N«.
10205.
A°. 1893.
<Qeze (Qoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gem- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
WoensclH<r 31 >2 ei.
ILEIDSGH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
▼oor Leiden per maanden1.10.
IfrancG per post1.40.
Hfzonderlijke Nommers0.05.
PKIJS DER AD VEHTENTIÊN
▼an 16 regel» ƒ1.05. Iedere regel meer /"0.17J.
Groofere lettere naar plaatsruimte. Voor het
tDcatueeren builen de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Eerste Blad.
I Leiden, 30 Mei.
De Maatschappij der Nederlandsche Letter-
jundo te Leiden is, gelijk bekend is, thans
K voor dames opengesteld. Op de lyst van
jen, die voor het lidmaatschap worden voor-
:e8teld, komen niet minder dan twee en
ntig dames voor, waaronder vyf als buiten-
fclsch lid.
zullen in het geheel 25 gewone en 8
Itenlandsche leden uit de voorgedragen 79
Tvone en 15 buitenlandsche candidaat-leden
jrden benoemd.
De drie groepen van de „Vrijzinnige
svereeniging" alhier zullen morgenavond
onderlijk vergaderen ter bespreking van
candidaat voor de Provinciale Staten, ten
Jolge van het overlijden van prof. mr.
■T. Buys.
B- De sergeant-schrijver E. H. F. Muller,
an het 4de reg. inf. alhier, wordt den lsten
leptember a. s. overgeplaatst bij de Cadetten-
chool te Alkmaar en belast met de functiën
i schrijver en bibliothecaris by die inrichting.
Naar wij vernemen, is tot resident van
^anoelie benoemd onze vroegere stadgenoot
assistent-resident P. J. Kooreman, van
Het Juni nommer van „Het Leeskabinet"
o. a. het welgelijkend portret van wijlen
trof. mr. J. T. Buys met bijschrift van
Ch. Blok.
Het onderzoek der verlofgangers in de
noente Valkenburg zal plaats hebben te
ft wijk op 8 Juni a. s., des voormiddags te
J uren.
De vastgéstelde rekening over 1892 van
len Googer PMder, onder Oude- en Nieuwe-
Vetering, bedraagt aan inkomsten 4016.09®,
tan uitgaven 3424.21, batig saldo ƒ591.885.
De begrooting voor 1893 werd geraamd
tan inkomsten op 1674.85®, aan uitgaven
>p ƒ1665, badig saldo 9.855.
De omslag voor 1893 is bepaald op ƒ3.35
)er hectare.
De kerkelijke Kiesvereeniging „Evangelie
)a Belijdenis", te 's-Gravenhage, heeft aan de
eden van het kiescollege der Ned.-Herv. ge
meente het navolgende zestal predikanten
voor het formeeren van het zestal op Donder
dag a.s. toegezonden E. E. Gewin, te Utrecht;
E. A. G. Van Hoogenhuyze, te Nijmegen;
D. J. Karres, te Genemuiden A. H. DeKlerck,
te Ridderkerk; N. L. Piccardt, te Zandeweer
en H. Pierson, te Zetten.
Ds. D. J. Karres wordt dus door beide
Kiesvereonigingen aanbevolen.
De leden van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal zijn ter vergadering bijeen
geroepen tegen Dinsdag 6 Juni a. s.,'s avonds
te halfnegen.
De heer F. W. Heintz, adjunct-commies
bij de Algemeene Rekenkamer, is op verzoek
eervol ontslagen, behoudens aanspraak op
pensioen.
Naar de „N. R. Crt." verneemt, heeft
dr. S. Hoogwerff bedankt voor eene eventueele
benoeming tot hoogleeraar aan de universiteit
te Groningen.
Te 's-Gravenhage is overleden jhr. mr.
A. J. "W. Cornets de Groot, oud-raadsheer in
het Hooggerechtshof van Ned.-Indië.
Het vierde congres der „Internationale
Vereeniging voor Strafrecht" zal 26 28 Juni
te Parijs gehouden worden. Daar zullen o. a.
ter sprake komende recidivisten-statistiek,
onder de rapporteurs voor wolk vraagstuk
prof. Van Hamel voorkomt, en de maatregelen,
te nemen ten opzichte van bedelaars en
landloopers.
Voor de vacante betrekking van directeur
der Koninklijke Deventer Tapijtfabriek is voor
gedragen de heer P. G. Van Schermbeek,
kapitein der genie te Arnhem.
Evenals vóór de benoeming van prof.
Salzer in verschillende bladen, en vooral ook
in de studentenpers, de opmerking werd ge
maakt, waarom aan een vreemdeling de voor
keur moest worden gegeven, terwijl er land-
genooten waren, die zeer zeker voor het
professoraat in aanmerking kwamen, zoo komt
diezelfde quaestie thans wederom ter sprake,
nu alweder een opvolger van prof. Salzer
moet worden benoemd, en ook ditmaal weer
bekwame landgenooten dreigen te worden ge
passeerd.
De „Haagsche Ct." noemt het ergerlijk, „dat
op de voordracht als No. 1 weer een Oosten
rijker staat, terwijl een der Nederlandsche
chirurgen, die in bevoegde kringen voor het
professoraat de aangewezen personen werden
geacht, zich met den rang van figurant op de
tweede plaats moet vergenoegen."
De bedoelde Oostenrijker, evenals Salzer
weer een assistent van professor Billroth, is
vermoedelijk wel een bekwaam man, maar
geniet volstrekt geene Europeesche reputatie,
terwijl mot name aan do Leidsche en Amster-
damsche universiteiten in de latere jaren zeer
bekwame chirurgen zijn gevormd, die practisch
noch wetenschappelijk voor den vreemdeling
behoeven onder te doen; en men zal onze
ergernis en verontwaardiging deelen, zegt do
„Haagsche Courant:''
Want met alleen is 't beneden onze nationale
waardigheid, tegenover het buitenland den
schijn aan te nemen, alsof wijzelven tot niets
in staat zijn, geene wetenschappelijke mannen
kunnen vormen en alles uit den vreemde
moeten halen, laatstelijk, risum teneatIsnog
weer een professor in de Engelscho taal uit
Duitschland, maar het is ook eene ramp
voor onze geneeskunde en onze wetenschap.
Of gelooft men, dat er, a!s de jongelui
zien, dat zjj toch altijd bij vreemdelingen
achtergesteld worden, voortaan nog jeugdige
medici zullen zyn, die zich, met vaak heel
wat finantiöele opofferingen, aan de weten
schappelijke studie zullen Wijven wijden, in
plaats van zoo spoedig mogelijk in de prak
tijk en aan 't geldverdienen te gaan?
Gelooft men niet, dat zulk een ongemoti
veerd en krenkend passeeren van billijke
aanspraken doodend werkt op de ambitie,
zoowel van do gekrenkten als van anderen?"
Heden heeft de onthulling van het stand
beeld van Jan Pietersz. Coen te Hoorn plaats.
Ter opluistering van het feest heeft de minister
van marine naar de Hoornsche reede gediri
geerd Hr. Ms. monitor „Tfiger", de instructie
vaartuigen „Urania", „Pollux" en „Castor" en
de stoomkanonneerbooten „Vali" en „Udr."
Deze oorlogsschepen zullen door pavoiseeren,
salueeren en illumineeren deelnemen aan de
feestelijkheden van dezen dag.
De minister van buitenlandsche zaken, die
aanvankelijk de uitnoodiging tot bijwoning
der feestelijkheden had aangenomen, heeft
later bericht wegens ambtsbezigheden verhin
derd te zijn. Daarentegen berichtte de minister
van binnenlandsche zaken, dat Z.Exc. de
onthulling hoopte bij te wonen.
Met hem waren ook de ministers van marino,
van waterstaat, handel en nijverheid en van
koloniën, alsmede de minister van Staat -E.
baron Mackay naar Hoorn gekomen.
Gisteravond werden de feesten geopend
met eene vertooning van Van Lenneps too-
neelspe! „De Stichting van Batavia", door
de Rederijkerskamer „Westfrisia", in de Park-
zaal, waar ruim 700 toeschouwers aanwezig
waren.
Reeds hier en daar zag men gisteren vlaggen
wapperen, als bewijs dat Hoorn in de rechte
stemming is om feest te vieren, en men was
druk bezig aan de versiering op den Rooden
Steen, waar het standbeeld staat.
Bij de plechtigheid der onthulling op heden
hield dr. Scbaepman eene rede, waarin hy
eerst een liistori-chen terugblik gaf en ver
volgens op de beteekenis van de stichting
van Batavia wees, voor ons, voor Indië, voor
de geheele wereld.
Jan Pieterszoon Coen, zeide hy, is in den
vollen, in den kleineren en in den grooteren
zin een zoon van zyn tijd. In hem leefde het
grootsche, het de wereld omvattende, de lust
om van verovering tot verovering, van schep
ping tot schepping voort te schrijden. Maar
hy had ook het kleiner nationaliteitsgevoel,
dat alleen in de natie de wereld ziet en, op
wereldhandel belust, toch alloen het monopolie
kent. Boven zyne tydgenooten zelfs rijst hy
als hy dat monopolie vril uitbreiden van de
Companie tot het volk, maar tot breeder
vlucht ontplooien ook zyn vleugelen zich.
niet. Toch is er onder de grooten van zyn
dag geen enkele zoo groot als hy op dit en
menig ander stuk. Zyn vroom gemoed is op
verspreiding van het Evangelie gericht; hy
vordert ware herders en geene huurlingen,
maar wat hy in zyn bybel ook gevonden
heeft tot stichting voor geest en hart, als
Gouverneur-Generaal heeft hy vooral het Oude
Testament gelezen en het „oog om oog en
tand om tand" is door het „Zalig zyn de
barmhartigen" niet van zyne geldende kracht
beroofd. Voor hem is de oorlog niet alleen
een middel tot den vrede, maar een wapen
van recht en een Godsgericht. Scherp en hard
en onverbiddeiyk als zyn zwaard is hier zyn
beginsel. In de geweldige mate van zyne
kracht zal by het handhaven en uitvoeren.
Maar is eenmaal de oorlog gestreden, dan
ook het werk des vredes met kloeke hand
begonnen, doorgezet, voltooid. Dan ook paal en
perk gesteld aan alles, wat wanorde en wille
keur kan scbynen, dan als libre, vrye lieden
geene ongerechtigheid gedoogd, dan de ge
rechtigheid ten troon verheven, want hoe
kan zonder deze de wereld bestaan?
Zóó verschynt Jan Pietersz. Coen voor ons:
een groot man, een hoog karakter. Zyn groot
heid is niet de vrucht van de speelsche fortuin
daar is ernst in en waarheid; de glorie, die
hem omstraalt, is zonnelicht. Plicht is het van
gerechtigheid en van eere hem hulde te bren
gen; de hulde te voltooien hem door het
nageslacht bereid. Zóó valle dan de omhuiving,
die zyn beeld bedekt; zoo verryze dan voor
ons in zyn klaarheid en zyn kracht het beeld
van een Nederlandschen held.
Daarna werd het beeld onthuld.
De redenaar vervolgde toen aldus:
B
■Nog staat hy stil by don zonderlingen loop
der diDgen, waar elk menschenleven noch
tans mee van zou kunnen getuigen, indien
hy slechts opgemerkt werd, als de politie
binnentreedt.
Al spoedig laat zy den aanvankelyk stroe
ven toon onder de vergeiyklng der nummers
varen. Herders beleefde, korte, beslissende
antwoorden getuigen genoeg van zyne
onschuld.
Toch kon noch mocht er sprake van zyn
hem van alle vervolging te ontslaan. De
vormen moesten in acht genomen worden,
proces-verbaal opgemaakt, de, zy 't ook tyde-
lyke, bezitter van een der vermiste nummers
in hechtenis genomen worden.
De politie gevoelt echter hoe onaangenaam
een en ander voor een onschuldige is. Zy
belooft hem eene goede kamer en goede voe
ding. En Herder belooft van zyn kant de
grootste onderwerping en het taaiste geduld
in geval het geding mocht worden uitgespon
nen of uitgerafeld. Hy had geen haast. Indien
slechts 10 October zyne betrekking kon
aanvaarden. Nu, wat dit betrof, Augustus was
nog niet ten einde.
Hieromtrent behoeft hy zich dus niet te
verontrusten. Vooral nu hy getuigen kan
noemen by de ontvangst van de banknoot,
als den logementchef zeiven te Eisenach.
Onder een gekscherenden gelukwensch met
de verdiende premie neemt hy afscheid van
den wisselaar, om de heeron der pohtie naar
een vertrek te volgen, waarin hy zich al
spoedig zóó thuisgevoelt, dat hy zich onwil
lekeurig een geluksvogel noemt en 't bem
ergert noch hindert dat de deur der lieve
kamer toch gesloten wordt en hy dus wer-
kelyk achter slot en grendel zit.
V.
Nanda is den anderen morgen genoeg opge
knapt en gevoelt zelve te veel behoefte aan
afleiding, om niet te wenschen Marianne en
beide heeren te vergezellen op eene wandeling
door de stad. Zy wil haar zieloleed tot eiken
prys beheerschen. Zoo iemand, dan beseft zy
deze waarheid
Schielyk by pakken ter neder te zitten
Brengt hoofd en hart nog maar meer in de war,
Of laat door zorgen het brein zoo verlichten,
Dat het niet uitziet naar lichtende star;
Ja, zelfs verzuimt even opwaarts te blikken;
Even, terloops maar, 't waar immers genoeg,
Om 't steunen te stillen van 't jammergekloeg,
't Hart te weerhouden van doodeangsttestikken.
Opwaarts te zien toch is hopen, vertrouwen;
't Is op den schitterenden Engel te bouwen,
Die reeds de wieg van den zuigling omzweeft,
Hoedend voor alles, wat kwaiyk kan werken;
Samen al voegend, wat zwakheid kan sterken
En als de moeder den kleinen verkleefd.
Komen er al te veel nooddruften kwellen,
Dreigen met stilstand steeds stroomende wellen,
Op! toch het hoofl en de leden verkloekt.
Hy toch moet vinden, die yverig zoekt.
Zy 't niet onmidd'iyk, dra stellig en zeker:
Moed is de naam van den tegenspoedwreker,
Moed om den onspoed in de oogen te zien
Geeft aan den eenling de krachten van Tien.
En zoo die moed ook nog van buitendoor
afleiding kan worden geschraagd, dan voor
zeker nergens meer, nergens beter dan juist
te Weimar, ofschoon juist Weimar haar meer
nog aan Herder herinneren moet, dan eenige
andere stad. Niet alleen toch had hy haar
zyne kennis ook van deze stad en haar ver
leden meegedeeld, maar hy meende er van
vaderezyde van herkomstig te zyn, verwant
als deze was aan den dichter, wien er niet
alleen een standbeeld was vereerd, maar naar
wien ook een plein was genoemd, de Her-
derplatze, in de nabyheid der Stadtkirche.
Door hem wist zy hoe wereldberoemd Wei-
mar was tydens de regeering van Carl August
en zyne moeder Anna Amalia. Dat Goethe
en Schiller, Herder en Wïeland aan het hof
hadden geschitterd; dat Kotzebue er was
geboren; dat Schiller er den geest gaf (1805)
kortom, dat Weimar het middelpunt was
geweest der letterkunde, dank zy de letter
lievendheid der vorsten en vorstinnen.
Ten overvloede getuigde hiervan het ge-
denkteeken op de Theatorplatze, dat Goethe
en Schiller voorstelt op een oogenblik, dat de
eerste den laatste den lauwerkrans aanbiedt,
en de karakteristieke opschriften van sommige
huizen: „Hier wohnte Goethe", „hier
wohnte Schiller", „hier wohnte Wie-
land", hier wohnte Herder."
Dat alles met eigen oogen te aanschouwen
en zich daarby in 't verleden te verdiepen,
om de nevelen van het heden te verjagen,
ziedaar, waarnaar zy streefde.
{Wordt vervolgd.)