LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 10175.
Maandag 24 April.
A0.1893.
(Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijk*) Nomraors0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels ƒ1.03. Iedere regel meor/"0.l7J.
Grootera letters naar plaatsruimte. Voor hes
incasseeien buuen de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Toonkunst-Concert.
Het is altyd aangenaam de kennis met goede
oude bekonden te hernieuwen. Zoo ook gister
avond, toen voor de 47sto muziekuitvoering
van de Leidsche afdeeling der Maatschappij
tot bevordering der Toonkunst het „Neujahrs-
lied" van Robert Schumann als eerste norn-
mer op het programma vermeld stond. Nog
herinneren wij ons den machtigen indruk,
weiken dit werk op ons maakte toen het
indertijd door de toen nog bestaande „Leidsche
Zangvereeniging", onder directie van den heer
Wetrens, in de Hooglandsche Kerk, met haren
heerlijken acustiek, werd uitgevoerd. "Wjj kon
den er ons en zeker velen nog bovendien
daarom niet andors dan in verheugen dat het
door do Zangvereeniging van bovengenoemde
afdeeling andermaal zou worden uitgevoerd.
Scheppingen toch als het „Neujahrslied" zjjn
evenals de naam van den grooten meester
zeiven onsterflijk. Zy blyven leven.
De Zangvereeniging had er biykbaar
hetgeen van haar trouwens niet anders mag
verwacht worden veel zorg aan besteed.
Onze bekende bas solist, de heer F. Dr.,
toonde wederom, als zoovele malen vroeger,
uitmuntend voor zijne vry moeiiyke party be
rekend te zyn. Ons althans voldeed hy met
Zijn rond en vol geluid, gepaard met veel
uitdrukking in de voordracht, bijzonder.
Het duet vcor sopraan en alt, onze stad-
genoote mevrouw V. v. W., en mej. Cateau
Ribbe, van het a capella koor, te Amsterdam,
mag oveneens op waardeering aanspraak
maken. Zy pasten uitstekend by elkaar.
De koren kweten zich over hot geheol dap
per van hunne taak, al kwam het ons voor
dat in enkoio gedeelten, zooals reeds in het
begin, het orkest wel wat overheer6chendo
was, terwyi b. v. het slotkoor, „Nun danket
Alle Gott", misschien ook wel wat krachtiger
had kunnen zyn.
Yan genoemd orkest uit het Amsterdam-
scho Concertgebouw - had by de inleiding
van Joh. Brahms' „Naenie" de hobo-solist
gelegenheid uit te blinken. En hy deed dit.
Die inleiding bereidde tevens duidelyk voor
op den indruk van het karakter, hetwelk het
werk zelf eigen is, zoo belangryk verschil
lend van het „Requiem" van denzelfden com
ponist.
De aanwezigen zullen echter niettemin
dankbaar gestemd zyn geworden, dat zy ook
met dit werk, alleen voor koor met orkest
geschreven, hebben kennis kunnen maken.
Met niet minder belangstelling ongetwyfeld
werd te gemoet gezien het driestemmig
Vrouwenkoor uit de onvoltooide opera „Melre-
nis" van Gottfried Mann. Vergisson wy ons
niet, dan werd dit koor ettelyke jaren geleden
ook hier uitgevoerd. Het is ons echter ont
gaan bij welke gelegenheid. Hst is niet
uitgebreid, maar lief. Het draagt onmisken
baar do kenmerken van de tegenwoordige
Fransche school, en uit dat oogpunt zyn de
vereerders daarvan eveneens tevreden gesteld
geworden, te meer nu er, met de keurige
harp- en pianobegeleiding en van dubiel-
strykkwartet, gezongen werd zooals do dames
leden, voor dit nommer met enkelen vermin
derd, dit deden. Het programma had dan
ook, behalve andere, ook deze verdienste, dat
het aan toonscheppingen van geheel onder
scheiden aard recht deed wedervaren. En
juist daardoor zal menigeen zy het dan
ook by zichzelven den wensch hebben
uitgesproken, dat nog eenmaal de tyd moge
aanbreken, waarin de heer Mann, onder wiens
eigen leiding nu dit gedeelte werd gezongen
en die daarna tweemaal onder levendig applaus
werd teruggeroepen, deze zyne opera, waar
van bereids ook al enkele instrumentale gedeel
ten werden ten gehoore gebracht, geheel zal
hebben voltooid. Reeds meermalen is daar
toe ook olders de verwachting uitge
drukt; maar tot nog toe is het - als wy
niet beter weten daarby gebleven.
Uit de oude school door sommigen de
romantische genoemd prykte nog een naam
op het programma, die van Felix Mendels
sohn Bartholdy. Zijn „Ersto Walpurgianacht"
ademt evenwel in meer dan één opzicht een
andoren geest dan zyne meermalen hier uit-
gevoerdo werken. Het is alsof hy door het
lezen van Goethe onder den indruk van andere
denkbeelden was gekomen, zich heeft laten
„begeisteren."
Eigenaardig is dan ook in deze cantate
o. a. de muzikale schildering in het koor der
wachters„Komtt! mit Zacken und mit Gabeln
und mit Glut und Klapperstöcken u. s. w.",
hetwelk bovendien, met dat van hot volk
dooreengemengd, met gloed werd gezongen,
evenals het „Vertheilt euch, wackre Manner."
Hot orkest deed zich in dit werk ook van
eene goede zyde kennen en vooral trok de
aandacht de solo-hoornist wegens zyn klank
vol, vast, zuiver geluid in het voorspol, alvorens
de heer B. J. De Goey in zyne party van
Druïde toonde nog steeds een bekwaam tenor
zanger te zyn, by wien den party in goede
handen bleek. Yooral in het koor der chris-
telyke wachters was zyne taak niet van de
geringste, terwyl by het „Es lacht der Mail"
het vrouwenkoor mede reeds op treffende wyze
met hem had samengewerkt.
Meer dan in het „Neujahrslied" had mej.
Ribbe thans gelegenheid zich als eene hoogst
verdienstelyke alt-zangeres te doen onder
scheiden. Met veel waardeering hoorden wy
o. a. haar als eene oude vrouw uit het volk
in het „Könnt ïhr 60 verwegen handeln?"
wegens hare zuivere en gevoelvolle voordracht.
Den heer F. Dr., eerst als bassolist opge
treden, was in dit werk do baryton-party
van den priester toevertrouwd. Dat zy in
goede handen was, behoeft met voorbeelden
niet nader te worden aangetoond. Des zangers
naam, oen dilettant van den eersten rang,
staat daarvoor borg. Toch kwam het ons
voor dat h\j als bassolist beter op zyne plaats
was dan als baryton-zanger. In de lage
tonen toch klinkt zyne stem voller.
Dat het koor in staat is werkelyk eene
buitengemoene krachtsontwikkeling ten toon
te spreiden, bewees hot in het slotkoor, waar
het met het orkest méér dan eerst in over
eenstemming was. Het weerde zich flink.
De algemeene indruk is dus, dat het opnieuw
oen schoon concert was, hetwelk gieteravond
werd gegeven, al zullen mogeiyk velen by
het eerste nommer het meeste hebben genoten.
Daarvoor èa directeur, èn solisten, ön koris
ten, ón orkest de dank dor aanwezigen, die
niet zoo talryk waren als anders.
Leiden, 22 April.
Examen L. O. - 's-Hage, 21 April.
Toegelaten mej. P. Van Wyk, van Loiden.
Aangenomen is het beroep naar de Ned.-
Herv. gom te Graft door ds. N. De Jager
Meezenbroek, cand. te Leiden.
Den lsten Moi a. s. hoopt J. Langhout,
inwoner van de gemeente Ter-Aar, den dag
te herdenken, dat hy gedurende 40 jaren de
betrekking van organist in de Ned.-Hervormde
kerk aldaar heeft waargenomen.
De hoer L. Piek heeft zyn ontslag genomen
als wethouder der gemeente Oudshoorn.
Voor de eerste maal is te Aalsmeer de
hoofdeiyke omslag vastgesteld volgens een
vasten grondslag en opklimmend percentage,
zynde dus een progressieve inkomstenbelasting.
Inkomens beneden ƒ250 zyn vrygesteld, terwyl
van ieders inkomen die som oerst wordt af
getrokken. Het percentage is van 0.25 tot
5.6 pCt. over 32 klassen.
Naar wy vernemen, is het oud-lid der
Kamer, mr. R. J. graaf Schimmelpenninck,
vry ernstig ongesteld. Vad
Mr. T. J. J. Van Uye Pieterse, benoemd
tot consül te Konstantinopel, is als zoodanig
door de Turksche Regeering erkend.
In de te Haarlem gehouden raadsver
gadering werd besloten verschillende school
gelden te verhoogen; alleen die der burger
school werden verlaagd, terwyl aangenomen
werd, dat het schoolgeld voor kinderen uit
naburige gemeenten l'/i-maal wordt ver
hoogd, met dien verstande, dat met de
betrokken gemeentebesturen dienaangaande
eene overeenkomst worde gesloten.
Door de heeren C. F. Roos en Co.
wordt a. s. Dinsdag in de Kun6tzaal van De
Brakko Grond, (Nes 49; te Arasterdam eene
prachtige verzameling schilderyen verkocht,
meerendeels moderne kunst, afkomstig v^n
de nalatenschappen der heeren J. R. Vhn
Lennep, te Amsterdam, en G. De Vos, te
Haarlem. Daaronder zyn vertegenwoordigd
Apol, Bakker Korff, Bauffe, Berne Bellecour,
Bilders, Bles, Blommers (3 st.), De Bock,
Bosboom, Breitner, Te Gempt, Gudin, De
Haas, Israels, Jacquo, Mari Ten Kate, Kobele,
B. C. Koekkoek (5 st.-), Leys, Jacob en Willem
Maris, Mauve (5 st.), Mesdag (2 st.), Rochussen,
Mevr. Ronner, Schelfhout (3 st.), Mej. Tb.
Schwartze, Springer (2 st.), Stroebei, Valken
burg, Verboeckhoven (2 st.), Verschuur, Wal
dorp, Mej. Wandscheer, J. Weiland en J.
H. Wijsmuller.
Het laat zich wel aanzien dat vele koopers
elkander hot bezit dezer stukken zullen be
twisten. De van twaalf lichtdrukken voorziene
catalogus is a ƒ1.50 aan bovenstaand adres
verkrygbaar.
De 18de algemeene jaarlyksche vergade
ring van de „Nederlandsche Toonkunste
naars -vereeniging" met het daaraan verbonden
muziekfeest, onder leiding van den heer J.
Godefroy, zal 29, 30 en 31 Mei a. s. te
Steenwijk gehouden worden.
Voor het vocaal en instrumentaal concert
hebben hunne medewerking toegezegd de
dames; mej. C. Jaspers, uit Amsterdam, so
praan en mej. Anna B. uit 's-Gravenhage,
alt; en do heeren Arnspoel uit 's-Gravenhage,
baryton, en W. Hutschenruyter uit Utrecht,
piano. Het koor bestaat uit de leden der
Zangvereeniging „Polyhymnia" te Steenwyk,
terwyl het orkest van het Park „Tivoli" uit
Utrecht zal begeleiden en concert geven.
Tot conrector aan het Gymnasium te
Delft is benoemd dr. A. W. Van Geer, te
Nymegen.
16)
Doch Nanda bekreunt zich niet om de
vraag en Marianne vervolgt
„Verbeeld u, dat onze Jan telkens me een
liedje voorzingt als hy komt klaarzetten of
iets binnenbrengt! Zouden we niet denken
dat by dol werd?" vraagt zy, toen de huis
knechtder familie (op het tooneel) voor de zesde
maal misschien, dood familiaar een liedje
aanheft.
„Wees maar tevreden! Dat hooren wy ten
minste, en de vont speelt alleraardigst",
verzekert Herder. „Vindt u ook niet, mamsel
Vilain
„Zeker geen Hollander pur-sang. Vader of
moeder zullen wel Walen zyn", krygthyten
antwoord. „In elk geval, hy speelt ten minste,
en de overige personen gelyken marionetten,
wier ledematen met koperdraad in beweging
worden gebracht."
De deur der loge wordt geopend. De ban
kier steekt er het hoofd door.
„Is 't nogal niet uit? Er wordt delicieus bier
getapt, hoor! Als jelui genoeg van't concours
hobt, kom dan maar in de buffetzaal rechts."
En, weg is hy weer.
„Wat zegt uw papa?" vraagt Marianne.
„Dat we hem kunnen vinden in de buffet
zaal rechts."
„Kom, dan moesten we ons ook over den
armen man ontfermen I 't Spyt me dat het
zoo tegenvalt. Mais a qui la faute? 't Zyn
gelukkig Hollanders. Ik trek er me niets
van aan!"
Zy staat op.
„Neen! Dat's nu te erg tegenover do spe
lers. Wy moeten biyven tot het stuk uit is",
verklaart Nanda.
„Die ellendige goedhartigheid, Nanda, heb
je dio nog al niet verleerd? Vindt u 't niet
archidom, meneer Herder, zoo zelfopofferend
te zyn?"
„Integendeel, mamsel Vilain! Alzco stem
ook ik voor biyven."
„Dan dion ik wel te spelen„bonne mine
a mauvai8 jeu", pruttelt zy, zich weder neder
zettend, doch zy biyft zóó beweegiyk, dat
Herder berouw krygt over zijn besluit.
'tis eene ware verlossing, toen eindolyk
het scherm valt en „Het bankbiljet hu dui
zend gulden" is afgezongen, afg.fluisterd,
afge.marionettoerd.
Het gezelschap wordt beneden nul geno
teerd door de jury, hoort het drietal ver
zekeren, toen het zich neerzet by den ban
kier, die in zoo'n druk gesprek verdiept is
met een vreemdeling, dat hy hen niet had
hooien naderen.
VIII.
De vreemdeling had zich aan den ban
kier voorgesteld als graaf Von Wienerstein,
uit Weenen.
Meneer Haverkamp, die zeker ontzag ge
voelt voor titels en deftige namen, had eene
buiging gemaakt en daarna onder eene tweede,
uit zyn zakboekje een der kaartjes overhan
digd, die Horder voor hem had doen drukken.
Uit dit kaartje bleek den graaf, dat hy to
doen had met een baron Van Haverkamp,
alzoo met een Hollandschen edelman, iets, dat
hy trouwens reeds ontdekt had in „l'Angle-
terre", waar ook hy was afgestapt.
Toen had hy, tot groote verbazing van den
gewaanden baron, een gesprek aangeknoopt
in vry goed Hollandech, uit welk gesprek
dezen wederom was gebleken, dat de graaf
de geheelo wereld had doorkruist en alle
levende talen sprak dat hot 's mans gewoonte
was, alvorens naar eenig land te reuen, zich
de gebruikelijke taal eigen te maken. Dat
hij. voor een Ooslenryker alryd, vn r*prak,
was vrucht van een hal. jan, j yf in
Rotterdam. Juist als het drietal in de buffet
zaal op den rechterhoek toetreedt, heeft de
bankier vernomen dat de graaf ongehuwd is
en eigenaar van onderscheidene landgoederen,
dio het geluk of wel erfenissen hem hadden
doen toevallen; dat hy zyn zwervend leven
moe werd en zeer denkt over een huweiyk;
dat hy wel niet met hart en ziel hecht aan
de vereischte kwartieren en even ouden stam
boom by eene dergelyke associatie van de
zyde eener toekomstige wederhelft, maar dat
hij zich ook niet wil mésallieeren om der
wille van eene ry voorouders, wier portretten
hem in zyn slot, dag aan dag, de smet
op het blazoen der Von Wienersteins zouden
verwyten.
„Begrypeiyk, begrypeiyk", verzekert de
bankier, en in éón adem stelt hy voor: „Myri
eenige dochter Nanda, Mamsel Vilain, haar
vriendin; meneer Herder, myu 8-cretaris."
„Die luxe laat ik tegenwoordig na", ant
woordt de graaf, na eene buiging voor de
dames, aan wie door Herder stoelen wor
den gegevon.
W or dl vervolgd.)