LEIBSCÏÏ
DAGBLAD.
N". 10114.
Donderdag O Februari.
A°. 1893.
<Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomniLT bestaat nit TWO*
Bladen.
Eerste Blad.
Feuilleton.
GEEN VERTROUWEN.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor L«idea per 3 maandenf 1.10.
Franco per post9 1.40.
Afzonderlijke Nouimers0.0&.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer fQ.l7$.
Grootore lettors naar plaalsraimte. Voor bet
incaseeeren buiten do stad wordt ƒ0 10 berekend.
Persoverzicht.
Hoewel we onder het door ons in het vorig
overzicht overgenomene uit de Nieuwe Rotter-
dumsclCourantbehelzende beschouwingen
orerdc werkloosheid te Amsterdam,
het „w -rdt vervolgd" niet plaatsten, hadden
we dat veilig kunnen doen als maar een
profetische geest ocs toen had bezield. Toch
•.uilen we heden dat vervolg, ofschoon dan
niet te voron aangekondigd, geven.
De 2'. R. Gd. ontving naar aanleiding dier
oescbouwingon een schrijven van instemming,
dat w\; niet ter zyde willen leggen.
„Het is een feit," zegt de schrijver, „dat
or een groote trek is uit de provincie naar
de hoofdstad, en hot zal wel waar zijn, dat
vele ai bwidars van buiten do Amsterdammers
van geboorte verdrongen hebben. Maar daaruit
- leen iaat het feit zich niet verklaren, dat er
onder de workloozen betrekkelijk weinig man
nen van buiten zyn. Immers, niet weioigen van
hen, «'ie beengingen, keeren by ingetreden
werkloosheid terug naar hun dorp of In hun
stadje.
Wy denken aan do jonggezellen in het
bouwvak, die in den zomer naar Amsterdam j
op groote karweien gaan. Zy zijn drieledig
te onderscheiden. Een gedeelte vindt er door
bekwaamheid en oppassendheid eene blijvende
plaats; oen ander gedeelte gaat er, helaas,
ten order in don maalstroom; maar hil, die
tot bet derde gedeelte behoort, zoekt de plaats,
van w v.ir hij kwam, weder op. Moeders pappot
trekt hom; de omgang met zijne kameraads
is hom liever dan bet verkeer mot al die
vreemde gezellen in het groote Amsterdam;
het meisje, waarmede hij verkeering heeft,
heeft hem ook liever in hare nabijheid.
Ziedaar ook eene oorzaak van het feit, dat
onder de werklooze timmerlieden slechts een
zeer gering getal niet Amsterdammers gevon
den wordt.
Hetzelfde doet zich voor mot geheele ge
zinnen, die naar Amsterdam getrokken zijn.
Inderdaad, ook die trek is groot. De huis
vader, wien het in zijne woonplaats gaat tegen-
loopen, vertrekt naar Amsterdam op hoop
van zegen. Hy droomt van een „standje," dat
daar, in die groote stad met al die nieuwe
wyken, voordeelig zfo'n moet; verkoopt wat
hy heeft, koopt in de hoofdstad een melk-
zaakje of een koomenijswinkeltje, maar de
verwachte zegen gewordt hem niet. Dat het j
hem in zyne woonplaats tegenliep, was reeds
een bowys, dat bij niet t»u de pinken was; j
zyn gebrek aan energie on vaardigheid belet 1
hem dapper mede te stryden tegen de veel
vuldige concurrentie in de groote stad; do
menschen daar zijn don ietwat bekrompen
provinciaal te vlug af; zyne kinderen, die al
zoo aardig op de dorpsschool begonnen te
leeren, moeten weken en maanden wachten
op eene plaatsing op do stadsschoolen
vader en moeder pakken hun boeltje maar
weder op en keeren terug naar hunne vroegere
woonplaats. Ook daar gaan zy eene droevige
toekomst te gemoet; maar daar wonen familie
en vrienden; aan beklag en medelijden zal
het hun daar niet ontbrekener wonen nogal
wat „goede menschende armenkassen z\jn
er ook niet slecht voorzienen dan mèt en
ónder, wollicht boven, dit allesdo plek, „waar
de wieg eens stond", behoudt ook bare ge
heimzinnige aantrekkeiykheid.
En zoo geschiedt het, dat niot ééns, maar
soms tot twee- en driemalen toe de trekkers
hunne oude plaats weder komen opzoeken.
Werd daarnaar eens een onderzoek ingesteld,
men zou zeker onder de noodlydenden niet
weinig gezinnen aantreffen, die van armoede
in Amsterdam zyn bljjven hangen; maar ook
vernemen van tal van gezinnon, die er ge
weest zyn, maar de stad weder verlaten hebben.
Ten slotte oen woord van instemming met
de boweriDg, dat in Amsterdam workliedcn
van buiten moer gewild zyn dan Araster-
damsche. Inderdaad zyn de laatston met
allerlei eigenaardigheden behept, die den eer
sten vreemd zyn. Wy noemen als zoodanig
slechts het ongelukkige „Maandag houden",
waaraan de meeste provincialen niet mede
doen. Dit is zóó waar, dat er in Amsterdam
fabrikanten zyn, die juist om genoemde reden
bij voorkeur werklieden van buiten aannemen.
Wy spreken do goedon onder de stedelingen
niet te na, maar weten toch uit ervaring, dat
in den regel de buitenman stiller, eenvoudiger
en ordelyker van zeden is en reeds daarom
onwillekeurig een schreefje voor heeft."
In de Tijd lezen we:
De Amsterdammer hoeft tot motto van een
hoofdartikel de volgende woorden uit de
Friesche Cd.:
„Geen beter middel om de menschen slecht
te maken dan eene verkiezing."
En in het artikel zelf worden nog de vol
gende woorden aan do Friesche Crt. ontleend
„Als eene verkiezing niet door den duivel
uitgevonden is, dan zeker door een zyner
na neven."
Dat de verkiezingen veel kwaad brouwen
en de menschen niet beter maken, 't valt
zeker niet te betwisten, maar of de toestanden
er by zouden winnen, zoo er geene verkie
zingen en alléén benoemingen waren, zyn wy
zoo vrij te betwijfelenook bet nepotisme,
de bevoorrechting van broeders en zonen,
neven en vrienden, enz., is eene uitvinding
van den duivel.
In het Weekblad voor dc Administratie der
dir. belastingen kwam dezer dagen het vol
gende voor:
Gedurende het laatst verloopen jaar werd
in de kleine sectio Bergen op-Zoom wederom
heelwat geraffineerd zout ter sluik uit het
aangrenzend België aangebracht; maar ook
kweet het personeel van den actieven dienst
zich behooriyk van zyne taak, om dat kwaad
zooveel mogeiyk te beletten en te achterhalen.
Een getal van 40 processen-verbaal van
bekeuring getuigt van den yver der ambte
naren. Aan 106 bekende en 62 onbekend
gebleven dragers werden de vrachten ont
nomen, welke zy over het onvrij terrein
binnen de lsto of de 2de linie van toezicht
vervoerden of uit den vreemde invoerden
4791 KG. geraffineerd zout en 29 KG. zachte
zeep. Bovendien is by 14 huiszoekingen bij
byzondere personen 592 KG. geraffineerd zout
ongedekt voorbandon bevoDden. De meeste
contrabande is gehaald uit de woningen van
gegoeden.
Nog werden gecalangeerdHier laton
wy weg een paar raededeelingen, die een
weinig op den man af zyn. Namen worden
wel niet genoemdnomina sunt odiosa,
maar toch zou men hier niet in twijfel ver-
koeren, over wie sprake is, en daartoe geven
wo liefst niet thans de gelegenheid
wegens het overtreden der betrekkelyke
accyLswetteneen winkelier in zachte zeep
wegens overwicht by aanpeiltwee bekenden,
die zich met hunne vracht aan de ambts
visitatie wisten te onttrekken; een, die oen
commies, die hem aanhield, het leven dacht
to benomen. Eindelyk werd 3 keeren het
sluiken van personeelo belasting en 2-malen
het ontduiken der provinciale paardenbelas
ting geconstateerd en eens overtreding van
K. B. door eene naamlooze maatschappij.
De Zoom schryft naar aanleiding hiervan
1 Do vorenstaande cyfers getuigen, dat in onze
omgoving niet door allen den keizer wordt
gegeven wat des keizers is. Gaarne zouden
wy ons vleien, dat het alleen de beruchte
„Heikesmannekes" zyn, die bleken de belasting
wetten te overtreden; doch het bericht in bet
Weekblad ontneemt ons deze illusie, geiyk
ook eene tweede, alsof onkel broodsgebrek tot
zoutsmokkolen zou leiden. De gegoeden,
zelfs bemiddelden, die zich als medeplichtigen
van de dragers deden kennen, zullen, hopen wy,
er niet al te gemakkelyk van zyn afgekomen,
want juist zyn zij de hoofddaders. Waren er
geene opkoopers, er zouden geene dragers
worden aangetroffen.
Twee en zestig personen sloegen op de
vlucht, met achterlating van hunne vracht.
Zeker het verstandigste gedeelte van de ge
heele expeditie 1 Honderd zes anderen vielen
den commiezen in handenmeestal eerst
nadat eon wedloop tusschen het opgejaagd
menscheiyk wild en de handhavers der wet,
de jagers, was gehouden. Die 106 zyn onder
do Bredaecho parapluie terechtgekomenstel
len we, dat zy gemiddeld 8 dagen gekerkerd
zullen zyn geweest. En dat alleen in de sectie
Bergen op Zoom, die, naar wy meenen, slechts
uit eenige weinige gemeenten bestaat. In de na
burige sectiën Rozondaal, Breda, Tilburg, waar
omtrent geene gegevens worden verstrekt, zul
len ook wel heelwat smokkolzaken zyn ontdekt.
Hoeveel dragors zullen derhalve wel in 't ge
heel in de gevangenis op kosten van den
Staat, dat is van ons, eerzame burgers^ zjjn
onderhouden, terwyi ook hunne gezinnen op
rekening van onze beurs zullen hebben geleefd?
Overwegen wy dit, dan verheugen wyerona
harteiyk in, dat in Mei a. s. het aanloksel
om te fraudeeren ten grave daalt.
Yoor schaatsenryders, al is hot nu niet
vriezend, en voor minnaressen en minnaars
van den dans het volgende als toegift, dat
we lezen in de Arnhemsche Cd.
De redacteur van de Heraut geeft eene
beschouwing, ten betooge dat in het schaat-
senryden als zoodanig niet iets verkeerds
steekt. Zyn hoofdargument is, dat geen mensch
het ys heeft uitgedacht, maar God het schiep
en daaraan de hoedanigheid gaf, dat het te
beryden is. Het menschelyk spiergestel i^
ook zoodanig aangelegd en het yzer is zóó
te smeden, dat de mensch met yzer op het
ys ryden kan. Dit is uit de schepping, even
als het zwemmen in het water en al soort
gelijk vermaak.
Maar het menscheiyke spiergestel is ook
zoodanig aangelegd, dat de mensch dansen
kan en er zyn nog vele andere verrichtingen,.
5.)
Marie stond op; het gebed, dat uit de diepte
van haar met angst vervuld hart vol hartstoch
telijke innigheid opgestegen was, had haar toch
versterkt. Langzamerhand stilde zich de storm,
welke door Kielsky's onverwacht verscbynen
en door de herinnering aan hare jeugd, aan lang
vervlogen leed, opgewekt was. Zy overzag
haren toestand kalmer en overdacht wat haar
te doen stond om den schyn te redden. De
scbyn, Marie lachte bitter, zoo komt uit
de ééne <nde de andere voort, en de leugen
is de eerste, die haar volgt.
De tafel was opgeruimd; men had na de
koffio eene wandeling in het Park ge
maakt en de graaf maande tot terugkeer
naar huis aan.
„Myne vrouw zal ons opwachten", zeide
hy; „zy heeft my de verzekering gegeven,
dat zy aan de theetafel zou verschynen en
zy zal nu wel verlangen den gast te zien,
dte voor haar door onze verhalen en be
richten geen vreemdeling meer is, ofschoon
zy, door eene kleine nalatigheid van Paula,
tot heden uw naam met geweten heeit."
Toen men den kleinen bloementuin betrad,
zat de gravin reeds op het terras op hen te
wachten. Zy stond op en ging den vreemde
met losse bevalligheid eenige schreden te ge-
moet en geen trek van haar gelaat beefde,
toen de graaf de gestoorde voorstelling van
des middags herhaalde.
Zy werd slechts nog een weinig bleeker,
toen zy hem welkom heette en zyne oogen
diep in de hare staarden, als wildon zy
lezen op den bodem van dit arm, gekweld
hart. Marie was nog altyd eene schoone
vrouw, en hoe groot ook het leed mocht
geweest zyn, dat in de dagen der jeugd
haar hart zóó verwond had, dat het nog
altyd bloedde, het had getne sporen achter
gelaten in deze milde, edele trekken, geene
rimpels getrokken op het heldere voorhoofd,
dat door het goudblonde haar zacht om-
golfd werd.
Paula's vroolykheid, hare geestige invallen
verlevendigden het kleine gezelschap en nog
vóór de avond verloopen was, wist de gravin
dat Kielsky in ernst naar Paula's hand dong
en dat deze minstons niet afkeerig van hem
was, ja, hem zelfs eerder in zyn streven
aanmoedigde, misschien zelfs onbewust.
Marie beefde daarvoor terug. Dat kon, dat
mocht niet zynl Paula, met haar argeloos,
levenslustig hart, mocht niet de vrouw van
dezen man wordendezen man, die haarzelve
verraden, veracht en verlaten had, nadat zy
hem in geloovlg vertrouwen een hart ge
schonken had, zoo kinderlijk rein, zoo vol
levenslust en hoop, als Paula het nu bezat.
Maar hoe zou zy hem een hinderpaal kunnen
stellen, wanneer zjj niet eene bekentenis van
haar eigen vroeger leven geven wilde; eene
bekentenis, welke haar gemaal doodelyk zou
beleedigen, zyn naam zou bevlekken, den
naam, welke ook haar bescherming en eer
verleend had tot nu toe.
Marie dacht en zon; ach, zy kon geen uit
weg vinden in dit doolhof! Zij dacht er aan,
alles aan Paula bloot te leggen, haar te
waarschuwen en Kielsky dus in zyn doel to
stuiten. Maar haar adem stokte en haar
hart stond stil, wanneer zy zich dit voor
stelde. Zy had Paula teeder en met alles
overwinnende trouw lief, als eene ware moeder,
en het jonge meisjo had met liefde en eer
bied tot haar opgezien als een stralend voor
beeld. Kon, mocht z(j de reine verbeelding
van haar kind verduisteren met die beelden
vol hartstocht en zwakheid, vol verraad
en schande?
Neen, neen, zij kon haar, nog zoo jong, het
geloof niet ontnemen aan het goede en liet
ware, haar niet vervullen met argwaan en
mistrouwen, ook jegens de menschen, dit*
Paula nog waardig waren. Zy kon het kind
niet overreden tot eene leugen tegen den.
vader, die de schande zyner gemalin moest
bemantelen.
Kielsky's gloeiende blik was mot stomme
welsprekendheid op Marie gevestigdver
moedde hij den stryd of waren het herinne
ringen aan vroegeren hartstocht?
Want voor hem was Marie schooner dan
ooit, de bevallige vrouw, die op het toppunt
van schoonheid was, gerypt in smart en in
den stryd des levens; de krachtige ziel, die
op de puinhoopen van haar geluk opnieuw
bloemen plukken kon, om daarmede het een
zame leven te tooien, die nood, verlatenheid,
ellende en berouw, die de herinnering aan,
ach, zooveel wat het hart lief was, overwin
nen kon, om anderen gelukkig te maken met
den stillen glimlach der tevredenheid; zulk
eene vrouw was voor hem begeerenswaar-
diger dan het onschuldige, bloeiende kind,
dat hy eens, lange jaren geleden, vluchtig
had liefgehad.
(Wordt vervolgd.)