Oe Leldaclie Dulnwaierniflatschappy
▼oor de Haageche rechtbank.
Vervolg.)
By de vermelding van bovenstaande recht
zaak waren we in ons vorig nomraer gebleven
b^ de modedeeling dat de heer dr. De Haan,
officier van gezondheid lste kl. te Leiden, het
water uit het tweede (Beek-)reservoir bacterio
logisch had onderzocht en als zijne meeDing
uitsprak, dat het voor het garnizoen Leiden
minder wenschelyk was dit te gebruiken,
omdat hy daarin bevonden had gansche
„kolonies" een groot aantal bacteriën en
omdat do filters z. i. micro-organismen niet
voldoende kunnen tegenhouden. Voor de
gezondheid achtte deze deskundige het water
schadelijk.
Prof. Mac Gillavry, uit Leiden, eveneens als
deskundige gehoord, verklaarde dat by zyn
bezoek de zoogenaamde Beek in zeer vervuilden
toestand verkeerde. De vraag of die Beek
aanspraak kan maken op den naam van
d u i nwater-Beek, beantwoordde de hoogleeraar
ontkennend. Dergeiyk besmet water houdt
z. i. op duinwater te zijn en de filters zyn
niet by machte om de smetstoffen geheel
terug te houden.
Op de vraag of hy het water uit het
tweede- of Beek-reservoir schadelijk achtte
voor de gezondheid, antwoordde de hoogleeraar
beslist ja, vooral met het oog op de bemeste
akkers in de omgeving. By verwerking van
den mest in den grond wordt het gevaar
echter aanzieniyk minder. Een beslist ant
woord op de vraag of het gebruik van het
water d&n nog gevaarlijk is, kon de hoog
leeraar niet geven, doch ook dan zou hy het
gebruik ontraden. By zyn bezoek aan de
terreinen der waterleiding lag de mest op
het land.
Op de vraag van den bekl., mr. W. Van
der Vliet, of de professor als lid van de
0omrais8ie voor de Volksgezondheid te Leiden,
het duinwater aldaar wel eens op andere
tydstippen heeft onderzocht dan toen hem
een onderzoek werd opgedragen, antwoordde
de hoogleeraar ontkennend, waarop de be
klaagde constateerde, dat de reputatie van
het Loidsche duinwater van dien aard was,
dat de professor, lid van voornoemde Com
missie, geen speciaal onderzoek noodig achtte.
Prof. dr. W. Nolen, daarna gehoord, bad
mede by zyn onderzoek het Beekwater in
onzuiveren toestand bevonden, en ook hy achtte
het scbadeiyk voor de gezondheid. Zoowel
by het liggen van den mest op het land als
by het verwerkon in den grond achtte hy
besmetting van het water mogelyk. De gewone
zandfilters, zooals die ook te Leiden gebruikt
worden, achtte de hoogleeraar onvoldoende om
het water te zuiveren van de schadelyke be-
standdeeleD. Op de vraag van den verdediger,
(mr. W. Th. C. Van Doorn) of in het Academisch
Ziekenhuis te Leiden zich wel eens ziekte
gevallen hebben voorgedaan, welke aan gebruik
van het duinwater kunnen toegeschreven
worden, antwoordde dr. Nolen ontkennend. Hy
kan die althans niet eonstatoeren en had vol
komen vertrouwen in hot duinwater.
Daarna kwamen de getuigen ii décharge
aan het woord.
In de eerste plaats de heer A. G. Hessels,
o.nd-landmeter te Leiden, die constateerde,
dat, voordat do Leidsche waterleiding bestond,
de gemeente drinkwater uit de nu gewraakte
Beek ongefil treerd aan de ingezetenen
verkocht.
Dr. D. De Loos, directeur van de Hoogere
Burgerschool te Leiden, deelde de resultaten
mede van zyne analyses van hot Leidsche
duinwater, op verschillende tydstippon gedaan
met water op verschillende plaatsen, ook uit
het tweede of Beek-reservoir, genomen, zelfs
uit de greppels geschept, en het resultaat van
zyne onderzoekingen was, dat hy zich vol
komen gerechtigd achtte om te zeggen, dat
het Leidsche duinwater zuiver drink
water was.
Door den getuige v. L., in dienst by de
Erven W., eigenaar van een perceel, waardoor
de z. g. duinwaterbeek loopt, werd medegedeeld
dat in den aanvang het plan bestond om de
machines der waterleiding op de Beek te
brengen, omdat volgens aller opinie het Beek
water uitmuntend was.
Door don lil ter baas v. L. werd do inlichting
der filters en hunne werking beschreven. Hy
constateerde dat wanneer de lar.deryen in de
omgeving bemest waren, het kleine Beek-)
reservoir niet gebruikt werd. Dan liet men
her. water wegloopen. Van eens buis om water
uit den Rfln te trekken werd nooit gebruik
gemaakt en dat t rfde ook niot, even
min eigeüiyk als het maken van het tweede
reservoir daar do Maatschappij steeds water
in overvloed had. Voor eene behoorlyke
zuivering der reservoirs werd steeds zorg
gedragen.
Ten slotte werd geboord de heer De Laat
de Kanter, burgemeester van Leiden, van den
aanvang af tot Februari jl. president-commis
saris van de Leidsche Duinwater-Maatschappy.
De vraag of van den aanvang af het plan had
bestaan om de Beek te benutten, kon getuigo
niet bepaald beantwoorden; 't is wel waar-
scbyniyk. Later, hoewel er geen gebrek aan
water bestond, is men overgegaan tot het
maken van een tweede reservoir met gebruikj
making van de veelbesproken Beek, omdat
men het jammer vond, dat water te laten
wegloopen. Die werken aan de Boek waren
volstrekt niet geheimzinnig gemaakt, integen
deel met volle openbaarheid.
Klachten over het duinwater werden te
Leiden nooit vernomen en sedert de totstand
koming van de waterleiding is de gezond
heidstoestand te Leiden veel verbeterd, en,
terwyi verleden jaar in de omgeving van Leiden
verschillende cholera-gevallen voorkwamen,
bleef Leiden geheel verschoond. Ook deze ge
tuige constateerde dat het Beekwater vroeger
ongefiltreerd in Leiden als drinkwater aan de
ingezetenen werd verkocht. Op de vraag aan
den bekl. of de Duinwater-maatschappy niet
steeds getracht heeft in het belang der gemeente
Leiden te werken, zonder altyd op eigen voor
deel bedacht te zyn, antwoordde de burge
meester bevestigend, daarby verzekerende
steeds op de aangenaamste wyze met den
directeur Van der Vliet tehebben samengewerkt.
Ten slotte verklaarde deze getuige nog dat
Commissarissen noch directeur traktement
genoten, dat alleen deze laatste f 1200 als
vergooding voor reiskosten kon declareeren.
Beklaagde, desgevraagd, bleef volhouden dat
hy het water der Leidsche duinwaterleiding
hield en nog steeds houdt voor zuiver drink
water, waarin hy door de onderzookingon is
versterkt.
Gelyk men ziet, had het getuigenverhoor
een belangryken omvang genomen, zoodat
het reeds laat was geworden en door de
rechtbank besloten werd do behandeling dezer
zaak in eene avondzitting, aanvangende te
halfacht, voort te zetten.
Avondzilting.
Hoewel de beklaagdo mr. W. Van der
Yliot des ochtonds opgaf zonder beroep
te zyn, is gebleken dat by ook thans nog
directour der Leidsche Duinwaterleiding-Maat-
schappy is.
Op de vragen van den president der recht
bank antwoordt de bekl. nog dat ae afsluiting
van het tweedo (Beok-)reservoir in Novomber
plaats had op verzoek van den president-
commissaris, hoewel hy, do directeur, het
water volstrekt niet nadeelig voor de gezond
heid achtte. Wanneer daaromtrent eenige
twyfel had bestaan, zou het reservoir onmid-
deliyk zyn afgesloten.
Daarna kwam liet woord aan het Openbaar
Ministerie, waargenomen door mr. Van But-
tingha Wichers.
De feitelyke bestanddeelen van het ten
laste gelegde meende ZEd.Achtb. dat vrywel
als bewezen aangenomen kunnen worden en
er blyft dus de vraag: of de opneming van
water, afkomstig van landeryen, welke be
mest worden, het drinkwater kon veront
reinigen.
Twee punten komen daarby in het debat:
lo. of daardoor in de drinkwaterleiding voor
de gezondheid schadelyke stoffen werden
opgenomen; 2o. in hoeverre de schuld van
den beklaagde zoodanig is, dat hy daarvoor
strafrechterlijk aansprakoiyk is.
Wat het punt 6ub lo. betreft, beriep het
O. M. zich op de meening der deskundigen,
die nagenoeg eenstemmig van oordeel waren,
dat het water, afkomstig uit de omgeving
van bemeste landen, schadeiyk voor de ge
zondheid is, en niet zoodanig gefilterd kan
worden, dat alle voor de gezondheid schade
lyke bestanddeelen er aan worden ontnomen,
althans niet by filtratie zooals die te Katwyk,
en ook elders, door zandfilters geschiedt.
Waar het oordeel van alle deskundigen zoo
eenstemmig is over het schadelyke van het
".tY r voor do gezondheid, meende hot. O. M.
dat inderdaad mag worden aangenomen dat
geen twyfel dienaangaande meer bestaat.
In hoeverre is nu bekl. strafrechterlijk aan
sprakelijk? Od eenige jurisprudentie kon het
weid art. 173 sub in onze wetgeving opge
nomen en nog geen vonnis met betrekking
tot dat artikel gewezen. Tot voor 1886 leefden
wy onder de werking van de Code Pénal,
waar slechts vervalsching van eet- en drink
waren strafbaar was gesteld, waarby de bekl.
bovendien nog moest weten dat het bymengsel
gevaariyk was voor de gezondheid. Alleen de.
Duitsche wet kende de strafbaarstelling van
„bronnen-vergiftiging" en had haar ontstaan
te danken aan de laakwaardige beschuldiging,
waarmede het Jodendom op nietige voor
wendsels werd vervolgd wegens vergiftiging
van bronnen, weiden en landeryen.
Geiukkig hebben wy In ons land in dit
opzicht geene strafbepaling noodig, maar
toch stelde ons art. 173 sub 13 Strafwetboek
strafbaar het doen ontstaan van gemeen gevaar
on, zy het dan ook onwillens, door roeko
loosheid of onvoorzichtigheid heeft bekl. zich
daaraan schuldig gemaakt.
Tusschen dolus en culpa is het onder
scheid dikwyis zeer moeilyk. Aan dolus
heeft het O. M. by dezen bekl. geen oogenblik
gedacht; geen oogenblik heeft het er aan
gedacht, de overtuiging staat by het O. M.
vast, dat deze beklaagde niet uit winst
bejag heeft gehandeld. Ons Strafwetboek
kent, en terecht, niet het veroischto „dat
schadelyke gevolgen zyn toegebracht; het is
voldoende dat zy konden worden veroor
zaakt. En dat dit hier het geval is, meende
het O. M. als bewezen te kunnen aannemen.
Volgens het O. M. heeft deze bekl. zich
aan grove nalatigheid schuldig gemaakt. Den
roem, welken hy zich had verworven door
het tot stand brengen der Leidsche water
leiding, heeft hy verduisterd door achteloosheid,
door zich niet te overtuigen of er ziekte
kiemen in het duinwater, afkomstig uit het
nieuwe reservoir, aanwezig waren of konden
zyn door toevoering van water, afkomstig
van bemeste landen.
Waar gevaar voor het leven en de gezond
heid van Leidens ingezetenen heeft bestaan,
mag eene dergelyke nalatigheid niet ongestraft
bly ven en het O. M. vorderde dan ook de ver
oordeeling van mr. W. Van der Vliet tot 7
dagen hechtenis wegens overtreding van art.
173 Strafwetboek.
De verdediger, mr. W. Th. C. Van Doorn, had
verwacht en gowenscht dat bet requisitoir
van het O. M. tot vrjjspraak haddo ge
strekt. Toch zal het bekl. misschien genoegen
doen dat hot requisitoir anders is en dobat
zal volgen, opdat daardoor de geschiedenis dezer
zaak, haar ontstaan to danken hebbende aan
praatjes en achterklap, tot het ware licht
kunne komen.
Wat waren de geruchten, welke in Lelden
rondgingen? Bronnen-vergiftiging, waterver-
valsching, waterbetrekking uit den Ryn.
Dat alles werd aan de directie der Leidsche
Waterleiding en haren directeur ten laste ge
legd zonder dat uit een onderzoek gebleken
was, dat er eenige grond bestond voor die
beschuldigingen.
In het Leidsch Dagblad van 17 December
jl. kwam een stuk voor, gericht aan den
Raad, waarin aan de Leidsche Duinwater
leiding bronnen-vergiftiging werd ton laste
gelegd en het betreurd werd dat de Justitie
dergelyke lage misdryven liet begaan zonder
er zich mede te bemoeien.
Dit gaf aan de Justitie aanleiding er zich
mede te bemoeien. De officier van justitie
begaf zich naar Leiden, wendde zich om in
lichtingen tot den eersten ondertookenaar van
het adres in het Leidsch Dagblad en
deze antwoordde: „ja, ik heb dat stuk wel
onderteekend, maar eigenlyk weet ik er niets
van." Toen wendde de officier van justitie zich
tot prof. Mac Gillavry en volgdo een onder
zoek met de hedenochtend medegedeelde re
sultaten, nl. dat niets bewezen werd, dat
niemand en terecht zyn vertrouwen aan
de Leidsche Waterleiding heeft ontzegd.
Naar pleiters meening hebben wij hier te
doen met het voorspel van tene comedie op
het gebied der Leidsche gemeentepolitiek en
met niets anders. Want bestond er eenige
aanleiding voor de kwade geruchten?
Er heerschte in Leidon geen cholera, typhus
of andere bosraetteiyke ziekte. Integendeel,
sedert de waterleiding er is, werd de gezond
heidstoestand in de Sleutelstad steeds beter.
Vanwaar aüs die beschuldigingen* En men
ging ver in zyne beschuldigingen. Er werd
nolfc beweerd dat Rijnwater voor duinwater
aan Leidens ingezetenen werd geleverd, waar
voor eene zy spruit van 700 meter noodig zoude
zyn geweest, met talryke opgravingen zelfs
door den Rijksweg.
het noodig om eons naar die spruit naar den
Ryu to doen graven, n .c.rniets werd
gevonden. Dat water uit eene zan dsloot werd
getrokken, het bleek ook niet, ja, in het
rapport van dr. Van Dissel werd het zelFs
eene onmogelykheid genoemd.
Toch moest ook die buis naar de Zand-
sloot dienen voor de lasterpraatjes.
En waar de Duinwater-Maatschappy zoo
gemakkeiyk haar water, volgens die geruchten
zou trekken uit Ryn en Zandsloot, zouzy
dan sedert 1882 aanhoudend haar kanalennet
hebben uitgebreid?
Nu het misdryf, dat de Maatschappy water
zou hebben betrokken uit eene vergiftigde
beek. Maar wanneer iemand zulk een
misdryf gaat of wil plegen, daar doet hjj
dit toch geheimzinnig en in het verborgen.
En is hier in het geheim gehandeld?
Integendeel, er is zoo openlyk mogelyk
gehandeld. Maar alles werd aan bekl. ver
weten en geweten, zelfs dat het veelbespro
ken water den naam van Beek kreeg, terwyl
lieden is gebleken, en ook uit officiöelo be
scheiden biykt, dat men werkelyk met eene
beek te doen heeft en het water algemeen
bekend is onder den naam van Beek.
Dat van geheimzinnigheid ook geen sprake
kon zyn, daarvoor zorgde de Pers. Herhaalde
malen kwamen o. a. in de Leidsche bladen
berichten voor over hot maken van het bassin
aan de Beek, op do plaats waar nota-bene
de gemeente Leiden zelf haar water haalde
voor de ingezetenen, liefst ongefiltreerd. En
toen ook werden de landen in de omgeving
sedert 50 jaren bemest. En nu zou de Leidsche
Waterleiding door dat water te benutten,
eene strafwaardige daad begaan! Waarlyk het
is al te absurd. Er is in deze zaak veel over
dreven. Gedachten zyn toegekend, welke
niet bestonden; zelfs de deskundigen bleken
de kluts kwyt te raken.
Hoewel de deskundigen van allen uit de
omgeving hoorden dat de Beek is een voort
durend stroomend water, dat nooit bevroor,
zelfs by de strengste winters niet, zeggen de
deskundigen: die zoogenaamde Beek wordt
alleen gevoed door zak water.
Schromelyke overdryving heerschte in de
rapporten, vooral van dr. Van Dissel, en de
cijfers wyzen aan dat wy hier te doen hebben
met eene zuivere duinwater-Beek
en niet met eene soort sloot, gevoed door
zakwater. Hoe kan dagelyks 500 kub. meter
worden opgepompt in het reservoir, terwyl
by de normaio cyfers, zelfs by den grootsten
regenval, de omliggende gronden slechts 1
kub. metor water per dag naar de Beek
afvoeron?
Reeds daaruit kan men zien dat de Beek
gevoed wordt uit do duinen.
Volgens pleiter zit de groote fout hierin,
dat men niet de juiste deskundigen in deze
geraadpleegd heeft, en hunne rapporten hebben
voor hem dan ook volstrekt niet die waarde,
welko het O. M. er aan hecht. Hier had men
een land bou w - scheikundige moeten raad
plegen en dan zou men andere resultaten
gekregen hebben.
Dat de schadeiykheid van het water be
wezen is, pleiter meent dat dit door geen
enkelen deskundige is beweerd of volgehouden.
Hoogstens is gebleken dat het water gevaar
iyk wezen kan. En in een strafproces is het
niet de vraag wat wezen kan, maar wat is.
Op de bekwaamheid der deskundigen wil
pleiter niets afdingen, maar het bleek beden
dat ook zy het met elkaar niet eens zyn.
Wy hoorden heden den strjjd tusschen de
bacteriologen; tusschen Koch en Von
Pettenkofer, en pleiter gelooft dat het
met de bacterién gaat als met de poezle: zij
zyn overal te vinden. H(j is dan ook over
tuigd, dat de Haagsohe Rechtbank, die zulk
een goeden naam heeft, zich niet zal begeven
op bacteriologisch gebied, maar zich zal bly-
ven bewegen binnon den kring van hare
kennis, den stryd tusschen Koch en Von
Pettenkofer aan anderen overlatende.
Waar o. a. prof. Mac Gillavry zich beriep
op de meening van bultenlandsche geleerden
om de schadelijkheid van het water aan te
toonen, daar beroept pleiter zich op de mee
ning van andere buitenlandsche deskundigen
om het rapport te wederleggen van dien
hoogleeraar. Hoe het echter ook zjj, bewe
zen is niets.
Nog een enkel woord over de zandfilters,
welke de deskundigen -beweren dat onvol
doende zfin. Tot vóór eenige jaren geloofaeD,
zelfs de bacteriologen, dat de zandfilters vol
komen bacterio-vry water gavenin de laatste
jaren wordt dit echter tegengesproken. Een
felle stryd ontstond daaro v Tusschen.do des
kundigen en voor de vakmannen staat het
vast .dn; do zar.öfillxalie, pa klaring, gelyk dit