N°. 10285. Vrijdag 1 September A°. 18S3. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 31 Augustus. Waarom zij de lente niet mocht. LEIDSCM DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lei'lisu per S maandenf 1.10. Franco p- r post1.40. Afzonder. Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 rogels f 1.05. Iodoro regel meer f0.17}. Grootere lcttora naar plaatsruimte. Voor het incassoeren buiten de stad wordt ƒ0.05 bcreltcnd Officië le Kciiuii-igevintfcu, BURGEMT- STER en \VETllO UDEP.S van LEIDEN, Gezien ar r., 2de alinea der Verordening van 11 November 1880, regelende do inwendige inrichting der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen (GemeentobLid Nu. 4 van 1881J Brengen Vt algemeene kennis, dat de inschrijving van nieuwe le erlingen aan de openbare seholen der 3de en 4do k! zal plaats hebben van den 4den tot en met den ltichu 8t>cn. e. k., in de schoollokalen in de Rijnstraat, in do Brandewijnsteeg, op de Binnenvest gracht aan bc-t Plantsoen, in de Van-der-Werfstraat, aan de Kort' Mare en aan de Langebrug, des voor- middags van halfnegen tot negen uren en des namiddags a halftweo tot twee uren, behalve des Zaterdag - en des Zondags. emeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTElt, Burgemeester. 31 Aug. 18b.; E. KIST, Secretaris. Op den 13 den verjaardag onzer Koniugin. 31 Augustus 1893. Wilunne van Nassauwe, U wijden wy ons lied! In vreugde on in rouwe Vergoten wy U niet. Den dag van Uw verjaren Versterken wij dien band! God moog' U lang bewaren Voor 't lieve Vaderland! De zonnestraal van 't leven Daalt koestrend op U neêr. Heefr God U niet. gegeven Een moeder, zacht en teer? De lief Je van die Vrouwe, O, houd haar hoog en rein! "Wilmine van Nassauwen, Zy zal Uw sterre zijn! Ook heeft U God gegeven Het dierbaar Nederland Elk voelt U heel zijn leven In liefde en leed verwant. Op U is ons vertrouwen, Vorstin, aan moeders hand! Wilmine van Nassauwen, U zegent Nederland! Geen vorstenkroon, die schittert Door hoogheid en door schijn, Geen macht, die 't volk verbittert, Zal dan Uw streven zijn. Wilmine van Nassauwen Blijf zóó ten allen tyd, De hoop, waarop we bouwen, Als Koningin gewyd! Dordrecht. L. J. Eydman. Bij gelegenheid van den verjaardag van Koningin Wilhelmina zijn weder aan een zeer groot aantal personen koninklijke onderschei dingen ten deel gevallen door hunne benoe ming in de orde van Oranje-Nassau en in die van don Nederlandschen Leeuw. Tot ridder in laatstgenoemde orde zyn o. a. benoemd dr. C. P. Tielo, rector-magnificus van de Rijks-universiteit te Leiden, en de heer C. J. Van der Oudermeulen, te "Wasse naar, eere-lid van het Hoofdbestuur der Hol- landsche Maatschappij van Landbouwtot officier in de ord9 van Oranje-Nassau de kolonel F. C. C. Bloem, commandant van het 4de leg. inf.; tot ridder de ritmeester H. F. D. Breams, van het 3de reg. huzaren, en do lsto luit. jhr. F. W. A. baron Van Asbeck, van het 2de reg. veld-artillerie. De eere-meaaille der orde van Oranje-Nassau in brons is verleend aan den meester-geweer- maker P. P. Van der Meer, van het 4de reg. inf. De 1ste luits. der inf. D. Jentink, van het O.-I. leger, en J. M. Van den Burg, van het 6de reg. inf., worden den lsten October eervol ontheven van hunne detacheering by het 2de reg. veld-artillerie te Leiden, en keeren naar 's-Gravenhage terug om den lsten Novem ber daaraanvolgende hunne studiën aan de hoogere krijgsschool te vervolgen. Op het Letterkundig Congres te Arnhem vestigde gisteren mr. H. De Hoon (Brussel) de aandacht op het gebrek aan vaste rechts termen in het Vlaamsch. Dr. J. Th. Cattie (Arnhem) gaf eenlge op merkingen ton beste over onze sporttaal en wekte op om bastaardwoorden te vermijden. De beer J. G. Zylstra (Arnhem) lichtte door voorbeelden toe, wat by' het lager en middelbaar onderwys kan worden gedaan om het taalgevoel bij de leerlingen aan te kweeken. De heer Taco H. De Beer leverde eene per sifflage van geaffecteerde uitspraak en wees er op dat het vaderlandsliefde is, tegen ver bastering der taal te waken. Mr. J. E. Heeres ('s-Gravenhage) wees op hot noodige van een veilig rijksarchief, en stelde in dien geest oene motie voor. Dr. H. Van der Linden (Leuven) zeide dat het in België met het archiefwezen nog slechter was gesteld dan hier. Dr. J. B Schepers (Tilburg) deed eene be langrijke mededeeling betreffende do kwellin gen, die de Tilburgenaars in 1794 hadden te verduren. Pastoor Claeys (Gent) kwam terug op de kunst van voordragen. De heer M. Sabbe (Brugge) stelde voor, in de bibliographie van Brinkman ook Vlaamsche boeken op te nemen. De Deeren Grein uit Londen en Van Zuilen spraken over hetzelfde onderwerp. W. Zuidema ('s-Hortogenbosch) stelde eene motie voor, de wenschelykheid uitdrukkende, dat in het. Noorden verkregen wetenschappe lijke graden in het Zuiden werdon erkend en omgekeerd. In de algemeene vergadering bracht prof. Quack verslag uit omtrent den toestand der commissie voor het Woordenboek. Door den dood van dr. M. De Vries is geene stagnatie in de uitgave gekomen. Diens plaats is ingenomen door prof. Cosijn. Sedert het vorig Congres zyn negen afleveringen uitge komen. Dit jaar wordt gehoopt op vyf. De toestand der geldmiddelen van de uitgaaf is bevredigend, dank ook der toelage der Zuid- Afrikaanscho Republiek. De heer Ramondt betoogde het noodzake lijke van eene daad van piëteit jegens den heer Cremer en wenschte als herstel van onrecht voor het onwaardig gedenkteeken, om den naam Velperplein te Arnhem te herdoopen in Cremerplein. Bij koninklijk besluit is aan den gep. schout by nacht F. H. P. Van Alphen, adjudant in bnitengewonen dienst van wylen Z. M. den Koning, met ingang van 31 Aug, de titulaire rang van vlce-admiraal verleend. Aan do navolgendo gepens. opper-, hoofd en subalterne officieren van het leger zyn hoogere rangen verleend, als: de rang van luit.-gen. aan den gep. generaal-majoor J. H. Frankamp; de rang van generaal-majoor aan den gep. kolonel W. H. Doorman; de rang van kolonel aan den gep. luit.-kol. F. Knoote do rang van majoor aan de kapiteins W. J. F. Van der Blom, J. M. Boombergen, C. Van Lemmeren, A. E. Mooijaart, G. L. Kepper en D. N. Dietz; de rang van Kapitein aan de eerste luits. C-. H. S. G. Gelderman, G. J. De Balbian van Doorn en J. H. Ter Spill. Gemengd Nlenwa, "Wederom is hedennacht te Zoo- terwoude gestolen, thans voor de tweede maal van M. De Prie, tuinder te Leiden, uit een kippenhok, staande in eene schuur in zijn tuin aan den Zoelerwoudschen Singel. Ont vreemd zyn 5 kippon en een haan. Do politie doet onderzoek. Aan de gisteren te Bodegrave gehouden harddraverij var. paarden, welke niet meer dan óón prys gewonnen hebben op de korte baan, hebben deelgenomen 11 paarden. De prijs van f 100 werd behaald door „Dibbels III," bruine ruin van den heer J. Van Rossum, te Zevenhoven, berijder J. G. Van Rossumde 1ste premie van f 40 door „Lartschik," zwarte hengst van en bereden door den heer H. F. Bultman, te Haarlem mermeer, en de 2de premie van f 20 door „Johanna," bruine merrie van den heer N. v. d. Akker, te Alfen, berijder A. Bos. Bij de voorstelling, Dinsdag- avond in den circus Carré te 's-Gravenhage gegeven, werd op bevel van den hoofdcom missaris van politie, daar toevallig aanwezig, een einde gemaakt aan de gymnastische toeren van het gezelschap Alexandro, waaraan een kleine jongen medewerkte. Krachtens de arbeidswet toch kan de politie verbieden, dat kinderen beneden de 16 jaar voor hen gevaar lijken arbeid verrichten. Hiervan werd ditmaal gebruik gemaakt. Dat de hoofdcommissaris in den geest van het publiek handelde, bleek uit hot applau- disseeren, dat op de inmenging der politie volgde. Gisteravond om halfnegen is te Amsterdam een commensaal in eene woning in de Daniél-Stalper-straat, die eene vogelkooi, hangende buiten het raam, op do tweede verdieping, wilde inhalen, op straat gevallen, waarbij hy zich zóó ernstig verwondde, dat by na korten tijd is overleden. Van het stoomschip „Prinses Wilhelmina," Zaterdag van Amsterdam naar Java vertrokken, is te Southampton gearres teerd een matroos, die zich schuldig maakte aan smokkelen van tabak en sigaren. Op het verzoek om gratie voor den heer H. J. Poutsma, uitgever van „De Nieuwe Tijd," die tot anderhalf jaar en tot drie weken gevangenisstraf was veroordeeld, is door H. M. de Koningin, ook met het oog op den gezondheidstoestand van den gevangene, gunstig beschikt. Gisteren is Poutsma uit do gevangenis te Utrecht ontslagen, nadat hy een halfjaar van zyn straftyd had ondergaan. Mr. Troelstra en eenige vrienden waren gisterochtend aan het station te Amsterdam 1 om hem af te halen. Een tegenhanger van een bericht dienaangaande uit Zeeland is het volgende, dat uit den Millingschenpolder en de Duffelt wordt geschreven 3 (Slot.) Eindelijk bracht zy met moeite uit: „ïk weet 't niet, vraag het myne moeder Toen vatte hfi hare hand, noemde haar zijn lieve Liesje en wilde zyn arm om haar middel slaan; zy rukte zich echter los en liep rood van verlegenheid weg. Neef Willem had haar ook gekust, maar nu maakte zich een naamlooze aDgst van haar meester en weder wenschte zy dat Willem by haar ware. De3 avonds in het schemeruur, toen de vreemde heer naar het strand en vader naar den toren was, zat zy met hare moeder alleen en deze vertelde haar van den gast, prees zijne goedheid, zyne voornaamheid, zyn roem en vroeg ten slotte: „Wat denk je, Lize, van zulk een man?" Lize zag opangstig en zaoht zeide zy „Ik weet 't niet, moeder; zeg gy het." „Nu dan, kind, als hy morgen weder vraagt, zeg dan ja. Hy is ryk, beroemd, zulk een man krygt ge niat weer. Veel geluk, Lize!" En de moeder ku3te haar kind, vouwdo de handen over het blonde lokkenhoofdje en Lize hoorde hoe zy in de schemering een dankgebed prevelde. Den anderen morgen zeer vroeg was Lize wakker, zy ging naar het strand; spiegelglad, haast ongerimpeld was de oppervlakte der zee, maar op hare stomme vraag kreeg het meisje geen antwoord. Lize keerde terug, zy kon hare gedachten niet tot klaarheid brengen, slechts eens voelde zy een mnig, een groot verlangen naar den herfst. Kort daarop in het groene loover gaf zy den vreemden heer het jawoord. Hy trok haar aan zijne borst, kuste haar en fluisterde: „Eeuwig de uwe!" Zy liet hem begaan en toch was het haar alsof zy iets ongeoorloofds deed. Van nu af deed de moeder allen arbeid in huis zelve. Lize moest met den vreemden heer gaan, die haar van lente- en liefdes geluk sprak, den arm voorzichtig om haren hals sloeg, als vreesde hij haar pyn te doen, en die haar steeds „Liesje" noemde. Het was haar om het even, maar toch viel het haar op, dat Willem nooit Liesje had gezegd, en als hy haar aan zyne borst drukte, dan ge voelde zy immer zyne stevige armen. De vreemde heer zei haar iederen moi^en, hce heerlyk deze tyd was, hoe zalig het geluk hunner jonge liefde, en zy geloofde hem. Toen vertrok hy, om weldra weder te keuren, en dan zou het bruiloft zyn. Hy had een boek achtergelaten; het „boek der lio deren", zooals het heette, waarin zy iederen morgen en iederen avond las, maar niet de gedichten, die hy haar had aangewezen, maar verder achter in, waar de Noordzee-cyclus te vinden was; die verzen vond ze mooi en ze kende ze haast van buiten. De moeder sprak vaak van het geluk, dat hare dochter wachtte, en van de heerlyke toekomst, die zy te gemoet ging; zy zou het beter hebben dan haro ouders het thuis geven konden. Lize was tevreden, zy verheugde zich als de moeder zoo sprak. Slechts eens wenschte z\j dat haar verloofde niet voor den herfst zou wedorkeoren; zy wilde "Willem nog een maal zien, zich nog eenmaal in zyne nabyheid veilig en zeker gevoelen vóór zy heenging naar die vreemde, onbekende wereld. Maar toen de zomer ten einde spoedde, kwam haar verloofde terug en maakte hy aanstalte voor de bruiloft. De zomer was warm en helder geweest, nu echter kwam een dag, guur en koud, en de scherpe noord oostenwind deed de zee koken en bruisen, als een bode van den naderenden herfst. Toen verzocht ze hem, die nu spoedig haar echt genoot zou worden, nog eens, voor de laatste maal, met haar te gaan zeilen op de onstui mige zee. Hy sloeg het aftoen echter eene donkere schaduw over haar gelaat gleed, willigde hy het verzoek in. Zy namen eene boot, bestuurd door een vergrysden zeeman, en voort ging het, de onstuimige zee te ge moet. Als speelgoed wierpen de golven het vaartuig op en neder. Lize verlustigde zich in het gezicht dier eindeloos buitelende en schuimende golven, hare wangen waren gloeiend rood en haro oogen schitterden. Haar verloofde had haar aanvankeiyk in den arm genomen, spoedig echter liet hy haar los en greep hy met de handen naar een voorwerp, dat hem houvast bood. Daarby vroeg hy bleek en bevend den. gryzen schipper, die onbeweeglyk als uit marmer gehouwen aan het roer zat, met zyne oogen onafgebroken op de golven gericht „Is er werkeiyk geen gevaar?" Wol tienmaal herhaalde hy deze vraag; dan zeide hy angstig: „Laat ons wenden!" Zonder een woord te uiten, wierp de oude het roer om, de boot gehoorzaamde en schoot, gedragen door de dansende baren, in de rich ting der haven voort. Thans echter leunde de bleeke man over den rand van het vaartuig de zee vor- 1 derde haar offer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1