Persoverzicht. Van eereplaatsen is er in ons overzicht nooit sprake; men kan dorhalve niet beweren dat wo de verschillende artikelen rangschikken naar den graad van belangrijkheid, welken we er aan zouden toekennen. Nummer één of nummer laatst geeft onze voorliefde of de mate van ons eons-zyn volstrekt niet aan; in dit over zicht is recht voor allen op eon plaatsje. Men houde dit in 'toog! Beginnen we heden met het volgend schrij ven, door onzen bekenden en onlangs van do Beurs gedrongen landgenoot Van der Goes, te Amsterdam, geplaatst in Becht voor Allen, en dat, hoewel er boven staat: „Aan mijne Amsterdamsche partjjgenooten en geestver wanten", zeker toch ook wel uoor andere Nederlanders mag worden gelezen. Het luidt: „Medeburgers l Van verschillende zijden werd en wordt mij dezer dagen hulp aangeboden tegenover de moeilijkheden, die mij ter Beurze in hot uitoefenen van mijne bezigheden worden in den weg golegd. Ik ben dankbaar voor deze bewijzen van solidariteit, en te meer omdat zij gedeeltelijk komen van personen, met wie ik op enkele punten van meening verschil. Even wel neem ik de vrijheid te doen opmerken, dat op dit oogenblik oene zoodanige hulp mij van geen dienst kan zijn. De overmacht van hen, die in mij hun tegenstander zien, kan thans niet door maatregelen van geweld worden bedwongen. Integendeel is het voor mij van be lang dat de storm, tegen mij opgewekt, zich zoo spoedig mogelijk neerlegt. De strijd behoort elders te worden gestreden, naar de woorden van Marx, in de staatkundige wereld, Diet bij de vervulling van de werkzaamheden, die onze kapitalistische maatschappij nu eenmaal van ons allen vergt. Het is bovendien onder de waardigheid van de arbeiderspartij ontijdig in straat- of beursrumoer haren goeden naam te besmetten. De gestelde autoriteiten heb ben den plicht mij de voortzetting van mijne zaken mogelijk te maken; als beurs bezoeker ben ik oen bourgeois on heb als zoodanig alleen met de bourgeoismachten te rekenen. De kracht van de werklieden behoort gericht te wezen op de groote maatschappelijke vraagstukken van onzen tijd, niet op de be slechting van kabalen als de hier bedoelde. Ik herhaal dat de aangeboden hulp my per sooniyk aangenaam is, mijn verstand zegt m\J echter er geen gebruik van te kunnen en mogen maken. Leve het socialisme! Uw medeburger, Amst., 19 Dec.'92. F. Van der Goes." In aansluiting hiermede zegt de vinding rijke dichter, die de Congo zeep bezingt, in zijne nieuwste annonce: «Nu ge eigonmaohtig iemand van do Beure gaat zetton, Die, in contramine, u niet a pari eobat, Voleindigt nn nw werk, maakt vreedzaam korte metten En geeft dor hoelo Beurs een enivrend Congo-bad. Waaronder het Centrum zet„Enkel Vecht water zou misschien ook wel helpen!" We zijn nu eenmaal met deze Beurs- geschiedenis begonnenhet zou inder daad jammer zyn, zoo we hetgeen we daar omtrent nog lazen, thans niet mededeelden of het tot nader lioten liggen. Het Haagsche Dagblad en de Standaard leveren ons die 8tof in eon artikel: „de openbare meening". Is het H. Dagblad aan het woord, dan zullen we dit aangeven met eeno D; spreekt de Standaarddan zetten we er eene S voor. D. „In een vry land, zooals Nederland, waar de openbare meening zich soms krachtig uit spreekt, verdienen dio uitingen de volle aan dacht, ook die der Regeering. „In ons land en niet het minst te Amster dam geschieden die uitingen der openbare meening soms op zoer eigenaardige, maar daarom toch niet te miskennen wyze; stelsel matige onthouding heeft soms van afkeuring doen bljjken, feitelijk optreden doet veelal hetzelfde aan het licht komen." S. Aldus vangt een artikel aan in het Haagsche Dagblad Misschien zouden enkelen onzer lezers donken, dat dit blad van eeno andere opinie was, dan toon hot, naar aan leiding van prof. Buys* artikelen, schreef, niet te gelooven aan een algemeenen aan drang van uitbreiding van het kiesrecht. Maar wie zoo denkt, heeft het mis. Van eone uiting der openbare meening inzake het kiesrecht zag zyne Redactie niets, maar het heeft thans wel „de openbare meaning" voor den dag zien komen. Ziehier D. „Het Beurspubliek, dat in de hoofdstad een zoo krachtig orgaan is van de openbare nieening, heeft dezer dagen op eigenaardige wyze den staf gebroken over de uitiDgen en woelingen der socialisten." S. Dan volgt het verhaal van het afdringen van Van der Goes van de Beurs. Dat is nu voor het Dagblad: „de openbare meening". Daaruit biykt, dat het Dagblad als een blinde over de kleuren redeneert, wanneer het over het Beurspubliek spreekt. Wy geven der Redactie de verzekering, dat, als ze een harer leden deputeeit naar de Amsterdamsche Beurs, byv. met last om don effectenhoek eens te bezoeken, de Redactie al oen raar denkbeeld van deze „openbare meening" zal krygen, zoo men haren gede puteerde niet in een kringetje noemt, of, by verzet daartegen, ook van de Beurs dringt. Na zulk een bezoek dat wy in allen ernst eens aanraden zou het blad heusch de volgende woorden niet neerschrijven D. „Wy achten dit gebeurde een zeer go- wichtig teeken, en zien daarin alweder eene vingerwyzing tegen het groote gevaar om kiesrecht te verleenen aan personen, die door woelige leiders aldus op dwaalwegen worden gebracht, en aan wie begrippen worden smakeiyk gemaakt en ingeprent, die tot omverwerping der maatschappy leiden. „Hoe, men zal kiesrecht verleenen aan hen, aan wie wordt geleeraard, dat eene autoriteit, die haren plicht doet, eigenmachtig handelt, dat 's lands wetten mogen worden miskend, en dat men met geweld moet aan randen hetgeen wetteiyk bestaat, en dat alles met groote woorden, strijd voerende tegen hetgeen men noemt de bourgeoisie, alsof niet ieder Nederlander daartoe behoort, zoolang hy ten minste aanspraak maakt op eenig burgerrecht? „Do vingerwyzingou tegen de ondoordachte Wetsvoordracht van den minister Tak ver menigvuldigen zich by den dag en het ge beurde te Amsterdam is een teeken des tyds, dat niet mag worden uit het oog verloren." S. Wanneer het Dagblad zóó door de vrees voor uitbreiding van het kiesrecht bevangen is, dat het nu in het joelende beurspubliek „do openbare meening" reeds ziet, zal het, na het brengen van het door ons aange raden bezoek, wellicht een artikel schrijven, waarin hot er op aandringt hot kiesrecht zoo te beperken, dat ten minste ook worden uitgesloten zij, die deel uitmaken van het Beurspubliek, en die de Haagsche redactie by vergissing voor tolken dor openbare mee ning hield. Aangezien belastingen nogal, hoewel ze niemand byzonder in den geest vallen, op belangstelling kunnen aanspraak maken en belastingvoorstellen niet minder, wenschen we hier er op te wijzen hoe het Handelsblad nog eens opzettelyk onder de aandacht brengt de verklaring, welke de mi nister van financiën heeft afgelegd omtrent de porsoneole belasting. Ook de herziening van die verouderde en in vele op zichten onbiliyke, ja, hatelyke belasting, ligt, zooals bekend is, in het plan des ministers. Hy heeft reeds by de indiening der vermogens belasting verklaard, dat hy door eene wyzi- ging van het personeel de harde kanten wilde trachten weg te nemen, welke do heffing naar vermogen of inkomen ten gevolge kan hebben, omdat hierby niet voldoende met den toestand der gezinnen kan worden rekening gehouden. Op de bedryfsbelasting behoort dan ook de herziening van het personeel te volgen; de minister noemdo dat in de Tweede Kamer „oen byna onafwysbaren eisch." Maar intus- schen is het kiesrecht aanhangig gemaakt en daarvan wil de regeering de afdoening niet vertragen door eene uitgebreide herziening van het personeel. „Brengen wy beide denkboelden met elkan der in verband" zoo sprak minister Pier- son „dan wordt vanzelf een derde geboren, namelyk dat wy ons voorshands hebben te bepalen tot eene partiéele herziening, die nochtans zeer nutttig en doeltreffend kan zyn. „Ziedaar het puDt, dat my bezighoudt; is er niet eene partiéele herziening van het personeel te ontwerpen, die wegens haren geringen omvang in behandeling zou kunnen komen zonder in het werkplan der regeoring stoornis te brengen? Ik doe hier geone be- lufte; ik spreek zelfs geen voornomen uit, dat als eene belofte geïnterpreteerd zou kun nen worden; ik heb alleen willenmededeélen wat my bezighoudt en wat myn wenschis." Het groote gewicht dezer verklaring is duideiyk. Al bevat zy geenerlei belofte, waar aan meu den minister zou mogen houden, toch mag men van hem verwachten, dat hy al het mogelyke zal doen om hetgeen hem zoo hoog gewenscht voorkomt, weldra tot stand te brengen. Is eene partiéele herziening van de per- soneele belasting, van niet al te groeten omvang, mogelyk? Ziedaar de vraag, welke nu voor den minister te beantwoorden valt. Wyziging der voornaamste grondslagen der directe verteringsbelasting ligt natuurlyk bui ten het kader. Maar zou niet reeds veel zyn gewonnen, wanneer do bykomende grond slagen van deuren en vensters de belasting op lucht en licht vervielen, do aanslag wegens de deelen der woning, voor het bedrijf gebezigd, beter werd geregeld en aftrek werd toegestaan naar de grootte van het gezin (minderjarige kinderen)? Door eeno matige progressie, wat de heffing krachtens do huur waarde betreft, zou het verlies, uit die wijzi gingen ontstaande, wel grootendeels zyn weg te nemen. Eene moeilykheid is intusschen gelegen in het verband met de gemeentelyko financiën, aan welke thans nog het grootste deel van de opbrengst der personeele belasting wordt uitgekeerd en wel volgens het vast bedrag, in 1884 bepaald. Het Handelsblad hoopt dat het den minister gelukken zal die moeilijkheid te overwinnen en dat als met 1 Mei de eerste reeks der nieuwe belastingwetten wordt ingevoerd eene partiéele wyziging der por- soneele belasting zal zfin voorgedragen. Voor de zwaar gedrukte middenklasse zou dit eene zeer welkome voordracht wezen. Uit Den Haag wordt aan de Zutfenschc Crl. geschreven Het hoofdmoment in de politiek is de overwinning van den Minister van Marine. Acht dagen geleden dacht niemand, dat het hem mogelyk zou wezen zyne drie schepen, die elk raim drie millioen gulden zullen kosten, er door te halen, en toch is de begrooting van Marino door de Tweede Kamer aangenomen, zonder dat de posten vooi den aanbouw van nieuwe schepen eeuige ver mindering hadden ondergaan. Wel was do meerderheid niet groot, 46 tegen 44 maar in do bestaande omstandigheden was het toch eeno groote overwinning, want de minister stond tegenover de groote meerderheid van de Commissie van Rapporteurs on tegenover een deskundige als de heer Guyot. Waaraan do minister dan wel dio zege te danken heeft? Zeker niet aan eene schltterendo verdediging, want wat de minister tegen de argumenten zyner tegenstanders aanvoerde, was over 't geheel vry povertjes. Wel beriep hij zich op het oordeel van enkele opperoffi- eieren, die verklaard hadden met het voor gestelde type schip ingenomen te zyn en den minister reeds by voorbaat hadden voorspeld, dat hy er veel succes mede zou hebben maar toen hot er op aankwam om aan te toonen, dat de nieuw te bouwen schepen wel geschikt zouden zyn zoowel voor Indiö als voor Nederland, en wel berekend voor de taak, waarvoor ze bestemd worden toen kreeg men weinig meer te hooren dan alge meenheden, en kreeg het den schyn, dat autoriteiten dienst moesten doen om het gemis aan zakelyke argumenten te verbergen. Even min heeft naar rnyno meening de minister zyne overwinning hieraan te danken, dat zich by de Kamerleden allengs de overtuiging zou hebben gevestigd, dat dit nu juist het type van een schip is, waaraan onze Marino boven alles behoefte heeft. Het tegendeel is veeleer waar. Zelfs de verdedigers van de voorgestelde schepen wierpen toch byna zonder uitzondering 's ministers plan, waarvan de uitvoering zou beginnen met dit drietal, ge heel over boord. Er moeten dus andere redenen zyn, die tot dezen onverwachten uitslag hebben mee gewerkt, en die zyn ook niet moeilyk te vinden. Vooreerst scheidde de heer Land, die eerst mee had gedaan in de Commissie van Rapporteurs, om den minister te bewegen zyne schepen terug te nemen, zich van zyne medeledon af om zyn gezag als deskundige in de schaal to werpen ten gunste van den nieuwen aanbouw; in de tweede plaats kwam er onverwachts hulp uit den anti- rovolutionnairen hoek, waar men die het minst had verwacht, maar waar men blykbaar met to meer kracht wil lostrekken op den Minister van Oorlog; in de derde plaats maakte het een gunstigen indruk, dat de minister voet by stuk hield, van retireeren niets wilde weten en aan de vrienden, die hem wilden beduid dat de ware staatsmanswysheid mo6bren het gunstige oogenblik voor eeno beslissi te kiezen, eenvoudig ten antwoord gaf„M|j- eenige staatsmanswysheid is voor te dr en te verdedigen, wat ik in 's lands belan noodzakelyk acht;" in de vierde plaa zal by de liberalen ook wel gewogen hebben dat men het goheelo ministerie in ongeleg- heid bracht door één van de ministers t- heengaan te nopen; en oindeiyk, laat n* least mag men niet vergeten, dat zelfs d heftigste tegenstanders van den minis erkenden, dat de Nedorlandsche marinoreed sinds jaren in verval is en dat er dus ie moet geschieden, wil men niet tot geheel iquidatie der marine besluiten. Vergis ikm niet, dan heeft deze laatste overweging h meeste gewicht in de schaal gelegd. M~ hoe dit zy in elk geval is liet genome besluit hoogst gewichtig, ook om de firn tiëele gevolgen. Men is nu begonnen aan een restauratie der Marine, die op ziju minst0 millioen gulden in lieu jaar zul kosten. "We is men door dit besluit niet gebonden aa de verdere plannen van den minister, m de andere plannen, die men er logenove stelt, zyn nog duurder. Omtrent Leerplicht lezen we in he Centrum: De minister van binnenlandsche zaken hee in do Kamer eene merkwaardige mededeeling gedaan. Een wetsontwerp tot invoering van den leerplicht ligt gereed. Met de indiening daar van zal evenwel worden gewacht tot na d- afdoening der aanhangige wetten. Vooral de volledige aanneming der belasting-' ontwerpen schynt hier van belang te wezen. „De invoering van leerplicht zal eene kost bare zaak zyn", schryft het Handelsblad in zyn Kameroverzicht. „Kostbaar vooral ook door de behoefto aan onderwijzend personeel en in verband daarmede door de vorhooging van de traktementen van onderwijzers." Behalve dus, dat de leerplicht oen zeer voelbaren dwang op het volk dreigt te leggen, zal hy ook nadeelig werken op den finan- tiëelen toestand des lands. Het is goed, dat dit zoo openlijk van libe rale zyde wordt erkend. Te gelegener tyd zal men daaraan moeten herinneren De „Boodschapper" schryftG e 1 ij ke monniken... Prof. Buys men weet het is zeer bevreesd voor de nieuwe Kamers, welke door de eventueelo 800,000 iezers zal worden gekozen. Die Kamer zal allerlei eischen stellen, ten einde aan de kiezers te behagen. De één zal een subsidie begeeren voor dit, een tweede eene bydrage voor iets anders, eon derde een geldelyken steun voor wie weet welk doel. De Regeering zal er zich tegen verzetten - maar wat baat het? Ten slotte is toch de Kamer de baas, daar feitelyk immers alle macht by het Parlement berust en bet gezag der Kroon zoover gaat als door de meerder heid in de Volksvertegenwoordiging ge doogd wordt. En wat zal daarvan het gevolg zyn? Dat do schatkist telkens wordt aangesproken en het klein getal belasting-betelenden door de overgroote meerderheid van niet- of weinig betalenden in de directe belastingen zal worden overheerscht. Nu zou men meenen, dat Prof. Buys en zyne vrienden al hot mogelyke doden en nty doen om .het gezag der Kroon en van de Ministers hoog te houden en de oppermacht zooveel dit doeniyk is te beperken. Immers, dit moest toch uit hunne klachten over de nieuwe Kamer volgen. Hoe geheel anders is dit! Juist die mannen hebben schier nimmer iets anders gedaan dan de macht van het Parlement uit te breiden. En nog telkens trachten zy de eene of andere zaak, waarop hunne vrienden het hart gezet hebben, door de hulp van 'sRyks schatkist tot stand te brengen. Wy zagen het verleden week, toen de lieer Smeengegeld vroeg voor een Vereeniging tot bevordering van ambachtsonderwys, en zijn amendement bleef vasthouden ook al verklaard* de Minister zich er tegen. Men zag het niet minder, toen de heer De Kanter om f 1800 voor prodikants- t rak tem enten uit 's lands schatkist kwam aankloppen en er niet aan dacht voor het gezag der Regeering te wyken nadat deze zich zeer beslist tegen liet amendement had verklaard.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 2