N°. 10263. Maandag 7 Angustn». A0.1893. t§eze (Goa; ant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. I)e LamUnnnvstam!. F'ouilleton. Gered door een onjuist adres. Leiden, 5 Augustus. LEIDSC DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 mt&aden.,- 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16'regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor bot incassoeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Hubert Cz. Poot zong: „Hoe genoeglijk rolt het lovc-n Des gerusten landmans heen, Die zijn zalig lot, hoe kleen, Voor geen koningskroon zou geven!" Niet iodereen zal het den dichter-landman in gemoede nazeggen. Immers, het leven van den landman is niet zóó benijdenswaardig. Als de stedeling, na volbrachte dagtaak, zich gereed maakt om zich te verpoozen, hetzij loor eene wandeling te doen of zijne vrienden n kennissen to bezoeken en zich met hen genoeglijk te onderhouden, denkt de landman lan zijn avondmaal en begeeft zich daarna er ruste, om met het krieken van den dageraad rroder uit de veeren te komen en zijne koeien ;e melker-, ten einde boter en kaas te kunnen naken. Hij heeft ja een schoon gedeelte van ien dag gewerkt, waarbij het vogelenheer ïem lustig toejuicht, zoodat hy erkennen noetde morgenstond heeft goud in den mond, naar beladen met een juk, waaraan twee jroote emmers hangen, gevuld met het koste- yke vocht, dat zijne melkkoeien hem leverden, ïeeft hy ook al menigen zweetdroppel van ïoofd en aangezicht gewischt, terwijl de •tedeling zijne ledematen nog op het zachte lons kan doen uitrusten. Alleen do hand- verksman moge wat vroeger aan den arbeid ijn getogen, menig uurtje werkens heeft de andman achter den rug eer die zich aan zijne aak gaat wijden. Zóó gezien, is het geen wonder, dat menig een het met Poot niet eens is, die het leven an den landman zoo genoeglijk vond. Indien leze een groot grondeigenaar is, die zelf zoo rroeg zijne handen niet uit de mouw behoeft 9 steken, maar genoeg volk aan het werk an stellen, om in de vroegte al dien arbeid e doen, d&n is de toestand gewis een goheel mdere. Hem drukken geene zorgen, wyl hij ;oo gelukkig is eene geheel onbezwaarde •oerderij te bezitten. Hij heeft alleen toe te :ien, dat alles op zijne hofstede toegaat zooals iet behoort. Deed hij dat niet, dan zou het mnnen gebeuren, dat teruggang in zyn bedrijf iet gevolg was van zijne geriDge behartiging yner zaak. V.ot.) Nu zijn er vele Alexandrowsks in Rusland, Is ik my niet vergis drie en dertig; het Uexandrowsk, waarvoor de brief bestemd is, igt in het gouvernement Kiew; ik heb den >rief echter bij vergissing" Jakubow glim- achte daarbij zóó sluw en zóó eigenaardig, lat Anna wrevelig werd „bij vergissing iaar Alexandrowsk in het gouvernement 'omsk geadresseerd. De brief is gisteren 'erzonden en sedert vier en twintig uren mderweg. Hij gaat eenige dagen met den rein en met de stoomboot, dan wordt hy >er wagen verder vervoerd en zal met onge- eer vier maanden in AlexaDdrowsk in het :ouvernement Tomsk aangekomen zijn. Daar al dan blijken, dat het adres foutief is, de irief zal terugkomen, wat wederom vier tnaanden duurt. Dan kan hy aan het juiste rires gezonden worden, zonder evenwel dan log doel te treffen." „Wat hebt gy gedaan?" zeide Anna ver wrikt, maar tevens verheugd. „Gy zult ge- itraftwordenmen zal u verantwoordelyk tellen voor de vertraging!" Jakubow glimlachte weer. „Dat zal men niet doen. Eene vergissing an altyd voorkomen, vooral als men te doen Maar zy, die in een dergelyken onbezorgden toestand veikeeren, zijn niet heel talrijk. Poot zelf mocht zich daarin niet verheugen, want hy was door de fortuin ook niot gezegend. De meeste landlieden hebben by zwaren arbeid eene zorgzame positie. Zy mogen biy zyn, als zy kapitaal genoeg hebben (zoo zy pachter worden) om melkkoeien en ander vee, alsmede bouwgereedschappen aan te koopen, en moeten jaarlyks voor de betaling der pachtpenüingen zorgdragen. Dazen zyn er veelal nog beter aan toe dan die landlieden, die nog slechts in naam eigenaar zyn, daar zy eene zware hypotheek op hunne landeryen, niet zeidon tegen eene tameiyk hooge rente, hebben. Zy moeten prompt op de voldoening der rente passen en kunnen gemeeniyk aan geene de minste aflossing denken. Deze twee groepen van landlieden zouden wel wenschen, dat zy het Poot van heeler harte konden nazeggen, als hy de landlieden zoo gelukkig noemt, maar hoe ook zich in hun lot moetende schikken, is het er verre af, dat zy een gerust, onbekommerd leven leiden. Indien alles meeloopt, indien zij geen verlies van vee hebben en voor hunne zuivelpro ducten een hoogen prys kunnen maken, dan, ja dan is het, by zuinigheid en noeste vlyt, nog mogeiyk, dat zy aan hunne goldelyke verplichtingen voldoen, maar zy moeten dan eene matig berekende pacht hebben op te brengen of wel voor geen te aanzienlyko waarde zyn bezwaard. Yan eene koningskroon zullen ze wel nooit droomen, geiyk Krelis Louwen, treuriger ge dachtenis, by P Langendyk deed, wyl hy mooi in de maling werd genomen. Nu zegt men wel dat de landlieden over 't geheel achterlyk in hun bedryf zyn, inéór van hunne boerdery konden trekken dan zij doen, zich do vorderingen in het landbouw vak niet benuttigen; doch kunnen do landlieden, die in eene ongunstige positie veikeeren, zich de uitgaven veroorloven, om aan hunne zoons eene meer wetonschappelyko opleiding als landbouwkundige te doen geven Zou het daarom niet wonscheiyk zyn, als in voldoenden getale zuivelleeraren, hetzy door het Ryk of vanwege de provincie, werden aangesteld, om hun meer kennis van hun bedryf te verschaffen Indien zy op eenvoudige, bovattolyke wyze hen onderrichtten, zouden zy voor hen gewis ten zegen zyn. Geen landmail, die niet gaarne heeft met gelyknamige steden. Men zal my misschien eene berisping toedienen, maar dat is ook alles. Ik behoor tot die lieden, die slechts weinig promotie maken, die geene vrienden en geene aanbevelingen hebben e» ten gevolge daarvan ook geen vooruitzicht voor de toekomst. My schaadt eeno beris ping niets." Anna reikte hem de beide handen. „Gy hebt op eigen gevaar af eene poging gedaan om myn vader en my te helpenhoe zullen wy u daarvoor danken?" Eerbiedig kuste Jakubow Anna's handen en zeide daarna: „Ik deed het ter wille van myn Ilia. U heeft zich over het ongelukkige kind ont fermd zooals niemand behalve zyne moeder zaliger. Ik zal dat nooit vergeten. Wat ik gedaan heb is slechts eene kleinigheid, voor mynheer uw vader echter van groote waarde. Ik ben een arm man en zal niet ongenegen zyn, als alles gelukkig is afgeloopen, ook eene belooning, onder welken vorm ook, van mynheer uw vader aan te nemen. Verlaat u op myalles zal goed afloopen. Zelfs reclames van den heer Sokolew zeuden geen doel treffen, daar er reeds eene beslissing gevallen is. Indien dus in de eerstvolgende weken zulk eene reclame iDgediend mocht worden, dan zou er onmiddellijk een onder-^ zoek ingesteld moeten worden, dat minstens evenveel weken duurt als de foutief geadres seerde brief onderweg is. wil erkennen, dat hy evenzeer als zyn buur man oen hoogeren prys voor de kaas zou willen maken. De vrouwtjes spreken er nogal eens van, zoodat do eene van de andere leert, maar het kan ook niet ontkend worden, dat het eene land veel beter is dan het andere. Hoewel goede bemesting daarin veel verbetering kan brengen, is het niet te loochenen, dat by gelyke goede behandeling dat verschil even zeer blyft bestaan. Zoozeer is de tegenwoordige landman niet meer aan 't oude gehecht, dat hy het nieuwere en betere zal versmaden. Alleen is hy tegen proefnemingen zoolang hy niet overtuigd is, dat hy er beter van wordt, want dat is het eigeniyk, wat hem zint en waarvoor hy wel te vinden ls. Verlangt slechts Diet van hem, dat hy geld uitgeeft zonder vooraf verzekerd te zyn, dat het winst zal opleveren. Hy heeft waarlyk zyn geld wel noodig om rond te komen. Niemand zegge: hy is van de bedryfsbe- lasting vrygesteld. Dat maakt in zyn toestand geene verandering; hy had ook geen patent- Met anderen, die bet vroeger ook niet noodig hadden, is het nu wel het geval geworden, als zy meer dan 600 inkomen hebben. In zooverre wilden eenige Kamerleden hen ook niet vry3tellen, maar de meerderheid volgde den minister. Doch zy hebben niettemin, bohalve hunne pacht of rente, ook andere lasten, als personeel, gemeente- en andere lasten, op te brengen. Moge Poots verhe8riyking van denlandbouw- stand meer den onbez waai den eigenaar inde tegenwoordige tydsomstandigheden gelden, die zelfs by het ryzen van voedergewassen daar onder niot gebukt gaat; de pachter en de zwaar gehypothekeerde eigenaar daarentegen zien nil met zorg de toekomst te gemoet, voor zooverre zy hun vee gedeelteiyk in het hooiland moesten brengen, wyl door de lang durige droogte er gebrek aan gras voor het vee was, zoodat er in Hooimaand véél minder hooi in de bargen zal komen en hunne eenige hoop op het etgroen is gevestigd. Menige landman heeft zich reeds van een deel zyner koeien moeten ontdoen tegen een prys, veel geringer dan zy er anders voor zouden ge maakt hebben, ware er gras in voldoenden voorraad geweest. Zy waren bevreesd geen voeder voor hun vee te zullen hebben en hadden geene middelen om het aan te koopen. Voordat Anna kon antwoorden, was Jakubow verdwenen. Jakubows onderstelling werd bevestigd. Niemand viel den baron Lastig. Niemand dacht er aan, hem de hypotheken op te zeg gen en zelfs Sokolew, die wist dat de be slissing by den minister lag, wachtte zich wel te vragen waarom deze zoo lang uitbleef. Wel verkeerden Papow en zijne dochter in spanning, totdat de oogst voorby en de onder handelingen met de maatschappij te Riga ge sloten waren, maar alles liep zonder stoornis van stapel. Papow, die schitterende zaken had gemaakt, vestigde zich met zyne dochter te St.-Peters- burg, om voortaan daar als rentenier te leven. Zyn eerste werk was Jakubow op te zoeken, wien hy zyne dankbaarheid wilde betoonen; maar hy was niet te vinden. Eerst na een jaar ontmoetten zy elkaar te Moskou toevallig op de straat. De tsjinownik zag er nog ouder en ver drietiger uit dan vroeger. Toen Anna naar zijn zoon vroeg, vulden zyne oogen zich met tra nen. „Myn Ilia is gestorven", zeide hy, „voor een halfjaar. „De lieve heiligen in Kiew heb ben hem niet kunnen helpendaarom hebben ay 'God gebeden, hem tot zich te nemen. Zoo is het beter voor het arme ongelukkige wezen, dat zyn verstand niet had. Tot de weinige woorden, welke hy had leeren sprekeD, be hoorde uw naam; hy heeft nog in zyne Een volgend jaar zullen z(j met meerdere kosten weer hunne koeien moeten voltallig maken. 't Is voor onze landlieden te hopeo, dat het weder zoo gunstig moge zyn, dat er nog veel nahooi gewonnen wordt. Wie dan even wel nog niet genoeg heeft en dat zal waarschynlyk bij menigeen nogal voorko men zal het tegen hoogen prys moeten koopen, maar hoe, als de middelen hiertoe ontbreken Mogen do landheeren met hen, die in zoo treurigen toestand verkeeren, eenig medegevoel hebben en, gelyk vroeger wel gedaan is, als het dezen tegensloeg, hun eenige reductie van de pacht toestaan! Mogeiyk zeggen sommigen wy hebben zei ven dit jaar eene aanzienlyke som voor ver mogensbelasting moeten geven, en dan nog reductie van de pacht! Wie zal de gegrondheid van deze tegenwerping niet erkennen? Maar wy twyfelen er niet aan, of een weldenkend landheer zal zich niet onbetuigd laten den ny veren pachters, die voor het land goed zor gen, maar huns ondanks in zoo treurigen toe stand zyn geraakt, te gemoet te komen. Zoo zy hetl Te 's Gravenhage is na een kortstondig lijden, in den ouderdom van 65 jaren, over leden de heer A. A. Loo(jen, directeur van het Kabinet van munten, penningen en ge sneden steenen aldaar. Oorspronkelijk werd hy opgeleid voor predikant en was hy tusschen de jaren 1855 en 1867 predikant in twee Zeeuwsche ge meenten. Onlangs trad hy op als mede redacteur van het tijdschrift van het Nederlandsch Genoot schap voor Munt- en Penningkunde en schreef nog in de beide laatste afleveringen belang rijke bijdragen over vondst van gouden mun ten te Aalsmeer en oude loodjes van Yperen. De numismatische wetenschap verliest in den heer Loojjen een zeer kundigen en buiten gewoon werkzamen beoefenaar, do kring, waarin hy zich bewoog, een eerlijk, trouw, opgeruimd medearbeider. Door de directie der Staatsspoorweg- maatschappij is, naar gemeld wordt, in ver band met de door het personeel der voor malige Ned. Rijnspoorwegmaatschappij by de Tweede Kamer ingediende bezwaren, bevo- koortsfantasieën kort voor zyn dood uw naam genoemd. Hy zal daarboven voor u bidden. Hot verblyf te St.Petersburg word my ondraaglyk en ik heb my naar Moskou laten verplaatsen. Ik heb zolfs van een collega, die gaarne naar de hoofdstad wildo, eene som gelds toegekregen, omdat ik met hem ruilde." „En gy hebt geene onaangenaamheden ge had ten gevolge van het verkeerde adres?" vroeg Papow. „Niet de minste! Thans, nu ik weg ben, weet men niet eens wie dien brief verzon den heeft; ik heb de betrekkelyke lijst zoek gemaakt." De baron verzocht den tsjinownik, met hem te gaan naar zyne woning, waar hy hem drieduizend roebel gaf. Jakubow stak dankend de bankbiljetten in den zak en zeide tot zyne verontschuldiging „Wy, ambtenaren, nemen allen geld aan, de groote meer, de kleine minder. Ik wenschte dat er in Rusland nooit geld werd betaald voor eene slechtere daad dan die, waar voor u my deze som geeft. Ik wil haar go- bruiken om naar myn vaderland in Zuid- Rusland te gaan, opdat ik daar myne overige dagen in rust kan siyten. Denk nu en dan eens heer baron en barones, aan den armen tsjinownik, die u helpen kon, zooals eens de muis den leeuw hielp, toen deze in een strik gevallen was."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1