Qeze {jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Leideu, 28 April.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
No. 10180.
Zaterdag SO April.
Ao. 1893.
LEIDSCH
DAGBLAD.
F BUS DEZER COURANT:
TöW Loidoa per S maandenf 1.1 A
Franco por post1*10.
Ateonderltfka Nommers0.05.
FBUS DEB AJDVERTENTEÊN
Tan 1—regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171-
Qrootore letters naar plaateraimte. Toor bet
tnoaaaeeren b ai ten de stad wordt ƒ0.05 berekond.
Officiëele Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouder© van Leiden;
Gezien bet adres van H. VAN DEN WIJNGAARD,
houdende verzoek om vergunning tot oprichting van
©ene 8igarendrogerij in het perceel Nieuwe
Rijn No. 111
Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875
(Staatsblad No. 95)
Geven bjj deze kennis aan het publiek dat ge
noemd verzoek met de bijlagen op de Secretarie
dezer gemeente ter visie gelegd ie; alsmede dat op
"Vrijdag 12 Mei aanst., 'e voormiddag© te elf uren,
op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven
om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
LeideD, DE KANTEB, Burgemeester.
28 April 1893. E. KIST, Secretaris.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen
ter algemeeue kennis, dat door MARIA MARK,
vrouw van JAN JOHANNES BULPAAP, wonende
alhier, een verzoekschrift is ingediend om vorgunning
voor den kloinhandel in eterkon drank in het perceel
Zandstraat No. 25.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
27 April 1898. E. KIST, Secretaris.
Heden ie aan de universiteit alhier de heer
J. G. Westra van Holthe, geboren te Assen,
bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap,
na verdediging van een academisch proefschrift,
getiteld„De Gemeentebesturen tegenover de
artikelen 7 en 9 van de Grondwet".
Door do alhier zitting houdende genees
kundige staatscommissie is bevorderd tot arts
de heer P. Ribbius.
De aan de universiteit alhier benoemde
privaat-docent in het Middeleeuwsch- en Nieuw-
Grieksch, dr. D. C. Hesseling, aanvaardde
hedennamiddag zijn ambt in dat studievak
met het houden in het klein auditorium van
hot academiegebouw eener openbare les, welke,
behalve door studenten, ook word bijgewoond
door eenige hoogleeraren en dames, alsmede
verdere belangstellenden.
Wy laten van de op dat gebied belangrijke
rede hier het volgende kort overzicht volgen
Bij 't openen van lessen over eene weten
schap, die nog zoo weinig beoefenaars vindt,
als hot middeleeuwsch en nieuw-Grieksch,
is 't zeker niet ongepast dat een beknopt
overzicht voorafga van de geschiedenis der
studie, die ons zal bezighouden.
De machtige invloed van het oud-Grieksch
met zijne rijke literatuur onderdrukte langen
tjjd by de Grieken de belangstelling in de
taal, die z(j spraken. Vreemdelingen, Italiaan-
sche Jezuïeten, waren de eersten, die tor wille
der propaganda grammatica's en woorden
boeken samenstelden (16de en 17de eouw).
In Duitschland was Martinus Crusius en by
ons was Menisius (beiden einde 16de en begin
17de eeuw) degeen, die het eerst ook het
Grieksch van zyn tyd bestudeerde; de laatste
werd gevolgd en verre overtroffen door Du
Cange. In de 18de eeuw en in de eerste
helft der 19de eeuw werd wel de geschiedenis
der Byzantunen, maar zoo goed als niet hunne
taal bestudeerd. Eene uitzondering maakte
alleen Coray, die ook aan 't z. g. volksgrieksch
der' middeleeuwen zyne aandacht schonk. By
de beoefening van 't nieuw Grieksch zocht
men overal directe aansluiting aan de oudste
periode der taal en verwaarloosde men de
taal van het tusschenliggende tydvakin deze
fout vervielen Mullach, Deffner, Maupbrophry-
dis, ja zelfs Curtius.
Een in Amerika levende Griek, Sophoklis,
paste het eerst de historische methode toe;
zyne grammatica is echter in Europa byna
onbekend gebleven. Een andere Griek, Hatzi-
dakis, die geheel zelfstandig tot dezelfde con
clusies kwam als Sophoklis, en wiens werk
aanstonds bekend en gewaardeerd werd, kan
beschouwd worden als de grondlegger dor
nieuwe wetenschap; hy maakte een einde aan
de fantastische voorstellingen omtrent de
taal van heden, waarin men overblyfselen
van de oude dialecten, ja, vóór historisch
Grieksch had willen vinden. Na hem kwam
P8ichari, die in menig opzicht zyn werk
voortzetteover den aard van 't middeleeuwsch
Grieksch verschillen hunne opinies aanmerke-
lyk, gelyk door een uitvoerig voorbeeld wordt
aangetoond. Spreker meent dat do oplossing
van het vraagstuk gezocht moet worden in
de omstandigheid, dat de literaire traditie in
de middeleeuwen niet uitging van gelyktydigo
schryvers, maar van de schryvers der oud
heid, en hy gaat na wat daarvan de gevolgen
waron. Hy geeft eenige voorbeelden hoe door
den invloed o. a. van 't kerkeiyk Grieksch
enkele oud-Grieksche vormen in de gespro
ken taal zyn gebleven.
De inhoud der Byzantynsche schryvers is,
schoon weinig beantwoordend aan onze
eischen van schoonheid, belangryk voor de
geschiedenis der beschaving en voor de kennis
van karakter, kunBt en godsdienst der heden-
daagsche Grieken en der Slavische volken.
By het bestudeeren van het volksgeloof der
tegenwoordige Grieken heeft men, gelyk by
de studio der taal, de periode der middel
eeuwen verwaarloosd. Als voorbeeld kiest
spreker de figuur van Charon, thans Charos;
hy gaat na hoe men zich den veerman der
onderwereld heeft voorgesteld in de laatste
eeuwen der oudheid, in de middeleeuwen en
in den nieuweren tyd, en toont aan hoe
noodzakelyk voor het begrypen van de voor
stellingen van heden de kennis der histori
sche ontwikkeling is.
Met een kort woord over de Byzantinische
Zeitschrift, het orgaan, dat het best oriënteert
op het gebied van 't middeleeuwsch Grieksch,
en over de nieuw Grieksche literatuur, ein
digde spreker zyne les, na dankbetuiging aan
zyne auditores extra-ordinarii voor hunne ver-
eerende tegenwoordigheid.
Onze stadgenoot mr. S. Jules Enthoven
is benoemd tot eerelid van het studenten
muziekgezelschap „Sempre Crescendo."
De heer Gottfried Mann alhier is door de
dames zangvereeniging „Euphonia" te 's-Gra-
venhage tot eerelid benoemd en gisteravond
herkozen voor den tyd van twee jaar als
voorzitter der muzikale afdeeling van den
„Haagschen Kunstkring."
De toestand van prof. Buys was heden,
na den minder rustigen nacht, iets ongunstiger.
In de gisteravond gehouden Nutsverga-
dering van het departement Leiden werden
tot bestuursloden gekozen, in plaats van de
heeren G. F. Alsche en prof. dr. P. Van Geer,
de heeren mr. M. d'Aumerie en dr. M. C.
Dekhuyzen; tot leden van het hoofdbestuur
de heeren mr. W. Boot, kantonrechter te
Amsterdam, en mr. H. Smeenge, lid der
Tweede Kamer, te Hoogeveen.
Herkozen werden tot commissarissenvoor
de Spaarbank de heeren mr. C. M. Dozy, H.
W. Tieleman en G. Y. G. Fraser; voor do
Leesbibliotheek de heeren H. Burgersdyk, J.
M. Helling en J. P. Riedelvoor de Volks
zangschool de heer A. Van der Harst.
Gekozen werden als commissarissen: voor
de Bewaarschool de heer dr. G. M. Kruimel
voor de Spaarkas de heeren H. L. Van Nif-
torik en F. A. Dee; voor de Volksbyeen-
komston de heeren F. A. W. Schüdel, C. C.
Tieleman en J. Wilholmy Damsté.
Tot leden van de commissie tot opneming
der boeken en effecten der Spaarbank de
heeren mr. O. \V. Sipkes, C. Goekoop en de
heer Backer uit het bestuur.
Tot afgevaardigden voor do Algemeene
Vergadering werd uit do leden gekozen de
heer M. Van Kleeff, als plaatsvervanger de
heer C. J. Leendertz. Van het bestuur wordt
afgovaardigd de heer S. Kutsch Lojenga.
Daarna werden de punten tor beschryving
van de Algemeene Vergadering behandeld en
de rubriek A, voorstellen van het hoofdbe
stuur ter verdere uitvoering van vroeger ge
nomen besluiten, aangenomon. Omtrent de
nieuwe voorstellen van het hoofdbestuur werd
aangenomen een amendement om de uit te
trekken som ter ondersteuning van de bemoei
ingen der Maatschappy in zake debestryding
van de werkeloosheid en hare nadeelen te
verminderen van f 3000 op f 1000, zich
tegen de kookcursussen te verklaren en voor
de uitgave van eene lyst van boeken voor
volksbibliotheken.
Van de voorstellen der departementen ver
klaarde men zich tegen Utrechts aanvrage
om subsidie opnieuw voor het Utr. museum
van Kunstnijverheid, tegen dat van Woerden
om een maandblad uit te geven, tegen dat
van Leeuwarden om subsidie voor bekwaming
van hulppersoneel van bewaarscholen, tegen
Appingadam tot wyziging van art. 6 der
Reglementen en Voorwaarden, terwyl men
in zake voorstel Dordrecht, uitbreiding van
't aantal leden te bevorderen,meende 't best
te doen te wachten tot de wetsherziening
in 1895.
De begrooting 1893/94 werd vastgesteld in
ontvangst en uitgaven ad f 2044.
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Nieuw-York door
middel van bet stoomschip „Werkendam",
van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore
alhier moet9n de brieven enz. uiteriyk morgen
ochtend om 7.30 (7.50 stadstyd) bezorgd zyn.
De wyze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
De heer S. J. Sarlemyn, adjunct-inspec
teur by de Holl. IJzeron-Spoorweg-Mpy., dje
onlangs te Leiden in het Hópital Wallon eene
belangrijke operatie onderging, is in zooverre
hersteld, dat hy zyne functie eerstdaags weder
zal kunnen aanvaarden.
Het stoomsthip „Ardjoeno," van Batavia
naar Rotterdam, vertrok 27 April van Perim
de „Hector," van Batavia naar Amsterdam,
passeerde 27 April Perim; de „Conrad," van
Batavia naar Amsterdam, passeerde 27 April
Dungeness; de „Oberon" vertrok 27 April
van Pillau naar Rotterdam; de „Oranje-
Nassau," van W.-IndiC naar Amsterdam, arri
veerde 28 April te Havre; de „P. Caland," van
Amsterdam naar Nieuw-York en Baltimore,
vertrok 28 April van Boulogne-sur-Mer; de
„Prins Willem II," van Amsterdam naar
Suriname, is 28 April Dover gepasseerd; de
„Utrecht" arriveerde 27 April van Rotteidam
te Batavia.
28.)
De oude man klopt den armen jongeling
op den schouder, drukt hem beide handen,
als om hem nogmaals te bemoedigen, voor
dat ook hy die „laatste eer" aan de over
ledene bewyst.
Daarna neemt hy hem onder den arm en
leidt hem weg, opdat zyne ziel niet nog
meer zou worden opengereten, want. nog een
viertal bloedverwanten staat gereed de eer te
bowyzeil aan de doode, die zy misschien het
leven tot een hemel, misschien ook nu en
<ian tot eene hel hebben gemaakt!
V.y gaan... Ook de geestelijke gaat. De
doodgraver alleen blyft met zyn helper.
Nog zijn zy het hek niet uitgetreden of de
touwen worden weggesjord onder de kist.
Het hartverscheurend geluid, den oudenen
jongen mensch bespaard, klinkt beiden vreem
den toeschouwers tegen als de juichtoon van
den dood by het innen van zyne prooi.
Beiden trillen onwillekeurig. Even onwille
keurig vat Herder Nanda's hand.
Hy voelt hoe die beeft.
„Zy hadden niet moeten blyven. Hy had
verstandiger moeten zyn", verwyt hij zicb-
zelven.
„Die arme, arme jonge man", zucht Nanda.
„Och, hoe heb ik met hem te doen."
„'tMoet vreeselyk zyn, zoo te staan by
't graf van.van zyn alles op aarde."
„'tMoet vreeselyk zyn", herhaalt hy, „ja.
en, niet zonder trilling in zijne stem, ver
volgt hy: „Als ik me voorstel zoo eenmaal
te zullen staan by.een.graf.Nanda.
dan.maar.Aan wien dacht g y Mag
ik het weten?"
„Neen.O neen."
„Mag ik er naar raden?"
Zy antwoordt niet.
„'t Is misschien heel verwaand, maar hier.
te dezer plaats durf ik zeggen wat ik
overal zou verzwygen. Ge dacht aan hem, die
naast u stond."
Zy durft het niet ontkennen, doch toe
stemmen doet zy evenmin. Want zy ant
woordt niet.
„'kWeet genoeg, beste, lieve Nanda..."
De zon kleurt met een laatsten, maar
schitterenden glans Schumanns keurig ver
sierd graf niet alleen, maar ook de hooge
popels, welke do graven der armen beschadu
wen. Daarheen spoedt de voet der Schumanns-
bedevaartgangers zich echter niet.
Het is er eenzaam als altyd. Alleen zy
beiden schynen te ademen in dat gedeelte
van het r(jk des doods, want ook de gravers
zyn heen, nadat zy voorloopig de groeve
sloten met eene plank.
Hy slaat den arm cm haar heen en kust
hare tranen weg.
Zy weert hem niet af. Zy vergeet het
vreeselijk: „memento mori" onder zyne eerste
liefkoozing.
En hy
Eensklaps herstelt hy zich. Wie van beiden
het meest verward is, valt moeilyk te zeggen.
Gemakkelyker is het, te verklaren, wie van
beiden, met den hemel in het hart, terug-
wandelt naar den tuin van „Klei", al schrydt
zy zwijgend aan zyn arm voort en hoort zy
van zyne lippen geen enkelen klank, niet
alleen gedurende de wandeling, maar ook den
ganschen avond niet.
Hy ziet bleek, verklaart onwel te zyn en
begeeft zich naar zyne kamer, nog vóór het
souper. Alleen als hy haar goeden nacht
wenscht, rust zyn blik eene seconde langer
dan gewoonlyk op haar. Juist overhandigt de
kellner hem een brief.
Op zyne kamer gekomen, strykt hy zich
langs het voorhoofd, als om zijne gedachten
te Terdryven.
Iiy werpt zich in een stoel. Heeft hy ge
droomd? Was dat kleine tooneel op het kerk
hof goone werkelykheid Had hy Nanda niet
aan zyn hart gedrukt, in het volle bewust-
zyn, dat hy eerst nu gevoelde wat liefde wa6
Had die liefde hem niet overweldigd in het
zelfde oogenblik, dat hy er tegen ten stryde
toog, dat hy het lafheid, halfheid noemde, de
verzoeking te ontvluchten?
Hy blyft peinzen, met den briefin de hand.
Hjj waagt het niet den omslag te openen en
slechts met een half oog in te zien, wat
Mina hem schryft.
Eensklaps vliegt hy op; de kamer wordt
hem te benauwd en hy stormt de trappen
af. Hy ylt naar buiten, de straat op tot hy
de rivier heeft bereikt.
Nanda's kamer heeft oen venster aan
dien kant.
Wie was Mina, by haar vergeleken? Hoe
lief had hy Nanda! Hoe onwankelbaar ver
trouwde zy hem. Maar Mina dan?
Ook zy.Neen, de keus viel niet moeilyk.
Hy zou haar alles bekennen.
I Wordt vervoiyd.)