I*erso ver zicht» "We zullen dit overzicht eens beginnen met een kort praatje over een paar „alle- daagsche dingen", zooals menigeen zo noemen zal, over vleesch en bier namelijk. Dade- lyk protesteeren we tegen de alledaagsch- iieid van het vleesch en dat niet op eigen gezag, want dit doen we nooit in het Pers overzicht, maar op het gezag van vele bladen, die beweren en bewyzen dat te weinig men- schen „aan vleesch kunnen komen", die de slagers oftewel vleoschhouwers noemen menschon, zich in weelde badende; zich van kapitalen voorziende ten koste van het gros hunner medemenschendie soms nog wel eens veel lawaai maken met zoo- genaamden afslag, maar allen zonder onder scheid te veel laten betalen in verhouding tot de gedrukte veepryzen; menschen, van wie zelfs de veehouders met verachting gaan spreken. In het buitonland, zeggen die bladen, is het anders geworden, maar hier blyft het bi) het oude en dat mag niet; en enkele raden coöperatie of krachtige vereoniging aan. Of dat alles waar is? Wij geven hierop geen antwoord. Het wordt gezegd door de pers! We noemen er van, als vooreenesoort van zelfverdediging: de Veldpostde Tijd en het Handelsblad. We hopen nu vooreerst genoeg medegedeeld te hebben omtrent de vleesch quaestie. En nu het bier! Leidenaren, die met uw kermis iets onschadelijks wilt gebruiken, drinkt b i er on leest eerst het volgende gedicht, dat we lazen in het Zondagsblad van het Centrum en waar ender een velen uwer bekende naam staat, zooalï ge zult ontwaren. Geen Bacillen meer! Holaas, wat bange tyden, Vol kommer en verdriet! Men hoort van alle zijden Een doodsch bacillenlied: „Bacillen in je boeken, In schrijf- en postpapier; In reten en in hoeken Gluipt het moorddadig dier! „Bacillen in de spijzen, Bacillen in je glas 1 Wie zou er niet van ijzen Wie zit niet in do drasl „Bacillen op de schalen, In pan en botervloot Ach, de oorzaak aller kwalen, Je smeert haar op je brood I „En alles moet je ontsmetten Je vest en jas en rok, Je hoeden en je petten, Tot zelfs je wandelstok! „Waarheen ter wereld vluchten! Wy worden allen krank! Wie zou niet pijniyk zuchten Men rilt by spys en drank!".... Niet langer, vrienden, rillen I Men seint ons uit Berlyn: „In 't bier zyn geen bacillen, Dat is voor hen venyn. „Zy kunnen alom leven, Zyn dra in hunne tier, Maar moeten daad'iyk sneven, Al ruiken zy maar bier!" Dat hebben de geloerden Vernuftig uitgevorscht; Zy eerden en waardeerden Den vaderlandschen dorst. Sprengt nu met bier je spyzen, Gaat dan maar aan de knap En laat een lofgalm ryzen Voor Duitsche wetenschap! En om je dorst te stillen Drink altoos, altoos bier, Dan heb je geen bacillen En des te meer pleiziert H. Ermann S. J. Spraken we zooeven van onschadelyken drank, thans geven we iets omtrent n a deelig voedsel. Aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant toch wordt geschreven In het najaar van 1892 kocht een geacht ingezetene van eene aanzienlyke plaats in Friesland van een schipper tien korf aard appelen, die hy onder in zyn kelder liet brengen, terwyl daarna nog 15 korf van een anderen schipper waren bygevoegd. Aldus werden de eerst gekochten het laatst ge geten, en waren de laatst gekochte 15 korf net eerst aan de beurt. Nu had de schipper, die eertyds de tien korf leverde, gezegd, dat de boer, van wien hy zyne aardappelen had gekocht, ook be sproeide had, maar dat de menschen daarop niet gesteld waren. Inmiddels kon de kooper gerust zyn, dat do door hem (schipper) ge leverde niet besproeid waren. Hoe dit zy, de bewuste aardappelen broeiden ontzaglyk en verspreidden, toon ze langza merhand onder de later geleverde voor den dag kwamen, eene onaangename lucht. Latei- vond men wel een vingerdik lymige schimmel op de keldermuren, terwyl op de houten deuren gele plekken zichtbaar werdenen noch het een noch het ander kon verwydero worden. Toen men eenigen tyd van de aardappelen had gegeten, gevoelden zich achtereenvolgen.-* acht van de tien huisgenooten ziek, onder vreemde ver6chynselen, als gevoel van loom heid, zwaarte in de leden en by allen in meerdere of mindere mate eene doofheid. De twee huisgenooten, die niet ziek werden, waren juist diegenen, die niet van de aard appelen hadden gegeten, en wel één zuigeling en één, die niet van aardappelen hield. Eene volwassen dochter bezweek al spoedig, terwyl eene 19 jarige nog ernstig ziek is, en dat reeds sedert Mei. De andere huisgenooten zyn hersteld, hoewel enkelen nog wel eens klagen over loomheid en vooral ovpr doofheid. Toen de huisvader tot de ontdekking kwam, dat misschien de aardappelen de vreeseiyke ziekte veroorzaakten, gaf hy ze aan zyne werkvrouw en aan nog een gezin, om ze aan de schapen te geven. Maar deze men schen vonden het eten te goed voor dieren en gebruikten het zei ven enook zy allen werden ziek. Wel is waar niet zoo ernstig, als in het eerstbedoelde gezin, dat er argeloos weken aaneen van had gebruikt, maar toch vry duideiyk op gelyksoortige wyze. De toestand van de 19-jawge patiënte is in de laatste dagen weer veel ongunstiger geworden. Dat de aardappelen door het sterke broeien giftige bestanddeelen hebben ontwikkeld, staat vry wel vast; maar zyn het besproeide geweest? Dit valt moeilyk uit te maken. Alleen is met zekerheid te constateeren, dat de boer, die ze leverde volgens den schipper ook be sproeide had. Aan de Standaard schryft men onder het opschrift Een verblydend teeken: „Werd in bet artikel „Nationale Schoeps- bouw." dezer dagen door de Standaard uit de Telegraaf overgenomen, betoogd, dat onze scheepsbouwers, ingenieurs, enz., niet be hoeven onder te doen voor de buitenlanders en dat het onverantwoordelyk van Regeering ea particulieren is, schepen te laten bouwen in het buitenland, meer bepaald in Engeland eu Duitschland, terwyl even goede, misschien nog betere waar in o n s land verkregen kan worden zonder geldelyke opoffering, het vol gende strekke tor bevestiging daarvan! Sedert het verval der zeilvaart en in ver band daarmee van den bouw van houten schepen, heeft men zich ook in de provincie Groningen toegelegd op den bouw van yzeren en stalen vaartuigen en met gunstig gevolg, niettegenstaande de groote moeilykheden, waarmee men te kampen had en nog heeft, als: slecht vaarwater, bruggen met nauwe doorvaart, sluizen, die te kort zyn, enz. Toch weet men ze te boven te komen. Is er een groot schip gebouwd en kan het niet door eene brug, welnu, men breekt de brug half af en bouwt ze later weer op. Komt het schip voor eene sluis, die te klein is, goed! de sluis wordt afgedamd, en dat alles kloekweg voor rekening van den scheepsbouwer. Het getal stoombooten, aken, tjalken, lich ters, enz., dat in de laatste jaren te Maar- tenshoek-Hoogezand, Groningen, Vierverlaten, e. a. van stapel liep, was vry aanzienlyk, en daaronder waren er vry groote, o. a. eene aak lang p. m. 249 voet en eene raderstoomboot lang p m. 160 voet. Een groot deel was voor rekening van personen, in de andere provinciën wonende. Een ander deel ging naar Duitsch land (Oost-Friesland, Hamburg en den Ryn). Nu zyn er iu de laatste 2 jaren zelfs bestel lingen gekomen voor rekening van Engeland, het eerste land op 't gebied van scheepsbouw en metaalindustrie! Te Vierverlaten is verleden jaar de romp van eene stoomboot gebouwd voor eene reedery in Engeland en voor eenige weken is er weder eene nog grootere boot derwaarts ver trokken voor dezelfde reedery. De machines worden in Engeland gemaakt. Dit voorjaar heeft men ook te Martenhoek I voor een reeder te Padstown een ijzeren scnoener gebouwd; een schip, dat in zyne soort een pracht gènoemd mag worden. Dit mag als een verblydend teeken voor onzen scheeps bouw vermeld worden. Want het zyn toch gewichtige redenen, die Engelschen en Duit- schers, die gewoon zijn minachtend op Holland en wat Hollandsch is, neer te zien, er toe brengen zulke bestellingen te doen. En deze zyn: „Goed werk en goedkoop." Onze reeders en kapiteins, laten zy, vóór zy bestellingen doen in het buitenland, eerst by onze scheepsbouwers informeeren, en wij zullen een drieledig doel bereikenEigen voor deel, vermindering der werkeloosheid en ver heffing onzer reputatie in het buitenland. Gelukkig gaat de Regeering tegenwoordig in dezon voor." Terecht noemt de schryver deze feiten een verblydend verschynsel; maar niet min der beschamend is het, dat zoo jaren lang met voorbyzien en miskenning van al deze feiten, toch maar de oogen onafgewend naar de buitenlandsche werven gericht bleven. Zal men nu vanlieverlee tot beter inzicht komen en niet langer de verdiensten van eigen industrie biyven miskennen, die zelfs in het buitenland waardeering blyken te vinden De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft nogmaals de quaestie van de flesschen trekkery ter sprake gebracht in een hoofdartikel, getiteld„Iets over zwendel- firma's". De eenvoudigste manier om uit het buiten land bestelde goederen spoedig en zeker van de hand te zotten, zy 'took onder de waarde wat er niet op aankomt, als men ze toch niet betaalt bestaat hierin, dat men zo aanmerkeiyk te laag aangeeft by de douanen, zoodat ze door het Ryk benaderd worden ül 10 pet. boven de aangegeven waarde. De N. R. Ct. verwondert zich, dat deze uitvinding eerst sedert korten tyd door do heeren van de zwarte bende is gedaan. De „Vereeniging van Handel en Ny verheid", te 's-Gravenhage, heeft onlangs in een adres aan den Minister van Justitie verzocht om strafrechterlyke voorzieningen om de bestrij ding van de flesschentrekkers te bevorderen. Wat nu deze strafrechterlyke voorzieningen betreft, dat is moeilyk, zegt do N. Roti. Ct. de bedoeling der Haagsche vereeniging is natuurlijk, dat do grenzen der begrippen oplichterij en bedrog verwyd zullen worden, zoodat er niet langer „listige kunstgrepen" en „samenweefselen" van leugens en verzinsels noodig zullen zyn voor de strafbaarheid dier rnisdryven. Zy zou het misschien niet kwaad vinden in den titel over „bedrog", waar toch reeds eenige speciale gevallen worden aan gegeven, een speciaal zwendelaarsdelict op te nemen. Ook het civiel recht moet meehelpen. De N. R. Ct. hoopt dat de ontwerpen van de Staatscommissie voor de herziening van ons Wetboek van Koophandel nu toch spoedig zullen worden behandeld. Daarin toch worden voorschriften gegeven omtrent een handels register, zoodat er gewaakt kan worden tegen het aannemen van eene firma, die bedrieglyk veel op eene andere lykt, terwyl de inschry ving der firma ook eenigen meerderen waarborg geeft. Naar zy by geruchte vernam, zal de Minister het ontwerp der commissie, eenigszins ge- wyzigd, misschien reeds spoedig indienen. INGEZONDEN Huishouding van den Staal. Geiyk voor elke maatschappelijke inrichting bedryfskapitaal benoodigd is, zoo ook zyn er finantiëele krachten noodig voor eiken goed geordenden Staat. Ten einde zich van die krachten te verzekeren, heft men belasting van hen, die, vanwege hunne maatschappelyke positie in het Ryk, daartoe in staat worden geacht. Behoort het tot eene goede huis houding van den Staat om de belastingheffing zoo voordeelig mogeiyk te doen plaats hebben, verzuimen mag men tevens niet, om het den belastingschuldigen zoo gerieflyk mogeiyk te maken. Om nu te zeggen dat daaraan steeds stipt gevolg wordt gegeven, zoude ons tot de verkondigers van onwaarheden maken. Daarom moeten wy tot ons leedwezen verklaren dat die huishouding langzamerhand hare reputatie heeft zien banen, en nu zelfs dieigt een schromelyke warwinkel te zullen worden, want wat is het geval Beperkte men zich in vroeger tyden tot 1 één a twee soorten belastingheffingen, thans is dit anders geworden,o. a. zyn nu reeds belast: gronden, huizen, deuren, ramen, haardsteden, dienstmannen, dienst vrouwen, paarden, wegen, kanalen, handolsbedryven, handelsartikelen, verbruiksartikelon. handels papier, kapitalen, enz. Onwillekeurig vraagt men, waar zulks heen moet, nu het alreeds zulk eene onrustba rende of liever belachlyke uitbreiding geno men heeft. Nog eenige weinige iaren zoo voortgaande, is alles belast, tot zolfs de zuur stof er by, waarvan wy ademen moeten! Want als ramen en deuren van onze wonin gen belast zyn, dan dienen by consequentie luchtkokers en ventilateer-toestellen ook te volgen, een prettig vooruitzicht dus op hy giënisch gebied! Zoodanigen toestand kunnen wy immers niet gezond noemen, maar wel byzonder slecht. Vraagt men nu zich af welke toch de drijf- voeren zyn geweest om in zulk een mengel moes van belastingen te geraken, dan kan niet anders dan het antwoord zynver legenheid om aan geld te komen en het zoodanig aan te leggen dat in schynde mindere man bevoorrecht wordt tegenover den meerderen, ten einde zoodoende het volk in bedwang te houden. Deze tactiek liep geen gevaar in de zuinige tyden, doch nu het er zoo royaal naar toe gaat, wèl. Het geheele beloop van het toe gepaste stelsel is eigenlyk nooit goed ge weest. Men begon met de belasting van gronden, welke aan de grondbezitters behoor den, en hief de persoonlyke heerendienst plichten op; dus grondbezitters moesten be talen en de werklieden niet Men kwam door die grondbelasting dus wel aan geld, maar niet op teno manier, welke van goede huishouding getuigenis kon geven. Want toen, evenals in den tegenwoordigen tyd, regelde zich de pachtprijs naar de belas tingsom. Koopt men land en landbouwhuizen, dan rekent men by het jaarJyksch onderhoud van de huizen, het jaarJyksch belastingbedrag te zamen, en daarnaar regelt men de pacht som. Hoe hooger dus de grondbelasting is, te hooger de pachtsommen gestold zijn. Het gevolg is dat de pachter er zyne producten naar berekent, en de loondienaars of werk lieden moeten er hunne dagelyksche behoef ten naar betalen. Voor elk brood, dat zy nuttigen, voor eiken maaltyd, welken zy ge bruiken, betalen zy ook dus het hunne in de grondbelasting. Waar blyft nu de vrystelling van den min deren man in zake de grondbelasting, waar van altyd zoo gewaagd wordt? Gesteld de grondbelasting werd met 50 pCt. verlaagd, welnu, het vaste gevolg zoude zyn, dat de pachtsommen naar verhouding zouden dalen, en eveneens de producten als vleesch, brood, boonen, erwten, enz. Nog zy hierby gemeld, dat door onwetenden vaak wordt rondgebazuind, dat de grondbe zitters in Nederland hunne pachters uitzuigen, hetgeen wy beslist kunnen tegenspreken. Als een grondbezitter iets meer dan 4% van zyn grond trekt, dan is zulks „buitengewoon." De meesten moeten zich met 2'/» tot 3'/,% tevreden stellen. Kan men nu zoodanige rente woeker of uitzuiging noemen? Waarlyk is het landbezit in de laatste 50 jaar vooral geene winstzaak, maar slechts eene sobere belegging van het kapitaal. Toen de grondbelasting niet genoeg meer opbracht om 's lands schulden te dekken, kon bezwaariyk op dat tydstip deze soort belasting hooger worden opgevoerd, want men begreep dat den minderen man anders de oogen zouden opengaan, en men moest wat anders ver zinnen. Men nam zyne toevlucht tot verschillende zaken en stelde die onder de rubriek van „personeel en patent." Wat! riep de een tot den ander, moeten wij nu voor onze knechts, meiden, paarden, zelfs voor onze haardsteden en ramen, ook gaan betalen, en dan daarenboven voor onze handels- bedryven, dat wordt te erg!Echter na verloop van tyd had men gelegenheid op te merken dat, om van het andere niet te spreken, er minder knechts en meiden werden aange steld dan vroeger, en dat de huishoudelyke uitgaven niet zoo onbekrompen meer waren dan vroeger. Begrypen laat het zich, dat die nieuwe belasting ook drukte op de mindere standen, daar die nu minder konden verdienen. Weder bewys genoeg dat de mindere man indirect ook bydraagt tot de personeele be lasting. Dan do patent-belasting! De geniale uit vinder van het „patent" dacht hiermee een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 6