Voor de menigvuldige bewijzen van deel neming, ondervonden bij het overladen van Mejuffrouw d* w** a P er soy er zicht. De Leidsche boogleeraar dr. P. Van Ge or besprak in De Telegraaf met betrekking tot de kiesroch ntworpen de cijfer vraag in verba: met 1 e e f t ij d en census. "We mogen deze bespreking niet ter zydo leggen, pl heeft ze betrekking op de ontwerpen, waaromtrent w indertyd reeds zooveel hebben medegedeeld. Wat don 1 e c yd aangaat, rijst de vraag, welken invloed het vorhoogen van den leeftijd uitoefent p het te verwachten aantal kiezers. Ten einde die vraag te kunnen be antwoorden, hooft de hoogl. gebruikgemaakt van de uitkomsten der volkstelling, zooals deze zijn neergelegd de tafel van de mannelijke bevolking, voor et geheole land gerangschikt naar den leeft j. In de toelichting tot het wetsontwerp wordt het aantal te verwachten kiezers gesteld op 800,000. Dit getal is met het oog op do bevolking en de verschillende uitsluitingen va het kiesrecht eer te hoog dan te laag te ichten. Doch bü gemis van behoorlijke controle kan schr. er geen ander getal tegenover plaatsen. Hü houdt dus hot genoemde getal >ok, omdat liy zich wenscht to bepalen tot de verhouding dor cijfers, die met voldoende nauwkeurigheid uit de be vol- kings-tafelen is at te leiden. Stelt men de meer derjarige mannelijke bevolking op 100 procent, dan kan gemakkelijk gevonden worden hoeveel procent hiervan overblijft, wanneer de leeftijd veranderlijk wordt genomen. Bij benadering, want grooto nauwkeurigheid zou hier niet die nen, zijn de uitkomsten dezer berekening in het volgende tafeltje opgenomen. Lecft'j'J, waarop men kieeer uorJl. Aantal in procenten 23 100 24 07 25 94 26 91 27 88 28 85 29 82 30 79 De afneming is blijkbaar zeer regelmatig; de berekening is niet verder voortgezet, omdat geon enkel voorstel strekt om den minimum leeftijd voor den kiezer hooger te stellen dan 30 jaar. Neemt men nu aan, dat hot aantal kiezers in het regeeringsvoorstel genoemd, juist is en dat de uitsluitingen regelmatig zyn verdeeld, althjns binnen de grenzen van den minimum- leeft yd, die hier worden genoemd, dan kan hieruit gemakkelijk berekend worden welken invloed het verhoogen van den leeftijd op het aantal kiezers heeft. Do uitkomsten dezer te- rekening zijn in het volgende tafeltj saam- gevat Leeftijd, waarop men kiezer wordt: Aantal kie ?rs: 23 800,000 24 776.00O 25 752,000 26 728,00r' 27 704,000 28 680,000 29 656,500 30 632,000 Door den laagston kiezorsleeftyd van 23 jaar te brengen op 25 jaar, vermindert men het aantal kiezers met 6 procent, door hem te brengen op 28 jaar met 15 procent en door hera te bepalen op 30 jaar met 21 procent. Dit is de uiterste der voorgestelde grenzen, doch men ziet hoe de keuze kan dienstbaar gemaakt worden tot beperking of vermindering van het aantal kiezers. Geen ander kenmerk leent zich hiertoe zoo gemakkelijk als dit. Men zou zelfs vooraf kunnen bepalen, hoe groot men het aantal kiezers wilde hebben en daar naar den leeftijd vaststellen, waarop men tot de stombus wordt toegelaten. Ook zou men de uitsluiting niet alleen van beneden, maar ook van boven af kunnen nemen, door te bepalen, dat men op zekeren leeftijd hot kies recht verliest, geiyk men op bepaalden leef tijd de bevoegdheid verliest tot het waarnemen van enkele ambten. Hierbij is echter de invloed op hot aantal kiezers gering, omdat de be volking op hoogeren leeftijd sterk afneemt. Schr. berekent daarna den invloed van den census, „in het regeeringsvoorstel onverbid delijk verdreven, maar die in verschillende amendementon het hoofd opsteekt. Voor den census komen alleen de directe rijksbelastin gen in aanmerking, zijnde do pas in werking getreden vermogens-belasting, de nog in wor ding verkeerende bedrijfsbelasting, de grond belasting. die mede wordt horzien, on het per soneel, waarvan de hervorming wordt voorbe reid. De grondbelasting en vermogensbelasting Hn If Dl UW» kunnen hierbij z- i- geheel buiten aanmerking blijven, want het aantal aangeslagenen is be trekkelijk zóó gering, dat hieruit hot to ver wachten aantal kiezers onmogelijk kan bere kend worden. Zoo blijven de bedrijfsbelasting en hot personeel over. Nemen wij aan, het geen waarschijnlijk is, dat de eerste het volgend jaar wordt iügevoerd, gelijk zij thans bjj de Eerste Kamer aanhangig is, dan daalt het inkomen, waarover belasting wordt geheven, af tot f 650. Uit het kohier der inkomsten belasting in Leiden, waar het belastbaar inkomen tot f 400 daalt als laagste grens, blijkt, dat het geheel aantal aangeslagenen 5585 bedraagt, vormende met hunne gezin nen ongeveer do helft der bevolking. Het aantal aangeslagenen met een inkomen van tOO tot /"650 bedraagt 2234; blijven dus 3351 aangeslagonen met een inkomen boven ile onderste grens der bedrijfsbelasting. Trekt men hier van af hen, die niet voor het kies recht in aanmerking komen, als vrouwen en minderjarigen, dan volgt dat nauwelyks de li el ft 'der aangeslagenen in de gemeentelijke inkomsten belasting in do bedrijfsbelasting zullen vallen en met hunne gezinnen nog geen derde deel van de bevolking der ge meente uitmaken. Werklieden, waaronder zjj, die als gezeten worden aangeduid, vallen er buiten; dooi do bedrijfsbelasting als maatstaf te nemen, zal het doel om dezen tot kiezers te bevorderen, stellig niet bereikt worden. Er bestaat goene enkele reden om aan te nemen, dat het in andere steden beter zal zijn, en het platteland valt buiten aanmerking, omdat de landbouwende stand van de bedrijfsbelas ting is vrijgesteld. Al daalt de bedrijfsbelasting zelve nog zoo laag af, nooit zal, door haar tot maatstaf te nomen, het aantal kiezers aanmerkelijk worden uitgebreid. Wat het personeel aangaat, daar de plannen van don minister van financiën nog in de lucht hangen, houdt Schr. zich aan de bestaande regeling, en dan blijkt, da", te Leiden ruim 4000 per- ceelen in hot personeel zijn aangeslagen. Doch ook hior moet grootere aftrek plaats hebben om het overeenkomstig aantal kiezers te vinden; 1250 perceelen vallen onder de remissie, de overblijvende 2800 komen thans voor het kiesrecht in aanmerking; zij leveren ongeveer 2300 kiezers. In dezelfde verhou ding genomen, zal het aantal kiezers voor het geheele personeel zonder remissie nage noeg 3300 zijn. Bleef de verhouding tusschen het aantal kiezers te Leiden en in hot ge heele rijk gelfik zij nu is, dan zouden 400,000 kiozers ontstaan. Op eene grootere uitbreiding valt niet te rekenen, wanneer het personeel tot maatstaf van het kiesrecht wordt aange nomen. Niet alleen blijft dan het aantal kiezers beperkt en kan van eene ruime uitbreiding geen sprake zijn, maar de oude fout omtrent de wanverhouding tusschen het aantal kiezers in de steden en op het platteland wordt be vestigd en versterkt. Wij lezen in De Boodschapper onder het hoofd Opruien: Stemvee, hebzuchtigon, onrordraagzamon, opgeruiden, afgerichten en omgekochten. Alzoo werden zy genoemd, die straks oen stombiljet in handen zullen hebben. Door mannen van beteekenisde heeren Van Houten, De Beaufort, Rutgers van Rozen burg, waarbij zich in beginsel ook aansloten Roomsche leden. Dit nu aarzolen wy niet, ergerlijk te noemen. Ergerlijk in de eerste plaats omdat, zoo die qualificatie juicht mocht zijn, die liberale heeren de handen in eigen boezem behoorden te steken om met schaamte te belyden dat hun dolzinnig ijveren voor de openbare staats school zeer treurige resultaten heeft opge leverd. Immers de leerlingen van de christelijke scholen zullen met die hebzuch tige en dergelijke kiezers wel niet bedoeld zijn; maar bepaaldelijk de radicalen en socia listen, leerlingen van de openbare school. Is dat nu de vrucht van het neutrale gods dienstloos onderwijs? Zoo ja dan zouden de heeren Van Houten c. s. beter doen ver wijten tot zichzelven over hunne kortzichtig heid te richten. Ergerlijk in de tweede plaats, omdat door Gods goedheid mag worden gezegd, dat by zeer veel afval en verslechtering het volk in de vorste verte niet is als waarvoor die hooghartige liberale heeren het houden. De laatdunkende trots, waarmede die afgevaar digden zich veroorloofden over het Ned. volk te spreken, is eene beleediging aan het natio naal karakter aangedaan. Daartegen te protes teeren achten wfl onzen plicht. - •■■A'Stcro; 1 -vstamn-gw En ergeriyk ook, omdat door dergelijke verguizing on minachting het socialisme eene reden te meer verkrygt om door gekleurde voorstellingen van de redevoeringen van de hesren Rutgers van Rozenburg c. s. den eenen stand tegen den anderen op te ruien. Het waren mannen van aanzien, positie en ryk- dom, die zich zóó over het volk uitlieten, die smalend en verachtend spraken over de byenkorven, daarmede bedoelende do onge zonde stegen in onze steden, waar tal van or.verraogenden, maar daarom nog geene on- fatsoenlyken, gedoemd zyn hun leven door te brengen. Wanneer men voortaan spreekt van opruiin- van de zyde der socialisten, zal het moeilijk zyn ook niet aan de genoemde Kamer leien te denken. Naar onze stellige meening althans, hebben die heeren zich niet minder schuldig gemaakt aan opruiing dan de socia listen. Welk een bekrompen blik. En die afge vaardigden worden dan nog genoemd staatslieden! Staatslieden ja in den trant van Doraela Nieuwenhuis, die de onvermogonden tegen de gegoeden opruit, gelyk z y de laatsten tegen do eersten opruien. Men schrijft aan de Haagsche Courant „Wacht u voor zakkenrollers" kan men aan vele drukke stations in het buitenland misschien ook in dat te Roozendaal lezen. Men mocht er intusscheu wel by voegen maar de liemel beware u voor zenuwachtige juffrouwen, die hare portemonnaie verloren hebben, en bovenal voor overyverige Neder- landsche marechaussees. Het niet ongegronde van dezen wensch ondervond ik een dezer dagen aan genoemd Nederlandsch grens station. Terugkceronde van oene buitenlandsche reis, stap ik op een goeden morgen te Brussel in den trein, die my naar het lieve vader land zal terugvoeren. In Roozendaal begeef ik my plichmatig naar het douanekantoor, passeer de buffetzaal en neem na eenig oponthoud woer plaats in dezelfde coupé en met hetzelfde gezelschap, dat van Brussel af de reis met my had meegemaakt. Rustig het vertrek van den trein afwachtende, zie ik plotseling voor het portier verschynen eene juffrouw of dame, die, te oordeelen naar haar zeer sterk Y 1 a o m s c h accent, eene onzer zuidelyke zusters moet geweest zyn, in ge zelschap van den stationschef en een briga dier marechaussee. Met de aan onze geachte buren eigen levendigheid van gebaren wyst zy op my, die niets kwaads vermoedde, en op bevel (niet op uitnoodiging) van den stationsbeambte moet ik uit den wagen stap- pon, on wordt my te kennen gegeven, dat ik myne reis niet kan voortzetten. Myne bagage wordt in beslag genomen. Op myne natuurlyk eenigszins verwonderde vraag, wat er aan de hand is, ontvang ik tot antwoord, dat aan meergemelde juffer in den trein tusschen Antwerpen en Roozen daal hare portemonnaie is ontkaapt en dat de juffer nu in my den misdadiger herkent; 0f liever niet in my, maar in myn hoed, omdat deze veel geleek op dien van oen heer, die naast haar had gezeten. Nu is het niet te ontkennen, dat een hoed, waarmee men een veertien dagen regen en stof, wind en zonneschyn heeft getrotseerd, niet den sier- ïyken vorm of den glans heeft, waarmee by uit het magazyn van Leydenroth of Pauwels is gekomenmaar of daarom iemand met een eenigszins minder notten hoed per se een zakkenroller is, is eene quaestie, die tot een contradictoir dobat zou kunnen aanleiding geven. Yoor onzen brigadier-marechausse, met den rang van sergeant, was het klaarblykeiyk echter geene quaestie; want ofschoon ik onmiddellyk aanbood myn alibi te bewezen, door de verklaringen myner medereizigers, dat ik stellig met de juffer niet in dezelfde coupé had gezeten, niets mocht baten: go escorteerd door den heer brigadier-marechaus see mot den rang van sergeant en eenige andere civiele hulpofficieren, werd ik het geheele station langs gevoerd, natuurlyk onderweg hier en daar eenige vleiende aan merkingen van andere passagiers hoorende, en in eene kamer gebracht, waar de briga dier marechaussee met den rang van sergeant in tegenwoordigheid van twee getuigen en van de beroofde juffer onmiddellijk tot fouil- leeren overging. Natuurlyk werd er in myn zak eene porte monnaie gevonden, want zonder zulk een voorwerp pleegt men niet op reis te gaan, en hoewel 't myn eigen eigendom was, werd de geldbeurs onmiddellyk door de wanhopige juffor als de hare herkend en daarop door den marechaussee direct, - ondanks mijn verzoek dat de jufier althans eerst zou ppgeven, wat er in hare portemonnaie was geweest, zonder eenfg nader onderzoek aan haar ter hand gesteld. Het geluk wilde dat ik te doen had met eene wel zenuwachtige, maar toch eerlyke Belgische juffer; want na inzage ge nomen te hebben van den inhoud, erkende zy, zich vergist to hebben, en ik kwam zoo met eenige onaangename minuten vryde stations chef of onderchef maakte eenige beleefde ver ontschuldigingen (de brigadier-marechaussee in t den rang van sergeant achtte zulks niet nuoiig) en my werd vryheid gegeven om myne reis met den trein te vervolgen, die op last van den chef was blyven wachtenwant kl.iarbiykelyk was deze niet zóó vooringeno men tegen een godeukten hoed als de heer brigadier-marechaussee met den rang van sergeant. Tydens het onderzoek werd nog eon andere heer, ook met een gedeukten hoed, binnen gebracht, dien men op het perron had opgo- vischt, en die, naar 't my voorkwam, al even goed en evenzeer een gentleman was, als ik zelf meen te zyn. Hoe 't met dien verdachto is afgeloopen, weet ik niet. En nu de moraal van deze geschiedenis (geen fabel). Zou ze niet deze zyn, dat men den heeren marechaussees ook wel mocht toeroepen: vooral niot te veel ijver? Want was het geval niet denkbaar, dat de aan klaagster, in plaats van eene zenuwachtige juffer, eene behendige dievegge kon zyn, die, toen ik betaalde in de buffetzaal, gezien had dat myne portemonnaie toevallig eene niet onaanzienlyko som aan goudgeld bevatte, en die zich op deze slimme manier daarvan wilde meester maken En had de marechaussee daarom niot, in plaats van in myn gedeukten hoed een misdadiger te zien, voorzichtiger moeten te werk gaan en niet onmiddellyk myne portemonnaie aan de aanklaagster moeten overhandigen, zonder zelf eenig verder onderzoek to doen? Vooral deze laatste vraag verdient, dunkt my, ernstige overweging. Zakkenrollors pakken is zeker een moeilyk werk; maar het moet dan ook worden op gedragen aan politiebeambten met meer tact, menschenkennis en handigheid dan deze brigadier met den rang van sergeant tentoon spreidde, die niet eens de moeite nam om mynen naam te vragen on als or oene porte monnaie gekaapt is geweest door myne „arrestatie" aan don schuldige eene mooie ge legenheid heeft gegeven om zich uit de voeten te maken of zich van het corpus delicti te ontdoen. Ik kan er geone waarschuwing aan vast- knoopon, want iedereen staat aan eene der- geiyko onaangename ontmoeting bloot. Con clusie dus: de hemel beware u op reis voor zenuwachtige dames en.... onhandige briga dier-marechaussees met den rang van sergeant. Met genoegen, zegt de schry ver der „Haag sche Sprokkelingen" in het Utrechtsch Dagblad las ik in de couranten het bericht, dat de minister van waterstaat resolutie heeft bevolen, binnen in alle spoorwagens lucht druk- of andere doorgaando noodremmen aan te brengen. Zoo heeft dan toch het treurige geval by Delft, waarvan anderhalf jaar g. leden een korist onzer Fransche opera het slachtoffer werd, een nuttig gevolg gehad. Ik vermoed althans, dat die ministoriéele aan schrijving een gevolg is geweest van de be slissing der Amsterdamscha rechtbank, die do Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatschappii vrijsprak van de aangevraagde verplichting tot schadeloosstelling, o. a. op grond dat zjj hare noodrem buiten aan den wagen had ingericht onder goedkeuring van den Minister, 't Was een ietwat zonderling vonnis, ook om andore daarin voorkomende overwegingen, en voor den man, die een oog bjj het ongeluk verloor, hoop ik dat hjj iu hooger beroep nog wol schadevergoeding krijgen zal, maar voor hot publiek in 't algemeen heeft het ongeval nu althans eene nuttige uitwerking gehad; want de inrichting was inderdaad al te onzinnig, zóó, dat men er zich over ver bazen moet, dat zjj zoo lang is toegelaten. Verbeeld u een aanval in een coupé, en dat dan de aangevallene eerst het raampje moet openen, en er daarna uit gaan hangen om de ljjn te grjjpen De Eaagsclie Courant zegtIn ons vorig No. meldden wjj. dat, naar men zegt, het Gemeentebestuur besloten heeft, het stedelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 2