N°. 10193
Dinsdag 16 ?VIei.
A°. 1893.
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
iDit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
M». J. T. BUYS.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maaslenf 1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.17}.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Yoor het
incasseeren buiten do stad wordt ƒ0.10 berekend.
"26 Januari 1828 —14 Mei 1893.
Wat gevreesd werd, is helaas geschied.
•Gisteravond te halfnegen vernamen wfj het
treurig bericht, dat prof. mr. J. T. Buys, ton
^gevolge der gecompliceerde ziekte, waaraan
h\j in den laatsten tijd, na een aanval van
pleuri6, lijdende was, is overleden.
Groot, zeer groot is daardoor het verlies,
hetwelk door de Leidsche universiteit in het
bijzonder en door do wetenschap in het alge
meen, waarvan hy een der voornaamste sieraden
was, door de stad onzer inwoning, door ons
vaderland wordt geleden.
Johan Theodoor Buys werd den 2östen Jan.
1828 te Amstordam geboren, was sinds 15
Januari 1846 student in do rechten te Leiden,
zette zijne studiën voort te Amsterdam, waar
hij werkzaam was aan de redactie der
„Amsterdamsche Courant", promoveerde er
in 1850 op eene dissertatie: „Specimen jur.
inaug. de jure cogitata communicandi ex
juri6 communis principiis regendo", werd 9 Mei
1862 hoogleeraar in de staats- en staathuis
houdkundige wetenschappen aan het Athe
naeum te Amsterdam, welk ambt hij aan
vaardde met ,het houden eoner in druk ver
schenen inaugureele rede over „het wezen van
den constitutioneelen regeeringsvorm", en ver
vólgens den 25sten Maart 1864 hoogleeraaj
in de rechten te Leiden, waar hjj het staats
recht, administratief recht en volkenrecht do
ceerde en welk ambt hij aanvaardde met eene
rede „over het moderne Staatsbegrip."
Inzonderheid door zijne scherpzinnige, de
toestanden van het oogenblik ontledende en
door helderen betoogtrant uitmuntende arti
kelen in tijdschriften en brochures heeft hij
grooten invloed uitgeoefend op den gang der
staatkundige gebeurtenissen in ons land en
kon hjj beschouwd worden als een der mach
tigste leiders van de vrijzinnige party in
Nederland.
Buys was een man van gezag, voor wiens
onbevangen oordeel, gepaard met eene schit
terende, bezielende redenaarsgave, men eerbied
koesterde.
Van 1856 tot 1864 redigeerde hy de „Weten-
schappeiyke bladen" en sedert 1865 was hy
mede-redacteur van „De Gids".
Behalve zyne talryke en bekende opstellen
in die tydschriften en andere verspreide stuk-"
ken en kleine geschriften, verschenen o. a.
afzonderiyk van hem: „De Nederlandsche
Staatsschuld sedert 1814" (Haarlem 1857),
„Mr. J. R. Thorbecke herdacht" (Tiel 1872),
„De Grondwet. Toelichting en Critiok" (2
deelen, 1882—1886), waaraan in 1888 een
3de deel werd toegevoegd, getiteld„De
Grondwet. Toelichting en Critiek van de wjjzi-
gingen in 1887", enz.
Uitgebreid was ook de werkkring, waarin
de overledene zich op ander maatschappeiyk
gebied bewoog. Reeds van 1857 af was hy secre
taris van het College voor de Zeevisscheryen,
in welke betrekking hy enkele jaren goleden,
wegens zijn bedanken, door prof. mr. H. Van der
Hoeven werd opgevolgd, terwyi hyzelf van
genoemd College in 1891 tot lid benoemd werd
en dikwyis in staat was door zyn uitgebreide
kennis en helder oordeel goede diensten te
bewyzen; meermalen was hy lid van den
Leidschen gemeenteraad, door wien aan
zyne adviezen groot gewicht werd toegekend,
niet het minst indertyd toon het betrof de
gemeente-administratie, welke naar zyne mee
ning te wenschen overliettevens was hy lid der
Provinciale Staten van Zuid-Holland, sedert
16 Februari 1864 lid van den Raad van State
in buitengewonen dienst en meer dan eens
voorzitter of onder-voorzitter van by koninkiyk
besluit benoemde commission tot het ont
werpen of herzien van ryks-wetten.
Hy was een vraagbaak voor menigeen en
steeds vond men een welwillend gehoor
by hem.
Wyien koning Willem III erkende zyne
verdiensten door zyne benoeming tot ridder
in de orde van den Nederlandschen Leeuw
na zyn optreden als rector-magniücus in het
gedenkwaardige jaar, toen Leidens hoogeschool
haar driehonderdjarig bestaan vierde.
Reeds vroeger had hy van den Koning-
Groothertog de onderscheiding van officier
van de Eikekroon ontvangen.
Door velen zal zyn heengaan, op nog slechts
65-jarigen loeftyd, innig worden gevoeld en
diep betreurd. Door de studenten bemind, was
hy door hen, die hem op andere wyze mochten
leeren kennen, hoog geacht, waarvan hy vooral
de blyken ondervond by zyn 25-jarig hoog-
leeraars-jublleum.
Den diepsten eerbied had hy voor anderer
overtuiging. Hy was geleerde en mensch in
de ware, verheven beteekenis van het woord.
De nagedachtenis aan hem zal blyven voort
leven. Door zyn werken en de vruchten zyns
arbeids heeft hy zichzelven eene eerezuil
gesticht.
Hy was een braaf, nu! tig burger van Leiden
en een vaderlander, wiens hart warm klopte
voor alles wat goed, edel en schoon was, wat
tot waarachtig welzyn er van kon strekken.
Zulke mannen sterven nietl
Het Leidsche Studentencorps hoeft gedurende
zes wek.n den gebruikelyken rouw aange
nomen.
De begrafenis is bepaald op a. s. Donderdag
middag te twaalf uren.
De meeste bladen wyden uit den aard der
zaak eveneens meer of minder uitvoerige
beschouwingen aan de nagedachtenis van den
overledene.
Zoo schrijft de „Tel." o. a. het volgende:
De tijding van het overlijden van den
hoogleeraar Buys, ofschoon na de berichten
der laatste dagen niet onverwacht, is daarom
niet minder treffend, vooral voor de talryke
kwoekelingen der Leidsche hoogeschool, die
het voorrecht hadden onder zyne leiding
hunne studiën te kunnen voltooien. De hel
derheid en degelijkheid van zyne colleges
over staatsrecht on volkenrecht maakten op
eiken student een diepen indruk, maar nog
meer leerden zy Buys waardeeren, die later
in de gelegenheid waren den hoogleeraar
ook buiten do college zaal te leeren kennen.
Als voorzitter der „Studenten-Debating-Club"
gaf *Buys zich sedert vele jaren ontzaglijke
moeite om de vrye ontwikkeling der stu
denten, ook buiten de college zaal, te bevor
deren, terwijl neoit iemand, die by zyne
studiën hulp of raad noodig had, zich tever'
geefs tot hem richtte. Yoor de Leidsche hooge
school is het overlyden van Buys daarom
een onherstelbaar verlies
Reeds vóór zyne benoeming tot hoogleeraar
te Amsterdam had Buys in de hoofdstad
een goeden naam verworven door zyne voor
drachten in „Felix" over de geschiedenis der
Nederlandsche Staatsschuld.
Niet lang evenwel was Buys aan het
Athenaeum werkzaam, want reeds twee jaren
later werd hy tot hoogleeraar in het staats
recht en het volkenrecht aan de Leidsche
hoogeschool benoemd. Negen en twintig jaren
vervulde Buys dit ambt met groote toewijding
en buitengewonen yver, totdat de dood den
krachtigen man plotseling aan zyn nuttigen
werkkring ontrukte.
Grondig kenner van het staatsrecht en
scherpzinnig beoordeelaar onzer politieke toe
standen wie herinnert zich niet de bekende
artikelen, welke Buys in „De Gids" óver
onzen politieken toestand schreef? was Buys,
waar het de beoordeeling van moeilyke poli
tieke vraagstukken gold, steeds een man
van gezag, naar wiens raad Ieder, die op
eenigerlei wyze aan hot openbare leven deel
nam, met belangstelling luisterde.
Gaarne zouden de leiders der liberale party
ook Buys aan de minister-tafel hebben gezien,
maar alle pogingen, welke werden aange
wend, om Buys te bewegen eene portefeuille
te aanvaarden,bleven vruchteloos. Degeleerde
gevoelde geene roeping om de rustige studeer
kamer, van waar hy zyne scherpe critiek
oefende, te verwisselen met hot netelige ter
rein der practische politiek. Toch was het
geenszins het streven van den hoogleeraar
om zich te bepalen tot eene afbrekende critiek.
Ook waar het opbouwen gold, bleef Buys
niet achterwege, getuige zyne werkzaamheid
by de voorbereiding der grondwets-herziening
in 1887, waaraan Buys als onder-voorzitter
der commissie een werkzaam aandeel nam.
Reeds in 1866, dus eerst twee jaren na zyn
optreden als hoogleeraar te Leiden, deed Buys
zyne stem hooren tydens de politieke crisis,
welke toen tot de ontbinding der Kamer door
de bekende proclamatie van 10 October leidde.
In zyn woord tot de kiezers: „Het recht van
de Tweede Kamer" protesteerde Buys krachtig
tegen de ontbinding, onder het bekende motto
van Groen van Prinsterer: „Nauweiyks is er
in den constitutioneelen Staat een onverant-
woordelyker bedryf dan het ligtvaardig ge
bruik van dit prerogatief der Kroon."
„Moge de nieuwe Kamer" aldus eindigde
Buys dit protest, dat in den lande greoten
indruk maakte „welke wij tegemoet gaan,
een gelukkiger leven hebben dan hare voor
gangster gekend heeft. Moge zy er in slagen
den goeden naam van onze Staten-Generaal
te herstellen en gunstige getuigenis afleggen
van ons vermogen tot zelfregeering. Moge
vóór alles de waarheid, te lang reeds uit het
staatsbestuur gebannen, daarin terugkeeren
en heerschen, daar, waar tallooze intriges,
liberale en half-liberale, conservatieve en
half conservatieve, zoo lang reeds hebben
heerschappy gevoerd. Ziet, zoo eenige, dan
mag deze wensch eon by uitnemendheid
nationale heeten, want het is do wensch,
dien alle eeriyken, alle denkenden, alle on-
partydigen elkander sinds jaren hebben toe
gefluisterd. Maar, daarom wil ik er dan ook
met allen ernst dit by voegeneischt gy waar
heid van de Kamer, bouwt haar dan «iet op
eene leugen".
50.)
„Hoort u niet, menoer Herder? Marianne
•vraagt of u ooit oen familie Verdagen kent"?
•vraagt Nanda, met een stemmetje zóó aller
liefst lief, dat hy weer op andere wyze
ontroert,
„Hoe zoo... u meent?..." 8tottort hy,
kwansuis iets oprapend.
En de vraag wordt ten derden male ge
daan, waarop hy zegt:
„Ja.ongeveer.vrygoed.'t Is familie
van me.
„O zoo.dat dacht ik al.
Meer zegt mevrouw Haverkamp in spu
niet; maar 't is Herder, of zy in zyne ziel
heeft gelezen in welke betrekking hy tot de
Verdagens staat.
Mina's brief is nog geen volle acht dagen
in zyn bezit... en hoeveel doorleefde hy sedert
de ontvangst.
Hy moet haar tock antwoorden. Komaan,
zoo ras als hy te Frankfort, waarheen straks
de reis wordt voortgezet, op rust is, zal hy
eene volledige biecht afleggen. Er moet een
eind komen aan zyne dubbelzinnigheidMaar
boe kon Vilain vermoeden dat hy In eenige
betrekking tot de Verdagena staat., of dezen
tot hem stonden?
Om het onderwerp niet verder ter 6praak
te brengen, haast hy zich te vragen naar
den uitslag van 's graven bezoek aan de
„politie."
Aanhouding der coupons van naam met de
nummers der stukken was ook hare meenIng.
En het drietal
't Spoorde reeds naar Keulen en van daar
direct op Amsterdam.
„Die armen 1" zucht Nanda. „Hoe zullen
zy zich het reisje beklagen."
,'tWare te wenschen dat zy de eenigen
zyn en 't blyven, die zich 't doen", merkt
Vilain op en weder kykt zy Herder aan.
Hy weet niet wat er van te denken, omdat
zyn geweten onwillekeurig tikt.
Wat enkele woorden toch kracht kunnen
hebben! Deze enkele ten minste verstoren
zyn geluk, 't Is hem of donkere wolken aan
den horizon samenpakken.
Gelukkig heeft hy zooveel te doen met de
bagage, dat hy er zich om moet verwyderen.
Ook draagt meneer hem op den Kutscher
nog eens te waarschuwen, die hen naar 't
station moet ryden.
Nauweiyks heeft hy zich daartoe ver-
wyderd, of do graaf treedt Nanda ter zyde
met een
„Bitte freule, 'k moet u eens even iets
laten zien, aléér wy van hier gaan."
„Dat treft I Ik heb ook nog iets met mamsel
Vilain te bespreken", beveelt papa en Nanda
gehoorzaamt.
Bevend legt zy 't handje in 's graven arm
en nu ziet zy zich de straat uitgeleid. Met
driftigen stap snelt hy de hoogte op. In een
paar minuten zyn zy buiten.
Nu valt hy met de deur in huis.
„Ge ziet me zóó verschrikt aan, alsof je
bang voor me waart.en als je toch wist
hoe zielslief ik je heb.en dat ik die list
maar te baat nam, omdat ik je andets niet
meer alleen te spreken kryg, dan zal je 't
misschien nog betwyfelen, Nanda! Maar er
moet oen eind komen aan deze spanning. Je
papa heeft m'n aanzoek reeds gewenscht op
genomen, kort en goed.zeg dat je myn
vrouw wilt worden en 't zal je aan niets
ontbreken."
„Meneer! Ik, ik dacht... ik meende... u
zoudt.wel hebben opgemerkt dat ik.u
niet... liefheb... niet genoeg lief heb, meneer
Von Wienerstein. U bent bovendien zoo oud
als papa en... in 't kort, meneer! Och, ik
bid u, laten we teruggaan... Het spyt me
erg.voor u.dat.u.Ze blyft steken.
„Dat u je niet laat afwyzen als een school
jongen. Neen, zeker niet.Ik heb me in 't
hoofd gezet dat Nanda Haverkamp myn vrouw
zou worden, en dat zal gebeuren ook!"
„Maar, meneer.
„Ik heb dien vlasbaard van een secretaris
lief, wil je zeggen! Ha! Ook dat zou ik zelfs
aanhooren, maar toegeven? Nooit... Wees
verstandig, Nanda. Over drie maanden moet
ons huwelyk gesloten zyn. Papa en ik kwa
men dat overeen."
Zy antwoordt niet. De keel wordt haar als
toegeschroefd. De beenen weigeren haar dienst.
Een angstkreet, nauw hoorbaar evenwel, ont
snapt haar en sidderend voor de gloeiende
oogen van den man, die haar op zoo zonder
linge manier zyne liefde verklaart, moet zy
toelaten dat hy haar ondersteunt, omdat
haar de kracht ontbreekt hem vart zich af
te stooten.
„Herstel u", vermaant hy vriendelyk. „Ik
heb u verschrikt door myn heftigheid, maar.
ik heb den slag niet om my te beheerschen.
Ge hebt myn geduld te lang beproefd en
door uw koelheid my geprikkeld.
(Wordt vervolgd.)
I