Persoverzicht. In.de Stemmen voor Waarheid en Viede van doze maand schryft dr. A. W. Bronsveld De radicalen en sociaal-democraten hebben oene nieuwe beweging op het touw gezet. Aan do agitatie voor algomeen stemrecht hebben zy niet genoeg. Zy hebben nu een kruistocht geopend tegen onze justitie. Wy deelen allereerst de namen mee van hen, die niet schromen openlyk den eerbied voor het vertrouwen in onze rochterlyke macht te ondermynen. Dat wy hier de namen aantreffen van de heeren Gerritsen, Nolting en Treub, de firman ten van de Amsterdamsche antirevolutionnaire- radicale vennootschap, verwondert on9 niet. Maar dat eene vrouw, dat oen predikant, dat een hoogleeraar openlyk uitspreken, gelyk in de „Oproeping", waaraan wy hier denken, is geschied, dat tegenwoordig „Temis een tip oplicht van haren blinddoek", mag terecht verwondering baren en meer dan dat. Do •onderteekenaars van de „Oproeping" meenen, dat „de grootte der straf voor een deel be paald wordt door de publieke overtuiging des rechters", en daarom eiechen zy dat de rechter uit sympathie voor de „opkomende socialis tische opinion", eene zachtere straf moet opleg gen, en dat niet „onbewust", maar opzettelyk. Met velen van de gevonnisten hebben wy medolydeD, ze zyn dupe van hunne aanvoerders. In de „Oproeping" worden zy menschen genoemd, aan wier vorming de maatschappy niet zooveel zorg heeft besteed, dat zy op don duur aan den honger zelfbedwang kon den paren. Inderdaad, onder de veroordeelden waren niet veel „honger"-iydors. En stelt men hier do veroordeelden voor als onontwikkeld, dat schynt toch niet te vorhinderon by andere gelegenheden in deze lieden zulk een ver trouwen te stellen, dat men voor hen het stemrecht eischt. Neen, dit is de weg niet om tot betere orde van zaken te komen. Dit is de onder mijning van de maatschappy. Nu vraagt gy, of De Standaard zich over deze zaak ook heeft uitgelaten, en in wolken geest? Ons antwoord moet luiden: Wat dat orgaan van de gewraakte vonnissen heeft gezegd, gaat in bittorheid en venynigheid de „Oproeping" nog ver te boven. Ieder moet getroffen worden door de overeen komst in gedachtongang en zelfs In uitdruk kingen tusschen do „Oproeping" van den lieer v. d. Bergh c. s. en dit Standaard- stukje. Voorts blijkt hieruit de nog niet vorkropte woede van dr. Kuyper over het mislukken van zyn aanslag op de goederen van do Ned.-Herv. Kerk. Hy ontziet zich dan ook niet, nagenoeg onze geheele rechteriyko macht, den Hoogen Raad niet uitgezonderd, te beschuldigen van partydigheid. Maar het stuitendst is het slot van de door ons hier overgenomen woordon. Zulk een „gereserveerd" zyn is veel, men vergunne ons het woord, veel lager dan een openlyk aanklagen. Het staat gelyk met de gewoonte van sommige volksmenners om uit te roepen: ik zou dit of dat wel willen zeggen, maar ik mag het niet zeggen. Waariyk, dr. Kuyper staat op hetzelfdo zedeiyko niveau als de HH. Domola Nieu- wenhuis, Emmenes, „Travailleur" en andere socialisten. Slechts is hy gevaariyker, omdat hy aan zyne revolutie prediking, met zalvende woorden, weot een christeiyk karakter to geven. De groote liberale bladen haasten zich niet met hun oordeel over de m i 1 i t i ew e t van minister Seyffardt, evenmin als d9 katholieke pers. Behalve De Tijddie op don dag der publiceering van het ontwerp, zooals we gezien hebben, een woordje aan de beteekonis er van wydde, zei De Maasbode er nog slechts dit van „Nog slechts weinige bladen bespreken deze wet, wat niet te verwonderen is, daar zy zich niet door groote duidelijkheid onderscheidt, on vooral daar niemand zich begrijpen kan, hoe in den tegeDWoordigen stand der politiek eenige kans van slagen voor zulk eene wet bestaat, zy moge dan persoonlijken dienst plicht inhouden of niet." Dc Gelderlander al begrijpt by niet veel van 's ministers bedoeling en met name niet hoe algemeene dienstplicht juist persoonlyken kazernoplicht zou in zich sluiten levert onder voorbehoud de volgende critiek: Als wy de voordracht en de toelichting roed begrijpen, dan wil de minister, behalve degenen, die uit den aard van hunne rooping of ambt absoluut zijn vrygesteld, nog vele andoren van kazemeplicht ontheffen, niet van oefenplicht natuurlyk, niet van het aanleeren des wapenhandels, bet kunnen mede-exer- ceeron en al wat verder tot het militaire vak behoort. Al vervalt de rempla^age in den gewonen zin des woords, do nummervorwissoling tlyft en bovendien wordt menigeen, die in het huisgezin of in het beroep, of wegens zyne vooruitzichten niet kan gemist worden in de burgeriyko maatschappy, vrygesteld van den bezwarenden en naar ons oordeel voor velen tot niets dienenden kazerneplicht. Een zoo danig vrygesteldo, of wil men liever van den kazerneplicht ontheveno, kan een paar jaren later dan de wet bepaalt, zich ter plaatse ztyner woning, naar de eischen van den mili tairen dienst, bekwamen in al datgene, wat iemand dient te kunnen en te weten, om, als er oorlog is, mede op te trekken tot verde diging van het vaderland. Wy weten niet of wy het stelsel des mi nisters, zooals het in deze wetsvoordraoht is neergelegd, juist omschryven. Is dit wel het g9val, dan zien wy in dit ontwerp de mogeiyk beste oplossing dor al lang genoeg brandende en sommigen gebrand hebbende quaestie. Dan is dit heet hangyzer eindelyk eons flink aan gepakt. Wy schryven echter voorwaardeiyk, daar, na de vele aanmerkingen van de Kamer, de minister zich v/el nader zal verklaren. Hebben wy het echter mis en bedoelt de hoer Seyffardt met peraoonlykon dienst plicht, persoonlyken kazerneplicht; zyn de vele conditioneele ontheffingen, waarmede zyn ont werp prjjkt, slechts sieraden om de aandacht van het looiyke geheel af te wenden, dan voorspellen wy hem eene volslagen nederlaag. Dan heeft hy zich in de natie en hare afge vaardigden vergist. Er bestaat wel een studentengenootschap, waartoe ook de zoon van den zeer militaris- tischen oud-minister De Savornin Lohman behoort, welks leden zich verplicht hebben om persooniyk dienst te nemen, indien zy geen vrij nummer trekkendoch deze club hoeft op do politiek evenveel invloed als alle andere studentengenootschappen. Indertyd is wel de motio-R u t g o r s aan genomen, ton faveure van den algemeenen dienstplicht, maar dat geschiedde om politieke, niet om militairo redenen. Dat was een held haftig vertoon om een kabinet to bestormen en te sloopen. Die aanleiding bestaat niet meer. Een ministerie der Recbterzydo is onmogeiyk, zoolang die Recbterzydo geene meerderheid In de Tweede Kamer heeft. Een Kabinet-T a k- Seyffardt zou toch, gesteld dat er eene kabinetsquaestie van gemaakt werde, worden opgevolgd door een ander liberaal gouver nement. Eene hetorogene meerderheid, die om mili taire of liever anti militarische redenen stemt tegen oen ontwerp, dat persoonlyken kazerne plicht wil invoeren, bestaat nu gelyk toen. Het 's-Hertogenbossche blad Eet Huisgezin verklaart zich zeer teleurgesteld, dat de nummerverwisseling in de wet van Seyffardt is uitgesloten. Zy zegt daarvan Dat blyft dus do persoonlyko dienstplicht in zyne volle, hateiyke dwingelandy, zy het dan ook door allerlei voorspiegelingen van faciliteiten als verschuiving, van den dienst tijd, verlof "tot het aangaan van een huwe- lyk, tot een verbiyf buitenslands enz. sma- koiyk gemaakt. En daartegen hopen wy, dat onze volksvertegenwoordigers zich met alle kracht zullen verzetten. Hot Haagsche Dagblad vindt de militiewet- Soyffardt al niet veel aannomeiyker dan die van Borgansius, welke het blad aan don anderen kant als wetgevend product voor logischer en degeiyker houdt. Het verklaart nimmer met eenige militiewet zich te kunnen vereonigen, waarin niet minstens de nummer- verwisseling „zooals die thans bestaat" wordt bestendigd. Naar zyne innige overtuiging is het beginsel van don persoonlyken dienstplicht anti nationaal. Maar daarom juist acht het blad deze wet koren op zyn molen, omdat zy in het streven van den minister, om alle steeds geopperde sociale bezwaren weg te nemen, het „verburgerlykon" dor mililie, zooals men het noemt, eeri bewjjs ziet, dat de minister zelf voelde, „dat hy een beginsel in wetsvorm moest brengen", hetwelk „geen by val kan vinden by ons volk". Vandaar, zegt het H. Dagblad, alle verzachtingen, die do minister wil aanbrengen. „Jammer voor hem, dat hy, in zyn stelsel, van den kazerneplicht niet kan ontheffen, en daarom zou het ons te doen zyn. Met-alge- mei. nen oefenplicht zouden wy ons kunnen vereenigen, met algemeenen persoonlyken dienstplicht nooit. De wet Seyffardt zal om alles in enkole woorden te zeggen het verzet, tegen de wet-Bergansius gerezen, niet overwinnen, en zy zal aan de andere zyde den steun nog missen, waarin het laatst bedoeld wetsontwerp zich verheugen mocht. Succes kan de minister Seyffardt met dit ontwerp niet hebben. De reusachtige grafkelder van de Kamergriffie zal in dit ontwerp slechts oen iykje te meer ontvangen". Wy lezen in het Nieurn van den Dag: Men stelt ons, naar aanleiding van het jaarlijks terugkeerend bezoek van de Konink- lyke Familie, de volgende vraag: Het huidige bezoek der Koninginnen aan de hoofdstad geeft aanleiding tot de vraag, of dit jaarlyksch bezoek van den regeerenden Vorst of de regeerende Vorstin by de eene of andere wet verplicht is gesteld, dan wel of dit oorspronkeiyk geheel uit vrye verkiezing geschiedde en HH. MM. het dus, hoewel tegen het aloud gebruik, zouden kunnen nalaten. De vraag kan kort worden beantwoord. Wettelijk voorgeschreven of door den Vorst toegezegd is dit jaarlyksch bezoek nergens, 't is eenvoudig eene traditie. De eerste maal dat het geschiodde, was op 23 Februari 1816, waarvan de Staats- Cou rant van den volgenden dag het officicele bericht geeft: '6-Gravenhage, 23 Februari. Hunne Majes teiten de Koning en de Koningin, vergezeld van Z. K. H. Prins Frodorik en H. K. H. Prinsesse Marianne, zyn hedennamiddag tus schen één en twee uren, van hier naar Amster dam vertrokken. Terstond by hunne aankomst hadden de Vorston zich op het balkon vertoond, waaruit volgt, dat ook dit een oud gebruik is. Voor vordere byzonderheden zie men o. a. de jaar boeken van Martinus Stuart, geschiedschryver des Ryks, e. a. In September van dat jaar had echter de groote luisterrijke optocht plaats. In hot voorjaar van 1817 deed de Koning eene rondreis door de Noordelyko provinciën en kwam op 10 April in de hoofdstad, waar- ovor weder de Staats-Courant meedeelt, nog wel een overgenomen bericht: Amsterdam, 12 April. Eergisteravond, ruim 8 uren, is Z. M. in deze stad aangekomen. IIH. Exc. de ministers Falck, Van der Hoop en Six zyn insgoiyks alhier gearriveerd. Men verwacht, dat de Koning hedenavond den Hollandschon Schouwburg zal bezoeken. De audiëntie is door den kamerheer van dienst aangekondigd te zullen plaats hebben op heden en Maandag aanstaande. Amsterdamsche Courant). In 1818 was het bezoek op 26 Maart. In 1819 deed de Koning weder eene rond reis en kwam op 6 Juli te Amsterdam. We zullen het onderwerp niet uitputten, maar hieruit blykt reeds dat het bezoek langzamerhand gewoonte is geworden en zelfs niet eens van den aanvang af in April werd gehouden. Toen aan koning Willem I, iets wat veel schryvers meedeelden fo. a. Alberdingk Thym), by een zyner eerste bezoeken het Koninklyk Paleis word aangeboden, heeft Z. M. dit afge slagen, zeggende, aan enkele vertrekken ge noeg te hebben, en heeft daarby gesproken van zyn gewoon bezoek in een vol gend jaar. Over de vagebonden komt in het Venloosch Weeklad het volgende voor: Geen lastiger, gevaariyker en nutteloozer volk dan de landloopors en bedelaars van professie. En wat doen de Regeeringen, om dat niets dan kwaaddoend ras het handwerk to lichten of onschadeiyk te maken?. Zoo goed als niets. Indien de maatregelen tegen dat soort „teerders-op den-boer" wat strenger worden toegepast, zy zouden spoedig vermin - deren, en met hen de diefstallen en de onge bondenheden. Want dat slag van volk, vol leerd in al wat niet deugt, weet overal pro paganda te maken. Sedert Januari 1892 is in België de wet op de bedelary gewijzigd eu wordt zo strenger toegepast. Het gevolg daarvan is dat verleden jaar 2000 vagebonden minder zyn aangehouden dan in 1891. Waarom bezigt men niet de strengste maatregelen tegen dat liederlijk on- tuig? Indien de heeren van de Eerste en de Tweede Kamer zooveel last hadden van lui aards en dieven als het platteland, er zouden spoedigv afdoende wetten gemaakt on maat regelen tegen deze uiterst gevaarlijke sieten genomen worden, en het genus sol loopers zou spoedig verdwynen. De quaestie van hethuisw op de scholen. In het Zondags mer van het Handelsblad kwam oen ai voor van „Paedagogus", waarin deze voljj te velde trok tegen een monster, hotwel vrede verstoort in veel gezinnen, geze met kinderen, die zich in de school bevinden; nl.: het overmatig velo en dik veel te lastige huiswerk, hetwelk door migo onderwijzers aan hunne leerlingen t medegegeven. Menigen vrooiyken knaap, n fiink meisje wordt door dat ongelukkig 8 werk een goed godoelte van hunne le vreugde ontnomen; menige vader, na ganschen dag op zyn kantoor gec\jfe: hebben, verwenscht de gecompliceerde r of algebra-8ommen, welke hy 's avonds hy zyn jongen niet in don brand laten het gevaar blootstellen van te biyven z krygt uit to werken; menig moeder, b\ de fyne puntjes ten aanzien van spellir taalleer verloren gingen, ziet zich telke eene onpleizierige positie gebracht, als dochtertjes haar met allerlei vragen ove slachten van woorden, onkele of dubbe in het Hollandsch of de vervoeging van gelmatige werkwoorden in het Frans Engelsch op de proef komen stellen. Ten 6lotte nog dit uit do Nieuwe R damsche Courant Zelden hebben wy in een schouwbur zoo kranig publiek vereenigd gezien ali teravond in den Parkschouwburg, die to nok gevuld was. Niemand zal bewerei onze kryg8man8monteering, een enkel i en de zeelui uitgezonderd, uitmunt goeden smaak; maar als men. een a soldaten in groot tenue bijeenziet, zond leelyke schako, de verschillende w door elkaar, dan maakt het geheel een levendigen indruk en doet het rood der risten en mariniers, het geel der infante toch wel goed op het donkerblauw wapenrokken. En janmaat inzynlossol met den lichtblauwen braniekraag! Pr! was het gezicht op die dichte ryen fr jongens, sommigen nauwelyks de k schoenen ontwassen, maar toch reeds oph laat die zekere bewustheid van reeds „fefl te zjjn iemand, met wien rekening gehouden worden. Aan enkelen viel het zitten, ordente! een stoel, wel wat lang, en het duurd lang of sommigen kozen zich eene pla; de lambnzeering, die den promenoir oi: er zoover mogeiyk over heen hangend eene beon over den rand geslagen of st op ae smalle lyst boven het balkon, als deeren zy in het want. "Wy hoorde; infanterie officier aan een collega van c macht vragen: of de jongens zóó geen liepen van te vallenmaar de luitem zee zette een gezicht als wilde hy ze Steek je den gek met me? Die jongens v Maar hoe aantrekkelyk de aanblik o: op die meer dan duizend flinke jongs mannen, verreweg de meesten in dene bloei des levens, allen met door de I lucht gebronsde gezichten en mot die ïykheid van uitzicht, welke bet gevolg oene goed geregelde levenswys, altoos wy by dien aanblik iets in ons, d wrevelig maakt, wrevelig over het fe de zonen der met geld bevoorrechte si in onze maatschappy onder het aant; breken. Wat zou het hun gemeenschap opwekken, hun besef van verantwoo: heid verlevendigen, als ze een tydla soldatenleven moesten deelen met de der niet of minder bedeelde burgers! zou de moreele en physieko kracht er door verhoogd worden, als allen onderscheid van rang of stand werde: voed in bet bewustzyn, dat zy te: hun land gelyke plichten hebben I vullen! Vaders, die bang zyn om hunne aan de kazerne af te staan, badi teren eens een kijkje moeten nem« zien mannen er niet uit die als worden behaodeld, of slecht gevoed ol over slechte ligging hebben teklag» opgewekt vieren de mannen bet f de komst der Koninginnen in hun garn gelyk de voorzitter het in zyne opening uitdrukt niet mede, als zy reden to» klagen of hunne officieren bescbve aterlingen en plaagbeesten I Neen, j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 10