K«. 10076
Dinsdag 27 ,December.
A*. 1892.
Vierde Blad.
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Inlich tin ff en
Feuilleton.
De organist van den Dom.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 8 meenden.....ƒ1.10.
Franco per post1.40.
A.fiond«rl$ke Nommen0.08.
TWEËilE HAMER.
Avondvergadering van Vri)dag.
BU bet algemeen debat over de Spoor-
wegbegrooting voor 1893, behandelde
de heer Goeman Borge3iua het plan tot aan
leg van den spoorweg Zwolle—Groningen
Delfzijl, met een zytak naar Ommen, vroeg
naar den stand der onderhandelingen met de
Holl. Spoorweg-Maatschappij en betoogde de
wenschelykheid om de l()n te doen aansluiten te
Delfzijl aan den Staatsspoorweg aldaar.
De minister antwoordde dat de Holl. Spoor
weg-Maatschappij zich bereid heeft verklaard
onder zekeren waarborg tot den aanleg der
bedoelde lijn mede te werken, en bi) het toen
ingestelde onderzoek omtrent de richting is
besloten eene wijziging in het plan te brengen
met het doel om de provinciale hoofdsteden,
ook Assen, op te nemen en de ljjn te doen
eindigen te Zuidbroek. Eerst onlangs is het
contract met de Holl. Spoorweg Maatschappij
Het algemeen debat werd daarna gesloten.
By art. 9 (brug over den IJeel by Wester-
voort) drong de heer Seret aan op een nader
overleg met den min. van oorlog, omdat h(j
de voorgestelde wijziging niet in het belang
der defensie achtte, welk overleg door den
minister van waterstaat werd toegezegd.
By art. 18 (vernieuwing van de westelyke
spoorweg-viaduct te Amsterdam) vroeg de heer
Levy om den stand van dit werk te onder-
aoeken en den uitslag aan de Kamer mede
te deelen.
De minister antwoordde dat voortdurend
wordt nagegaan of er veranderingen in het
werk komen. Kleine verbeteringen worden
door de Regeering niet beoogd, maar eerst
moet de grond tot rust gekomen zyn eer
men de scheuren kan herstellen.
De heer Levy, nog niet gerustgesteld, vroeg
dringend deze zaak in handon te stellen van
deskundigen buiten, den kring der personen,
met de dagelyksche waarnemingen belast.
Nadat de minister verklaard bad, dat de
Rogeering over voldoende deskundigen be
schikt en bereid is hunne adviezen aan de
Kamer over te leggen, werd de begrooting
in haar geheel goedgekeurd.
Be beraadslagingen over het Hoofdstuk IK
(Waterstaat) werden daarna voortgezet.
By art. 117 (landbouw) drong de heerZyp
nogmaals aan op de instelling van eene Staats-
hypotheekbank, waaraan z. i. groote behoefte
bestaat.
De minister meende evenwel dat de Regee
ring tot eene zoo omvangryke inrichting niet
op eigen gezag kan besluiten, doch verklaarde
zich bereid eventueel nader te overleggen met
zyn ambtgenoot van financiën.
By art. 149 (onderzoek omtrent bevloering
van terreinen ten behoeve van den landbouw),
waarvoor f 4000 werd voorgesteld, betuigde
de heer Yan der Feltz xyne ingenomenheid
met dit plan.
Ook de heer Roëll juichte een onderzoek
toe, maar hy wilde in geen geval uit dezen
post particulieren subsidieeren om hun grond
vruchtbaar te maken, waarop de minister
antwoordde dat dit ook niet op den weg der
Regeering ligt. Het geldt hier een onderzoek,
niet over enkele provinciën, maar over het
geheele land.
By art. 181 (subsidie aan de Vereeniging
„het Buitenland") wees de heer Van Bylandt
er op, dat het nooit de bedoeling is geweest
aan die Vereeniging een voortdurend subsidie
te geven en vroeg of dit subsidie het laatste
zal zyn.
De minister verklaarde daartoe geene be
paalde toezegging te kunnen doen.
Ten aanzien van art. 164 (kosten voor de
instelling van eene commissie voor de ten-
toonstelltag te Chicago f (15,000) protesteerde
de heer Brantzen tegen deze uitgaaf èn met
het oog op het door de Kamer reeds aange
nomen beginsel om geene gelden meer voor
internationale tentoonstellingen beschikbaar
te stellen, èn omdat de Nederlandsche ny ver
heid er geen belang by heeft, omdat zy tcch
niet kan concurreeren met Amerika, vooral
met het oog op de hooge invoerrechten.
De heer Ruys van Beerenbroek verklaarde
dezen post niet onvoorwaardelyk te kunnen
afstemmen, doch hy zou willen wegnemen
de gelden voor de commissie hier te lande, die
als intermediair zou optreden tusscben de
exposanten en den consul-generaal.
De heer Van Beuningen achtte de uitgave
wel wonschelyk voor onzen handel en industrie.
De minister stelde de wenschelykheid van
eene commissie in het licht en deed opmer
ken, dat zy enkel de noodzakelyke kosten
mag in rekening brengen. Zy heeft de inzen
ding bevorderd en onze consul te Chicago
h»eft een geschikt terrein weten te vinden,
hoewel de tyd reeds was verstreken. De
Regeering heeft dan ook gemeend door het
weigeren van eone bydrage de inzending niet
onmogeiyk te moeten maken.
De heer Van Kerkwyk herinnerde ook aan
het genomen besluit om geen deel meer te
nemen aan internationale tentoonstellingen
en meende dat dit gemis aan stabiliteit ten
aanzien van een principieel besluit een slechten
Indruk tegenover het buitenland zal maken.
Hy blyft dus adviseeren om geen deel te
nemen aan de tentoonstelling. Als deze post
op de begrooting blyft, krygt het den schyn
alsof men officieel deelneemt.
De minister van buitenlandsche zaken ver
zocht der Kamer met aandrang geen gevolg
te geven aan den wensch van den heer Van
Kerkwyk en te letten op alle byomstandig-
heden. Het doel is hier alleen particulieren
in staat te stellen aan de tentoonstelling deel
te nemen, hetgeen ook voor die te Parys was
beloofd.
Bovendien hebben wy te Chicago slechts
éón onbezoldigd consul als vertegenwoordiger
in een ressort, waar 80,000 Nederlanders
wonen. De Regeering reageert niet tegen
vorige besluiten en de nyveren zullen alles
zeiven betalen, evenals de schilders. Door alle
betrekking af te breken benadeelt men onze
nyverheid.
De heer Ruys stelde voor den post met
f 3000 te verminderen, welk amendement met
36 tegen 34 st. werd verworpen, waarna
bet artikel met gelyke stemming werd aan
genomen.
By art. 166 vroeg de heer Van Gyn of de
Regeering bereid is mede te gaan met den
algemeen geopenbaarden wensch tot invoe
ring van den Midden-Europeeschen tyd, ter-
wyl de heer A. E. Mackay twyfel opperende
of de Midden-Europeesche tyd wel op den
duur zou bevallen, vroeg waarom alleen by
posteryen en telegraphie de Amsterdamsche
tyd niet is bohouden, evenals in gemeenten
en by andere administration.
De heer Ferf drong aan op betere regeling
der traktementen voor commiezen der pos
teryen.
De heer Van Vlymen wyst er op dat
Schyndel misdeeld is in de regeling van het
postwezen.
Do heer Van Alphen dreng aan op spoedige
promotie voor de telegraafcommiezen, ter
bereiking van het traktement, dat hun volgens
Koninkiyk Besluit van 1891 toekomt.
De heer Van Kamebeek geeft aan don
Greonwichtyd de voorkeur boven den Midden-
Europeeschen by nfwyking van den natie-
nalen tyd.
De heer Havelaar wenscht uitbreiding van
het aantal postery-commiezen in de hoogere
PRIJS DKR AD VBRTRNTTÉN
Tu 1—4 r*g«l> f 105. I«Ur* rafel DNr f 0.17J.
Grootera letters neer pleetarnieete. Voor het
tneeeeeeren buiten de sted wordt ƒ8 05 berekend.
klassen en vermindering van dat in de lagere
klassen. Ook hy sluit zich aan by den wensch
van den heer Van Alphen.
De minister van waterstaat zal het volgend
jaar de regeling der traktementen van de
commiezen by post en telegraaf nader vast
stellen. Wat de tydquaestie aangaat, b| de
heerschende onzekerheid dienaangaande kan
nog geene beslissing genomen worden.
De heer Beelaerts Van Blokland betoogt
de noodzakelykheid van eenheid in de tyd-
regeling en na eenige opmerkingen van onder
geschikt belang, waarby de minister o. a.
toezegt den bouw van een geheel nieuw
postkantoor te Haarlem, en den heer Harte
op diens vraag te kennen geeft dat de Bell-
Telephoon-Maatschappy op verlangen der
Regeering verplicht is gemeenten in het
intercommunaal telephoonverkeer op te nemen,
wordt het geheele Hoofdstuk Waterstaat
zonder hoofdelyke stemming aangenomen.
De hoofdstukken Koloniën en
Onvoorziene Uitgaven werden zonder
hoofdelyke stemming aangenomen.
By de Surinaamsche begrooting werd eenig
debat gevoerd en aangedrongen door den heer
Pyttersen op onderzoek naar den myn-rykdom
van Suriname, en door de hoeren A. Van
Dedem en Bool op het uitzenden van be
kwame Nederlandsche ambtenaren.
De minister verzekerde dat een en ander
door de Regooring niet uit 't oog werd ver
loren.
Een amendement van den hoer A. Mackay
om het traktement van den Gouvernements-
landmeter te verhoogen, werd door den
minister overgenomen en de begrooting goed
gekeurd.
De minister van koloniën verklaarde nog
naar aanleiding van eene vroegere vraag van
den heer Tydens, dat hy niet kan besluiten
tot het publiceoren der rechtskundige adviezen
in zake de Billiton-quaestie, als zynde die van
vertrouwelyken aard.
Ten slotte is ook de Middelen-Wet aange
nomen, nadat de minister van financiën ver
klaard had dat afschaffing der Staatslotery
opeens de speelzucht in vreemde loteryen
zou doen toenemen.
De Kamer is te middernacht tot nadere
byeenroeplng gescheiden.
op geplaatste Advertentiön worden gegeven
van 's morgens 9 tot avonds 9 uren.
Yóór en n& dien tyd is het Kantoor gesloten.
35)
Prinses Mary keerde zich naar mevrouw
Von Doren.
„Ja, waar is zywaarom komt zy niet?"
zelde ze op moeden, verlangenden toon.
„Men heeft het haar niet verzocht",
zeide deze.
Felix, de man der wereld, werd vuurrood
by dit gezegde, maar werd neg meer ver
ward, toen hy gravin Beate zag binnenkomen.
Hare schoonheid had zich nog meer ont
wikkeld; ze kwam hem zoo geheel als eene
volmaakte werelddame voor. Ja, zy verheugde
zich hem te zien; dat verriedt het stralen
barer oogen Hy drukte een vurigen kus op
hare hand en vroeg toen naar haren vader
en hare grootmama.
Zy sprak over onschuldige, weinig bete»-
kenende dingen, maar er lag een juichtoon
In hare stem.
Prinses Mary leunde droevig in haren
stoel de hertogin beschouwde beiden
deze twee konden gelukkig zyn, maar haar
kind, haar arm kind I
Zy smoorde echter dsn zucht, w.lke uit
haar moederhart oprees. Niemnad, neen,
niemand mocht die bemerken I
„Binnenkort ga ik naar Dobnitz", zeide
prinses Mary; „houdt ge van zee-badplaatsen
of blyft go liever thuis ging ze, Felix aan
ziende, voort.
„Ik zou er wel lust in hebben", ant
woordde Felix dof.
Den volgenden dag bevond Fellx zich aan
het station onder de heeren en dames, die de
prinses uitgeleide deden.
Er lag oen droevig waas over het gelaat
der prinsesook Beate, die eerst zoo vroolyk
geweest was, zag er terneergeslagen uit.
„Is u iets onaangenaams overkomen?"
vroeg Felix aan Beate.
„Neen, waarom?"
„De oude schaduw ligt weer over uwe
trekken; verheugt ge u niet over uw ver-
biyf op eene badplaats?"
Zy lachte hy zag er zoo gelukkig uit.
„Ja zeker, ik verheug er my wel op,
maar het is of over al myne vreugde eene
schaduw ligt; een droevig voorgevoel ver
volgt my 1"
„Maar, gravin! Gy zyt toch niet lichtge-
loovig, hoop ik? Neen? Anders zou ik er
tegen opkomen 1"
D» grospen rondom de r*izig»rs gingen
uiteen. De coupé-deur ging toe, slechts de
grijze voile der prinses bleef zichtbaar. „Over
al myne vreugde ligt eene schaduw," her
haalde Felix. „Waarom, waarom?"
De hertogeiyke villa in Dobniz lag aan
den rand van het bosoh dicht aan de zee.
Van uit de vensters kon men de wyde
blauw» vlakte beschouwen.
De laatste dagen van Augustus waren
buitengewoon Bchoonhet getal vreemdelingen
vermeerderde van dag tot dag.
Prins Ruprecht maakte ook zyne verschy-
ning; even later arriveerde Felix. De ont
moeting der verloofden was koel en formeel.
Maar de prins zocht met beminnenswaardige
gemakkelykheid zyne bruid nader tot zich
te trekken.
Prinses Mary was nu eens zichtbaar op
geruimd en vry moedig en dan weer nam
ze ongenaakbare airs aan. Beate zag haar
meermalen verwytend aan, als wist zy niet
hoe zy het met haar had. Er waren eene
menigte vorstelyke personen aan het strand.
Vuurwerk, bengaalsch vuur, weldadigheids-
bazars wisselden elkander af.
Ook werd er van wedrennen gesproken,
die om den wille van prins Ruprecht uit
gesteld waren. Er waren veel officieren
tegenwoordig, alles was glansryk, de prins
was minzaam jegens iedereen. Beate zat op
de tribune, dichtby de prinses; zy had een
luchtig zomertoiletje aan en een kanton
hoedje op haar blond kopje. In den dichten
drom der menschen stond vlak tegenover
Beate een man; hy was klein, corpulent en
van een alleronaangenaamst uiterlyk. Het
haar viel hem sluik langs de slapen, de
breede mond was tot een grynzenden lach
vertrokken. Felix verbeeldde zich dat er eene
triomfeerende vreugde over zyn gezicht lag.
Kon deze man in eenige betrekking tot de
schoone gravin Teschy staan? Daar, hy
nam zyn hoed af en groette Beate I Hoe kon
hy daar gekomen zyn, onder deze aris
tocratie?
Prinses Mary was het voorwerp van ieders
aandacht; ze was immers de bruid van den
erfprins Ruprecht? Men liet haar de eer de
pryzen onder de winners te verdoelen; ze
deed het met zoo weinig gratie, dat er meor
dan eens eene wolk over het gelaat van den
prins gleed. Felix wist wat die wolk te be
duiden hadook hy vond prinses Mary
veranderdwaar zy vroeger te styf geweeet
was, was ze nu te beweeglyk.
Vervolg ommezijde).