N». 10135. Maandag O Maart. A°. 1893. feze aCcurant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Leiden, 4 Maart. Feuilleton. GEEN VERTROUWEN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: ▼oor Loidoo por S muod»f 1.10. Franco per postB 1.40. Afzonderlijks Hommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer /"0.17f. Grootere letters naar plaatarmmte. Voor hst incasseoren buiton de stad wordt ƒ0.10 berekend. De nieuwe Kieswetten. Y. DE NOTA VAN MR. LEVY zegt dat de onderteekenaar allereerst niet wenscht te verhelen, dat naar zijn oordeel het politieke kiesrecht behoort te worden verleend zoo ruim als de Grondwet toelaat. Het besturende kiesrecht daarentegen, waar onder hy het kiesrecht voor de plaatselijke vertegenwoordiging verstaat, heeft innerlijk anderen eisch, uiterlijk deDzelfden vorm en samenhang (Art. 143 Grondwet). Juist om die reden betreurt de ondergeteekende ton zeerste, dat de regeering die beide, grond wettelijk op ééne lijn gestelde, bemoeiingen des staatsburgers heeft gehalveerd en uiteen- gescheurd. De voor die gedragslijn gegeven gronden (Memorie van Toelichting, initio) heb ben hem althans niet overtuigd. B|j gemeentelijke verkiezingen krijgen de eischen voor geschiktheid en maatschappeiyken welstand gansch andere beteekenis. Voorshands echter hebben w(j ons te bepa len tot het politieke kiesrecht, en dan schijnt den ondergeteekende uitbreiding daarvan tot aan de grondwettelijke uiterste grens, onaf wijsbare eisch des tfids. De heer Levy houdt dan verder voor deze meening een lang en sierlijk pleidooi, waarin hij rekenschap geeft van zijn algemeen stand punt nopens de raadzaamheid eener aanmerke lijke met de grondwet overeenkomstige uit breiding. Voor hem is dus nog slechts de vraag of de in art. 80 G. "VV. gestelde grens al dan niet in het oog is gehouden. Tot zijne spijt kan hy die niet in allen deele bevestigend antwoorden. Met het kenteeken van geschiktheid kan bjj zich vereenigen, mits in de wet (en niet by bestuursmaatregel noch ter beslissing van B. en Ws.) hot werkelijk bestaan dier kennis v/orde gewaarborgd. Met het negatieve kenteeken van welstand kan hy echter geen genoegen nemen. Men wordt ondersteld in zyn onderhoud te voorzien, indien men niet op bepaald aange wezen wijze wordt beweldadigd. Wat echter, indien men het nu eens is op andere dan de bepaald aangewezen wyze? Hier wordt niet ééne lyn getrokken, maar een willekeurige greep gedaan. Een greep, met de bewoordingen zeiven der Grondwet in stryd. Ware hare bedoeling de ontstentenis van bedeeling welstand te achten, zy zou öf de uitsluiting der bedeelden niet behoeven te vermelden als zijnde reeds krachtens den eisch van welstand verordend of op dit punt in het derde lid van art. 80 vol komen hetzelfde voorschryven. De enkele lezing der laatstgemelde alinea doet zoodanige opvatting te niet. Hare bedoeling is, den wetgever kenbaar te maken wat zy, onaf hankelijk van den in de kieswet te stellen regel, onder alle omstandigheden, als verboden terrein aangomerkt wil zien. Haar doel is niet, een vrybrief te geven om, in plaats van een te stellen regelhet nu maar met de uitsluitingen veor lief te nemen. Ook wat betreft de toevoegingen aan de grondwetteiyke uitsluitingen heeft mr. Levy bezwaren. Naar zyne meening is art. 80 G. W. van nature limitatief, omdat lo. aan de hoogste Staatswet dit karakter uit haren aard toekomt, 2o. de bewoordingen andere uit legging niet veroorloven, 3o. de toelichting dat punt buiten twyfel stelt. De wyze, waarop de regeering dit limitatieve karakter der grond- wetteiyke uitsluitingen kortweg ter ztfde stelt, schynt hem weinig aanbevelenswaard. Indien de onweersproken verklaring van den raads man der Kroon, afgelegd ter en by de ver dediging eener wet zóó waardeloos is, wat biyft dan voor uitlegging en toepassing der wet als richtsnoer over? De lieer Levy acht zich verplicht al zyne be zwaren aldus uit te spreken; kan daarom redeiykerwyze van hem worden gevergd, dat hy een zyns inziens beteren regel stelle in de plaats van den afgekeurden? Hy gelooft het niet, omdat hy niet eene wetjto maken, doch te beoordeelen heeft. Toch schynt die betere regel door gemeen overleg, zoo ooit, hier drin gend noodzakeiyk, aanwijsbaar. Men verscherpe het kenteeken van geschikt heid in den boven aangegeven zin. Men make, of liever late, met de Regeering, de kiesbevoegdheid los van directe belasting heffing. Men were den notoiren bedelaar en vagebond. Men eischte dat onderstand niet genoten zy van eene instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur, gedurende meer dan één laatstverloopen burgeriyk jaar—het geen welstand niet bewyst, doch doet onder stellen. Ten slotte wenscht mr. Levy, dat men zal vergen van den kiezer de persoonlijke verkla ring nopens het bezit dei' volstrekte en der betrekkelyke vereischten voor kiesbevoegdheid met strafrechteriyke sanctie. Met de toelichting van dit punt besluit de heer Levy zyne belangrijke nota. By de Tweede Kamer zyn ingekomen de twee door de Regeering aangeboden wets ontwerpen tot wyziging der pensioenwetten voor burgerlyke ambtenaren, weduwen en weezen. Deze ontwerpen strekken hoofdzake- lyk om ongeveer 80 weduwen, thans van pensioengenot verstoken, gelijk te stellen met de zoogenaamde „oude weduwen." Verder zyn vele wijzigingen aangebracht om leemten aan te vullen en zyn vaste toe lagen en presentiegelden wetteiyk geregeld voor den voorzitter en de leden van den Pensioenraad en de commissarissen van het Weduwenfonds. Geen voorstel is gedaan ora tydelyke dien sten by pensioenregeling te berekenen. Het verband tusschen het pensioen voor de kinderen en dat der moeder is losgemaakt. Eigen kinderen eener weduwe zullen l/i0 ge nieten van de som, welke laatstelijk als pen sioensgrondslag voor den overleden ambtenaar heeft gediend; stiefkinderen elk '/n» met in achtneming van het maximum f 600. Tot notabel der Ned.-Herv. gemeente van Woubrugge is benoemd de heerK. Over- vliet, in de plaats van den heer G. F. Vromans, overleden. De Koningin-Regentes bracht gister middag een vry langdurig bezoek aan het Huis van Barmhartigheid, aan den Zuid-Bin nensingel te 's-Gravenhage. De schoollokalen het was halfvyf, toen de Regentes, slechts van eene hofdame verge zeld, kwam waren reeds verlaten, doch werden door H. M. met belangstelling bezich tigd, evenals het werk der leerlingen. In 't jongste nommer der „Mannen van Betoekenis" komt eene levensschets voor van Paus Leo XIII van de hand van dr. H. J. A. M. Schaepman. Het fijnbesneden gelaat van den H. Vader, artistiek in eene omlijsting ge vat, staart den lezer by 't opslaan tegen. Dr. Schaepman, die het geheele leven van den byna 83-jarige schetst en die hem plaatst in de lyst van zyn tyd, vindt hier eene uit stekende gelegenheid om zyne groote histo rische kennis en belezenheid te doen uitkomen. Telkens komt ook de hartstochteiyke vereerder van Leo's voorganger, Paus Pius IX, de dichter van „De Eeuw en haar Koning"', voor den dag, want Pius IX met zyn kinderlijk en tevens heldhaftig geloof, zyn blyvenden altyd doorklinkenden en altyd door hoorbaren levens- toon: „geestdrift", was by uitnemendheid de man naar Schaepman's harte. Maar ook Leo XIII wordt door hem hoog gewaardeerd: zyn onafgebroken arbeid, de breede opvatting zyner taak en het grootsche van zyn arbeid. Uit de laatste bladzyden laten wy hier het gedeelte volgen, waar dr. Schaepf man in eenige lynen aan het beeld, door hem geschetst, den laatsten toets aanbrengt. „De bekommeringen en beslommeringen, die al deze verhoudingen en onderhandelingen en zoo vele meer met zich brachten, hebben Leo XIII niet verhinderd op nog grootscher wyze uitvoering te geven aan de taak, die hy zich had opgelegd. Hy is voor de wereld ge worden een bode van gezonde, krachtige, heilige ideoén. Pius IX had waarschuwing en veroor deeling doen hooren, had de wisselaars uit den tempel verdreven, de gepleisterde graven verbroken, de Farizeén ontmaskerd. Leo XIII verschynt na hem met den geest der Bergrede in het hart en op de lippen. Over al de groote dingen, die de menschheid bezig houden, verkondigt hy de ware, de éénig ware beginselen. Ook hy waarschuwt tegen de dwalingen van den dag. Maar de volheid van zyn woord weerklinkt waar hydehooge waarde, den verheven zin van het christelijk huweiyk openbaart, waar hy de christelyke inrichting der Staten in machtige trekken teekent. Den stryd tegen de slavernij voert hy aan; hy roept zyne kinderen ter geeste- lyke kruisvaart op. Verhevener nogtusschen de partyen, die de wereld niet meer ver doelen, maar verscheuren, komt hy met do boodschap des vredes en beschrijft in onver gankelijke taal de rechten en de plichten van den eigendom en den arbeid, den patroon en de werklieden. Aan allen en aan ieder leert hy dat alle rechten plichten onder stellen en dat in geene enkele verhouding ter wereld recht zonder plicht kan bestaan. Zyne geschiedenis is nog niet voleind. Het beeld in zyne volle afmetingen is nog niet te teekenen. De grootheid erkent men, do volle- maat der grootheid niet. Toch behoeft men zich aan geene profetie te wagen, indien men reeds de stem herkent der historie in de volgende belydenis Eeriyk eerde ik het rechtik droeg veel stryd (en veel arbeid, Spot en verguizing en list en menig neerdruk- (kenden last; Handhaver van het geloof sta ik palvoor de (Kerke van Christus Is my het lijden eene vreugde, 't sterven in (boeien my zoet." 02) Nadat zy gelukkig door de menigte ge drongen waren, liet Alexander zyn jongen metgezel tegenover de roulette plaats nemen en sprak zacht met hem over de wyze van het spel. Het diepe stilzwygen, slechts ver broken door het eentonig geroep van den croupier, die de nommers opriep, de stapels schitterend goud, de wisselende uitdrukking van schrik, vreugde, spanning en hebzucht op sommige gezichten, daarnaast het rad, dat draaide en zyne bollen wierp, onbekommerd over die kloppende harten en angstige oogen, welke bet volgden, dat alles moest wel een diepen indruk op den levendigen geest van den jongen man maken. Maar méér dan dat alles wekte het bleeke, versteende gelaat van den croupier, die tegen over hem het rad draaide, als eene machine, zonder deelneming, byna onbewust, zou men denken, wanneer men in dat vale, beweging looss gelaat zag, zyne belangstelling op. Hy scheen ziek en zenuwachtig te zyn en niettegen- slaande de drukkende hitte, had hy den rok tot onder de kin dichtgeknoopt. Oscar had byna alles verspeeld. „Ik heb nog één Napoleonfluisterde hy den baron toe, „dien zal ik nog offeren." „Ja, ik zie wel dat gy vóór dien tyd geene rust hebt", antwoordde deze glimlachend, „maar haast u, het begint, en verlos mij dan uit deze hitte, ik kan het werkelyk niet lang meer uithouden." Het spel begon en Oscar, zich beyverend om nog op te zetten, wierp haastig zyn goudstuk op de tafel, zoodat het ver weg rolde en op de enkele nul vóór den croupier bleef liggen. Vragend zag deze met de ingevallen, uit gedoofde oogen op en bet was, alsof zy een oogenblik leven en beweging verkregen, toen zy zich op den jongen man vestigden. Deze knikte toestemmendhet rad draaide en „zéro noir, impair et manque", klonk het van den croupier. Een zacht gemompel doorliep de ryen;dat was een zeldzaam geval. De bleeke, afge matte man aan het rad van fortuin telde de goudstukken uit en nog eenmaal vloog zyn blik naar don gelukkigen speler, die nu juist zachtjes met Alexander sprak. Daar kromp de croupier inéén als door den bliksem getroffen, by telde en telde, zyne sidderende vingers verwarden zich en plot seling zakte by zonder één geluid in zyn stoel inéén. Een uitroep van schrik weerklonk, men drong zich om hem, men hief hem op; ook Alexander trad naderby. Maar hy werd nau- welyks minder bleek dan de lovenlooze crou pier vóór hem, dien men juist wegdroeg. „Kielsky", mompelde hy ontzet - „hy was het, ik heb my niet vergist." Tevergeefs ondervroeg hy de omstanders; niemand kende hem, wie bekommert zich ook om de croupiers 1 Zyne plaats was reeds weder bezet, het rad draaide als te voren en niemand dacht, meer aan het geval, dat het spel een oogenblik verbroken had. Maar Alexander' kon niet zoo licht zyne rust herkrygenhy verborg nog vooreerst zyne ontdekking voor Oscar, maar hy yide naar het hotel, om Paula zyne vrees mede te deelen. Zy vond zyn vermoeden niet onwaarschyn- ïyk. Martin werd uitgezonden, om inlichtin gen omtrent den naam, de woonplaats en de betrekkingen van den crouricr in te winnen. Dezo kwam ook spoedig terug. „Hy heet Du m arin", berichtte hy, „en woont geheet aan het einde van de tweede allée. Maar do heeren van de bank zoggen dat het niets te beduiden beeft; hy lydt aan toevallen, maar komt er steeds weer bovenop." „Hy is het toch", zeide Alexander, „al heeft hy ook den naam veranderd. Hadt gy hem gezien, Paula, gy zoudt geschrikt zijn van dat vale gelaat, van die holle oogen. Ik geloof dat ik my niet vergis, wanneer ik meen dat zyn leven spoedig een einde zal nemen. Ik zal toch naar hem toe gaan, om te zien of ik hem in iets kan helpenby zal ook weten dat zyn zoon hier is en hy zal hem zien, wanneer by er naar.verlangt." „O! gy beste, eenige man, wat heb ik u lief!" riep Paula en hare oogen straalden vol gelukkigen trots; „gy oefent wraak uit in den zin van onzen vader; want hoe hy hem ook verachtte, hier, in uwe plaats, zou by gehandeld hebben als gy." Alexander ging alleen. De croupier bewoonde een klein, afgelegen huis, en de reusachtige boomen, welke met hunne breede, dichtgebladerde takken de vensters overschaduwden, gaven het iets sombers. Hy t;;nd zachtjes binnende zieke lag alleen op *yn leger en zijn-s luide, zware ademhaling loonde, met hoevee) moeite h!' weinige| Jycht Inademde. (.Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5