DAGBLAD. Nu. 10257 Maandas; 31 Juli. A*. 1893. fut (jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Zomerstalvoedering. Leiden, 29 Juli. Peulllotom nun DEZER COUR A NT: fo« Udn p«r t BundMf Lit. Vnm« p«r postLW. AfsosdMigk» Nommtn,0.05. raus DJCB ADVUlTJBNTiÈJf Taa 1—rn>. /l.tl. Mm r.(*l bmt f S.H|. OrMtor* ktfen uir plutarainte. Toor hei kouiMrtB boiUo de »Ud vordt ƒ0.15 berekend. Offlciiiclo EennUKeTlDgen. Burgemeester en "Wethouders der gemeeote Leiden breDgen bij deze ter algemeene ken.is dut, it gavolge, raadsbesluit van 13 Jsli jl, dit jaar ter gemeente secretarie wederom peimissiën kunnen worden ver kregen om gedurende het seizoen 1893/94 te jagen naar waterwild op de vroonwateren der ge meente, tegen betaling van f 12 per stuk. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTEB, Burgemeester. 28 Juli 1893. E. KIST, Secretarie. Vervolg.) 4de voordeel. Be veestapel is ten allen tijde beschut tegen den ongunstigen invloed van het onbestendige weer. Ons dunkt dat dat voordeel nogal van beteekenis is. In 't voorjaar wordt het vee menigmaal naar buiten gedreven, omdat er thuis geen voeder meer beschikbaar is. Eq of het nu koud of nat is, zie, daar wordt wel aan gedacht, maar daarmee wordt niet vaak rekening gehouden. Het vee moet er uit. We gelooven gaarne dat menig landbouwer, als hy de snerpende noorden- en oostenwinden hoort gieren of de plasregens tegen de ruiten kletteren, innig met zijne arme dieren is begaan en dat de gedachte aan hen hem wel eens een uur wakker doet liggen, maar kan hy in het gestelde geval, uitkomst geven? En wat in 't veorjaar in dezen gebeurt, herhaalt zich dat ook niet in 't najaar? Het vee loopt tot half November, laat het gras het toe tot 1 Dec. buiten, maar lijdt het niet in den vóór- winter? Men meeno toch niet dat een dek all© of vele onheilen, of ongemakken voor komt. En hoe zal het in dien tijd met de melkproductie zijn? In 't najaar, als de ziel uit het gras gaat, geeft het vee weinig en wat het geeft, komt, wat qualiteit betreft, in geen vergelijking met zomermelk. Is koudo hoogst onaangenaam voor het vee, warmte, om maar niet te spreken van hitte, is dat evenzeer. Waar boomen in de wei staan, zal men op warme dagen het vee er rustig onder zien liggen, voor zooverre muggen en vliegen die rust niet komen storen. Maar waar het land geen beschaduwd plekje aanbiedt, daar heeft het vee het hard te verantwoorden, geweldig veel te verdragen van den heeten zonnegloed. Staan de beesten op stal, dan heeft men het tot op zekere hoogte in zijn macht, de temperatuur en de overige omstan digheden waaronder ze leven, zoo te regelen dat de eene dag gelijk is aan don anderen. 6. Het opzicht over het vee is gemakkelijk. Waar het land ver van huis of zeer verspreid ligt, daar bezoekt de eigenaar zijn vee niet eiken dag, tenzij hy geregeld zelf meemelkt. En toch is het zoo goed, dat de boer dage lijks zyne beesten ziet, juist omdat h\j meer en beter ziet dan meld of knecht. Hy is by den welstand van elk zyner koeien of paarden ten zeerste geïnteresseerd. Zyn vee is zyn rykdom, zyn brood. S'aat het op stal, dan heeft hy het onder zyn hoede; niets ontgaat zyn aandacht. Hy wordt met zyn vee ver trouwd, omdat hy het dagelyks ziet. 6. Het melken levert meer gemak op. De koeien toch behoeven niet te worden opge haald, wat geen te versmaden voordeel is. Wel is de morgenlucht frisch en gezond, maar toch gelooven we, dat een knecht of meid liever in den stal melkt, dan eerst eenigen tyd in het natte gras loopt (en in het voor- en najaar in koude en regen) en daarna gaat melken. 7. Er is geen sprake van uit de wei loopen. Natuuriyk, want de beesten staan op stal. 't Komt anders nogal eens voor dat koeien en paarden op andermans land komen, vooral daar, waar geen slooten om de weide liggen of waar deze slecht onderhouden zyn. Van de week nog zagen we 3 runderen gedurig hun toevlucht nemen naar een rogge akker, daartoe niet gedreven door honger, maar door wespen. De boer was niet thuis, of de koeien waren weer te midden der halmen. Elke nieuw in te voeren zaak heeft doorgaans tegenover haar voordeelen, haar nadeelen of bezwaren, al waren het alleen maardefinan- tieele. De zomerstalvoedering wyst ook op scbaduwzyden. In de eerste plaats noemen we tegenzin om den tot dusver bewandelden weg te verlaten Men denkt aan onoverkomelijke bezwaren by de invoering der zomerstalvoedering, maar wanneer eerst alles maar geregeld is en op den juisten tyd verricht wordt, dan zal het zeker al heel spoedig biyken dat de gevreesde bezwaren niet zoo onoverkomenlyk zyn als men aanvankelyk misschien, zonder rechte kennis van de zaak, dacht. Natuuriyk dat er bezwaren zyn. Denken we alleen maar hieraan, dat er 's morgens voor dag en dauw gemaaid moet worden. Het vee moet het voeder frisch hebben en deze omstandigheid maakt, dat men 's mor gens een uur eerder het bod uit moet, maar wanneer de zaak eenmaal aan 't loopen is, zal dat extra vroege opstaan geen bezwaar meer zyn. Midden op den dag kan dat uurtje wel vergoed worden. Steeds worde de grond- j stelling gehuldigd: Het vee moet het goed j hebben. Voorts verlangt de zomerstalvoedering een bijzondere en groote opmerkzaamheid van de zijde des eigenaars. Het zal daarom noodig zyn dat hy, vooral gedurende den eersten zomer, een waakzaam oog in het zeil houde. Hy hebbe toe te zien, dat het vee steeds op denzelfden tyd gevoerd wordt en dat het steeds zooveel krygt als het lust, niet minder, maar ook niet meer. Wat gegeven is, moet verbruikt worden. Ook moet er voor gezorgd worden dat het voeder steeds genietbaar zy, dat het niet door broeien enz. een mindif aangenamen smaak heeft bekomen. Dagelyks maaien zal dus noodzakeiyk zyn. De werk zaamheden moeten steeds zoo zyn verdeeld, dat ze niet samenvallen en dat niets verzuimd noch ontydig verricht worde. Verder moet het vee de noodige rust genieten en daarom moet al het in den stal te verrichten werk onmiddeliyk voor en na het voederen gedaan worden. In de derde plaats maakt de invoering der zomerstalvoedering bijzondere uitgaven noodig. Misschien moeten er veranderingen aan den stal plaats hebben en daarvoor is mate riaal, ook arbeid noodig. Misschien wil men voor een krachtigen verbouw van groen voer een ruim gebruik maken van kunstmest en dat kost wederom eenige uitgaven. Ein- deiyk nog zal men er misschien toe besluiten om vee te gaan koopen, als men ten minste in eens de zomerstalvoedering wil invoeren. By langzamen overgang er toe kan men ook het vee zelf fokken. Hoe het ook zy, uitgaven zyn er altyd, maar by verstandig overleg zal het, dunkt ons, toch blyken, dat die uitgaven slechts verschotten zyn. Eerlang zullen ze met de rento er by terugkomen in den buidel, dien ze eens verlieten. Kudelstaart. G. Dros. Gedurende de 1ste helft der maand Juli zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: Coster, AmsterdamL. E. Keyzer, BredaM. v. d. Berg, Chais Van Buren, Den Haag; J. Benning, Groningen; E. M. De la Cour, Zeist; W. P. Mulié, Zoeterwoude; W. Buiten hek, niet vermeld. Briefkaart: T. Rotberd, Den Haag. Brieven, verzonden geweest naar Amerika: Sherman Martin, San-Francisco. - By den heer A. H. Adriani alhier is verschenen: „Met wie mag men trouwen naar de wetten der gezondheidsleer? door dr. Seved Ribbing, prof. aan de Hoogeschool te Lund". De schryver is bekend door zyn: „Sexueele Hygiëne", een boekske, dat hier een zeldzamen opgang heeft gemaakt. Ook dit werkje over trouwen is geschreven in denzelfden gemoedelyken overredenden toon. Of de lezing nu het gevolg zal hebben, dat de huwelyken niet meer in den hemel ge sloten worden, maar een meer redelyken grondslag zullen hebben, is eene andere vraag. Het hoofdbestuur der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen heeft zich tot de besturen der departementen gewend om inlichtingen, mededeeling van plannen en wenschen in verband met de werkloosheid. Aanleiding daartoe is het besluit der jongste algemeene vergadering, waarin aan het hoofdbestuur werd opgedragen, om uit te lokken, aan te moedi gen en te ondersteunen de bemoeiingen van departementen en anderen in ons land ter bestryding van de werkloosheid en hare na deelen, en waarvoor een post van f 3000 op de begrooting is gebracht. Het hoofdbestuur stelt daartoe een 15-tal vragen, na welker be antwoording nader zal worden overwogen, wat het verder zal doen om uitvoering te geven aan het besluit der algemeene ver gadering. De mededeeling, dat, met het oog op de voorkomende valsche postwissels, op de bij kantoren geen bedragen hooger dan f 20 worden uitbetaald, is niet geheel juist. De by kan toren kunnen de betaling weigeren, maar kunnen die aan hun bekende personen bly ven uitbetalen. By koninkiyk besluit is eene commissie ingesteld tot het houden van een vergelijkend onderzoek naar de bekwaamheid van candi- daten voor de betrekking van adspirant-inge- nieur van den Rykswaterstaat, bestaande uit de heerenG. Van Diesen, hoofdinspecteur van den Rykswaterstaat, als voorzitter; C. F. M. H. Schnebbelie, hoofdingenieur, belast met het beheer der groote rivieren Ph. W. Van der Sleyden, hoofdingenieur van den Rykswaterstaat in het 7de district; dr. C. A. Scheltoma, hoogleeraar aan de Polytechnische School; dr. P. Zeeman Gz., hoogleeraar aan de Polytechnische Schoolmr. F. H. J. Taven- raat, griffier der Staten van Zuid-Holland; A. Keurenaer, ingenieur van den Rykswater staat der 1ste kl. te Hoorn, en H. F. Beijerman, ingenieur vai den Rykswaterstaat der 2de kl. te 's Gravenhage, tevens als secretaris. KONINGIN Ook de commandant der nationale militie, graaf Louis De Narbonne, die na de afschaf fing van den adel zijn titel natuurlijk ook niet meer dragen mocht, was van meening, dat het voor de vurigste en dus meest gebate royalisten het best was, over de Zwitsersche grens te gaan, en dat wel zoo spoedig moge lijk. Maar nu was er voor alle aristocraten, belastingpachters en "dergelijke door het volk gehate royalisten slechts een enkele begaan bare weg naar Zwitserland; dat was juist dezelfde, die over Pontarlier en Jougne naar de grens leidde en zich achter deze naar Lausanne en Genève vertakte. In den nacht na de terechtstelling der raddraaiers had ten huize van den comman dant De Langeron eene vergadering plaats, waarin tot de vlucht besloten werd. Om het den vluchtelingen mogelijk te maken, behou den de grens te bereiken, zouden twee esca- drons van het cavalerie-regiment Dauphin hen vergezellen, onder voorwendsel van een aanval te willen doen op het dievengespuis, dat de provincie onveilig maakte. Het geschiedde volgens afspraak. De roya listen van Besam;on vereonigden zich des nachts met hunne vrouwen en kinderen in het huis van den commandant. Des morgens vroeg bestegen zij een aantal wagens en ge ëscorteerd door twee escadrons cavalerie, trok men ir. allerijl naar do poort. Pontarlier had geen garnizoen, maar w.,1 nationale militie. Hier kon aan de beide escadrons de ernstigste hinderpaal in den wog gelegd worden, wanneer het niet gelukte de stad door een „coup de main" te overrom pelen. Zonder oponthoud ging het over Pugly, Mercy, Ornans en Lagrange d'Alcine, kleine plaatsen aan den postweg, en overal vonden de getrouwe escadrons eene goede ontvangst, wijl inderdaad de kleine plaatsen zeer veel te lijden hadden van het gepeupel, dat roovend en plunderend het land doorkruiste. Zoo kwam men zonder incident in de nabijheid van Pont arlier en de heer De St. Ange, die de expe ditie aanvoerde en zelf tot de vluchtelingen behoorde, maakte zich door eene list van do stad meester. Pontarlier had, zooais alie plaatsen indien tijd, poorten, die gesloten worden, wanneer er gevaar dreigde; wie naar èe stad ging, werd wel is waar in de poort gelaten, maar moest zich aan een nauwgezet verhoor on er- werpen, dat in den regel door de leden van het „comité van openbaar welzijn" gehouden werd en welks resultaat over de voortzetting der teis besliste. St.-Ange liet de cavalerie vlak voor de stad haltmaken en alleen de wagens vooruitrijden, welker koetsiers van nauwkeurige instructies vooizien waren. Eerst verscheen een wagen, die by de poort van Pontarlier door de natio nale militie aangehouden en vervolgens naar het stadhuis geéscorteerd werd. Onmiddeliyk daarachter verscheen een tweede wagen, waarin zooveel officieren in burgerkleeding, dat het hun niet moeilyk zou zyn gevallen de by de poort achtergebleven miliciens te overweldigen, indien dezen daar weerstand ge boden hadden Op dezen wagen volgden snel verscheidene andere, die de poort zéé vulden, dat het niet mogeiyk was haar te sluiten. Weinige minuten later verscheen de cavalerie, die zonder eenigen tegenstand het stadje bezette. De inwoners waren eerst zeer verschrikt, I maar toen men hun verklaarde, dat men niet de stad wilde vermeesteren, maar het dieven gespuis vervolgen, stelde men zich gerust en onthaalde zelfs de soldaten zoo goed het ging. En terwyi de soldaten vroolijk dronken, ont ving St.-An^e h°t dwaze bericht- dat de koningin te Jougne gevangen was, met de byvoeging, dat zy voorgegeven had, eene tooneelspeelster, Saint-Vul, te zyn. De heer De St.-Ange twyfelde niet ëën oogenblik, dat inderdaad de hem uit Besancon welbekende Saint-Vul het slachtoffer van eeno vergissing der nationale militie van Jougne geworden was. De zaak was echter voor de vluchtelingen, die door de beide escadrons geëscorteerd wer den, zeer lastig, daar de bewoners van Jougne den straatweg, die naar hun dorp leidde, streng bezet hielden en natuuriyk niet do nadering van de cavalerie zouden dulden. Zy moesten denken dat de cavalerie afgezonden was om de koningin te bevrijden en de sol daten moesten zich op een krachtig verzet voorbereiden, dat op den engen weg, die voor de cavalerie zeer ongeschikt was, zeer gevaariyk voor hen kon wTorden. Voor do vluchtelingen was dus de weg over de Zwitsersche grens afgesneden. Het kwam er nu op aan te overleggen, wat geschieden moest, opdat niet door de dwaasheid der be woners van Jougne de geheele expeditie ver edeld werd. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1