DAGBLAD. N10301 Woensdag 20 September. A®. 1893. feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 5 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Yan 16 regels f 1.05. Iedere regel moor ƒ0.17). Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incassoeren bniten de stad wordt f0.05 berekend. Tweede Blad. De overdracht van liet Doctoraat aan de Leidsehc Universiteit. Hedon.namiddag te twee uren had in het groot auditorium van het academiegebouw alhier do overdracht plaats der waardigheid van rector magnificus door prof. dr. C. P. Tiele aan diens opvolger, by welke gelegen heid hy vorslag deed van de lotgevallen der universiteit in het afgoloopon academiejaar. „Eene aangename taak," aldus begon spr., „is hot nu juist niet, die de wetgever den aftrodenden rector magnificus heeft opgelegd. I-iy moet oone geschiedenis verhalen, die eigenlijk nog geen geschiedenis mag worden genoemd. Hij moot dit doen in den vorm een er redevoering, die geen redevoering zijn kan, maar althans grootendeels een droog verslag is, waarvan de bijzonderheden bijna allo aan ieder bekend zyn. Heb eenig gevoel voor do eischen, ik zog niet: dor welspre kondheid, maar: van het gesproken woord, en gy beseft, dat het eene ware marteling is. Is hot niet wreed een Rector, een Magnificus te doen eindigen als een verslaggevende Secretaris? Intusschen, een troost is, dat het de laatste plicht is, dien hjj heeft te vervul len. Ik zeg dit niet om te klagen. Yan allen met wie ik als Rector in aanraking kwam, heb ik niets dan welwillendheid en medewer king ondervonden. Het was een kalm en vredig jaar, welks stille wateren slechts nu en dan door een tochlje beroerd werden. Toch verheug ik my, dat ik de waardigheid mag overdragen aan mijn opvolger en tot mijne gewone bezigheden en te zeer verwaar loosde studiën terugkeeren. Maar nog meer verheug ik my hierover, dat ik u allen hier mag verwelkomen, nu wy gereed staan, go- sterkt door do rust der vacantie maanden, den gemeonschappelljken arbeid weder op te nomen." Do alzoo door den aftredenden rector uitge sproken rode, die zich dan ook goheel hield aan do taak, door den wetgever opgelegd, be vatte werkelijk niets anders dan een vorslag, maar in zóó geestigen, humoristischon vorm, dat hot voor do hoorders niet eene ware marteling is geweest om naar hot gesproken woord te mogen luisteren. Was liet college van curatoren onverandord hetzelfde geblovon en werd do hoop gekoesterd, dat ook uit den kring der professoren heden geen zou worden gemist, hot heeft niet zoo mogen wezen. Mocht prof. Acquoy van eene langdurige ongesteldheid herstelion, niet alzoo was 't hot geval met prof. Buys. Aan dien overledene werd een woord van hulde ge bracht, aan dien uitnemende! Vernemen wy uit den mond van niet weinigen zijner leer lingen, hoe hoog Johan Theodoor Buys stond als academisch leeraar, hoo zij innig aan hem gehecht waren en dankbaar bleven voor de van hom ontvangen bezieling, wat wy- zelven ons herinneren, het is, hoe wy haastig grepen naar do aflovering van „doGids/'syn „Gids" mogen we wel zeggen, als zjj een van <lie schetsen bevatte, waarin hij, met vrij moedige critiok, met hoogen ernst, doch ook mot fijnen humor dikwijls een hoofdstuk uit de nieuwste geschiedenis van ons Parlement besprak. Lag hot wel aan hem, vroeg spreker, zoo wy de critiek niet altijd streng genoeg, de booordeeling der politieke tegen standers te toegevend, de slotsommen veelal niet beslist genoeg achtten? Of lag het aan ons, die ons nog niet zoo hoog als hy boven de partijen kondon verheffen en de worsteling nog niet met zijn kalmen, wys- geerigen blik beschouwden? Spr. is geneigd het laatste te meenen. Maar Buys heeft ge boeid, menig nieuw gezichtspunt geopend on is voor velen een leermeester geweest. Voor treffelijk stylist, was hy ook een zeldzaam spreker, oen uitnemend redenaar, uit wiens geschreven en gesproken woord de man van karaktor sprak. De Hoogeschool verliest in hem een van die .mannen, waarop zy torecht trotsch is, omdat zy haren alouden room ophouden en verhoogen. Zware slagen troffen haar in den laatsten tydKuenen, Buys, binnen nog geen twoo jaren weggenomen in do volheid hunner kracht, terwyl wy nog zoo voel van hen hooptenWij zullen hunne nagedachtenis eoren door hun voorbeeld te volgen, onvermoeid werkend zoolang hot dag is, al doende, wat wy vermogen. Aan de niouwgekomenen werd gedacht, de hoeren J. C. Kluyver in plaats van prof. Biorons de Haan, rnr. C. Asser voor prof. Van Boneval Faure, torwyi mr. J. E. Opponlioim, hoogleoraar te Groningon, oorlang do plaats van Buys zal innemen. Onder hot goede, dat wy aan de togen- woordige wet verschuldigd zyn, behoort de instelling van privaat-docenten, wier aantal vermeerderd werd met de hoeren dr. D. C. Hesseling, dr. II. W. Bakhuis Roozeboom, dr. J. P. Kuenen, dr. P. Molenbroek en dr. L. H. Siertsema. De uitbreiding van het besturend personeel van het Museum van Oudheden werd insgelyks herdacht, en herinnerd aan de verlevendigde hoop, dat de schatten der wetenschap, thans in te enge ruimte opgestapeld, eene moer waardige plaats in oen statig gebouw zullen verkregen. Onvervuld bleven nog enkele wenschen, maar er valt toch dit jaar te roemen op verbeteringen van gebouwen. Hoop bestaat er tevens, dat er een nieuw pharmaceutisch laboratorium, met twee nieuwe chemische laboratoria zullen gesticht worden indien althans het besluit van den gemeenteraad, die om redenen, welke het niet elk gegeven is te doorgronden, wei gerde daarvoor kosteloos grond af te staan, het schoone voornomen niet verijdelt. Wie kan alles doorgronden Spreker betreurt het besluit der verplaat sing van hot Munt- en Penningkabinet naar Den Haag en velen achten dai bedenkelijk. Waar zou het heen, vroegen velen met hunne ontruste verbeolding, als men op dien weg wilde voortgaan Hy hoopte dat men op dat besluit nog moge terugkomen. De Senaatskamer blykt te klein om al de portretten te bevatten, die daar tor oero der grooto dooden de wanden versieren. Er is eigonlyk geono ruimto meer over, dan togen do zoldering, on in dit geval ziet men zijne vrienden on betrekkingen niet gaarne tot den hoogsten rang verheven. Na den arbeid der assistenten te hebben herdacht, wilde de aftredende rector volgons gebruik zich met zyne hoorders eonige oogen blikken vermeien in do statistiek. Ik gohoor- zaam, zoide hy, aan deze „mos" evenwel zonder er veel aan te hechten. Want vooreerst hoe onzeker is zy Ieder weet dat het aantal ingeschrevenen met het werkeiyk aantal studeerenden aan de universiteit niet overeen stemt. In den ouden tyd mag dat zoo zyn geweest, toen niemand een examen afleggen of promoveeren kon, zonder in 't Album Academicum ingeschreven en jdar op jaar gerecenseerd te z'Jn, nu is het anders. Nu kan men examen doen, zonder inschryving of recensie. Vandaar dat niet weinigen, om 't betalen van het collegegeld te ontgaan, zich niet opgeven. Vandaar ook andere mis bruiken, tot welker woring in 't afgeloopen jaar, op uitnoodiging van do Regeering en de Curatoren, Rector en Assessoren en de geheele Senaat op middelen hebben gezonnen, zonder tot eene bevredigende oplossing to geraken. Hot schynt wol, dat alleen wyziging der wetsbepalingen op dit stuk hier redding kan aanbrengen. En is dit zoo, getuigt het dan niet van do uiterste oppervlakkigheid, uit zoo onzekere gegevens do gewichtigste gevolg trekkingen af te leiden, den voor- of achter uitgang eener universiteit te willen afmeten naar zulke weinig zeggende cyfers? In elk goval hangen de beteekenis en de roem eener Hoogeschool alleen af van 't gehalte van haar onderwys, van hetgeen zy bydraagt tot ontwikkeling der wetenschap, van de mannen, die aan haar verbonden zyn, en de mannen, die van haar uitgaan, niet van een honderdtal studenten meer of minder. Aan do vruchten worden ook deze boomen gekend. Dit moest spreker van 't hart tegen de bewering dat Leiden in verval is. In 't goheel worden 792 studenten inge schreven, terwijl do Studenten-Almanak er 965 telt, welk getal evenwel ook nog niet nauwkeurig is. Er haddon 61 promotion plaats. Do hoor M. Straub, offic. van gez., werd tot doctor in de geneeskunde honoris causa bevorderd. Over 't vorleonen van dien titel cum laude of zonder dat „cum laude" sprak de hoogleeraar, over de meerdere vrygevigheid in deze van do eene faculteit boven do andoro, over 't wenschelyke daarvan, of van het weer in voeren van de drie graden, en bekennende aan de zyde der ouderwetschen te staan, die dit zouden wenschen. Ook over de colleges, het doel van het onder wys werd gesproken. Wy hebben, zeide spreker, vernomen van een stryd tusschen drie Iersche geleerden, waarvan de een de stelling ver dedigde, dat do eonige plicht der universiteit was, de verbreiding van „useful knowledge", nuttige kennis. Neen, beweerde de ander, nuttelooze konnis, useless knowledge, was het eenige wat men van haar mag ver wachten. Volgens een derde was ook dit nog te veelgeen kennis hoegenaamd, zeide hy, „no knowledge at all." Wil men Macaulay gelooven, dan had Groot-Britannie in zyn tyd dat laatste ideaal vry wel verwezonlykt. Macaulay heeft zeor stellig een weinig over dreven en bedoeld zal wel zyn met: „in 't geheel geen kennis"„alleen methode van onderzoek". Maar methode is kennis, nutte looze kennis bestaat er eigeniyk niet, en met nuttige kennis zal wel niet bedoeld zyn eene, die onmiddeliyk nut geeft of de belofto daarvan inhoudt. De vraag is intusschen niet ydelwat het dool van 't liooger ondorwijs moot zyn en onderzocht mag nog wel eens nader, of ons onderwys daaraan beantwoordt. Heeft do wet het in art. 1 uitgomaakt. men heeft hier toch rekening te houdon mot don aanleg der studenten. Na de gestorven studenten herdacht, de hulde, aan don grooton Pasteur op zyn 70sten verjaardag gebracht, herinnerd, het gedurende 25 jaar a.in do academie verbonden zyn van den pedel P. J. Oostveen in do gedachten verlevendigd te hebben, ook den 8sten Februari, word medogodeeld hoe de rector by do viering van het halve eeuwfeest der Gentsche hoo geschool het voorwerp van de geestdrift voor Nederland en voor Leiden was geweest. Ten slotte droeg spreker zyne waardigheid over aan zyn opvolger prof. mr. S. J. Fockema Andrece en eindigde zyne begroeting van dezen met eenSalve, ^Rector magnificeinterumque salve l Het bestuur onzer universiteit, aldus richtte spr. het woord tot don nieuwen rector u toevertrouwd, berust in krachtige handen, geleid door een heldor hoofd en een humaan gemoed. Moge het jaar, dat wy intreden, voor onze Alma Mater Lugduno Batava een jaar van orde, vrede, bloei en voorspoed, en daardoor voor u een gelukkig jaar zyn! Gemengd Nieuw». Op don 16don Juli jl. had te Leiden, op de Beestenmarkt, eene klopparty plaats, waarby D. H. zyn horlogo verloor. Dit werd met nog een stuk gouden ketting er aan gevonden door J. A. E Rjouwer te Leiden, die het zich toeëigende en ten eigen bate verkocht. Dientengevolge had E. zich gisteren voor de Haagsche rechtbank te verantwoordon wegens diefstal. De man beweerde eerst het plan gehad te hebben om het horloge by do politie of den eigenaar te brengen, maar later beschouwde hy het als een buitenkansje en liet het beleenen, waarby de tusschenpersonen hem nog voor een paar gulden te pakken namen. Het O. M. vorderde de veroordeeling van J. A. E. tot 3 maanden gevangenisstraf. Mede had zich voor do arrond.-rechtbank te 's Gravonhage te verantwoorden J. v. W., sjouwer te Leiden, beklaagd op den 22sten Juli aldaar een politie-agent mishandeld te hebben. Met een vloed van woorden, waaraan geen touw was vast te knoopen, ontkende de bekl. do mishandeling. Het O. M. vorderde 10 dagen. Ten slotte stond nog terecht N. v. d. H., schipper uit Leiderdorp, die den arbeider H. H., uit diezelfde gemeente, op 19 Juli zou hebben mishandeld. Ook hier bleek de jenever weer de aanleidende oorzaak, dat een overigens flink man zich zoodanig vergat, dat hy oen ouden man mishandelde. Het O. M. vorderde 7 dagen. Uitspraak in deze drie zaken over acht dagen. Omtrent de Amsterdamse h- Londensche zaak, waarby De Jong is betrokken, worden nog de volgende nieuwe byzonder- heden medegedeeld: De Jong beweert dat Marie Juett er met een ryken Amerikaan van door gegaan is en wel van Arnhem per stoomboot naar Duisburg. De onmogelykheid dezer bewering is voldoende gebleken, daar die boot dien zomer niet heeft gevaren. De Jong is verraoedelyk door eene huweiyks-advertentie in kennis gekomen met juffrouw Mary Sybilla Schmitz, die met hare zuster in de Jan Steen-straat woonde en ge stoffeerde kamers verhuurde. Hy onderhield met die juffrouw briefwisseling van uit het „Café Neuf" in de Kalverstraat. Later, in Augustus, heeft hy met haar eenige dagen gelogeerd in een logement op het Weesperplein en in de allerlaatste dagen van dezelfde maand in het logement van Van Gelder, op het Damrak, alwaar deze week door den inspecteur der recherche Van do Puttelaar en oen rechercheur een koffer mot kleeren van De Jong en juffrouw Schmitz in beslag werd genomen. In don koffer bevond zich mede een klein model spade met oen niet langen steel, die wellicht, als zy spreken kon, veol zou kunnen openbaren. De in beslag genomen kloodingstukken van do vermiste juffrouw zyn door hare zusier herkend. De Jong, die in de cel zit, weigort alle inlichting, geeft af en toe voor aamborstig to zyn, maar is overigens kalm en tamelijk brutaal. Alles wat juffrouw Schmitz bezat, hare meu belen en kleedingstukken, zyn te Amsterdam door De Jong verkocht en grootendeels opge spoord in de buurt van de Jan-Steen-straat en Sweelinck straat. De officier van justitie te Amsterdam ver zoekt mededeeling of lyken van onbekende vrouwen in de laatste tyden zyn gevonden, zoo mogelyk met opgave van signalement, alsmede een nauwkeurig onderzoek naar de vermiste vrouwen. Hendrik De Jong is in het weeshuis te Weesp opgevoed. Daar stond hy bekend om zyn hooghartig, avontuurlijk en twistziek karakter. Later werd hy blikslager op de cacao-fabriek van de firma Van Houten en ook daar was hy volgens getuigenis van kameraden trotsch, vol groote plannen en lastig van humour. Hierna werkte hy eonigon tyd in dionst van den burgemeester van Weesp en vervol gens nam hy dienst in 't Indische leger. Do Jong moet oen net voorkomen hebben en buitengewoon fatsoeniyke manieren, waardoor hy de vrouwen voor zich wist in te nemen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5