P ersovenicht. Ilv'bben v,*y in ons nieuws indertijd reeds een en ander vermeld omtrent den cursus in houtslöjd, hier ter stede onlangs ge houden, en waren die mededeelingen alleszins voldoende, toch zal het geen kwaad kunnen Lier op te nemen het „iets over den Leidschen cursus in Houtslöjd", door den heer S ch u y er, te Zwolle, ingezonden aan de Prov. Ooerij- selsche en Zwolsche Courant. De anders tamelijk stille Langegracht in het niet overdrukke Leiden, zegt de heer S., heeft in de maanden Juli en Augustus eene ongemeone drukte en bedrijvigheid ge kend. 't Was alof zij een tijdperk van nieuw leven was ingegaan. En toch, al was men over genoemde gracht gekomen, men had misschien niets bijzonders opgoraerkt. Bijzon ders was er dan ook weinig te zien. Alleen een bord, aangebracht boven een van de ingangen der fabriek van de firma ICrantz Zoon, zou men het eenige vreemde kunnen noemen, dat ons oog trof. En juist dat bord kan ons de noodige ophelderingen geven omtrent de beweging, die er drie weken lang geheerscht heeft. „Toegang tot de Slöjdzaal" stond er op te lezen. Voor menigeen zal dat zeer vreemd klinken, maar ieder, die een vreinig met het onderwijs op de hoogte is, zal weten dat de Slöjd langzamerhand een nieuwen factor in ons onderwijs zal worden; een factor, die alle nadoen en napraten van de leerlingen opzij zal zetten en daarvoor zelfworkzaamheid, ordelijkheid en nauwkeu righeid in de plaats zal stellen. Welnu dan, dagen achtereen was men bezig geweest de Slöjdzaal, door den heer Krantz gratis afgestaan, in een toestand te brengen, geschikt om 50 cursisten gedurende drie weken te laten arbeiden. En die cursisten lieten op den bepaalden tijd niet op zich wachten. Maandagmorgen 24 Juli kwamen zij daar tegen 9 uren uit alle oorden des lands bijeen. Ka door den hoofdleider van den cursus, den heer Van der Meulen, hartelijk welkom te zijn goheeten, begaven zy zich naar de werk zaal, waar ieder, na de noodige instructies gekregen te hebben, aan den arbeid ging. En hoewel die arbeid niet terstond bij iedereen vlotte (sommigen moesten het eerste model, een eenvoudig pennetje, meermalen overmaken) toch verloor men den moed niet. Neen, er werd vlug, zeer vlug gewerkt en toch waren de vervaardigde modellen zeer goed. En als men daar al die dames en heeren bezig zag, deze aan t schaven, die aan 't vijlen, een ander aan 't boren, weer een ander aan 't zagen, enz., onder bet zingen van 't een of ander lied en voornamelijk het Slöjdlied, door een der cursisten vervaardigd, dan moest zelfs do grootste vijand van Slöjd er een warm voorstander van worden, dan zou men met den dichter van het Slöjdlied uitroepen „De Slöjd is toch een nuttig ding." Evenwel, de boog kan niet altyd gespannen zijn, zegt het spreekwoord. Dit vonden de cursisten ook. Daarom kwamen z\j 's avonds bü elkaar in eene zaal boven de werkplaats (ook weer door den heer Krantz afgestaan), cai daar gezellig samen te zijn. Voordrachten, zangnummers, ieder gaf het zijne ten beste. Een zangkoortje was spoedig gevormd, dat op de feestavonden, die er gehouden werden, zijne krachten ten beste gaf. De gezelligheid werd bovendien nog verhoogd doordat ééne der dames 's avonds theetafel hield. Tweemaal is de gezelschapszaal in feestdos geweest. De eerste maal toen de heer Krantz en zijne echtgenoote don avond door hunne tegen woordigheid opluisterden, de tweede maal toen zijne fabrieksarbeiders, door de cursisten uitgenoodigd, 's avonds onthaald werden op bier, limonade, chocolade, koekjes en sigaren. Beide avonden ontbrak het natuurlijk niet aan de noodige voordrachten. Jammer maar, dat de cursus zoo spoedig ten einde liep! 't Was alsof de stemming langza merhand wat gedrukter werd nu men het uur van scheiden zag naderen. Het sluiten van den cursu6, door den heer Krantz bijgewoond, had natuurlijk met do meeste plechtigheid plaats. De cursisten zouden evenwel niet vertrekken vöór de heer Krantz hen bij zich had genoodigd. Zatordag 12 Aug. wachtte hun te zijnen huize een waaravond^ feest waar men eenigo uren zeer gezellig samen was en menig harteli-k en welgemeend woord werd gesproken. Komt het slagen van Oen cursus voor een groo; deel toe aan de bekwame en talentvolle leiding van den heer Van der Meulen. de geldelijke zoowel als materiöele opofferingon van den heer Krantz hebben e: bet hunne toe bijgedragen om het den cursisten in alles zoo gezellig mogelijk te maken, en menigeen zal met genoegen terug denken aan de drie weken, doorgebracht aan den Leidschen cursus in Houtslöjd. In zake de agrarische quaestie heeft Patrimonium zich gewend tot mannen, die op anti-revolutionnair staatsterrein sinds lang hunne sporen hebben verdiend, ook wijl zij meermalen in zaken van bezit of om het bezit tot oordoelen waren geroepen geworden. „Van één hunner en als we zeggen: don voornaamste hunner, dan verschilt ons ourdeel zeker niet van dat dergenen, die in ons vaderland den toon aangeven, van óou hunner dan ontvingen we een schriftelijk antwoord, waaraan we hier het oen en ander ojifleenen." Zy citeert daaruit het volgende: De grond is eene gave Gods, die moet strekken voor de behoeften van allen, en uw niet naar willekeur vermeerderd kan worden „daarom mag en moet de Overheid het recht op den grond, bepaaldelijk den grond- oi gendom, niet gelijkstellen met het eigen domsrecht op roerend vermogen; „de Overheid heeft niet tot roeping in aller behoeften te voorzien; God heeft daar voor de hoofden des g e z i n s gesteld, en dat moet zoo blijven-, „maar als door den loop der dingen die gezinshoofden niet goed hunne roeping kun nen vervullen, dan moet de Overheid zien, of zij ook eenigen verkeerden toestand kan opruimen. „Nu zijn er ten aanzien van de voor cultuur bestemde gronden misstanden. „Het land is niet meer in handen van hen, die het moeten exploitoeren, maar voor een groot deel in handen van geldbeleggers. Dezen concurreeren met de landbouwers, bij aan koop van land. De landbouwer moet wel koopen, wil hy zyn bedryf niet kwyt zyn, en de geldbelegger, zoo hy ryk is en dus geene d a d e 1 ij k e rente noodig heeft, drijft op, in de hoop op toekomstige waardever meerdering. Zoo wordt de landbouwer zyn land kwyt of hy betaalt te veel. „Een ander bezwaar is, dat de kleine boer, die meerdere kinderen nalaat, geen recht hoeft om aan één der kinderen de boerderij te laten, desnoods tegen eene zeer kleine vorgoeding aan de anderewant elk der kinderen heeft recht op een wettig aandeel, het goed moet dus worden verkocht en de geldbelegger krijgt het weer in zyne macht, terwyi hot boerengezin verdwijnt." De Christen staatsman, die dit aan Patri monium schreef, „geen theologant voegt hot blad er by en allerminst een volks- kider in den kwaden zin van het woord", gaf eenigo punten aan, waarop eene ver- boterdo agrarische wetgeving vooral moest neerkomen en die tevens duidelijker maken wat Patrimonium met hare uitspraken als „de grond aan de landbouwers", enz. precies pleegt te bedoelen. „Zou de "Wet niet kunnen bepalen: lo. „dat niemand goed kan koopen, die niet dat goed (de boerderij) zelf exploiteert en er op of er bij woont; terwijl by over ïyden, binnen een zoker aantal jaren het goed moet worden verkocht, als geen der erfge- namon het zelf wil bebouwen? Dan (roept hy uit) bleef het land aan de landbouwers!" En om voorts te zorgen, dat de boerderijen in stand zouden kunnen blyven, voegt hy er eon tweede punt van verandering der wet aan toe: „2o. dat, als by overlijden er niet genoeg over is om aan ieder kind zyn wetteiyk erf deel te verzekeren, zonder dat de boerdery van den vader verkocht worde, en als die boerdery ook te klein is om in natura te worden verdeeld, de vader (dan) bevoegd is dat goed aan één der kinderen toe te wyzen, ook al wordt het wettig erfdeel daardoor geschonden." Patrimonium wil de woorden van haren raadsman in deze niet verder afschry ven, maar verklaart daarin voldoenden steun te vinden om te durven blyven by haren wensch „om wetten op het grondbezit te eischen, dieniet toelaten dat de bodem een voorwerp van particuliere geldbelegging zy, maar op den duur het land aan de landbouwers terug geven zullen." En om de Edosche Courant duidelyk to maken, dat dit niet hetzelfde is wat Henry Oeurge wil, besluit zy met de opmerking: „die wi! in tegenstelling mot ons geene eigen- geérfde boeren, maar alle boeren pacuters maken van den Staat." Een der meest geduchte kampioenen voor liet gesticht te Neerbosch, zoo lezen we in de Nieuwe Botterdamsche Courant, was de heer L. Joh. Filet, een oud-wees van Neer bosch, en diens optreden schijnt den heer Van Deth het meest te hinderen. Vandaar eene poging, om Filet onschadelijk te maken. Deze ontving daarom een dreigbrief, maar slaat met één slag den fameuzen „strijder voor de arme weezen" tegen den grond door den brief openbaar te maken. Deze luidt als volgt: Amsterdam, 6 Aug. '93. Den heer Filet, Amstelveld, Amst. Mijnheer l'ot biertoe hebt gjj u veel moeite gegoven 'Jiu te handelen en te spreken ten voordeele van Van 't Lindenhout. Wie zich in zaken al- dezo geen vijanden wil maken, boude h geheel en al buiten de zaak. Ik maak mu vijanden door tegen Van 't L. op te treden. Gy, door te zjjnen voordeele te werken. Nu, de vrijheid, welke ik voor mijzelf vraag,' gun ik ook anderen, maar waar gy u zooveel moeite hebt gegeven af te breken wat ik bad opgebouwd, tot redding van hulpbehoevende kinderen, en nog wel velo duizenden, want Van 't Lindenhout staat niet alleen, daar heb ik mij veel moeite gegeven, om ook u te ontmaskerendaar ik alle gegevens daarvoor heb, zou rnjj door een half kolommetje in een dagblad die ontmaskering gemakkelijk vallen. Maar dit zou niet ten algemeenen bate komen. Slechte gij zoudt daaronder lijden, maar noch ik, noch andoren zouden er bij profi- tooren. Dat zaakje behoort dus eigenlijk in den doofpot thuis en daar zal ik het ook in stoppen, voor altjjd, mits gü aan ééne voor waarde voldoetGij schrijft mU nl. een brief, welken ik nimmer publiceeren zal, dat go' zonder kennis van zaken hebt geageerd dat ge m(j hebt beleedigd en door uwo w(jze van optreden mü hebt laten beleedigendat ge mij in het geheel niet kendet en nimmer ge sproken hadt, want dat g(j anders nimmer op die wijze v <5 r Van 't L en tegen my waart opgetredenge biedt rajj uwe veront schuldigingen aan voor de beleedigingen, welke ik in vergaderingen, enz. heb moeten' ondergaan. Gy erkent, dat ge (wel wat laat) hot doel hebt ingezien, waarom ik die brochure tegen an t L. heb in het licht gegeven, nl. alleen tot redding van duizenden kinderen. Gy behoeft daarom Van 't L. niet to be schuldigen dat kan en zal ik wei, zonder u of anderen. Ge belooft my verder in dien brief nimmer meer de party voor Van 't L., noch tegen my te zullen nemen, maar geheel on- partydig het eind resultaat van de aanhangige quaestie te zullen afwachten, bedenkende, dat ik zonder u en de andoren Van 't L. wel weg zal krygen van Neerbosch, want ik heb het recht aan mijne zyde en dat zal eenmaal zegevieren. 91 stond de gansche aristocratie en pluto cratie aan de zyde van V. 't L., toch zal hy vallen en zyn val zal groot zyn, maar juist daarom gaat dat niet in eenige weken, maar wel in eenige maanden. Zoo iets in dien geest eisch ik van u, dat ge mU zult schryven, welken brief ik 11 nogmaals beloof, dat ik nimmer op eenigo wyze In eenige courant brochure of geschrift zal plaatsen. Alleen wensch ik u tot zwygen te bren gen, omdat gy niet het allerminste recht hebt op te treden, zooals gy zyt opgetreden. Gy hadt alle roden om te zwygen, en ik begrjip nog niet, waarom ge dat niet deedt. Maar dat ia uwe zaak. Myne zaak is my tegen zóóveel laster, enz. te wapenen als ik van Van 't L. en zyne party ondervind. Iets beters zou myn dank moeten zyn voor myn belangloos streven, zulk een afscbuwelyk wezen te willen beletten, nog langer kinderen van anderen op te voeden en te bederven. Daar ik Woensdag in Rotterdam moet zyn en eerst 's avonds thuis kom, hoop ik alsdan dien brief, n). uw antwoord, by my te vinden. Zoo dat niet het geval is, zal ik eene kleine geschiedenis laten publiceeren vanuwevader- looze geboorte af tot nu toe. My is volle vryheid van handelen gegeven en daarvan hoop ik gebruik te maken. Wenscht gij my vóór dien tyd nog te spreken, gaarne zal ik u ontvangen en u de zaak toelichten. Ik wensch in alles open kaart te -pelen en wil uw ongeluk niet, dat my niets zou baton, maar ik wil uw zwijgen en tevens uw onge motiveerd optreden beletten. Intusschen ben ik Uip Dl-. Dienaar G. Van Dbth, 12C N. Z. Voorburgwal, le Etage. In Het Vaderland werpt de heer E De kamp een plan op, om de concurrentie i „Eigen Hulp" den kop in te drukken d oprichting van eene coöperatieve ko o p s v e r e e n i g i n g van winkelie op de dezen voet: „Alle solide winkeliers kunnen lid wore van de vereeniging en kiezen een hoofd stuur uit de kundigsten in bun midden. De vereeniging is verdeeld in afdeeling voor elk speciaal vak, zoodat men zal hebt eene afdeeling kleeren, eene afdeeling krui nierswaren enz., en elke afdeeling heeft hi eigen bestuur, uit de bekwaamsten geko» Elk afdeelingsbestuur ontvangt van iet b; eone opgave van zyn jaarlyksch verbri en is daardoor in staat groote koopcontract te sluiten voor de consumptie van geheel e et id en dus uit de eerste hand te koopc ook zal de uitmuntende vakkennis der bestui deren den leden te stade komen, zoodat m zich verzekerd houden kan, dat de winkelt 10 a 20 pCt. in doorsnede goedkooper zuil kunnen koopen van ae vereenigiog, die ert als „E. H." zonder winst verkoopt. Zoo zullen de winkeliers, zonder ook sled het geringste deel hunner gewone winsten te staan, kunnen verkoopon tegen zóó Is pryzen, dat „E. H.", wil het blyven concurreer zyne jaarlyksche restituties zal zien slinken nul en op don duur zelfs onder nul; ook men liever by winkeliers koopen, die het behalen voordeel op de pryzen korten, zooi men dadelyk de beschikking over het mini betaalde verkrygt, dan by eene vereenign die dit slechts ééns per jaar uitkeert. Men zou kunnen beginnen met de oprichti van afdeelingen in die artikelen, welke „E.f verkoopt en zóó de coöperatieve inkoopsr eeniging bestryden. „Similia similibus." De Boodschapper zegt Voor de akte van onderwijzer onderwijzeres werden geoxamineord: hot jaar Jaartal. Candidaten. Getal Percent geslaagden. 1881 1441 805 60 1882 1660 960 57.4 1883 1921 1155 60.1 1884 2191 1223 55.8 1885 2347 1259 53.7 1880 2323 1152 49.6 1887 2259 1167 51.7 1888 2199 1100 50 1889 2083 1137 04.6 1890 1701 961 56.5 1891 1107 669 60.4 1892 1232 852 69.1 1893 1219 845 69.3 De liefhebbers voor het onderwys nei dus niet toe. Terwyl de bevolking toenam het getal scholen vermeerderde, werden jaar ruim 200 candidaten minder geéxamine dan voor 12 jaren. Evenwel het getal slaagden verschilt niet zooveel. Ir. het jaar 1893 zyn van de laatstgenoem geëxamineerd voor vak jde vrye- en oi oefeningen der gymnastiek, 284 candidal toegelaten 166; en voor vak k., de null handwerken voor meisjes, geëxamineerd candidaten, toegelaten 80. Op de kleintjes! Onder dit opsct sellryft De Zeeuw: In de Rekenkamer te 's-Hage bezit de m een college, hetwelk er nauwkeurig op toe dat geen cent noodeloos door de Regeei wordt uitgegeven. In letteriyken zin weet zy op de kleit! te passen. Enkele voorbeelden mogen dit aantoon In 1891 werd besloten de boter voor ziekenhuis te Leiden aan te besteden. De kenkamer wyst er thans de Regeering op deze maatregel ook elders dient te wordenl gepast. Tegen den in 1891 by de besteding dongen prys van ƒ1.02 per kilo boter, zou de veeartsenyschool te Utrecht 650 mit dan nu betaald zyn en voor andere plaat ook ongeveer die som. Eenigen tyd daarna antwoordde de Regee dat de aanbestedingen hadden plaats gehsi dat de boterprys nu varieerde tusschen/i en ƒ1.47. Een tweede voorbeeld. By den verkoop van een wachthuis op spoorweg Helder-Alkinaar was verzuimd i der koopsom voor onkosten te doen ben dit bedroeg ƒ2.25 en nu weigerde de Ks de verkoopkosten te verevenen. Eerst na herhaalde briefwisseling, wa de ministor van financiën verklaarde dii slechts voor één keer was geschied. de Kamer over de fout iieen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2