LEIDSOH feze (Ccurant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nominer toestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. Kiikeriki. Feuilleton. H°. 10141 Maaiidajg; 13 Maart. A°. 1893. PRIJS DBZE^i COURANT: Toor Lolden p*r 8 nMüdea. ..7*f 1.10. Trunoo p«r post1.40. AlBond«rlök* Nommer*0.05. PRLJS DES AJDYERTRNTrÈN: Ta» 1—rep*Ij f 1.01. I*d«r* r*f*l m—r f 0.17f Orootor* lotton our pUauraimU. Toor k«t hto*M«*r«a bnitoa d* atud wordt fO.Qt b^rott^jwL Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 25 van Kikeriki. Offioiëelo Konniftgeviiipreu. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien bet adres van L. J. B. VAN RHIJN, houdende verzoek om vergunning tot oprichting van eene bak kerij in het perceel Haarlemmerstraat No. 58, Gelet op de artfc. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875 (Staatablad No. 96) Geven bij deze kennis aan hot publiek dat ge not md verzoek met do bijlagen op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Zaterdag 25 Maart aanst., 's voormiddags te elf uren, op het .Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bozwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethor.ders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 11 Maart 1893. E KIST, 8ecrctaris. Leiden, 11 Maart. Naar wy' vernemen, zal het morgen 25 jaren zyn, dat mej. A. M. Sasse, Breestraat 131 alhier, hoofdonderwijzeres in de handwerken, werkzaam geweest is aan de openbare scholen 3do klasse No. 2 en 4de klasse No. 2. Per Fransche mail via Marseille zyn door ons ontvangen de Bataviasche bladen van 4 tot 10 Februari, alsmede de „Doli Crt." van 8 Februari. Hedennamiddag ontvingen wy per Engelsche mail nog de „Deli-Crt." van 11 Februari. Naar men uit Leiderdorp meldt, hebben 209 belanghebbenden (houders van paard en rytuig) een request aan het edelachtbaar bestuur der gemeente Leiden gezonden, tot verlaging van de Zyibrug, die, zooals bekendj moeilyk te berijden is. De onderteekenaren zyn: uit de gemeenten Alkemade 71, Koudekerk 16, Leiden 5 (stal houders), Leiderdorp 40, Leimuiden 21, Ouds hoorn 30, Rijnsaterwoude 10 en Woubrugge 16. Het is te hopen dat aan dit verzoek zal worden voldaan, alvorens er menschenlevens te betreuren zyn, want dikwijls was men ge tuige van de bovenmatige inspanning en het vallen der paarden en het daardoor breken van tuig en rytuig. (L.) De door Burgemeester en Wethouders van Warmond opgemaakte kiezerslijsten be vatten voor leden der Tweede Kamer 163 en voor Provinciale Staten en Gemeenteraad 162 kiezers. De letterkundige afdeelingder Koninklijke Academie van Wetenschappen zal hare gewone vergadering houden op Maandag 13 dezer, te 12 uren, in het Trippenhuis te Amsterdam. Het bestuur zal op die vergadering bericht geven over den wedstrijd in Latynsche poüzie, terwijl prof. Verdam een levensbericht van prof. M. De Vries zal voorlezen. De verpachting in de Haarlemmermeer van het grasgewas langs de Ringdijken, pol derkaden enz. in dien polder bracht op f 12,651, tegen f 13,011, f 10,953 en f 11,672 in de drie vorige jaren. Te 's Gravenhage is overleden de heer J. Van Reijerdam, oud-referendaris by het departement van binnenlandsche zaken, die als chef der afdeeling Militie en Schutterijen groote bekwaamheden ten toon spreidde. Aanvankelijk bekleedde hij eene betrekking bij de Nederlandsche Staatscourant en was tot aan zijn dood lid van het bestuur van het Pensioenfonds voor weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren. Vroeger was hij tijdelijk belast met het toezicht op de Alge- meene Landsdrukkerij. Eerst eenigo maanden geleden werd hem op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Te 's Gravenhage is bericht ontvangen dat de heer W. M. Oppedijk, lid der Tweede Kamer, zitting hebbende voor Harlingen, in zijne woonplaats is overleden. De heer Amanon, secretaris van legatie in Japanschen dienst, zal heden de residentie verlaten, om zich naar zijn vaderland terug te begeven. Terwijl gisteren in de Russische kapel te 's-Gravenhage de jaardag van den czaar aller Russen met plechtigheid werd gevierd, in tegenwoordigheid van den Russischen ge zant en de overige leden van het Gezantschap, zal a. s. Dinsdag op dezelfde wijze herdacht worden het feest der troonsbeklimming van den Russischen keizer. De heer G. De la Motte, voormalig 1ste secretaris der Fransche legatie te 's-Graven hage, heeft heden voorgoed de residentie verlaten om zich naar Frankrijk te begeven. De heer Legrand, gezant van Frankrijk by ons Hof, deed den heer De la Motte uitgeleide De heer J. T. Hondius te Middelburg, benoemd tot leeraar aan eene inrichting van middelbaar onderwijs te Bloemfontein (Afrika), zal zich binnenkort derwaarts begeven. Volgens de „Haagsche Crt." is het door het „Vad." vermelde gerucht omtrent Hol's aftreden al directeur der Diligentia concerten ongegrond. In deftigen eenvoud werd hedenvoor middag op de Algemeene Begraafplaats te 's-Gravenhage ter aarde besteld het stoffelijk overschot van don gepensionneerden generaal- majoor, inspecteur aan het wapen der artil lerie, jhr. A. W. A. Gevers Deynoot, ridder van het Metalen Kruis. Geen treurmuziek begeleidde den begrafenis stoet grafwaarts, geen militair vertoon of eerbewijzen hadden rond de groeve plaats, doch het groot aantal opper- en hoofdofficie ren, zoowel gepensionneerden als in actieven dienst, die zich op den doodenakker vereenigd hadden, getuigde van de sympathie, welke de ontslapene, zoowel bij tydgenooten als tegenwoordige militaire autoriteiten, genoot. Jhr. W. A. Gevers Deynoot, kapitein van de artillerie, dankte mede namens zijne zuster voor de eer, zijn vader bewezen. Een fraaie bloemkrans dekte de lijkbaar. Het stoomschip „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, vertrok 9 Maart van Lissabon; de „Sarpedon," van Amsterdam via Liverpool naar Java, passeerde 10 Maart St.-Catherine's Point; de „Zaandam," van Rotterdam naar Nieuw-York, passeerde 11 Maart Lizard; de „Merapi," van Rotterdam naar Java, is 10 Maart kaap Carvoeiro ge passeerd de „Prinses Wilhelmina," van Batavia naar Amsterdam, passeerde 10 Maart Perim de „Zaandam," van Rotterdam naar Nieuw- York, is 10 Maart "Wight gepasseerd; de „Sumatra" arriveerde 10 Maart van Amsterdam te Batavia. Een ontdekt Genie. Wij lazen dezer dagen in de „N. R. Ct." het volgende: Het klinkt, in onzen positieven tijd, in ons klein land, wel oenigszins als een sprookje, dat Haagsche verhaal van dien plotseling ont dekten „kunstenaar", in wien jonge artisten een genie zien, van wien anderen, voorzich tiger, zeggen: „een merkwaardig talent", en over wien, even te voren, nooit iemand had hooren spreken. Daalhoff is de naam van dezen teokenaar, een naam zooals men er wel in romans vindt, en waarvan men dan zegt: waarom nu niet ten minste een betere naam? Daal hoff: tusschen de 20 en 30 jaren, van be roep bakker, gehuwd, het tegendeel van rijk. Woekerend met den tijd, die niet door het grove bedrijf wordt in beslag genomen, om geheel zijn vreemd eigen wezen uit te storten in teekeningen en schilderden, zóó als, naar wel eens beweerd is, „alleen de overbeschaving er, na den tijd der primi tieven, kan voortbrengen" hij. de bakker! Het is symbolisch werk, teekeningen zooals ten onzent Toorop en Thorn Prikker ze ma ken, en men zegt dat Daalhoff nooit iets van die nieuwe mystieke kunst had gezien toen hy z\jne teekeningen ontwierp. Alleen, wordt er verteld, heeft hij te Leiden, waar hij gewoond heeft, de Oostersche en andere oude kunst kunnen zien Wij geven de ondit's in al de onzekerheid en vaagheid, die aan een primitief bericht over een neo-primitief kunstenaar behoort gegeven te worden. Nu er al veel over Daal hoff is gesproken, mocht er ook wel een enkel woord over hem worden geschreven, te meer, daar er kans is, dat men binnenkort te Rot terdam, in den nieuwen „Kunstkring", zijn werk zal kunnen zien tentoongesteld. Thans reeds werd aan de leden van den Kring, in het kleine kamertje, waar zy voor- loopig bijeenkomen, van waar men zoo'n prachtig uitzicht heeft, en waar allerlei prach tige plannen worden gesmeed, gelegenheid gegeven om enkele van Daalhof s teekeningen te bewonderen. Dat was al zeer opmerkelijk werk, van een werkelijk subliem streven. ATJEH. Onder dit opschrift bevat de „Tel." aan het hoofd van haar blad van heden het vol gende Den eersteo April aanstaande is het twin tig jaren geleden, dat de Atjeh-oorlog begon. Dat is een heele tijd. Als er in Groningen of in Limburg gewapend verzet ontstond, zou men dan twintig jaren bezig blijven, met aan die geschiedenis een einde te maken? Toch is de bevolking van Atjeh niet talrijker dan die van eene Nederlandsche provincie. Wordt het niet langzamerhand t(jd, dat er in het Noorden van Sumatra een geregelde toestand intreedt? De langste oorlog is de duurste oorlog, en hoe meer men aarzelt om door te tasten, hoe grootor men den weder stand laat worden, en hoe meer men den invloed mogelijk maakt van inkruipsels, waar over zelfs niet te mompelen moest zijn. Men mag het vermoeden niet doen rijzen, dat door kunstmiddelen van legerleveranciers de oorlog langer duurt dan strikt noodig is, en reeds twintig jaren is men bezig met dit land j te bevredigen. Het wordt inderdaad tijd, dat hieraan op eenigerlei wijze een einde komt. Be Huwelijksagent. 4.) De drie hadden geene echte Eva's dochters moeten zijn, als zjj de oorzaak dezer toilet- studién van den ouden hoveling niet geraden hadden. Inderdaad had aartshertogin Anna, ten gevolge van een val, een eenigszms scheeven schouder, maar het letsel was zoo onbeduidend, dat do Spaansche kraag het geheel bedekte. „Je bent gered, Anna!" riep Elisabeth vroolijk. „Nog in dit uur zal de kleermaker een van je japonnen op den schouder zoo danig opvullon, dat de wakkere man en zijn trouwlustige gebieder voor je scheefheid ver schrikt zullen terugdeinzen." „Maar wat moet ik beginnen?" zuchtte Magdalena, die na het komische incident zich den ernst harer positie weer herinnerde. „Dat laat mjjne kleine schoonzuster geheel aan mjj over", zeide de hertogin geruststel lend. „Ik zal vandaag nog den Paltsgraaf zelve schrijven en hem den stand van zaken uit eenzetten. Hy zal wachten, totdat het mi) gelukt, mijn gemaal te bekeeren en de ban den, welke u aan een gehaten bruidegom moeten binden, te verbreken. Ik hoop dat de huwelijksagent zijne spionnage weldra ten einde heeft gebracht." Getroost vorlieten beide prinsessen hare hertogelijke vriendin, die nu feitelijk de voor genomen krijgslist in toepassing bracht. Zooals verwacht werd, zocht de heer Von Waldburg als een nauwgezet rapporter in de volgende dagen don kleermaker op en de door zijne vorstelijke klanten onderrichte kunstenaar speelde zijne rol voortreffelijk. Met schijnbare verlegenheid liet hy Yon Waldburg het op hoog bevel veranderde kleed zien, welks onderzoek dezer van het kunst matig „gemaskeerde gebrek" der aartsher togin voldoende overtuigde, zoodat hij zyne gewichtige ontdekking nog in hetzelfde uur naar Praag berichtte. Omgaande ontving hy dan ook bevel, zyne waarnemingen alleen tot de Beiersche en Lotharingsche prinsessen uit te strekken. Eindelyk was de dag gekomen, waarop de door den heer Yon Waldburg met spanning verbeide derde heldin der zonderlinge huwe- lijkscomedie aankwam. Tegelijk echter zou met Catharina Yon Lotharingen een nieuwe handelende persoon op het tooneel verschij nen, aan wien de heer Von Waldburg het minst gedacht had, ofschoon hij juist tot hem in de nauwste betrekking stond. Het was de óde Juli, toen de schitterende Lotha I ringsche cavalcade van dames en heeren voor het portaal van het hertogelijke paleis 1 halt maakte. Een prachtige schimmel droeg eenehooge, slanke meisjesgestalte, Catharina van Lotha ringen. Eene bloeiende jeugd sprak uit hot lieflijk gezicht, welks groote, donkere oogen met vrooljjken, bijna vrijpostigen overmoed de in het portaal geschaard staande hove lingen van hertog Maximiliaan monsterden. Naast haar reed haar vader, Karei II van Lotharingen. Hertog Max was zelf gekomen om zijn schoonvader uit den zadel te helpen. Onmid dellijk achter de Lotharingsche prinses spreng een jonge statige ridder van het paard, pos teerde zich met eene eerbiedige buiging naast Catharina's schimmel en greep de teugels van het dier, terwijl hy de prinses gracieus van den zadel liet glyden. „Heb dank voor uwe leiding, heer reis maarschalk", sprak zy tot don cavalier en liet hare sprekende oogen met onmiskenbaar welgevallen op diens open, mannelyke trek ken rusten, „als het u bevalt, zult gy ook in het vervolg hier aan het hof myn ridder biyven." Heur hand, die nog als het ware opzet- telyk eene seconde lang in de zyne gerust had, reikte zy vervolgens aan hertogin Eli sabeth, die hare tweelingzuster hartelyk om helsde en met haar de slottrap opging. Door niemand was deze ontvangst nauw keuriger waargenomen dan door den heer Yon Waldburg, die in de onmiddeliyke naby- heid der prinses stond. Dat by echter, toen de jonge ridder hem nu voorbyging, dezen als het ware met zyn blik doorboorde, had nog eene geheel andere oorzaaktot zyne groote verrassing herkende de heer Von Waldburg in den reismaarschalk zyn op twee na oudsten zoon George, die reeds op zeven tienjarigen leeftyd het ouderiyk huis verlaten had en naar Frankryk gegaan was, waar hy evenals zoovele zoons van ryk met kinderen gezegende edellieden by verschillende graven en heeren als page en jonker dienst genomen had, zoodat de heer Von Waldburg hem geheel uit het oog verloor. De vader had zich evenwel niet ernstig bezorgd ge maakt over het verblyf van den jongen „trekkenden ridder." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1