N°. 10101 Woensdag 35 Januari. A0.1893. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. EENE EEUW TERUG Foullleton. MARIE. LEIDSOH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 meendenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DHR ADVERTENTTÊN: Ten 1—5 regels ƒ1.05. Iedere regel meer Grootere lettere neer pleetaroimfte. Voor het inoeeeeeren buiten de eted wordt ƒ0.05 berekend. (SI Januari 1793) DOOB JAS HOGESKAHP. Vervolg.) Toen Lodewyk zyn testament geschreven had, begaf h({ zich ter ruste en sliep den nacht vóór z(jne terechtstelling zeer rustig. HÜ stond te v(jf uren op en zei tegen Cléry „dat er een einde aan z(jn ljjden zou komen." Daarna bereidde hij zich voor om het Heilig Avondmaal te gebruiken, hetwelk plaats had te midden van municipale beambten. Buiten de gevangenis namen de drukte en beweging toe. Verschillende posten werden uitgezet, versterking hier en daar geplaatst, kanonnen, al waren zy met los kruit ge laden, rond het schavot gezet, om onmid dellijk los te branden wanneer eene poging tot ontzet werd aangewend, en te midden van dat alles eene somber-mompelende menigte, die niets van het eenige schouwspel wilde missen en zich koude en ongemak, gedrang en beschimping daarvoor getroostte. Eerst te negen uren kwam Santerre, die, belast met de verschillende maatregelen voor het geregeld verkeer en de goede orde, niet eerder gereed was, door municipale beambten vergezeld, den koning halen. Een dier beambten, een beéedigd priester, Roux, werd door Lode- wijk verzocht zijn testament in ontvangst te nemen, hetwelk door deze geweigerd werd, met de woorden„ik heb alleen in last u naar het schavot te brengen 1" „Laat ons dan gaanl" zei do koning. En men ging over tot den laatsten tocht 1 Op de binnenplaats der gevangenis stond een rijtuig gereed, waarin de koning plaats nam met zijn biechtvader en twee gen darmen. Langzaam reed hot door de gelederen der troepen, die zich van daar tot aan het schavot uitstrekten, niet zooals bepaald was op de Place du Caroussel, maar op de Place de la Révolution, tegenover de Tuilerieên. Daar hield men stand en zei de koning„Nu zjjn wü erl" Daarna steeg hjj uit. Aan den voet van het schavot gekomen, viel h(j op de knieön en ontving van z()n biechtvader de absolutie. Gesterkt stond hy op en de voormalige koning van Frankrijk werd aan den beul Charles Henri Samson overgeleverd. Het beulsambt was sinds jaren erfelijk in diens familie. Met afschuw trad de koning achteruit, toen de beulsknechten hem wilden aanvatten om hem uit te kleeden en zijn haar te knippen doch het duurde een oogenblik.zijn biechtvader had hem op het Christus-beeld gewezen. Met vasten tred ging de koning de trappen van het schavot op en zag voor zich die groote menschenmassa, welke schreeuwde en zich verdrong om alles zoo nauwkeurig mogelijk te zien; hij zag de ruimte rond het schavot door troepen afgezet. Maar niets en niemand bewoog zich om hem te redden; men was gekomen om hem te zien sterven Achter dat alles zag hij de Tuilerieên, zijne voormalige woonplaats, waar hy in de dagen van weleer gehuldigd en gevleid was. De beulsknechten trokken hem nu het boetekleed aan en wilden hem de handen binden, dat hy eerst wederom weigerde, doch, andermaal op eene aanmaning van zijn biecht vader, liet hy hen begaan. Nu trad de koning naar den rand van het schavot, maakte een gebaar of hy spreken wilde, en onwillekeurig verstomde het geraas der tamboers en pypers, die in last gekregen hadden onafgebroken te trommelen en te blazen. „Franschenl" riep hy luid, „ik sterf on schuldig aan de misdaden, welke men my ten laBte legtl". Santerre trad woedend tusschenbeiden, gaf bevel een roffel te slaan, welke de laatste woorden van den koning overstemde. Even daarna viel het hoofd des konings, toen Santerre hem nog toesnauwde„ik heb je niet hierheen gevoerd om te praten, maar om te sterven." Het bloed des konings spoot uit het lichaam. Samson nam het hoofd en het schavot rond gaande, vertoonde hy het aan 't volk, dat thans brullend uitschreeuwde„Leve de natie! Leve de vryheidl" Er ontstond nu een groot tumult en gedrang. Juichend werd met mutsen en doeken ge zwaaid; verscheidenen doopten hunne doeken in het bloed. Nergens een zweem van mede- lyden, slechts woeste vreugde of stompe nieuwsgierigheid. Het Fransche volk had zyn koning ver moord en betoonde zyne ingenomenheid met de Carmagnole om het schavot te dansen. Samson verklaarde later, dat hy door eene huivering was overvallen, toen hy 't hoofd des konings zag vallen, en de vrees voor straf alleen had hem kunnen bewegen, het bevel op te volgen het hoofd te toonen; het hoofd, dat steeds eene zachte, edele uitdrukking had behouden. De abt Leduc verzocht het Convent het lyk van den koning, doch dit werd gewei gerd. Men wierp het ongekist op het kerkhof St.-Madeleine in een kuil en strooide er ongebluschte kalk over. 's Avonds was het feestalle schouwburgen waren stampvol, niet alleen te Parys, maar door geheel Frankrijk, en gedurende de eerste veertien dagen kwamen by het Nationaal Convent tallooze adressen in, bedekt met honderdduizenden handteekeningen en allen hunne ingenomenheid betuigende met hetgeen voor de „zaak der vryheid" was gedaan. Lodewyk XVI was 38 jaar en 6 maanden oud, toen hy stierf. Tot het laatste oogenblik hoopte hp nog op hulp en bevryding. Hy zag zich echter bedrogen en moet, volgens enkelen, wanhopend verklaard hebben: „ik ben verloren I" De gevolgen van den koningsmoord op den staatkundigen toestand waren groot, 't Be hoort echter niet tot deze schets daarover uit te weiden. Evenmin kunnen wy den ver deren binnenlandschen toestand bespreken; de toegestane ruimte zou zéér veel over schreden worden. Toch kunnen wy niet nalaten in verband met het voorgaande te wyzen op het Frankryk dezer dagen, dat ons een walgelyk schouwspel geeft van bedriegeryen op groote schaal. Nu, honderd jaar later, is Frankryk bezig zyne „eer" te vermoorden. Nu ook heeft men schuldigen en slachtoffers, maar waar vroeger het koningschap vernietigd werd, is het thans de zoo hoog geroemde Republiek, welke men verworgt. De verschillende elementen, die daar thans aan 't gisten en woelen zyn, geren gereed voedsel aan gelykgezinden ook in de omliggende landen om hun slag te slaan en, holaas, deze verklaring moet ons van het bart: om ook in troebel water zoo goed mogeiyk te visschen. Toen een bestaanden regeeringsvorm ver nietigd, omdat deze niet meeging met den algemeenen stroom, omdat hy niet meer be antwoorden kon aan de gewyzigde behoeften. Thans een stryd tegen vermeend onrecht, een stryd tegen het kapitaal, een kamp van hen, die niets, tegen hen, die iets bezit ten. Ontzettende ontevredenheid I De tegenwoordige tydsomstandigheden wy zen ons eene richting uit en een gaan naar eene toekomst, welke hoe langer hoe don kerder wordt en waarvoor wy staan als voor een groot raadsel, aan de oplossing waarvan veel en velerlei gedaan wordt, maar tot nog toe niemand eene goede en gelukkige oplos sing heeft gegeven. Moge spoedig op de vraag„Wachter, wat is er van den nacht?" het heerlyk en door velen dringend verwachte antwoord luiden „De morgen is gekomen 1". Leiden, 20/22 Januari 1893. Gemeigd Nieuws. De Nederlandsche Albumin e- fabriek alhier, daartoe door heeren genees kundigen en hare afnemers herhaaldelyk uit- genoodigd, heeft besloten van de door haar vér vaardigde melksuiker eene kleinere verpakking dan de tot nu toe gebruikelyke in den handel te brengen, ten einde ook den minder gegoeden stand van de voordeelen der melksuiker te kunnen laten genieten. Zy hoopt natuurlyk dat deze kleine verpakking nog meer in ge bruik zal komen dan dit by de groote reeds het geval is. In eene stampvolle vergadering, gisteravond in „Walhalla," te 's-Gravenhage, gehouden, sprak Van Emmenes over de werkloosheid. Eene motie werd aangenomen, waarin wordt overwogen dat het gemeentebestuur geene stappen doet om aan werkloozen werk te verschaffen en het gemeentebestuur wordt verzocht om dadeiyk eene raadszitting te houden ter bespreking hunner belangen. Aan de motie werden toegevoegd de woorden Geeft dadeiyk brood, wy zyn in nood. Deze motie zou hedenochtend aan den burge meester worden gebracht door de werkloozen en corps en dan zou dezen tevens antwoord worden gevraagd op de ingezonden adressen. Aangenomen is het voorstel om fbOOO te vragen, ten einde tydelyk in den nood te voorzien. Ten gevolge van het uitwerpen uit de zaal van een persoon, die de sprekers in de rede viel, ontstond een tumult, doch de vergadering werd later weer voortgezet. Volgens sene officiêele kennis geving zyn er in het district Pinneberg, in Sleeswyk, sedert 20 dezer 3 cholera- en een sterfgeval voorgekomen. Te Hamburg zyn Zondag 1 ziekte- en 1 sterfgeval geconstateerd. In het krankzinnigengesticht te Nietleben zyn tot Zondag 66 ziekte- en 22 sterfgevallen voorgekomen. In Nietleben zelf en in Halle is de ziekte overigens niet verschenen. i») „Eens een paar jaar geleden leerde ik een jong schilder kennen, die myn por tret zou schilderen, daar tante ook my gaarne in de familie-verzameling had. Ik genoot met hem, onder tantes oogen, een aangenamen omgang van slechts twee weken ;wy spraken over en dweepten met de kunst, totdat tante ons by de laatste pose alleen liet en wy elkanders liefde bekenden. Tanle vond ons in eikaars armen liggen, maar daar de schilder geen blauw bloed had, moesten wy in hetzelfde oogenblik ook voor altyd van elkander scheiden. Zy waande my niet veilig meer en nog denzelfden dag vertrokken wy naar deze stad, zonder dat ik ooit iets meer van hem gezien of gehoord heb. Ik ging een treurigen tyd te gemoet; dagelyks moest ik lucht geven aan myn terneergeslagen hart en meermalen overlaadde ik tante met ver- wyten. Zy echter verdroeg alles gelaten, ja, zy bestrafte my zelfs, omdat ik, kind van adellyken huize, zulk eene my onwaardige liefde niet kon bekampen. Vanlieverlede echter werd ik stiller, ik zocht troost in de kunst, ik heb tal van gedichten gemaakt en zelfs in eene novelle myn eigen leed geschetst gy hebt het gelezen in uw tydschrift. „Eens, een halfjaar na het begin van myn ongeluk, had ik een gedicht gemaakt om het in uw tydschrift ender myn eigen naam te laten drukken. Tante vond den nog open brief en diende my eene scherpe bestraffing toe. Verzen maken en schilderen, zeide zy, is goed voor kunstenaars, niet voor den man van adel, en vooral moest ik my wachten onzen naam daarvoor te laten drukken. Toen stelde ik haar voor een anderen naam aan te nemen en eerst na veel tegenstribbelen 6temde zy toe. „Eenige maanden daarna stierf myne tante; in haar testament benoemde zy my tot universeele erfgename. Hare laatste woorden behelsden nog eene waarschuwing om myn naam hoog te houden. „Zoo komt het, mynheer, dat ik onder een pseudoniem schryf." Thans zweeg Marie want de lezer zal haar wel herkend hebben en wischte een traan uit hare oogen. Zy was treurig ge worden over het lachend gezicht van straks had zich eene donkere schaduw gelegd, zooals juist in de Betuwe eene dikke wolk over het landschap hing. Maar ook in Max was de vreugde van zoo even tot eene yskoude ontnuchtering gedaald. Met schrik had hy reeds het begin van Marie's verhaal aangehoord, er was als een bliksemstraal eene vreeselyke gedachte door zyn geest gegaanzy, die hy zou willen vergoden, was de geliefde van zyn vriend, van zyn Karei. En reeds by die woorden begon in hem de stryd, welken hy van nu aan in zyn hart voerde. Zoo oneindig gaarne zou hy Marie willen en mogen beminnen, maar hy zag telkens zyn vriend voor zich. Eéne sprank van hoop voelde hy nog in zyne yskoude ontnuchtering gloren; Marie kon den schilder vergeten hebben, althans niet meer beminnen. In dat geval zou Max uitzicht hebben op hare liefde. Toch was het ook maar een sprankje van hoop; hy wist byna zeker dat zy Karei nog liefhad. Hoe vreeselyk voor Max 1 Hy immers wist, waar zyn vriend was, hy kon door één woord beiden weer samenbrengen, maar ook hy zou gaarne dit lieftallig wezen bezitten, dit wezen, schoon als eene Venus en wys als eene Athene. Toen Marie dan ook eenige oogenblikken na haar verhaal gezwegen had, begon Max: „Uw verhaal treft myhoe tragisch is uw lot geweest! En hebt ge nooit iets beproefd om den schilder terug te vinden?" Want met die vraag wilde hy hare gedachten lezen. „Zeker, zooveel ik kon! Telkens zag ik de verslagen der tentoonstellingen van schilde ryen na, of ik ook zyn naam kon ontdek ken, Karei De Bruyn staat op het paneeltje, dat hy my gaf, - maar ik vond dien niet, waarschyniyk heeft hy het penseel neer gelegd, anders had hy ten minste bekroond moeten worden, want hy was groot als kun stenaar. Nog kan ik hem niet vergeten, al tracht ik myne smart als een wild paard te bedwingen." Max begreep alles. „Maar", ging Marie voort, toen haar toe hoorder zweeg, „laat ons daarover niet meer spreken, ik ben nog optimistisch genoeg om my niet geheel en al door eene passie het leven te laten vergallen; ik wil het met lydzaamheid dragen en hoop koesteren, dat ik hem nog eenmaal ontmoeten zal." Max wilde haar zeggen wat hy wist; maar als hy haar schoon gelaat aanzag, deinsde hy terug, zy was reddeloos voor hem verloren. Vervolg ommezijde),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5