*0.10177. Woensdag SO Aapril. A». 1893. fexe jouraat wordt dagelijks, met uitzondering ran fpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Feuilleton. TWEE VOOR ÉÉN. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: J—r Uta ftr I f LI*. fnM far port Alwltrijfk* Hoornen0.05. PRIJS DDR ADVERTKNTiÜN Tea 1—1 refele f 1.01. Iedere refel Beer f0.17J. •reetere totten meer pleeteraiBto. Teer het toeaaeeena beitea de eted wordt f0.00 herekead. Het Leldsche Tconcel. Het was niet op bepaald waardige wyze, dat de r(J der abonnements-voorstellingen gis teravond besloten werd. Zelden heb ik een minder blijmoedig blij spel gezien dan „La petite Marquise", van Meilhac en Halevy, door mevrouw Yan Eys- den Vink hier te lande geïmporteerd. Een oude truc, op ouderwetsche wijze op de planken gebracht. De markies De Kergazon heeft meer liefde voor zijne boeken, waarin de geschiedenis der troubadours vermeld staat, dan wel voor zijne nog jeugdige, schoone echtgenoote. Deze, onbekend met de vierde maxime, door Molière in zijn „L'ócole de femmes" der ge huwde vrouw gegeven: „Car pour bien plaire a son époux, Elle ne doit plaire a personne", zoekt haar troost en heul bij den vicomte De Boisgommeux. Er volgt eene verklaring tusscben de beide echtgenootende een vindt de ander onuit staanbaar, de ander kan haren wettigen man niet uitstaan. Beider gevoelens ten opzichte van elkander zijn dus tamelijk wel dezelfde. Het gemeenschappelijk leven is derhalve ondraaglijk geworden eene scheiding is de «enige uitweg. De markies De Kergazon heeft de keuze tusschen een pak slaag, zijne wederhelft in tegenwoordigheid van getuigen te geven, en een klein in flagranti delictotje. Hij kiest het laatste. „Ga voor vier en twintig uren naar uwe tante in Normandié," voegt de aanstaande echtbreker zijne echtgenoote kalm toe; „kom dan terug met den commissaris van politie «n dan zal ik er voor zorgen dat gij de motieven tot eene echtscheiding hier in huis vindt." Mevrouw vertrekt, niet bepaald naar hare tante, maar naar den man, die haar zoo menigmaal om hare gunsten had gebedeld, dien zij steeds tot op dit oogenblik had weer staan. Juichend vertelt zij den vicomte, dat zij weldra vrij, geheel en al vrij zal zijn, dat de banden, die haar aan den markies De Kergazon hechten, weldra zullen verbroken zijn, dat zij hem nu voor eeuwig zal kunnen toebe- hooren. Deze echter had nooit eene bepaalde voor eeuwig gesloten verbintenis gewenscht; hij had eene liefde gezocht van voorbijgaanden aard; eene liefde, die een oogenblikkelijken hartstocht kon bevredigen; 't was eene op lossing, die voor hem „een nieuw gezichts punt" daarstelde. Dat nieuwe gezichtspunt beviel het vrouwtje niet; zij doorgrondde zijne gedachten en dan nog maar weer liever met den man van de troubadours dan met dit wezen. Ootmoedig betreedt zjj weer de echtelijke woning, zonder tegenwoordigheid van een commissaris, zij jaagt de kleine kamenier van de beruchte Marguerite Lambertier het huis uit en biedt den man, zooeven nog onuitstaanbaar in hare oogen, de verzoenende hand en deze aarzelt niet de hem aange boden hand aan te nemen. En zoo is weder alles in het reine. Ziedaar den inhoud van drie lange bedrij ven, opgesmukt met een doo*en oom ook eene niet geheel nieuwe vinding en boven dien met twee jaloersche boerinnen, die elkan der hare ijverzucht mot schoppen en in de lucht gestoken vuisten toonen. Ik heb den acteurs en actrices bewonderd voor de opgewektheid, den gloed, waarmede zij dit gewrocht vertolkten: de eonige, die hierop eene uitzondering maakte, was mej- Alida Klein; voor een flagrant-délit-subject was z\j wel wat al te kalm, al te ingetogen. Ik geloof dan ook dat de prachtige ruiker, haar aangeboden, ditmaal meer eene hulde was aan haar talent dan wel aan haar spel- Ten slotte werden wij vergast op het be kende „L'étincolle", van Pailleron, een blijspel, dat in Frankrijk op een buitengewoon succes heeft kunnen bogen; 't is dan ook een echt Fransch stuk, geheel en al een inheemscb gewas, niet geschikt echter om op onzen koelen, kouden bodem verplant te worden. Een man, die in enkele minuten tijdstwee verschillende huwelijksaanzoeken bij twee verschillende dames doet, die zijne zooeven nog vurige liefde zoo plotseling weet te smoren en zijn hart weder voor eene andere schoone voelt ontbranden, zulk een individu, zulk een vlinder is voor ons Hollandsch begripsver mogen niet te doorgronden. Ook dit werd door de dames Van Kerck- hoven—Jonkers en Van Eysden-Vink, als mede door den heer Van Eysden, blijkbaar met entrain en verve vertolkt. Vooral de scène, waarin mevrouw Van Eysden in zenuwachtige lachbui het tot haar onder accompagnement van hondengeblaf gerichte huwelijksaanzoek vertelt, kwam vol komen tot baar recht. Haar lach klonk har telijk, natuurlijk. Gedurende den loop van den avond werden haar twee prachtige bouquetten aangebolen. Leiden, 26 April. Mr. L. H. ,Talma. Het is pleizierig wanneer de leden eener Vereeniging zich zoo nauw mogelijk aan elkaar sluiten, om den vooruitgang er van te doen bevorderen en steeds de zinspreuk in gedachten te houden„Eendracht maakt macht." Is hetJdan wonder dat de Vereeniging „Talma," opgericht 20 October 1889, zich van jaar tot jaar in steeds toenemenden bloei mag verheugen? Gisteravond mocht z\J hare elfde uitvoering geven in de flinke ruime zaal van „Vondelhoven", aan den Stations weg alhier. Het lokaal, voor deze gelegenheid rechts van het tooneel keurig met groen versierd, waar- tusschen statig het vaandel prijkte, had een recht gezellig aanzien. Omstreeks negen uren opende de president der Vereeniging don feestavond, allen een hartelijk welkom toeroepende. Deed het programma reeds zien dat er veel te genieten zou zijn, de verpachting werd zelfs verre overtroffen. Nadat eenige muziek nummers waren ten uitvoer gebracht werd overgegaan tot de opvoering van: „Te z\jn of niet te zijn" of „De Schilderswinkel", blijspel met zang in één bedrijf. Alle hierin medewerkenden kweten zich uitstekend van hunne taak. De hierop volgende voordrachten „O, my Lady" en „Dat is de groote en dat de kleine" vielen mede zeer in den smaak. Dat het. daarom aan geen applaus ontbrak, behoeft zeker geen betoog. No. 6 van het programma wees aanFan tasie „Le Barbier de Séville", solo voor viool, voor te dragen door den jongenheer C. H. Versney. Het is zeker niet gemakkelijk voor het eerst in het openbaar te spelen, daarom juist bewonderde men genoemden jongenheer door zijne zekerheid in 't spel; luide werd h\j dan ook na afloop toegejuicht. Na de pauze kreeg men weder eenige voor drachten, namelijk„Waarom, daarom, O zoo 1" (het op het programma aangeduide duet Greenwich-tijd of Amsterdamsche tijd" kon, wegens het reedsgevorderde uur, niet doorgaan), „Bluffen! bluffen! bluffen I" en „Mjjn Catha rine". Deze voordrachten deden velen schudden van het lachen, zoodat het niet te verwonderen was dat de voordragers herhaaldelijk werden teruggeroepen. Tot slot kreeg men nu een kluchtspel in één bedrijf: „Hercules", en het was werkelijk eene klucht om te zien, hoe door de schuld der koffiehuisbedienden, een hulponderwijzer zijne diensten komt aanbieden bij een directeur van een circus, en een athleet de zijne bij een directeur van eene inrichting voor opvoe ding en onderwijs, hetgeen natuurlijk juist anders om noest zijn. Alle lof aan de in dit stuk medewerkenden, die zoo flink hunne rol vervulden. Een zeer opgewekt bal besloot deze zoo uitstekend geslaagde feestviering en velen keerden eerstjvroeg in den morgen huiswaarts, terugdenkende aan al het genotene en zeer zeker wenschendo dat de Tooneelvereeniging „Talma" steeds in bloei moge vooruitgaan. Officieel© Kennisgevingen. Do Voorzitter van den Gemeentenat van Loiden Gezien art. 31 der wet van 4 Juli 1850 (Staats blad No. 37), zooal8 die Is gewijzipd bij art. VII der additioneele artikelen yan de Grondwet; Brengt ter algemeone kennis, dat de lijsten der kiezers van leden va» de Tweede Kamer der St&ton- Generaal. do Provinciale Staten en den Gemeonteraad op beden zijn gesloten, opnieuw aangoplakt en ge durende acht dagen op do Secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage zijn nedorgelegd. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 25 April 1893. DE KANTER. Burgemeester en Wethouders van Loiden Gezien bet adres van F. A. W. SCHüDEL, houdende verzoek om vergunning tot oprichting van oene distilleerder ij en likourstokorij in het porceel Papenstraat No. 2 Gelet op de artt 0 en 7 der Wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) Geven bij dezo kennis aan het publiek dat ge- noomd verzoek met de bplagen op de Seoretarie dezer gemeente tor Tisie gelegd is; alsmede dat op Dinsdag 9 Moi aanst., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in to brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd» Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 26 April 1893. E. KIST, Secretarie. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeen© kennis, dat door J. KERKVLIET» wonende to Hazerswoude, en DAVID SILJEE, wonendo alhier, verzoekschriften zijn ingediend om vergunning voor den kleinhandel in sterken drank resp. in het perceel Noordomdo no. 20, en in eoneaande Haren te plaatsen kiosk gedurende don tijd»hestomd voor de werken aldaar tot verbreeding vaa de vaart. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 8, lsto alinea, der wot van den 2den Juni 1876 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het toezicht hij het oprichten van inrinhtingOD, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken; Brongen bg deze ter algemeen© kennis dat door hen op heden vergunning is verleend aan C. DUS08WA en rechtverkrijgenden tot het plaatsen van eene vorticale stoommachine van 3 paarde- kracht in het perceel Gortestraat No. 22.) Reizigers hebben niet veel tyd. O, zy ge looft het gaarne. Hy schryft het immers? En schryft hy ook nu maar weer kort, zy hoort toch weer dat hy gezond is. Dat is het voor naamste I En als hy nu terugkomt, dan scheiden zy nimmer, nimmer meer, tenzy de lieve God hun zyn doodsengel toezendt. Wat 'n heerlyke troost Het had den graaf weinig moeite gekost don bankier over te halen den door Herder en Nanda ontworpen omweg te maken. Toen hy verzekerde van zins te zyn dezelfde route te nemen, om zich dan als vyfdo te willen aansluiten, was de man dade lijk gewonnen. Niet om kennis te maken met eene prachtige natuur, dio hem met onloochenbare geestdrift door den graaf werd geschetst, niet om eenig genot te smaken, waarvan Nanda, ja ook Herder zelfs droomde, maar louter, omdat hy zich den Oostenryker ongaarne zou zien ontsnappen. Herder was ver van ingenomen met de onverhoedsche vermeerdering van het gezel schap. Maar naar het vóór of tegen van meneer den secretaris werd het allerlaatst, neen, in het geheel niet gevraagd. Hy had zich slechts in elke omstandigheid te schikken, waarvan de ergste en meest gevreesde natuurlyk die was: zich als „nul" bejegend te zien door don Gnüdigon Hoog geboren Heer. En die ergernis viel hem reeds te beurt vóór dat hy het hotel verliet, toen de graaf hem, zonder eenige vriendciykheid of verzoek om dien dienst te bewyzen, aan het verstand bracht, dat het in ééne moeite doorging ook voor do grafelyke bagage te zorgen. Vry ontstemd laat hy het zich gezeggen. Zyne rol eischt het immers? Nauw treedt de bankier, reeds gerust op zyne vangst, het station du Nord weder in, of hy wenscht niet minder dan dat hy de reis reeds als goóindigd mocht beschouwen en den graaf inkwartieren kon in No. 3000, Keizersgracht, Amsterdam, in plaats van mot hem vor weg te trekken en als een kermistroep rond te reizen met een „mollig geraamte 1" Mamsel Yïlain had het gelukkig nog niet zoo ver gebracht om 's bankiers gedachten te lezen. Zy zou vreemd hebben opgezien, ja, zeer zeker de lippen hebben verbeten, als zy had kunnen vermoeden, dat die slotsom hare respectieve jonkvrouweiyke magere persoon- lykheid gold, niettegenstaande hare vriende- lykheid om do vrienden te wyzen naar de bordjes, in de vier levende talen, den rei zigers toeroepend: „Past op je zakken 1" „Genadige Hemel, wat 'n dievenboel moet het hier zyn, dat zelfs de spoordirectie ons zoo waarschuwt! Nu, ze zouden aan my, Ik bedoel den dieventroep, zeker Walen of Frankiljons altcgaar, geen gemakkelyke heb ben; ik zou ze staan!... Ik zou zei..." Maar meneer Herder vermaant tot spoed. Een beambte dreigt het bord met „Cöln" c. s. al weg te nemen. Het is dus hoog tyd. Nog altyd razend op de dieven, waarmee hy wel nog niet in aanraking is gekomen, spoort „monsieur le baron" heen, terwyi Herder den dames eenige byzonderheden aan- wyst by het voorbijvliegen der laatste huizen van Brussel. Inmiddels werpt de graal, die ten naas- tenby de halve wereld had doorkruist, zich als gids op, tot niet geringe ergernis van Vilain, die hierdoor inbreuk ziet gemaakt op haren „Baedeker", want de graaf, dit had zy reeds gemerkt, verschilt doorgaans in meening met dien allemansvriend. „Wat, Baedeker!" byt monsieur le baron haar toe, „alle boeken liegen!" „Hé, meneer Haverkamp, meent u dat/ heusch?" vraagt zy zóó byeter naïef, ds,(s Nanda, Herder, die zonderlinge grimassr» trekt, influistert: „Dat zegt ze maar om deD man in g'*<i humeur te houden." „En ik zeg dat zy de vjjf niet op ■een rytje heeft!" Nanda vreest het ook. Toch antwoordt zy „Dat's haar byzondere wyze om me*, papa om te gaan." Wat de graaf van de naïeveteit denkt, blykt riet. Zeer zeker behoort hy niet tot de vereer ders van mamsol Vilain. Trouwens, zy evenmin tot zyna-vereersters, ofschoon zy lang gedobberd had tusachen de kansen, haar door twee alleonloopende man nen, wel niet nog aangeboden., maar toch bereikbaar gesteld. En dit was immers reeds eene kan3 op zichzelve voor iemand, die zich had voorgenomen den drempel der ouderlyke woning niet weder als vry van harten hand te overschrijden? Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5