Ook op sociaal gebied acht do Regeermg zich diligent, zy hooft verschillende onder werpen ter hand genomen. De veiligheidswet is, bona gereed. De voorbereiding der ver zekeringswet tegen invaliditeit is goe gevorderd. Daarvoor zal veel geld noodigzyn, maar het zal ook belangrijk de armenzorg verminderen. Ware het parlementa.r lmtiat.ef niet genomen tot instelling van Arbeidsraden, de Regeering zou dit zelve hebben g«daan- De herziening van provinciale en gemeente wet moet biyven rusten tot na afdoening der kieswet. Verhooging van do militaire uitgaven w reeds verleden jaar in uitzicht gestold. Wat tot instandhouding onzer weerkracht noodig is, wordt, binnen de grenzen van het mogo- liike, door de Regeering gewenscht. Ook al werd het beginsel van arbitrage aangenomen, zou oene goede weerkracht noodig blpven. En beheerscht de geldquaestie alles, men mag niet terugdeinzen voor hetgeen strekken kan tot verhooging van de nationale kracht, ook van do finantiéele draagkracht. Ook van de Kamer, die het uitvloeisel zal zijn van het nieuwe kiesrecht, verwacht de Regeering oprechte behartiging van het alge meen belang. De Regeering hoopt met roe keloos, maar voorzichtig to work te gaan, naar de eischon van 't algemeen belang, binnen de grenzen der constitutie, tot wel zijn van het land en onder het bestuur van een Vorstenhuis, waarmede Nederlands onaf- liankelükheid ten nauwste is verbonden. Hot debat word te kwart vóór elven ver daagd tot hedenochtend. De heeren Brantsen van de Zyp en Van Kamebeek hebben voorgesteld de op de be groeting van buitenlandscho zaken uitge trokken verhooging der bezoldiging van den consul generaal te Melbourne te doen ver- -vaiien Do lieer Boreel van Hogolanden heeft ge lijk voorstel gedaan ten opzichte der jaar, wedde van den gezant te Washington. Persoverzicht. De quaestiotuaschen de hoeren De Savornin Lobman en dr. Kuyper is in plaat gebracht. Het weekblad de „Am sterdammer" stelt ze aldus voor: L. heeft dr K by den kraag en duwt den geweldig tegenstribbelenden „leider" vooruit. „Je hoort er in, vriend Kuyper! Je talenten, je positie als leider".roept hü uit. „Maar ik meen dat ik elders nuttiger".... roept dr. h., waarop de ander hem in de rede valt: „Kom, kom, een mensch is niet voor z'n plezier op de wereld!" Do Spectator" heeft de fabel van Lafontaine do raaf en do vos" in herinnering gebracht, vrii gevolgd natuurlijk. Do raaf is niet te bewegen do kaas - hier hot leiderschap der anti-revolutionairen - los te laten. Volledigheidshalve moeten w\J wat hot ge- schrevene te dezer zake betreft, nog gewag maken van een artikel in de „N. Pr. Gr. Ort. aan het punt in quaestie gewyd. De redactie van dat blad is van oordeel, dat deze zaak 'en privé" in den boezem van het centiaal- comité had moeten worden behandeld. Nu dit echter in 't openbaar is geschied, wil zy er hare meening van zeggen. Ten deele ligt er eenig bezwaar in t feil, dat er geen vast district beschikbaar is, waar dr Kuyper op 't oogenblik zou kunnen worden gekozen. Meer gewichtig bezwaar is gelegen in dr. Kuypors theologischen arbeid. Dr. Kuyper is, naar 't blad doet opmerken, vóór alios theoloog en wel de eerste, die ia ons land het vaandel der wetenschappelyke beoefening der Gereformeerde theologie weer omhoog hief en tij mag dus niet nalaten te prestoeren wat h\t op dit gebied vermag, en het begonnene niet ln den steek laten. Van hem bobben we te wachten eone theologische encyclopedie en oene gerefor meerde dogmatiek, twee vakken, dio in de theologie van overwegend belang zyn, vooral dan, wanneer het er op aankomt nieuwo lynen to trekken of verbleekte lynen weer op to halen. Worden hem leven en krachten gespaard, dan late men hem aan deze twee zich rustig wijden tot ze voltooid zijn; eerder althans dringe mon niet bij hem aan opnieuw zitting te nomen in do Kamer. De vraag wie leider is valt mot rodeneeren moeilijk uit te maken. Leider is foitelyk hp, die den sterksten invloed uitoefent, zoodat, z nder afspraak, het oog aller geestverwanten op d-n zoodanige is gevestigd on leder hem als den bekwaamste, den facile rrincers beschouwt. In de Kamer wie het scherpst ziet en het best bet juiste woord weet te vinden; buiten de Kamer wiens adviezen van het diepste doorzicht en de grootste actualiteit getuigen. Aangenomen nu dat dr. Kuyper buiten het parlement de aangewezen leider is en dat de anti revolutionairen geen ander wenschen, stemt het blad den heer Lobman toe, dat er in zoover iets abnormaals in do anti-revolu tionaire party is, dat deze leider niet ook do leiding op zich neemt in het parlement. Om den heer Lohman met deze abnorma liteit te verzoenen, herinnert het blad aan den heer Groen, die ook jarenlang de leiding in handen had, zonder zitting te nemen in de Kamer. Uit dit voorbeeld blykt dat, indien overwegende redenen tot zoo iets noodzaken, men liever met het abnormale, althans tyde- lyk, zich tevreden moet stellen, dan aan te dringen op het ondoenlijke. Overigens is de wonde plek, naar do redactie meent, gelegen in de te geringe samenwerking tusschen do club en het centraal comité. De „Standaard" noemt het uitvoerige artikel over zonder commontaar. liet „Gids" artikel van prof. Buys, waarvan wy het voornaamste in ons voiig overzicht mededeelden, heeft „Standaard" en „Centrum" teleurgosteld als brengende niets nieuws en niet gevende wat men zoekt. Laatstgenoemd blad besluit zyne uiting van teleurstelling als velgt: Het zal dan ook wel niemand, die van dit „Gids" artikel h6eft kennis genomen, kunnen verwonderen, dat de professor zyn betoog besluit met eone verzuchting. „Onwillekeurig", zoo schr\jffe hy, „wyken in deze dagen onze gedachten telkens terug naar het einde van de achttiende eeuw, naar den arbeid onzer vaderen, juist honderd jaren geleden verdiept in dezelfde problemen, die nu voor ons liggen. Over hun arbeid is een hard oordeel gewezen en waariyk niet zonder grond, maar welk zal het oordeel z\jn over ons. hunne nakome lingen, wanneer eenmaal mocht biyken, dat al de schatten van licht en van ervaring in deze zeldzaam ryke, maar ook veelbewogen eeuw over ons uitgestort, nog niet voldoende geweest zyn, om ons te hoeden voor de fouten, waarin de vaderen vervallen zyn." De verzuchting is niet ongemotiveerd, is alleszins te verklaren by oen man als de heer Buys. Het liberalisme verkeert in de grootste verlegenheid. Vóór honderd jaren heeft het parade gemaakt met het proclameeren der volkssouvereiniteit. Die „souvereiniteit" is gekomen, maar heeft zich gekeerd tegen het liberalisme en men aarzelt thans consequent te zjn. Men durft het algemeen kiesrecht niet aan en is beducht voor de gevolgen van hot referendum. Het liberalisme, dat een jammerlyk fiasco heeft gemaakt op sociaal gebied, moot thans ook in den politieken stryd het onderspit dolven. In dit licht beschouwd, wordt er in het jongste artikel van den heer Buys, hoe ledig het in andere opzichten zyn moge, toch nog veel gezegd. Men leert er den geest uit kennen, dio de liberalen van onzen tyd be zielt, en het legt eon wolsprekend getuigenis af van het volledige échec hunner stelsels en beginselen. De „Standaard" zegt: Census-kiezers dus; later aangevuld mot capaciteiten. Mocht echter do Kamermeerderheid met deze wetten medegaan, dan zou de hoog leeraar het in ieder geval wonschelyk vin den, dat óók het kiesrecht voor gemeente raden word geregeld, en vooral dit niet te vergeten er oone regeling gemaakt worde voor de districten van de Provinciale Staten, om onafhankelyke keuze te waarborgen van de leden der Eerste Kamer. Doze laatste wensch is verklaarbaar. De oude remschoen moet worden behouden. Na de meening van den hoogleeraar Buys het „Centrum" noemt hem de fameuze poli- tiker van Leidon, die ditmaal als verkondiger van de (zegge de) weeheid wel fiasco zal maken moge die van een ander politiek hoogwaardigheidsbekloeder volgen, die do memorie van minister Tak zoo lauw en zoo flauw noemt, en het waarom van die lauw- en flauwheid beantwoordt. Wy bedoelen den oud-mir.ister Sprenger van Eyk, die in zyn weekblad „Nederland" nu eens niet de belas ting als hoofdschotel opdient, inaar het kiesrecht. De schryver dan zookt naar do oorzaken, waarom de heer Tak niet met meer warmte in zyne Memorie van Toelichting optroedt, on vindt dio in het feit, dat do heer Tak rekening heeft moeteu hou don met zynu collega'-, die als Ministerie de verantwoor- deiykheid deelen, niet alleen voor het ont werp, maar ook voor de medegedeelde mo tieven. Neem nu, zoo zegt de schryver: Neem nu in aanmerking, dat sommige ministers, en zeker niet ten onrechte, bekond stonden als weinig ingenomen met zóó groote uitbreiding van kiesrecht, als door den heer Tak voorgesteld, en gy zyt op don weg. Want als gy daarop let, dan beseft gij ook dat die ministers niet de verantwoorde- lykheid konden of wilden dragen voor het betoog, dat een kiesrecht, zoo ver mogelyk uitgebreid, het beste kiesrecht is, dat men maken kan. Dat was van hen niet te vergen. Het hoogste, het meeste, dat van hen kon gevergd worden, was dat zy zich neerlegden by Ue verklaring van den minister van bin- nenlandsche zaken den man, tot wiens departement de zaak behoort dat hy met zulk een artikel als art. 80 der Grondwet niet anders kon maken dan wat hy voorstelde. Aan hem, als de man, die het weten moet, overlatende om te beoordeelen wat er met dat Grondwetsartikel kan worden gedaan, hebben zij berust in de indiening van het wetsontwerp, mits vergezeld van eene memorie van toelichting, in 't kort hierop neerko mende art. 80 van de Grondwet is schuld van alles wy, ministers, wasschen onze handen in onschuld; als een zóó uitgebreid kiesrecht niet goed is, dan rust de verantwoordeiykhoid op de makers der Grondwet; op hen, die daarin een artikel opnamen, dat niet toelaat iets anders voor te stollen, dan wat nu wordt voorge steld. De „Standaard" zegt hierop: Art. 80 dus vóór en na. Waariyk, al ware het alleen om dit ar tikel, zou het vonnis, eens over de Revisie van 1887 uitgesproken, reeds wél verdiend zynhet was broddelwerk. Alle politieke koppen zitten er thans op te suffen, hoe ze er iets van terecht zullen brengen. De „Zutf. Crt.", het adres van den hoer Tindal, gericht tot de Tweede Kamer, om in den nood der werkeloozen te voorzien, besprekende, zogt ten slotte: Het eenigo middel, dat ons en velen andoren nog voor oogen zweeft, om aan de jammer- lyke werkeloosheid, op die groote schaal, waarop ze tegenwoordig heerscht, een eind te maken, is dit, dat gy en uwe standgenooton, gij met de Borski's, de Sixen, de Yan der Vliets en zoovele patriciërs van de bochten der Heeren- en Keizersgrachten en zooveel andere „steinreiche Hollander" elders in den lande", u vereenigt, die? in den zak tast en offervaardig u beloont: byv. om de Zuiderzee droog te maken, de woeste gronden in Neder land te ontginnen en groote emigratie-maat- schappyon naar Zuld-Afrika en andere landen op te richten en te steunen; den goederen handel van Amsterdam weer op te beuren en van die groote stad niet zoo uitsluitend de Europoesche Effectenmarkt te maken; overeen te komen uwe meubelen, manu facturen en zooveel andere verbruiksartikelen niet meer van de „Grands magasins" te Parys, van Maple uit Londen, van Mey und Edlich uit Duitschland, en van waar al niet, te laten komen. Maakt niet van het opstapelen en in vol komen veiligheid brengen uwer reusachtige fortuinen, door hypotheken op al wat vast en langzamerhand ook op al wat los is, uw hoofdstreven. Richt niet alleen brieven en manifesten tot de Tweede Kamer, tot alle dagbladen, tot het Nederlandsche volk, doch daal in dat volk zelf af: geef u zelf en een deel ran uw kapitaal aan het werkelooze volk. Doe gy en de uwen wat uwe hand vindt om te doen. Handel, toon dat de woorden uwer manifesten enz., meer zyn dan phrazen- makery. Of meent ge, dat er voor een uwer iets by te winnen zoude zijn, indien dat volk eens, het wachten moede, door uwe en anderer geschriften in den waan gebracht, dat het vraagstuk wel „zeer Ingewikkeld", maar by eenigen goeden wil toch niet zoo „onoplosbaar" is, zelf middelen ging zoeken om de werke loosheid op to heffen. Meent ge dat het volk geraakkelyker, op ook voor u meer bevredigende wijzo, een weg zal vinden dan gfl en uwe standgenooton dat vermoogt? Maar komaan dus, niet langer brioven en m« ui i iiüiwmi manifesten geschreven, geeno woorden meer. Daden, daden van groote offer vaardighoid. Do handen uit de mouwen Courage en vertrouwen enwat gezond verstand I Gemengd Nieuws. Een twaalfjarig meisje, De j genaamd, had hedenmorgen, omstreeks acht uren, het ongeluk in de Waardgracht te rallen Zekere P., die dit zag, aarzelde niet de jeugdig drenkelinge na te springen en mocht het genoegen hebben haar behouden op hot droge te brengen. By eenig vee van den bouwman W. Van Egmond, in den Ader-Polder, en by dat van F. Los, in d9n Buurter Poldor, onder do gemeonte Alkemade, tegenover de besmette hoeve van Duivenvoorde, zyn ook verdachte gevallen van mondzeer voorgekomon. Te Valkenburg is het Sint-Nico- laasfeest niet ongemerkt voorbijgegaan. Als naar gewoonte onthaalde de buigemeestor, de heer R. F. C. De Bruyn, de schooljeugd op het bekende gebak met chocolade, terwyl ook het detachement infanterie, dat aldaar dienst doet in zake veeziekte, aardig werd bedacht. Aan elk militair werd een flink aan tal sigaren uitgereikt. Volgens bericht in de „Middelb. Ct." is het molsje uit Vlissingen, dat onna- speuriyk verdwenen heette to zy'n, wegge voerd door een vreemdeling, door haren eigen vader van school gehaald, die te Leiden woont, terwijl de moeder te Vlissingen ver biyf houdt. Het geval zou dus niets anders zyn dan het gevolg van eeno minder goede verstandhouding tusschen man en vrouw. Ten onrechte, zegt de „N. R. Ct.", is door haar gemold, dat de in de Delftsche vaart gezonken vlet, van schipper Los, onder weg lek zou zyn gesprongen. Het vaartuig verkeerde, toen het te Rotterdam aankwam, in gaven toestand. In herinnering wordt gebracht, dat sedert 1 December jl. geen gebruik meer mag gemaakt worden van briefkaart formu lieren met eon wa?en, fabrieks- of goederen- merk op de voorzyde. Wil men zyn nog aanwezigen voorraad van dergelyke kaarten toch opgebruiken, dan plakt men eenvoudig het postzegel of do postzegels over dio verboden merken of wapens. In Somerse t-H ouse teLondenis gisteren brand ontstaan. De schade is zeer groot, terwyl de boeken en bescheiden betref fende de inkomstenbelasting grootendeels vernield zyn. De naburige huizen werden be dreigd, maar z(jn volgens do laatste berichten gespaard. De Panama-zaak. De enquête- commissie heeft gisteren den heer Albert Grévy, oud-gouverneur-generaal van Algeria en broe der van den voormaligen president der repu bliek, gehoord. Hy erkende van baron De Reinach eene chèque van 20,000 fr. te hebben gekregen, maar als honorarium voor rechtsgeleerde ad viezen. Het bedrag en dat stelde Grévy uitdrukkelyk in het licht werd hem gege ven eenigo weken na de aanneming van de wet betreffende de premielcening. Hy erkende verder van het syndicaat voor zyne officiöele hulp betaald te zyn geworden, maar hy had, naar hy verklaarde, nog vole particuliere adviezen aan De Reinach gegeven, zonder te weten dat deze belast was met liet vergoeden der publiciteit. Op eene vraag of de orde van advocaten toestaat dat hare leden beloond wordendoor oen aandeel in een syndicaat, antwoordde hy dit niet te weten. Gelyk reed3 gemeld is, beweert de „Moni- teur Universel," dat de Orde Gróvy heeft opgeroepen zich te dezer zake te verant woorden. Ook Naquet, dio volgens Martin in het kantoor van de Panama-maatschappy aan eenige conferenties had deelgenomen, is ge hoord. Zyne aanwezigheid daar ter plaatse verklaart hy uit een onderzoek naar da plannen, in verband met de aanvraag om da premieleening te mogen uitgeven. Juist het gewicht dor zaak noopte hem zich op da hoogte der zaak te stellen en de kaarten en modellen der sluizen te bestudeeren. Dj minister van openbare werken heetteen weigerend antwoord gegeven op het verzoek van Delaunay om overlegging van het dossiel van 18S6 van Rousseau tnet betrekking tot do Panama-zaak, tonzy dit verzoek word« gedaan door den voorzitter de1: enq commissie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 2