet, b. v. vier op iedere plaats, waarvan de chef moest komen uit een der grensposten, gelegen in de onmiddellyke nabijheid van 't Heike, b. v. Rukfen, Langendyk of Nispen. De ambtenaren, daar gelegen, zyn meestal met de namen en gebruikon der smokkelaars goed bekend, ter wijl anderen, daar geplaatst, staan te kyken als een kat in een vreemd pakhuis. Mocht deze maatregel getroffen en de st'af op herhaling van overtreding der zoutwet streng toegepast worden, dan zou de zoutfraude een gevoeligen knak krygen, zeo zy niet ge heel ten gronde ging. Maar wat moeten dan de smokkelaars aan vangen? vraagt het blad. De heer Van Nunen schryft in De Maas bode over de verwachte Indische Be grooting voor 1894: Zelden heeft een minister van koloniën onder aangenamer omstandigheden do por tefeuille aanvaard dan de heer W. K. Van Dedem. Vooreerst i8 de tegenwoordige mi nister van kolor.i.n iemand, die by zyno vroegere collega's do Kamerleden zeer gezien on zeer gewaardeerd is, zoowel om zijn persoonlijk karakt: itte om de ernstige moeite, welke hy zich steeds gaf om, zoo veel in hem was, de waarachtige belangen der koloniën te bevorderen. In do tweede plaats bohooren de moeilijke omstandigheden, welke de Indische maat- schappy, wegens de crisis van 1884, te doorworstelen had, thans geheel of nagenoeg geheel tot het verledene, en eindelyk is van den politieken strijd, die zooveel jaren lang op koloniaal gebied gevoerd werd, tegen woordig schier geen sprake meer. De redenen, welke my als Kamerlid in- dertyd genoopt hebben om den heer W. K. Van Dedem als minister van koloniën mijn vertrouwen te schenken, waren behalve, ja, meer nog dan in de persoonlykheid van don minister, gelegen in de omstandigheid, dat /i. Exc. dadelyk by zyn optreden als hoofd punt op zyn program nam: het brengen van verbetering in den toestand der Indische financiën. Sinds jaren toch was op de Indische be grooting een min of meer aanzieniyk tekort, gewoonlyk variöerende tusschen de 10 en 20 millioen. Ten gevolge van overschotten op do vroegere (gunstige) dienstjaren, dateerende uit den tyd van den heer Sprenger van Eyk, en omdat het bedrag der leening van 45 millioen, welke ten behoeve van Indiö (door Nederland) was aangegaan, nog niet was opget erd, hoeft man tot nu toe zonder ver dere buitengewone maatregelen in de Indische tekorten kunnen voorzien. Voortaan zal dit hulpmiddel ovenwei niet meer kunnen dienen, zoodat, wanneer het den minister niet gelukt de begrooting voor 1894 in evenwicht te brengen, directe hulp van het Moederland niet zal kunnen uit bly ven in den vorm van eene door Nederland ton behoeve van Indiö te sluiten leoning. Op zichzelf levert dit zoo'n groot bezwaar niet op, wanneer de te leenen sommen dienen moeten voor buitengewono werken van pro ductieven aard, zooals spoorwegen en irrigatie- werken. En de meening is, geloof ik, dan ook vry algemeen, dat Yoor de ovengenoemde doeleinden mag worden geleend, maar dat, na aftrek der buitengewono uitgaven, de overige door de inkomsten moeten worden gedekt. Immers, wanneer men, ter dekking van deficitten op de gewone uitgaven, lee ningen sluit, dan komt men op een hellend vlak, dat noodzakelyk tot eene finaatiöele catastrophe leiden moet. Nu was het gedurende de laatste- jaren meermalen eene wonde plek op de Indische begrootingen, dat het bedrag van het tekort grooter was dan de som, voor buitengewone uitgaven uitgetrokken. Zooals ik reeds boven zeide, gaf do heer Van Dedem reeds kort na zyn optreden zyn voornemen te kennen, hieraan een einde te maken, zoowel door vermeerdering der in komsten als door beperkine der uitgaven. Al zyn deze middelen, vooral de laatste, uïfcteraard voor sommigen minder aangenaam, buitenge wone moeilykheden om het beoogde doel te bereiken bestaan er m. i. volstrekt niet. Alleen wanneer men de zaak op haar beloop laat en niet tydig de noodige maatregelen treft, zullen daarvan in de toekomst ernstigenadeelen te vreezen zyn. By de indiening der bogrooting voor 1893 gaf de heer W. K. Van Dedem reeds blyk dat het hem met zyne onderwerpelyke plannen ernst was, daar hy voorstelde, de inkomsten mot verscheidene millioenen te vermeerderen. Wel nam hy een gedeelte zyner voorstellen ter zake tydelyk terug, maar deze zullen, zoo noodlg, weder op de begrooting voor 1894 kunnen worden gebracht. Voorts vroeg en verkreeg de minister een krodiet van f 12,000, om een uitmuntend des kundige te kunnen belasten met het doen van voorstellen tot beperking van de jjitgavon. Men mag dus verwachten dat do Indische begrooting voor 1894, de derde, welke de heer Van Dedem zal te verdedigen hebben, in evenwicht zal zyn in bovenvermelden zin, d. w. z. dat zy sluiten zal zonder tekort op de gewone uitgaven. Want wel is de koffie- oogst op Java dit jaar zeer klein, maar daar staat tegenover, dat de minister nog 200,000 pikol in reserve heeft, die hy in 't volgend jaar kan verkoopen. Met hot oog op het voorafgaande zal de indiening der Indische Bec rooting voor 1S94 van groote beteekenis zijn. De minister toch heeft nu alleszins tyd gehad om met de Indische Regeering in overleg te treden omtrent alles wat hij zich voorstelde te verrichten, ook aangaande do re/, ling der financiën. Wanneer hel hem gelukt ook in dit opzicht aan billijke wcuschen en aan rcchtmaiigo verwachtingen te voldoen, dan, maar ook dim alleen, zal men m. i. met recht kunnen zeggen dat de heer W. K. Van Dedom de van hem gekoesterde verwachtingen niet heeft beschaamd. De Gelderlander zegt van de ingediende Schuttery wet van minister Seyffardt Het ontwerp Schutterywet is bestemd om met het ontwerp Militiewet het beginsel Yan algemeenen cefenplicht of dienstplicht in te voeren. Het kan niet ontkend worden, dat beide ''Rtwerpen er formeel goed uitzien on dat er met ernst naar getracht is om den persoon- I jken last over zooveel hoofden mogelyk te erdeelen en dientengevolge voor ieder dienst plichtig individu te beperken en te temperen. Zoo lezen wy in de Memorie van Toelick- ing, bladzyde 9: „De plaatselijke oefeningon zullen z66 zyn ia regelen, dat het deelnemen daaraan zoo pemakkelyk en weinig drukkend zy, en dat i'en schutters de meest mogelyke vryheid van beweging worde gelaten. Door de schuttere tot op zekere hoogte vry te laten in het al oan niet bijwonen van de plaatseiyke oefe ningen (exercitiën, schietoefeningen en theo retisch onderwys) op de voor hen bepaalde plaatsen en uren, worden tal van straffen voorkomen. Hy, die b. v. door ongesteldheid of andere redenen wordt verhinderd eene oefe ning by te wonen, behoeft daarvan gsen kennis ,te geven; evenmin behoeft er naar de reden van zyne niet-verschynmg onderzoek te wordon gedaan." Door hun wyders te vergunnen in burger- kleeding aan de oefeningen deel te nemen en deze zooveel mogelyk te houden in de avond uren en op andere uren,, die aan de verschil lende deelnemers het meest gelegen komen, zullen de oefeningen zemr weinig drukkend worden. Alinea 4 vazc art. 20 behaalt: „Hy, die de- bedrevenheid in den wapen handel, welke door de recruten-oefeningen kan worden verkregen, reeds by de indeeling of binnen den geotelden termijn van 7 maanden bezit en daarvan, overeenkomstig de door den minister van ©erlog gestelde eischen, heeft doen blyken, wórdt vrijgesteld van deelne ming of van verdere deelneming aan die re- cruten oefeningen.. „Hyt die de recruten oefeningen niet of) slechts ten deele» heeft vol&racht, wordt in werkflijk-en dienat geroepen en daarin ge houden totdat life ter booor-deeling van don commandant; van het corps &f van hot oefe- mngsdepot, in geoefendheid- niet achterstaat by hen, dio deze- recruten-oefeningen geheeli hebben, volbracht, met dien vorstande evenwel, dat in geen geval- het aantal dagen, in wor- kolykon dienst door te brengen, het halve aantak zyner onvervulde oefeningen mag over treffen." Dei Minister zegt dienaangaande in zyne Memorie: „Voor de meeste jongelioden van 20-jarigen leeftijd leveren de oefening-en geen groot be zwaar op. Zy zullen diea druk over meer jaren kunnen verdeelen, door b. v. reeds, het jaaj te voren aan vry willige oefeningen deel te nomen. Zy vallen alsdan onder de toepassing van de gunstige bepaling, waardoor voorhen de reeds verkregen geoefendheid kan strekken tot delging of althans tot vermindering van het aantal verplichte oefeningen." Het spreekt vanzelf, dat de inrichting en het bestier der schutlory voortaan uitgaan van de Rijks-, in plaats van van de stodelyke autoriteit. De schutters worden, voor zoover zy verplicht zyn naar den geest van deze wet te handelen, geplaatst onder het regime van krygsartikelen, gewyzigd, natuurlyk, naar de mate der eischen van don schuttorlyken dienst. Do schutter, door wion aan de oproeping voor den werkeiyken dienst niet wordt vol daan, wordt eenvoudig als deserteur behandeld (artikel 37). Een gevolg hiervan is, dat ook de kosten der schuttery voor rekening van het Ryk komen, waardoor in deze materie voldaan wordt aan een wensch om de toch reeds zoo zwaar gedrukte gemeenten te ontlasten van uit gaven, die eigeniyk ryks uitgaven moesten zyn. Volgens de raming des ministers zouden do jaariyksche kosten der schuttery 1 millioen 6Vj ton meer bedrp.gen dan thans. De uit gaven der gemeenten voor de schuttery zyn op dit oogenblik circa 2 ton 30 mille. Hierbij komt nog eene uitgave ineens van 5®/4 ton. Die uitgave ineens daargelaten, komt or.s de raming van den minister, te meer wyi hy het onderhoud van schietbanen on cc zoo j genaamde .„^Jhjondere diensten"' T.K'f ondeil c(jfers brengt, mW pro memorie u't| trekt, wel wat laag vC>or. Evenals wy indertijd de begrooting minister Bergansius omtrent de meerder! kosten van zyn ontwerp, en dat op stellig! gegovens, die ons toen ten dienste stonden! als aanzieniyk beneden de eigoniyke uitgaven! welke vereischt zouden worden, onjuist hebbenf genoemd, komt het ons ook thans voor, minister Seyffardt te licht over de finantiüel! gevolgen denkt, en dat de jaariyksche uitgav! des Ryks voor de schuttery, gelyk hy dij wenscht, wel naar de 3 millioen zal loopenl al missen wy op het oogenblik de gegevens) om dit specifiek aan te toor.en. Resumeerende, erkennen wy dat beide on tl werpen, wat betreft hot minimum van per-| soonlyke lasten, vry goed zyn geslaagd; dat nopens het minimum van finantièele 'asterl te lichtvaardig is geoordeeld, en eindelyk dal or, wat het principièele en hot stelselmatige) betreft, twee groote leemten in zyn. Het beginsel van algemeenen dienstplicht! mag niet absoluut by de wet worden erkend! Het moet ten allen tyde wettelyk geoorloofj zyn, dat iemand, wegens motieven, ontleent! aan de belangen van godsdienst, onderwij! en andere hooge belangen, die insgelyks toll behoud en verdediging van 't Vaderland strekf ken, een plaatsvervanger kan stellen. En wat het stelsel, de economie der wei aangaat, daarin behoort wil men deorgaml satie der schuttery ernstig opvatten en teven! beo minimum van persoonlyke lassen in acht| nemen de dienstrniling. Eenige belangstellenden te 's-Gravsnbagej grootendeels tot den deftigen stand behoorendej hebben zich by adres- tot den Haagschea gJ meenteraad gewend fesr verkryging van eei-J tweede school voor msisjes, overeenkomend! met die in de Atjeh-söraat. De Eh>agsche Crt. ondersteunde dib adres met wacmte en betoogde daarby, dat de- ge meentekas slechts f 3900 jaarlyks voor da school zou uit te geven hebben. Naar aanleidinl daarvan werd in dat blaö'oene polemiek gevoerd! die niet onbelangryk kan worden genoemd! Mevr. DekkerFortanier stelde nl. aan de lil Crt. deze eenvoudige en nuchtere vraag, waar-onT die belangstellende ouders toch niet zelve! eene school oprichten, als het blykt dat zoel velen denselfden wensoh hebben. Waarom* n:e| eene byzondere school als die van„'tNut"il het leven, geroepen De schsyfster deed daarby helder uitkome dat eene byzonde-ie school, van dl ouders uitgaande, groote voordeelt! heeft boven eene gemeenteschool, „omdat df ouders zich met het onderwys der kanderei zei ven bemoeien, dooy de commissio, die z| kiezen." Voorts wees ay op de moeilykhedeJ te Amsterdam en te» Leeuwarden gereze! waar socialisten onder de onderwyzers worde! aaDgetr&ffen, die het gemeentebestuur niet b machte is te ontslaan. „lede? ouder" schreef mevr. D. F., „is veuantwoordelyk voor de invloeden, waz aan hy zyn kind blootstelt. Dat oen sociad democraat voor zyp kind onderwyzers vil zyn beginsel wenscht, is natuurlek. De anti revolutionnairen en Katholieken hebben cj zeer goed begrepenT en ook wy, nisi-dogmatis! gezinden, behooren ons hier moer rekenscbJ vaas te geven. „Een gemeentebestuur mag en kan bij i benoeming van een onderwijaer niet vragL naar zyne politieke richting, godsdienstige derJ wyze of zedelijke vorming. Het heefc alk/ noodig te weten, hoe knap de onderwal is, en verder een bewys van zedelyk gedril Het kan geen onderwyzer ontslaan, omdattf aan de ouders niet welgevallig is. omdat li byv. onbeschaafde uitdrukkingen bezigt, ze! nu en dan vloekt, ongemanierd is, 's morgei vóór hy naar school gaat drank gebruin verschillende ondeugden, om my hier te l palen, die kinderen zoo snel opmerken, zy dit in het eigen gezin niet zien", enz. Uitnemend gezegd, meenon wy, zegt J Boodschapper. Trouwens al wat roef Dekker Fortanier opmerkt, is herhaalde!! in onze pers en ook in dit blad betoogd. T op grond daarvan riepen wy steeds aanj tegenstanders van hot christelijk onder'-] TCreenigt u, slicht zolven scholen o; de ouders wat meer to zeggen krygen bij onderwijs hunner kinderen, en opdat en! wyzers, dio n o t-gewenschte denkbeelden ro| staan of om andere redenen mishagen, ki geweerd worden. Zoo dQze raad meer algemeen werd ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2