N°. 10076 Dinsdasr 27 December. A0. 1892. $020 Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en (feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Kikeriki. Kerstlledj c. Leiden, 24 December. Feuilleton. De orgauist van den Dom. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: foor L«iden por 8 nuumden«..TT 1.10. frtnoo per poelv LM. Afjwnderlflke Notomera.f.05. PRUS DER ADVERTENTIÉN: Tan 1—6 regela ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incaueeren bulten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Zij, die zich nu abonneeren op het Leidsch Dagblad, ontvangen de tot 1 Januari verschijnende nummers gratis. Van het kwartaal Dec., Jan. en Febr. worden dan alleen de beide laatste maanden (ad 74 Cents voor Abonné's binnen de stad en ad 94 Cents voor die buiten de stad woon achtig zijn) in rekening gebracht. Aan de Abonné's daarop, wordt bjj dit nommer verzonden No. 14 van Kikeriki. Daar ruischon heil'ge zangen, 't Bewijs van blud verlangen Luidt door den Winternacht. En wjj zien nu verrijzen, In hutten en paleizen, Een bonte lentepracht. Hoe gaarne zie ik glansen, Het al die rjjke kransen Den groen versierden boom. Wy kind'ren staan er neven, Het oog vol licht en leven. Wy kennen nu geen schroom. Ja, laat de klokken benglen, Het is de zang der Englen, We hooren 't luid en klaar: Eere zij God in Hoogen! Laat ons op vrede bogen En minnen wij elkaar In do gemeenteraadszitting van 16 Juni jl. werd besloten aan het R\jk te verhuren liet gebouw „'s-Gravonstein" voor militaire [doeleinden, voor den tyd van 15 achtereen- Tolgende jaren, ingaande 1 Juli 1892, tegen den huurprijs van f 500 per jaar en onder de verder daarbij vastgestelde voorwaarden, welk besluit is goedgekeurd door de Ged. Staten bij beschikking van 4 Juli ji. De huurovereenkomst is intusschen nog niet tot stand gekomen, aangezien een Wetsontwerp tot verhooging van het VIliste Hoofdstuk c?r Staatsbegrooting, waarbij de noodige gelden tjjn aangevraagd voor de inrichting tot wapen- nagazijn enz. van ,,'s-Gravenstein," nog niet tot Wet was verheven. Thans heeft de majoor, eerstaanwezend ingenieur te 's-Gravenhage, by missive van 16 December jl. onder overlegging van een afschrift van do aanschrijving van den minister van oorlog van 8 December jl., alsmede van een ontwerp-huurovereenkomst, B. en Ws. verzocht te willen mededeelen of dezerzijds tegen de daarbij aangegeven wijzigingen bedenkingen zijn en genoegen wordt genomen met het voorstel des ministers om de huur te doen ingaan met 1 Januari 1893. Het ontwerp is reeds vroeger vermeld, ter wijl by het bovenaangehaald Raadsbesluit van 16 Juni jl. daaraan is toegevoegd de bepaling, dat in geen geval ontplofbare stoffen in het gebouw worden geborgen en in art. 7 het woord „uiterlijk". B. en Ws. achten het billyk dat, nu het gebouw niet is kunnen worden in gebruik gestold, de termijn van ingang van de huur worde gosteld op 1 Januari 1893, terwyl tegen de thans voorgestelde wijzigingen van onder geschikten aard mede geene bedenkingen bestaan. Voorgesteld wordt nl. in het hoofd te lozen „het College van Burg. en Weths., dat namens do gemeente handelt tor uitvoering van het besluit van den Raad" enz., in plaats van „daartoe gemachtigd bij besluit van den Raad" en krachtens aanschrijving van Z.Ex. den Minister van Oorlog, in plaats van bjj aan schrijving, en art. 7 to lezen als volgt: Dezo huurovereenkomst wordt aangegaan voor den tijd van vijftien achtereenvolgende jaren, welke termijn gerekend wordt te zyn ingegaan don eersten Januari 1893 en dus eindigt den een en dertigsion December 1907, en wordt daarna telkens voor twee jaren onder dezelfde voorwaarden verlengd, wanneer zy niet uiterlijk op den eersten Januari te voren door eenc der partijen tchriftelyk aan de weder party zal zyn opgezegd. Van die nieuwe huur zal dan echter telkens een nieuw contract worden opgemaakt. Art. 9. De kosten, op deze overeenkomst val lende, zoomede die van het zegel der in te dienen declaratiön en die van het zegel en de leges der op te maken ordonnantiën van be taling, komen ten laste van de gemeente Leiden. B. en Ws. geven alsnu in overweging tot de boven voorgestelde wyzigingen in het ont werp te besluiten. Krachtens Raadsbesluit van 28 Sep tember 1871 werd aan Isaac Van Maastricht, arbeider, wonende aan do Slaagsloot onder de gemeente Leiderdorp, in gebruik gegeven eene strook grond, gelegen langs de Haar lemmer Trekvaart aan den benedenberm van den oprit, ten zuidoosten van den Spoorweg by het looppad naar de kade van den stads- polder onder de gemeente Leiderdorp, lang 21.60 meter, by eene gemiddelde breedte van 7.25 en mitsdien tot eene oppervlakte van 157 centiaren, zynde een middengedeelte van het perceel, by het kadaster der gemeente Leiderdorp bekend onder Sectie A, No. 1538, ter grootte van 21 aren en 30 centiaren en zulks tegen betaling van eene jaarlyksche recognitie van f 2 35s. Deze grond is thans in gebruik by P. Van der Geer, die verzocht heeft een gedeelte grond in erfpacht mot recht van opatal te vorkrygen, hetwelk blykens onlangs gedane opmeting, al6 volgt is omschreven: Grond onder de gemeente Leiderdorp by de Haarlemmer Trekvaart en den Spoorweg 4 aren, 10 centiaren tuingrond, gelegen onder de gemeente Leiderdorp naby de Haar lemmer Trekvaart en den Hollandschen IJzeren Spoorweg, kadastraal bekend gemeente Lei derdorp, Sectie A, het westeiyk deel groot 1.20 aren van No. 1539, het oostelijk deel groot 97 centiaren van No. 1956 en het oostelyk deel groot 1.93 aren van No. 1957, te zamen groot 4.10 aren. Na onderzoek door de Commissie van Fabricage is gebleken dat tegen de inwilliging van het verzoek geene bezwaren bestaan, terwyl door de Commissie en ook door het College van B. en Ws. billyk wordt geacht dat de jaarlyksche recognitie voor den ge- vraagdon grond, gelegen in de nabyheid van de gomeente, wordt vastgesteld op 5 cents per centiare. B. en Ws geven den gemeenteraad mits dien in overweging den bovenomschreven grond in erfpacht met het recht van op9tal af te staan aan P. Van der Geer, onder Lei derdorp, voor den tyd van 30 jaren, ingaande 1 Januari 1893, tegen betaling van eene jaarlyksche recognitie van 5 cents per centiare, alzoo van f 20.50 en van de kosten, benoo- digd voor de uitgifte in erfpacht en voor de kadastrale opneming. Ter voorziening in de vacature, die met 1 Januari a. s. zal ontstaan aan do school der 4do klasse No. 2, ten gevolge van het aan mej. J. H. Pel verleend eervol ontslag als derde onderwyzeres, is eene voordracht opgemaakt ter benoeming van eene derde onderwyzeres, op eene jaarwedde van f 550, alslo. mej. J. C. De Leu, werkzaam aan de jongensschool 1ste klasse, 2o. mej. C. Noest, onderwyzeres te Voorhout, en 3o. mej. C. D. Fortanier, werk zaam aan de betrokken school. Het bestuur der Remonstrantsche Ge meente alhier, verzoekt ons, belangstellenden or opmerkzaam op te maken dat wegens voortdurende ongesteldheid der kosterin do godsdienstoefening op lsten Kerstdag zal ge houden worden in de bovenvoorzaal van de Stadszaal (ingang Aalmarkt.) Dezer dagen werd de Burgerzangschool alhier opgeheven. Dit wil echter niet zeggen dat Leiden het voortaan zal moeten stellen buiten die school; gelukkig niet, want dat zou inderdaad te betreuren zyn, daar in onze ge meente noode zoo'n inrichting kan gemist worden en zy er wel degeiyk levensvatbaar heid kan bezitten. Van dit laatste was dan ook de heer C. B. Duyster alhier, jarenlang onder- wyzer en het laatst directeur aan die school, ten volle overtuigd. Zonder aarzelen besloot hy voor eigen rekening het zangonderwijs verder voort te zetten en zonder dralen heeft hy dit plan bekend gemaakt, rekenende op veler steun, welken hy voorzeker verdient. Met eene commissie van toezicht hoopt da hoer Duyster samen te werken. Wordt zyn plan voldoende gesteund, dan kan het zeer goed slagen; do geschiktheid voor het te geven onderwys bezit de ondernemer vol komen; dat heeft het verledene reeds op af doende wyze geloerd. Wy wenschen den heer Duyster veel succes en hopen dat de nieuwe Burgerzangschool zal bloeien en groeien erv vele goede vruchten moge afwerpen I Do uitslag der examens in Boekhouden en Handelscorrespondentie voor de praktyk, op 12, 13 en 14 December j 1. vanwege de vereeniging van leeraren in het Boekhouden te Amsterdam gehouden, is aldus: Boekhouden 51 candidaten, geslaagd 19, namelyk de heeren: B. F. Albers, J. H. Bökenkamp, G. J. Bosch, J. Gajenhaan, AV". Van Gelder, J. Roos, A. Vorstman, W. E. Vos, F. J. A. Van der Wouden, AmsterdamN. F. Allan, Worm er veerB. J. Van den Hemel, Utrecht; W. P. Van 't Kaar, Westzaan; A. H. Van don Oever, LeidenE. B. F. K. Van der Roer, Nieuwer-AmstelJ. J. Siebracee, Zaandam; A. Kalft' Jzn., Utrecht; de dames J. Snuyfl' en M. C. Zyi, Amsterdam, on C. W. Montfoort, Schiedam. Handelscorrespondentiein de Hoogduitsche taal geslaagd de heeren AV. H. Gartson en J. H. Gartsen, van Amsterdam; in de Engel- sche taal geslaagd do heer J. Korf, van Zaandam. Robert bleef voor Beate staan. Alszyzelve niet zoo opgewonden was geweest, zou zy zijne ontsteltenis bemerkt hebber. „G(j gaat weldra heen, nietwaar?" zeide verstrooid. „Ja, binnen weinige dagen, gravin; myn oerlof kan toch niet altyd durenik zal myne oude loopbaan maar weer opvatten na dezen, ^ften.heerlyken tyd...' „Arondt gy het een aangenamen tyd hier? Zijt gy weer vooruitgegaan, wat uwe gezond heid betreft?" ,Het was voor m(J eene oase in de woestijn." Robert wist in deze benarde omstandig heid nauwelijks wat te zeggen. Ik... ik..." stamelde hy. „Zoudtgy soms weinig aan mg willen denken?" Beate kleurde nog dieperopeens kwamen haar de woorden van prinses Mary in de ge dachten. Ze sidderde. Hu bemerkte hare verlegenheid en zich Qai den moed der vertwijfeling wapenend, duidde hg die ten zijnen gunste. .Gravin 1ik.ik, o, het mag wel ver metelheid genoemd wordenoch, ik ben te onkundig, om geschikte termen te vinden ik.ik.uwe goedheid.uwe. Beate was opgesprongenzy strekte met eene uitdrukking van ontzetting verschrikt hare hand uit. „Houd op!" riep zy; „houd op, men heeft u onverantwoordolyk bedrogen! Ik... ik ben geen persoon om to trouwen." Het laatste hatelyke woord van prinses Mary kwam over hare lippen; bitter en hoonend sprak zy het na. Robert Prehm was teruggedeinsd, als ver nietigd. Plotseling was er een afgrond aan zyne voeten geopend, welken hy nu, alsof er vlammen uit opstegen, vóór zich zag. Ja, zyne tante had hem tot dezen stap gedreven hy had het gewaagd en nu moest hy onder vinden, dat hy door haar veracht werd en dat hy beminde, meer, veel meer dan hyzelf had vermoed. Zyne tong scheen aan zyn verhemelte te kleven; zyn adem vloog; hy had een gevoel alsof hij onder haren blik inéénkromp. Zy streek een paar keer met de hand over de oogen, hare stom was geroerd en week. „Het apyt my", zeide zy„ik zou u als een broeder hebben liefgehad; waarom liet ook gy u tot leugens verleiden?" „Tot leugensNeen, dat in het geheel niet", klonk hot heesch en schor. Hunne blikken ontmoetten elkaar; zy zag eeue uitdrukking van waarheid in de zyne, waar voor zy haro oogleden moest neerslaan. Hy had do waarheid gezegd en zy „Arme jongen", prevelde zij„dus gy alleen waart eerlyk, onder al die leugenaars? Des te treuriger voor u 1 Vergeef my, ik wil u geen verdriet doen; denk aan my als aan eene ongelukkige, die tusschen licht en duis ternis zweeft, die niemand kan verlossen of gelukkig maken, die zelve ongelukkig is. Zy bleef stelcon en keerde zich om. Het was gedaan met hare geestkracht. De dokters hadden prinse3 Mary naar de Riviera gezonden en van daar moest zy, zoodra de zomer begon, naar Engadin ver trekken. Daarheen kon hertogin Ulrike hare dochter niet begeleiden, omdat zy de droge berglucht niet kon verdragen. Beate was medegegaan en hare intiemste vriendin geworden, maar meer dan eens dacht zy: „Waar zou die bittere trek om haro lip pen toch wel vandaan komen Zy ziet er in het geheel niet als eene gelukkige bruid uit!" Tegen het einde van Augustus kwamen al de leden der familie weer byeen. Felix bleef niet in gebreke zyne opwachting te maken. Hy schrikte van de verandering, welke er met prinses Mary was voorge vallen. Mooier was zy er niet op geworden, de liefde had den bloesem niet schooner doen ontluikon. Weemoedig bleef zyn oog op haar rusten; hy had medelyden met Ruprecht. „Het arme ding is zenuwachtig geworden", zei de vroolyko hertog August„zy ziet tegen hare nieuwe plichten op. En hoe staan de zaken dan met u, Felix? Nog geene begeerte naar de ketenen van Hymen; is uw hart nog vry? Hoe? Het wil my maar niet yit do gedachten, dat gravin Teschy hoe langer hoe schooner wordt; ik dacht verleden winter dat gy. Zoo redeneerde de hertog op luchthartigen toon; Beate was niet in de kamer. Bleef ze met opzet in hare vertrekken of had ze geen verlangen hem te ontmoeten?" vroeg Polïx zichzelven af. „Waar is gravin Beate toch"" vroeg de hertog eindelyk. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5