N°. 10233. A°. 1893. feze (Qoarant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. ^ïaandajj 3 Juli. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: T««r Leiden per S maanden1.10. Franc* per postl-*0. Afzonderlijke Nommers0.00. PBIJS DER ADVEBTENTrÊN: Tm 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f0.1T|. Orootere lettere naar plaatsruimte. Toer het inoaaoeeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Eerste Blad. Eten en drinken. Jan Holland wydt in een artikel, dat in de ,Tyd" een dezer dagen werd opgenomen, zyne iandacht aan de afschuwelijke drankgewoonte, len volkskanker, welke dagelijks meer en neer veld wint. Aan 't slot van een aantal rragen, welke hy als de mogelijke oorzaken ran het overmatige gebruik van spiritualiën stelt, geeft hij als zijne vaste overtuiging te tennen dat zeer zeker die zucht naar alcohol vordt opgewekt door onvoldoende t o e d i n g bij hoogere en lagere 6tanden. Hoewel het voor sommigen eene ietwat gevaarlijke vermaning is, toch is het boven twijfel dat de mensch meer behoefte aan nat aan droog voedsel heeft. En met die natte iding is het in Nederland inderdaad treurig jesteld. Op vele plaatsen geen drinkbaar ivater: bier zoo niet zeer duur, dan slap en jlecht, wijn onbetaalbaar. Blijft voor den ninderen man over: cichoreinat dat koffie voorstelt en de nationale, voor hem boven dien met foezel en andere ingrediënten ver- ralschte jenever. Daarnaar grijpt hij, als nenigen dag een maaltijd van aardappelen met „lawaaisaus" (azijn met mosterd) of van ,troet" (meel met water) hem bij zwaren irbeid flauw en wee maakt. De schrijver voorspelt dan ook dat do af- jchaffingsgenootschappen geen succes van hun werk zullen hobben alvorens de bevolking in de gelegenheid wordt gesteld zich van eene >etere voeding zoowel natte als droge te oedienen. Gelijke oorzaken hebben veeltijds gelijke gevolgen. Is gebrek aan goede voeding eene roorname aanleiding tot drankmisbruik bij de agere klassen, dan is 't waarschijnlijk dat er Dij de hoogere hetzelfde uit zal voortvloeien. Dit klinkt vreemd: gebrekkige voeding bij le hoogere standen. De schrijver bedoelt dan >ok niet de hoogste die zijn boven de roedingsquaestie verheven maar bij de hoogere. Hiermede heeft hij op 't oogkooplui, ndustriöelen, officieren, leeraren, advocaten, snz. Het is aldus drukt hy zich uit de Dreede gordel op de staalkaart der bevolking tusschen de pool van den werkmansstand en 3e zonnige baan der met stoffelyke middelen 500 ruim gezagenden, dat zy op grooten voet runnen leven ook zonder bedieningen te be- kleeden of zich met bezigheden te vermoeien. By die levenswyze wordt geene rekening gehouden met de hygiënische eischen. De beproefde gewoonten, die een zestig jaar gele den nog allerwegen gevolgd werden, toen men geiyk thans nog in Duitschland na een stevig ontbyt des middags om één of twee uren den maaltyd gebruikte, zfin jammeriyk in den steek gelaten. En hoe leeft men thans? De etens- klok is gaandeweg tot halfzes, zes uren verzet en vóór dien tyd, waar stelt men zich dan tevreden mede? Met een paar boterhammen, belegd met kaas of een sneetje vleesch, een ei of iets dergeiyks, maar allesbehalve een stevig maal. Met 't oog op die collation hebben sommigen reeds goedgevonden om 't ontbyt achterwege te laten. Het avondmaal is, ten gevolge van 'tlate etensuur, versmolten in het theedrinken: summa sumraarum, er wordt slechts éénmaal per etmaal behooriyk gegeten. Of zulk eene levenswyze ongezond is: dit doet de maag, alsmede het gevoel van zenuw afmatting een paar uren voor't diner duidelyk genoeg merken. En hier blykt weer: gelyke oorzaken, gelyke gevolgen. Dat gevoel van flauwheid en afmatting heeft by deze hoogere klassen hetzelfde gevolg als de slechte voeding by den werkmansstand. Men zoekt eene op wekking, een prikkel, een maagbedrieger. En hoe die gevonden wordt kunt gy zoo om en na vieren allerwegen waarnemen In kleinere plaatsen vindt ge dan in sociëteiten en koffie huizen zoogenaamde bitter colleges. In de groote steden loopen de heeren liever het eene restaurant in, 't andere uit, overal een praatje makend en overal wat gebruikend, totdat de tyd om en de rita dosis bereikt is. Het verlate etensuur met zyn voorafgaand langdurig vasten is de oorzaak van fatsoenlyk drankmisbruik by de mannen en, naar de schryver vermoedt, van zenuwachtigheid en bloedarmoede by de kinderen en vrouwen. Om verandering in deze levenswyze te brengen, hoe gewenscht dit dan ook moge zyn, zal by de keukenprinsessen zeer zeker op een ernstig verzet stuiten, die het veel te gemakkelyk vinden oih eerst tegen drie of vier uren in dienst te treden. Bovendien heeft het een reuk van groote voornaamheid, om te zes uren te eten. Omdat het zoo echt Fransch is? vraagt Jan Holland. Zy, die in die meeniDg verkeeren, doet hy opmerken dat het verschil tusschen ouderwetschen en nieuwmodischen etenstyd meer eene verandering van naam dan van levenswys is. Tegen den middag worden flinke gerechten met een glas wyn opgedischt. De zaak komt eigeniyk hierop neer, dat het ouderwetsche diner thans den naam draagt van dejeuner en dat het voor malige souper nu diner heet. Wat de reden van die gebrekkige regeling der voeding, die nationale ongerymdheid is, of het de gemakzucht der dames of de gezellig heidstrek der heeren is, Jan Holland bekent eeriyk het niet te weten. Maar wel weet hy, dat het halve vastendiëet tot 's avonds zes uren veel kwaad berokkent aan personen, die niet diep genoeg gezonken zyn om op elk uur van den dag naar alcohol te ver langen, maar dan den prikkel, welke immer grooter prikkel wekt, niet kunnen afwyzen. Of Jan Holland gelyk heeft? Wy laten het oordeel daaromtrent aan onze lezers over. Ons doel i6 alleen geweest om de aandacht op Jan Holland's artikel te vestigen, ten einde te doen zien hoe hij er over denkt. Gemengd IV ie uw». Neerbosch. „De Telefoon", volks blad voor Arnhem, Velp, Oosterbeek, Ryn- en Waalstreek, schryft naar aanleiding der brochure-Van Deth „Of alle telastlegging bewezen zal kunnen worden, valt nog niet te beoordeelen, maar on loochenbaar is, dat van den aanvang aan de verslagen der stichting nooit melding hebben gemaakt van de wyze, waarop en waarvan het gezin van den directeur leefde. Toen de huis houding in het oog loopend weelderig werd en men den directeur verklaring vroeg, werd, naar men wil, geantwoord dat hy eigen onderhoud uit eigene middelen bestreed. Van vertrouwbare zyde werd dat echter na onderzoek beslist weer sproken: Velen, die daarby ook sedert lang kennis droegen van gevallen, die, openbaar ge maakt, het vertrouwen in het bestier niet zouden verhoogen, trokken zich van verderen steun te verleenen stil terug en zwegen, omdat zy meenden dat zwygen in het belang der hulpbehoevende kinderen kwam." Norton en Ducret zullen waar- schyniyk vervolgd worden op grond van art. 27 van de wet op de pers, dat luidt: „Het openbaar maken of afdrukken van valsche tydingen en stukken, vervalscht of valschelyk aan derden toegeschreven, zal gestraft worden met gevangenisstraf van eene maand tot een jaar en eene boete van 50 tot 1000 fr. of met één van deze beide straffen, indien het verspreiden of afdrukken de openbare rust verstoord heeft en met boos opzet geschied is. Het boos opzet moet echter bewezen zyn." Norton heeft reeds drie veroordeelingen ach ter den rug. Te Marseille heeft hy eene rol gespeeld, toen Garelles tot prefect van Bouches du RhOne benoemd werd. Men vermoedt dat Norton geheim agent van den prefect was. Later werd hy, naar men verzekert, door de regeering uitverkoren om haar op de hoogte te houden van den geest, die onder de inwo ners der stad heerschte. Hy schreef iederen avond vertrouwelyke brieven naar Parys, die echter, meent men, wel fantastische voorstel lingen bevat zullen hebben. Norton is 50 jaar en zeer ontwikkeldhy spreekt Engelsch, Spaansch, Arabisch en Fransch. Hy is tot bekentenis, dat de stukken valsch zyn, geko men, toen de rechter van instructie hom had medegedeeld, dat men zyne vrouw had ge dwongen de 10,000 fr. terug te geven, die hy op afrekening had ontvangen. Het biykt verder dat Norton, de man, die don hoer Millevoye de documenten leverde, waarmede deze afgevaardigde zich zoo be- lachelyk gemaakt heeft, reeds vroeger aan andere bladen soortgelyke „bewysstukken" te koop aanbood. De „Fjgaro" ontving in Jan. 1888 uit Marseille een brief van denzelfden Norton, waarin deze voor de som van 15,000 franken diplomatieke bescheiden aanbood, die zouden bewyzen dat de Italiaansche minister Crispi met Engeland togen Frankryk samen spande. De briefschryver zeide slechts te han delen uit vaderlandsliefde; dat hy geld vroeg, was alleen omdat hy sommige documenten zelf duur had moeten koopen. Een der medewerkers van de „Figaro", die toevallig in de buurt van Marseille was, ging den briefschryver opzoeken in zyne armoe dige woning en kreeg al spoedig de overtui ging, dat de man in het geheel geene docu menten hadwel werden hem een aantal ver zegelde papieren getoond, maar Norton trachtte met allerlei uitvluchten om het punt in quaestie heen te praten; 't was duideiyk dat het den man, die, ondanks de talryke relatién met diplomatieke personen, waarop hy pochte, in zeer armoedige omstandigheden verkeerde, slechts om geld te dDen was, terwyl hyzelf de dupe van zyne eigen leugens scheen te zyn. De „Figaro" nam dus verder geene no titie van de staatsgeheimen, welke hier voor eene luttele som te koop werden aangeboden. Daarby bleef het echter niet. In de afge- loopen maand Maart kwam Norton in persoon op het bureau van het bladditmaal had hy papieren, welke zeer compromitteerend waren voor verschillende politieke personeno. a. beweerde hij te kunnen bewyzen, dat De Frey- cinet met behulp van Cornelius Herz het rookvrye buskruit aan Italië en het meliniet Foullloton. Ten dnreii prys. Novelle van S. hVeck. 1) HO kwam dagelijks aan huis en allen zagen hem gaarne komen. De kinderen juichton en jubelden, als de heer Yan Walden werd. De vierjarige Robert hing hem met kinderlyke genegenheid aan en Anna week niet van de zyde van den ge liefden vriend. Hy was dan ook zulk eene an winst! Altoos vroolyk, binnen de bevat ing van hun kinderlyk verstand, zacht en och ernstig als het noodig was soms ield hy het voor niet noodig als een udere broeder! En allen in huis hielden veel van hem. Ta, als dat eens niet het geval geweest was! laar als hy zoo tegenover haar zat, met het >londe krulkopje naar hom gekeerd, en hy iet zyn jeugdig, frisch gelaat, den fijnge- ormden mond naar haar toe! Och, de dag cheen eerst aan te breken, als hy kwam, n met zyn vertrek viel ook de duisternis in egen den tyd, dat hy moest komen, kleedde j zich; kwam hy niet, dan werd aan haar filet geene zorg besteed en werd het onaan zienlyk morgenjasje niet tegen eene betere japon verwisseld. Ze kleedde zich ja, maar o, als zy er nog maar ééns. ééns in haar leven als eene zeven tienjarige had mogen uitzien!... En... ook als ze dan eens vry.zoo geheel vry was geweest „Mevrouw, daar is mynheer Yan Walden", meldde het dienstmeisje. „Laat mynheer in myn kamer gaanwas het antwoord. Nog een blik in den spiegel en met een kloppend hart ging de jonge vrouw naar binnen. Aan iedere hand een kind. „Welkom, mynheer Yan Walden", zeide zy vriendelyk, hem de hand reikend; hy had wel heel gaarne een kus op die lieve, kleine band gedrukt, maar ook zonder dat scheen er leven, warm, bezielend leven uit die aan raking te stroomen. Achteloos en toch gracieus zette zy zich in de vensterbank neer, hy, als altoos, tegen over haar. De kinderen leunden hunne hoofdjes tegen haar aan. Zy nam een fijn handwerkje op. Alles om en aan haar was licht, gracieus en bevallig; het gesprek zeifs was ongekun- steld en gemakkelyk. Nimmer kwamen hare geestesgaven beter uit dan wanneer hy daar tegenover haar zat; zy gekweld van het waanzinnig verlangen, dat hy een kus op hare kleine hand mocht drukken, dat zy ééne, ééne enkele maal zyn blond lokkenhoofd in hare armen mocht doen rusten, en eens een enkelen keer niet zou behoeven te zeggen Mynheer Van Walden, maar Egon, myn lieve Egon De kinderen speelden om hen heen; alle vier waren in de beste luim. „Daar is papa", riep een der kleinen en stormde een heer te gemoet, die vriendelyk groetend de kamer binnentrad. Walden stond op. De majoor kuste zyne vrouw de hand. „Wel, myn schat, nu geen last meer van hoofdpyn?" zeide hy vroolyk„ja, ja, Walden, gy hebt gelyk dat ge myn vrouwtje wat ge zelschap houdt; dan vergeet zy de hoofdpyn! Ik moet naar myne studeerkamer, zend de kleinen naar do bonne, myn lieveling, anders wordt gy zoo moe." De kinderen speelden nog een poosje en vroegen toen vanzelf naar de bonne te mogen gaan. Mélanie en Van Walden waren nu alleen. „Hadt gy vandaag hoofdpyn, mevrouw?" vroeg Van Walden deelnemend. Deelnemend, ja, maar niets meer dan dat! Zonder dat zyzelve er van bewust was, bleven hare blikken aan de zyne hangen, dwaalden toen naar het venster en peinzend staarde ze in de blauwe lucht. Het was of zy zich met geweld te binnen wilde brengen dat daarboven een Alwetende woont, die haar verraad ziet; dat zoekt zo zich te binnen te brengen, maar in plaats er van vergelykt ztf het blauw der lucht met zyne oogen, die oogen, welke reeds zoo lang op een antwoord gewacht hebben, dat toch eenmaal dient ge geven te worden. „O ja, soms heel erg", zegt zy eindelyk, om toch iets te zeggen. Ginder op een tafeltje liggen eenige boeken, waaronder zich een bybel bevindt. Ongemerkt brengt zy het gesprek op het kapittel van den vorigen Zondag: „Het goede, dat ik wil doen, doe ik niet, en het kwade, dat ik niet wil doen, dat doe ik." Had hy de preek ook zoo schoon gevon den? Zeker wel! Ernstig, zonder te antwoorden, zag hy haar aan en verzocht haar dat versje uit haar poëzie- boek nog eens voor te lezen. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1