Persoverzicht.
in Frankryk is eenigen tijd geloden voor
gesteld do groote magazynon, als byv.
„Au bon Marché", en andere van dien aard,
progressief en duchtig in de patentbelas
ting aan te slaan. Zou eone dergelyke
progressieve belasting ook hier te
lande niet gewenscht zjjn vraagt do Standaard.
Het blad bekykt de quaestie van driekanten,
nl.ten eerste fiscaal, dan met het oog op onzen
winkelstand en ten slotte wat aangaat hot
belang van den kooper, en komt dan tot de
slotsom dat er niets tegen zulk eeno belas
ting pleit.
Uit een fiscaal oogpunt is hiertegen niets
in te brengen, wijl allerlei oorzaken samen
werken om te maken, dat zulke grooto ma-
gazynen niet maar honderdmaal meer winst
maken dan een honderdmaal kleiner magazyn,
maar dat er in hunne winst eene sterke pro
gressie heerscht. Derhalve is er voor progressie
in de patentbelasting ook alleszins oorzaak.
De winkelstand, waarvoor dergelyke grooto
magazynen een dreigend gevaar zyn, kan na-
tuurlyk geen bezwaar togen zulk eene progres-
sievo belasting hebbon. Er bestaat geen rechts
grond, waarop do overheid ter bescherming
van de kleinere winkeliers tegen hot opkomen
van zulke toko's zon kunnen ageeren; maar
zy zou de verhoudingen nog drukkender ma
ken, indien ze de progressie in winst niet ook
progressief in de belasting liet werken.
En nu de koope-r! Hot is zyn economischo
plicht, zoo goed en goedkoop mogelyk het
noodige in te slaan. Maar nu is het een feit,
dat de winkelier voor zyne bemiddeling tus-
s:hen fabrikant en kooper wel een wat te hoog
procent voor zyn makelaarsdienst neemt. Het
gevolg is, dat men in den tegonwoordigen tyd
er naar streeft, den tusschonman te ontberen
on het gevolg hiervan is weor, dat deze, om
dit te voorkomen zich met lager profijt moet
tevreden stellen.
De grooto toko's zyn nog slechts een eerste
stadium in dit proces, en de reizende agenten
berokkenen aan onzen winkelstand stellig niet
minder nadeel.
„Doch juist daarom," zegt de Standaard
„kan ook de kooper tegen een progossiof
zwaarder belasten van de groote magazynen
geone bedenking hebben.
„Dit zou wel zoo zyn," zoo deze belasting
het opkomen dozor magazynen onmogeiyk
maakte en hem daardoor duurzaam in de
macht van don gewonen winkelstand vast
klemde.
„Doch dit is niet zoo.
„Zulk eene progrossieve belasting zal niet
do opkomst van dezo grootere ondornemingen
tegonhoudon, maar alleen het percentage van
hare enorme winsten eenigszins doen dalen,
zonder aanleiding te geven tot prysverhooging.
„Juist het belang van den kooper brengt
mede, dat de toko niet do alleonhoerschappy
tcrygre, geiyk vroeger de gewone winkelstand
die had.
„By vrye concurrentie tusschon toko en
winkel blyft het belang van don kooper bet
best gewaarborgd.
„Ook van zyn kant moest by dus van zulk
eene progressie in hot belasten van toko en
winkel voorstander zyn".
De nieuwe editie der beroeps- en be-
dryfsbelasting wordt in verschillendo
organon der pers besproken. We hebben dit
reeds voor een deel gezien. Voor heden zy
medegedeeld wat omtrent dezo zaak van hoog
belang gezogd wordt door Handelsblad, Arn-
hemache Courant, Haagsch Dagblad en De
Nederlander.
Het Handelsblad dan is van oordeel dat
do minister van financiën getoond hoeft, het
gemeon overleg op hoogen pry's te 6tollen.
Handhaving van de beginselen en grondsla
gen, waarop de ondernomen belastinghervor
ming berust, maar geen bekrompen vasthou
den aan hetgeen enkel de uitvoering dier
■denkbeelden betreft, ziedaar de kern van
's ministers nntwoord en de oorzaak van een
aantal wyzigingen, dio de voordracht in menig
opzioht hebbon verbetord en aanneming helpen
verzekeron.
Do benaming van het ontwerp, die onvolledig
was, is verbeterd in den titel, waar de nieuwe
heffing wordt genoemd: „belastingopbedryfs-
en andere inkomsten". Jnistor nog ware hot te
spreken van: „belasting op de bedryfs-en op
andore inkomsten"; dan werd uitgedrukt wat
inderdaad do bedoeling is: dat alle inkomen
uit bedryf en bovondien sommige andeieinkom-
ston, boven zeker bedrag, onder de wet vallen. I
Door eene wyziging in het tarief der belas-
ting is do minister tegemoetgekomen aan liet
ernstige bezwaar, dat de bedryfsbelasting de
kloine inkomsten zwaarder zou treffen dan het
recht van patent thans doet. Vallen do 28
opcenten weg, dan zal tot inkomens van f 4000
toe, de bedryfsbelasting benelen het patent
blyven. De opcenten zyn echter niet losge
laten; de heffing van opcenten wordt afhan
kelijk gosteld van de opbrengst dor hoofdsom,
die althans gelyk moet zyn aan die van hot
patent, en in ieder geval beperkt tot 25. Maar
do billijkheid brengt, volgons het HU., mede,
dat hetgeen de bedryfsbelasting in opbreDgst
i.y het patent len achtor mocht blyven, over
de beide nieuwe heffingen worde omgeslagen.
Van de vermogensbelasting verwacht do He-
geering ongeveer het dubbele van hetgeen
liet patent nu opbrengt. Naar billykbeid zou
dus slechts een derde van het tokort op het
patent boven de bedryfsbelasting mogen wor
den geheven, en het getal opcenten dus slechts
ongeveer 8 mogen bedragen. Wellicht ware
oen middenweg te vinden door het maximum
der opcenton op tien te bepalen. Dan kan
later, als do schatkist te kort komt, het overige
by wijze van opcenton op de vermogensbe
lasting worden gelegd. Aan den eisch der
rechtvaardigheid ware dan voldaan en do
beginselen der nieuwe regeling bleven onge
deerd.
Do Arnhemsche Crtdio doet uitkomen dat
in vele, zoo niet in alle opzichten, hare
verwachting niet teleurgesteld is, dat de be
denkingen ten opzichte van eeriige onder
dooien en byzonderheden door het parlemen
tair gemeon overleg konden worden weg
genomen, heeft tegen het gewyzigd voorstel
omtrent de opcenten geen bezwaar. Zij blyft
by de meening, dat de opbrengst van do
belasting het onnoodig maakt, doch wil de
overdreven voorzichtigheid van den minister
niet afkeuren en misgunt hem de gerustheid
niot, tegen alle denkbare belemmeringen go-
vrywaard to zyn.
Het Haagsche Dagblad heeft van het ge
wyzigd ontwerp een ongunstigen indruk ont
vangen en blijft by de meening, dat het on
eindig beter is de bestaande patentwet te
behouden dan die to vervangen door eene wet,
welke zoo omslachtig is on zoo ingrypt in
particuliere belangen als dit product van do
theoretischo wysheid van den minister Pierson.
Het gaat volgens het Dagblad niet aan om,
nu de vermogensbelasting afzonderiyk be
handeld en ingevoerd is, in dit wetsontwerp
iets anders meer te zien dan vervanging van
de patentwet. Het blad hoopt dat de Twoede
Kamer zich op dit standpunt zal stellen en
twyfelt dan niet of- men zal er toe komen
om de patentwet te handhaven en op hare
herziening aan te dringen, in plaats van
haar door eene zoo gebrokkigo en onpractische
wet te vervangen.
De Nederlander erkent wel hot bezwaar
dat de nieuwe, besproken bolasting nu niot
tegelyk met de vermogensbelasting kan worden
ingevoerd, maar vindt toch dat er tegen dit
nadeel een groot voordoel overstaat.
De minister erkont zelf, dat de bodryfsbo-
lasting voor de kleine burgery en de kleine
ambtenaren vry drukkend zal zijn, maar hy
durft geen lager percentage van heffing voor
stellen, uit vrees dat de nieuwe belasting
geen voldoend equivalent zal opleveren voor
de af te schaffen patentbelasting en or dus
een tekort in de schatkist zal komen. Maar
de mogelykheid is geenszins buitengesloten,
dat de vermogensbelasting vrywat meor zal
opbrengen dan oorspronkeiyk is goraamd
in elk geval er geen bezwaar zou zyn om
van de bedryfsinkomsten van den kleinen
man en van den middenstand minder te
hoflfen. Op dit oogenblik durft de minister
daarop nog niet rekenen, omdat het evengoed
kan togen- als meevallen, maar in het najaar
van 1893 zal men zich niet meer met gis
singen tevreden behoeven te stellen en zal
men weten, welk bedrag de kohieren van de
vermogensbelasting aanwyzen. En dan zal
het nog niet te laat zyn, om het percentage
van de bedryfsbelasting vast te stellen op
het bedrag, datw erkeiykzal noodigblyken.
Als er eene mooie betrekking, Inzonderheid
eene hooge Staatsbetrekking vacant is, loopen
er gewoonlyk tal van geruchten omtrent hare
vervulling en gaan de bladen er zich zelfs
mede bemoeien. Zoo ook nu met het ambt,
open gekomen door het overlijden van den
heer Hofstede.
Naar aanleiding der geruchten, waarin de
heoren Havelaar en Kerdyk genoemd worden
als vermoedelyke opvolgers van wylen den
heer Hofstede als hoofddirecteur der
poateryen, weuscht het Haagsch Dagblad
eene lans te breken voor het gewichtig begin
sel, dat by de te verwachten benoeming zyne
toepassing behoort te vinden. Het gaat niet
aan, volgens hot gevoelen van het Dagbladom
aan het hoofd van een tak van dienst, welke
zulke speciale kundigheden eischt, oen man
te plaatsen, die, hoe bekwaam ook, de by
zondere kennis van het vak mist. De betrek
king van hoofddirecteur zal ongetwyfeld het
best door een ambtenaar der posteryen kun
nen worden bekleed. Noodzakelykheid om
iemand aan te stellen, die niet vertrouwd is
met al de onderdooien van den uitgebreiden
tak van dienst, bestaat er stellig zeker niet.
Den minister toewonschende, dat hy eene
gelukkige keuzo zal doen, dringt het Dagblad
or, zoowel in 't belang van het corps ambte
naren als in dat van het publiek (en de laatste
overweging is nog beslissender dan de eerste)
met ernst en nadruk by hem op aan, dat by
don „generaal" kieze uit den „staf der offii-
cieren" ten einde geen grond te geven tot
rechtmatig persoonlyk beklag en tot zekere
benadeeling van een groot publiek belang.
Onder den titelHet stomme Dier,
schryft het Nieuws v. d. Dag het volgende:
Twee Franschen zoo werd ons bericht
moeten zich te Rozendaal in Noord-Brabant
bezighoudon met de vangst van kikvorschen.
Met sleepnetten zouden zy de diertjes vangen,
om daarna hun de achterste poolen af te
knippen, dio pootjes aan oen draad te rijgen,
ze vervolgens te verpakken in ys en ze voor
de consumptie te verzenden naar Frankryk.
De verminkte beestjes zouden in de sloot
worden teruggeworpen. Aldus hot verhaal,
hetwelk tevens vermeldt., dat deze kikvor-
schenmoord in België is verboden. Het Hoofd
bestuur van de Nederlandsche Yereeniging
tot Bescherming van Dieren heeft tegen een
en ander protest aangeteekend by Rozendaals
Burgemeester, zich beroepende op art. 254
van het Wetboek van Strafrecht. De zaak is
dus gebracht tor plaatse waar zy behoort.
Van bevoegde zyde zal een onderzoek worden
ingesteld en zullen maatregelen worden ge
nomen. Wy kunnen dus van dit voorval
afscheid nemen.
Maar geen afscheid kunnen wy nemen,
noch van het feit, dat voortdurend gevallen
van dierenkwelling, dierenmishandeling en
dierenmarteling te onzer konnisse komen,
noch van het feit, dat wie zich de belangen
der dieren aantrekt beschuldigd wordt van
sentimentaliteit.
Nog versch ligt het in ons geheugen, dat
paarden werden doodgejaagd op eenafstandsrit.
Op de wegen in ons vaderland ontmoeten
wy beladen karren, voortgetrokken door een
hond on begeleid door jongens of volwassen
mannen, dio, zoodra zy do stad uit zyn, met
hun eigen gewicht den last verzwaren, dien
het beest te trekken heeft. Maar waartoe op
meer voorbeelden gewezen? Ieder kan ze
vermeerderen.
In de omstandigheid, dat zy zoover verwy-
aerd waren van de beschaving der aan de
Romeinen onderworpen streken, en dat zoo
weinig kooplieden hun datgene brachten, wat
het gemoed zacht maakt, zag Julius Caesar
de oorzaak dat zeker volk zoo ruw was.
Maar thans komen de kooplieden overal,
en allerwege brengen zy wat hot gemoed kan
verteederen. De rit, waarop de paarden, boven
genoemd, werden doodgejaagd, ging van
Berlijn naar Weenon, twee brandpunten der
Europeesche beschaving. En de jongens, die
met hun melkkarren ook nog zichzelf laten
voorttrekken door een hygenden hond, zyn
grootgobracht in een maatschappy, waar elke
stad en elk dorp scholen bezit, waar maat-
schappeiyke en Christelyke deugden worden
onderwezen.
Evenwel ophef te maken van dat ver
minken van kikvorschen, dat afjakkeren van
paarden, dat afbeulen van honden, is het geen
sentimentaliteit? Moeten wy ons niet liever
bepalen tot de raenschen, zoolang deze nog
zoo zwaar te lyden hebben? Zyn er geen men-
schen, die worden afgebeuld als het dier? Met
dit argument worden de bemoeiingen der
dierenbeschermers zoo niet belachelyk ge
maakt, dan toch als overbodig gekenmerkt,
en eigen onthouding ten opzichte van die
pogingen verdedigt men er tevons mede.
Allen, die aldus redeneeren, wordt verzocht
te bedenken, dat wreodheid tegenover het
dier en hardvochtigheid tegenover den mensch
beide welleu uit oen on dezelfde bronhard
heid van hart. Niet zonder reden acht men
het een bewys voor de goedheid van iemands
karakter, dat hy goed is voor een dier.
Ruwheid, gebrek aan mededoogen, wreedheid
hebben wy overal te bostryden, onverschillig
of het voorwerp, waarop zy werken, een
mensch is of een beest. In het belang van
don wreedaard zolf hebben wy dat te doen.
Want een wreede voert geen menschwaardig
bestaan.
Maar dio wreedheid dienen we te bestrij
den ook om der wille van wie haar heeft te
verduren. Is dat een mensch, dan hebben wy
het voor hem op te nemen. Is hot een beest,
dan evenzeer, want ook een beest heeft gevoel.
En voor een beest om een reden meer nog
dan voor een mensch. Het beest kan niet
spreken. De nog niet verminkte kikvorschen
uit Rozendaals slooten kunnen geen hulp vra
gen by Rozendaals burgemeester. De recht
vaardige mensch ontfermt zich over het
stomme dier!
Gemengd Nleawa*
Uit den Sittar dschen gemeente
raad. Na eon heftig debat, waarin de voor
zitter en de raadslodon elkaar tamelijk grof
„de waarheid" hebben gezegd, komt do leve
ling van kiezel tor sprake. Volgens „De
Katholieke Waarheidsvriend" aldus:
Voorz.Onze kiezel is goed. Maaskiezel
komt te duur.
Schrey: Die komt /"180 de meter; dan
hebben wy hem op den weg.
VoorzWie zou die daarvoor leveren Breng
my dien man eens by my.
F. Arnolds: Van Muiken van Obbicht heb
ik reeds lang gezegd.
Voorz.: Goor hubt jao gein verstand van
kiezel. De inspecteur heeft myzelf gezegd,
dat onze kiezel goed was.
KampsVeel kennis van kiezel heb ik niet
die gisteravond by my door de ruiten kwam,
was nogal een mooi steentje.
Voorz.: Dat heb ik niet gedaan, daar ben
ik niet medeplichtig aan.
(Hilariteit onder het publiek).
Kamps: Dat moet er nog by komen,dat u
zoo iets deed, het is nu al mooi genoeg.
U i t S t.-P etersburg ontvangt de
„Standard" een onrustwekkend bericht, dat
wy op haar gezag mededeelon. In Midden-
Rusland, zegt de correspondent, breidt de
cholera zich snel uit. Duizenden boeren sterven
aan die ziekte; de bevolking is door een
panischen schrik bevangen. De meest geteis
terde districten zyn: Astrakan, Ekaterinoslat
on Moskou. Enkele gevallen komen voor in
Nisjni-Nowgorod, Oreland en in de provincie
Kieff. De minister van verkeer inspecteert de
spoorwegen.
Aangezien men voorziet, dat het uitbreken
der cholera ook in de Trans-Kaspische pro
vincie is te verwachten, zullen, als voorbe
hoedmiddel, op de grenzen van Korassan en
Afghanistan geneeskundigen nauwlettend den
gezondheidstoestand dor reizigers nagaan.
Zooveel mogelijk zal echter het handelsver
keer niot belemmerd worden.
Te Cesaroa, in Armenië, zyn,
volgens oen bericht van de „Daily News,"
drie Christelyke kerken door het volk vernield.
Er schynt eene algemeene vervolging van de
Christenen in Armenië op handen te zyn.
Karavanen worden geplunderd; tal van Chris
tenen, vooral zy, die iets bezitten, loopen ge
vaar of zitten reeds in de gevangenis. Zoo
deze berichten bevestigd worden, is het de
vraag of de Engelsche Regeering, vooral nu
een kabinet-Gladstone aan het bewind is,
zich niet verplicht zal rekonen, zich met de
zaak te bemoeien.
Aubertin, de man, die op Jules
Ferry in 1877 drie revolverschoten loste,
woont op dit oogenblik in een huieje ia
Hampstead (Londen), dat zyn eigendom is.
Hy is 40 jaar oud, op zyn gelaat weerspiegelt
zich de voortdurende gemoedsbeweging, waarin
hy zich ten gevolge van den overspannen
toestand zyoer hersenen bevindt.
Onmiddeliyk na den aanslag op Ferry werd
Aubertin opgesloten in Bicêtre, waaruit hij
ontsnapte.
Aan zeker tolhek.
Reiziger: Hoever ben ik nog van B.?
Tolgaardster. Een klein eindje.
Reiziger: Zoo? Maar hoe ver?
Tolgaardster: Niet ver.
Reizigers: Ik zou het gaarne meer precies
weten? Ben ik er een uur, twee uur of drie
uur van daan?
Tolgaardster: Ja zoover zal het zoowat zyn.
Wanhopig legde de reiziger de zweep over
de paarden en liet de verstandige tolgaardster
staan.