feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
PASCÜE^.
Leideu, 1 April.
J?* OTOJLilö t0:0,
Een weemoedig lied.
(Wordt vervolgd,
PRIJS DEZER COURANT:
VoOr L«lden per 3 maanden1.10.
Franco per post....7.7...'.'.'..' 1.40.
Afzonderlijke Nommersr.TT.T'."... 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Tan 1—6 regela ƒ1.05. Iedere regel moor ƒ0.17).
Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het
incasseeren buiten de Blad wordt ƒ0.05 berekend.
Geënt op den overouden slam van do lente
feesten dor ondo heidensche volken en van
het nationale foest by uitnemendheid der
Israëlieten, i3 ons Paaschfeost geworden de
dankbare herinnering aan do grootste der
werel Jgebeurtenissen. En welko nu onzo per
soonlijke opvattingen mogen zyn aangaande
de letterlijke of do syaïbolisóhe boteekenis
van co bijzonderheden, in de Gowyde Schriften
vermeit, loder, dio gevoel heeft van do
hooge waarde des Christendoms voor het zo-
deiyk loven der individuen on daardoor ook
voor de voredeling van het maatschappelijk
leven, schaart zich met biydschap in do ry
der feestgangers, van wier lippen het „Christus
is opgestaan!" als oen juichtoon weerklinkt.
Men heeft getracht dio waarde te verkleinen,
door te beweren dat vele van do onsteifiyko
woorden, door Jezus uitgesproken, reeds vó »r
hem waren verkondigd; dat zelfs hot groote
voorschrift: „Heb God lief boven alios en uw
naasten als uzelvoiv', slechts een aanhaling
was ui: do leering der vroegere profeten van
zyn volk. Er is betoogd, dat de beginselen
van hmnanüoit, wolker toepassing hy met
zooveel warmte aanbeval, reeas door hoiden-
sche wijsgeeii n en joodsche rabbijnen waron
aanbevolen, zoodat eigenlijk het chistendom
niets nieuws bevatte en ook zonder dat de
mer.s.hheid zou zyn voortgegaan op de banon
van beschaving cn ontwikkeling.
Al zijn dio beweringen waar, zy geven
slechts een zoor klein godeolto van de waar-
lioid, en de gevolgtrekking is daardoor geheel
onjuist. Het christendom bevat wol degeiyk
een gebeel nieuw beginsel, dat alles beheorscht.
De godsdienst, ook de meest volkomeno, was
voorheen slechts een middel, geen doel. Om
matcriëelen tegenspoed te ontgaan, voor ram
pen bewaard te blyven, aan gevaren to ont
snappen, aanspraken op stoffelijke en tastbare
zegeningen te doen golden, wyddo de gods
dienstige mensch een deel van zijn lijd, van
zyn krachten, van zyn bezittingen aan zyn
God: een hooger begrip van ztfn verhouding
tot het Opperwezen bestond niet. Christus
hoeft anders geleerd. Hy schonk aan de werold
den niet te waardeeren, door niets te over-
treilen scbat der algeheele gemeenschap met
don Vader, als het hoogste geluk, als de be
vrediging van do innigste bohoeften van hot
menschenhart.
I Dat is hot nieuwe licht, door het Evangelie
1 in do wereld ontstoken.
En loon do vyandschap was losgebarsten
over het hoofd van den Meester, niet
wegens liet hoogero ideaal, waarop hy de
ziel zijner tydgenooten richtto, maar omdat
hij den staf moest breken over den in beuze
lingen zich vcrdlependen vormen- en letloi-
dienst der voorgangers, toen hc-t dezen gelukt
was de stem tot zwygen to brengen, die de
woorden des eeuwigen levens had gespro
ken, was daarmeo het licht niet uitgebluscht.
Geen grafsteen vermocht het le bedekken,
geen ry van gewapende wachten het af te
sluiten. Het zaad was nedorgelegd in den
menschelyken akker, on geen macht ter
wereld was noch is in staat, de hemelplant
uit te roeien.
"Waarlijk, Christus is opgestaan, dus ver
heugen wij ons met grooto vreugde. Dat is
ons Paaschfeost.
Do klacht is algemeen, ook bij vdc-n, die
een diep besef hebben van do geheel cenige
waarde van het hierboven aangegeven chris
telijk beginsel, dat zyn werking nog zeer
beperkt is, waardoor meor dan een schyn
van reden wordt gegeven aan het oordeel
dergenen, dio meonon dat het oen illusio is,
en dat we naar andere grondslagen moeten
zoeken om het maatschappelijk gebouw to
doen beantwoorden aan zyn bestemming,
een woonstedo te geven aan alle menschen,
allen een rechtmatig aandeel te doen ver
krijgen in de gavon dos levens.
De griovo is gegrond, maar is zij ook
billy k?
Laat ons in aaumerking nemen, dat do
eersten, dio onder den invlood van Jezus'
prediking het bewustzijn van een meer ideale
betrekking tot God in zich voelden ontwaken,
nog geheel waren onder den invloed van de
meeningen van hun tyd. Een onafzionbaro
reeks van voorstellingen volgden elkander in
den geest der menschen op gcdurer.do de
oeuwen, dat het christendom zich verbreidde,
en het is oen zeer begrypelyk verschijnsel,
dat men zich meer aan deze hechtte, dan
aan de kern, welke zy omhulden, en dio som
tijds, wanneer cr strijd ontstond over het
verschil van meeningen, bijna niet meer to
vinden was. Het is een rechtstreeksch bewijs
voor do hoogo beteokenis ran den godsdienst
in liet algemeen, dat godsdienstige begrippen,
van wolken aard ook, tot zoo hartstochtolyken
stryd aanleiding geven, on zy, die by het
nagaan van de feitc-n der wereldgeschiedenis
terecht do uitspattingen betreuren, tot welke
die stryd voerdo, moeten tevens, om billijk
te zyn, toegeven, dat het niet anders kon.
Voor vragen, aan welke men geon waarde
hecht, windt men zich niet op tot zoo hef-
tigen toorn.
Maar het licht der wereld, hoe ook hoen en
weer geslingerd door de stormen der harts
tochten, bleef in den kamp toch doorbranden
niet alloon, maar was steeds winnende aan
intensiteit.
"Want vele en veler gebreken mogen
de wereld niet uit zyn, leven niet wy
allen, mannon en vrouwen van afwijkendo ge
loofsbegrippen, als broeders en zusters samen
Die harmonie zelve moge nog zeer voel to
wenschon overlaten, en do toewijding aan
elkanders bolangon nog zeer ver verwijderd
zijn van hetgeen zy wozen moet,—wieonztr
zou nog durven verklaron dat hy vijandige
gezindheid koestert jegens een andersden
kende? Al heeft het nu achttien eeuwen
moeten duren, eer we dit standpunt hebben
bereikt, zou met oenig recht beweerd kun
nen worden dat aio lange tyd vruchteloos is
voorbygegaan
En nu spreken we nog niet van de maat
schappelijke triomfen, door het christendom
behaald. Niet daarvan, dat de slavernij is ver
bannen, vroeger r.og als een goddelijke
instelling gehuldigddat de erkenning van
maatschappelijke en staatkundige rechten van
elk lid dor volksgemeenschap toenemende is.
"Wy wijzen alleen op do grooto tegenstelling
tusschen christelyke en mot-christelijke volken,
om to doen uitkomen, dat het een werkelijke
levenskracht ia, wijl het do richting aangeeft,
in wolke de beschaving zich beweegt.
Al komt men nu met duizend en nog eens
duizend feiten de bewering staven, dat in
weerwil van zyn voortbestaan gedurende byna
negentien eouwen do christelijke levensbe
schouwing niet bij machte is geweest de
maatscbappy in bovredigonde mate te doen
beantwoorden aan hot ideaal van het Godsryk,
dan bewijst zulks, naar onze innigste over
tuiging, niets aüders, dan dat er veel te wei
nig christendom is in do harten der individuen.
We zyn nog pas aan het begin.
Toch is er oon ontwaken merkbaar, ondanks
de nog in menig opzicht heerschendo duis
ternis. Het licht breekt door. Hot besef, dat
or meer gedaan moet worden, niet om onge-
lykheden to doen verdwijnen, maar om er
do scherpe, kanten van te verzachten, wint
veld; en ofschoon zeer velen, die zich bezig
houden met het zoeken naar middelen om
scciale vraagstukken op te lossen, niet zullen
erkennen dat het streven daartoe eon open
baring is van het christelijk beginsel, is het
toch inderdaad niet anders. De zon geeft licht
en warmte en wekt loven, ook al sluit men
do oogon om haar stralen ni6t te zien.
Men moge zoeken naar stelsels en wetten,
waaruit betere toestanden zullon ontstaan,
het gewicht daarvan zullen we niet betwisten.
Maar dat alles is van tydelyken aard, af
wisselend en vergankelijk; alleen de geest,
die onze instellingen bezielt, is blijvend cn
werkt door, in onafzienbare toekomst. En die
geest kan geen andere zyn dan een chris
telyke, zal zich krachtiger doen gelden en
spoediger uitkomsten te voorschijn roepen,
als elk onzer er zich van doordringt. Heb
zyn de menschon, dio de maatscbappy makeD.
Over stelsels kan men lang twisten zonder
het ooit eens te worden; liet ééno noodige
verbindt en verbroedert, het ééne noodige,
aan welks eeuwig bestaan het Paaschfeost
ons op zoo treffende wyze herinnert.
's Ryks Ethnographiech Museum Ie
L6iden heeft van dr. II. F. C. Ten Kate de
navolgende door hem op eilanden in de Stille
Zuidzee, als Tahiti, Tongalabu en Moorea, ver
zamelde voorwerpen ton gescbcnko ontvangen
1 kloedingetuk van tapa, 1 tuig tot het
vangen van cephalopodon, 2 stoenen byien,
1 beenon naald. Geïnventariseerd als serie
914, No. 1—5.
Aan den schenker is de dank der Regeering
betuigd.
Aan den ondorwyzer E. Evers, te Haar
lemmermeor, school No. 10, is met ingang van
10 Mei eervol ontslag verleend, evenals aan
d i onderwijzeres mej. E Weenink, aldaar, van
school No. 8.
Aan het bestuur der stichting „Gedachte
nis", te Arnhom, ie door wijlen mej. M. M.
Schröder besproken oon legaat, bogroot op
ruim 20,000 gulden. (Arnh. Cl)
Tor vervanging van den overloden direc
teur-secretaris van de Javaaclie Bank te
Batavia, is benoemd de heer H. J. J. H pp,
thans agent van do Javascho Bank te Soera-
baia, en in verband daarmede is tot agent
van do Javasche Bank te Soerabaia benoemd
de heer J. Reysenbach, thans gedelegeerde
dier Bank te Amsterdam.
Benoemd is tot rector van het gymna
sium te Pretoria (Tansvaal) de heer II. Roinink,
doctorandus in da klassieke letteren, thans
leeraar aan do tbool. school te Kampen.
2.)
En wat kreeg ik toen nog een dik stuk
achterna, dat ik in den mond steken mocht
ea zoo hoerlyk kon laten smeltenNog eens
opende ik, slaapdronkon, do oogen, rooide
een zachtcn kus op mijne wang en zonk toen
weg in eon weldadigen slaap.
Dea volgendon middag kreeg ik wat hoon-
dersoop en daarna een stukje uralsch vleesch
met zoeto appeltjes. Ik was do spil, waar
alles om draaide. Mijne broors en zuster kwa
men op ziekenbezoek, terwyi ik in een kussen
lag op de canapé, met een berg van prenten
boeken om my heen. Ik was als in het
paradys, te meer, daar do koortsigheid ge
heel was geweken. Ik was viy van school
gaan en werd gcheegd en gepleegd. Vc-rruk-
kelyk toch, niet goed in orde te zynDos
avonds zong tante c-n Lino speolde er by.
„Och", riep ik uit, „hoe graag wilde ook
ik leerc-n spelen en zingent"
Van toen at gaf Line my les, twoe keer
in de w_. k. FI >e geduldig zat zy naast mij,
om my alios te wgzen! Zy was de vriendo-
lykbeid en du zelfverloochening zelve. En
i terwyi zy en hare tanlo er altyd op uit
waren om andoren genoegen te doen, be-
schouwd8n zij c-lke beleefdheid, haar door
anderen bewezen, als eeno onverdiende goed
heid en wisten van erkontelyklieid niot wat
zy zouden doen.
„Zoo prachtigo hyacinten heb ik nog nooit
gezien, noch dio zoo lekker rieken", riep de
oude tante uit, toen rnyne moeder haar eens
een potje bracht.
„En, och beste mevrouw, veel te mooi
voor my", voegdo Line er by, toen baar een
zyden doekje daarby werd gegeven. E11 ioen
myne moedor, na afloop van het bezoek,
my zeide myne pet te krygen en mede te
gaan, riepen beiden
„Och, laat onze kleine snuffel nog wat by
ons blyven. Hy moet nog het slot van zyn
sprookje hoorenanders heeft hy geen rust.
Is het niet, beste jongen?"
„Gy verwent hem veel te veel", knorde
glimlachend myno moedor.
Maar ik bleef. En pas was zjj vertrokken,
of ik zocht myn pl.ialt-jo op, met myn hoofd
op tantes schoot, om te luisteren naar de
afgebroken vertelling.
„Riekt de hyacint niet wat sterk?" vroeg
I Line by eene pauze en hield de hand aan
haar voorhoofd.
„Ja, wel eenlg'.izins", zoido tante, „maar
wy kunnen dat kostelijke geschenk toch niet
aan kant zetten. Schuif het venster maar
eers em oogenblik op."
En Line, die evenzoer vreesde, door het
buiten de kamer brengen der bloem de geef
ster te krenken, was het geheel met haar
eens. Zoo gingon de dagen voorby. In dat
kleine huis vond men eensgezindheid tn go-
luk. Nooit kwam by eeno van dio beiden een
verlangen op, hetwelk do grens van bet voor
haar bereikbaie overschreed. Zy waren dank
baar voor zonnoschyn en voor rogen. Het
gewool en de sliyd der wereld gingen haar
voorby. Zy waren mild en goed, viyijg cn
bescheiden.
Toen myne moeder eens vernam, dat tante
dominee oen paar dagen eenigszins onge
steld was geweest, ging zy haar opzoeken
en vroeg
„Hoe is het met u, beste tante?"
„Niet a! to wel", was het antwoord„maar
men heeft altyd reden om den goeden God
dankbaar to zyn."
„Nu, als m n op uw leeftyd nog zoo fijn
kan stikken", zeide myne moeder, naar een
kunstwerk ziende, dat ae oude vrouw onder
handen had, „dan Ujkt tiet nogal wat."
„Ja, maar lieve mevrouw, begryp eens, ik
kan in do koukon niet zoo alios meer door.,
en voor dit werk moet ik reeds een bril
hebben."
„Reeds?" zoido myne moeder glimlachend.
„Maar, tante dominee, op uwe jaren! Welk
een geluk, nog zoo sterk van gestel en zco
holder van geest to mogen zyn!"
„Ja, helder van geest, Gode zy dankDat
is goed. En wat do keuken betreft Line is
nu zóó ver, dat ik het werk daar, als het
niot anders kan, op haar durf laton aankomen."
Hoo wonderiyk klonk my hot toe overdo
oude Line te hooren spreken als over een
pas volwassen moisje, aan wie nu vóór en
na eonig huishoudelijk werk kon worden
toevertrouwd.
In stomme verbazing hoorde ook myr.e
moeder toe. Het was alsof men verplaatst
werd in Noachs dagen.
Eenigo dagen daarna was ik weer by tante
dominee, om haar geluk to wenschon met
haren verjaardag. Ik gaf haar eene krytrie-
koning, waarin veol was uitgowischt en weer
overgedaan. Niettegenstaande alle pogingen,
om het papier met den nagel van den duim
weer glad te wrijven, was dat er wel aan
te zien.