STICHELMAN3 Machine-en Hanilp'011 I. S. ARNOLD. SIGARENMAGAZIJN Vervolg der Adrcrtentiën. P. H. HAZEWINKEL, Arts, 's-Gravenhage, Maag-, Lever- en Darmziekten. P(;rsoverzicht. Wy zouden ons voorzeker aan een niet te vergeven, groot verzuim schuldig maken en do dezer dagen drukbesproken en veolbezongen gard op den a. s. St.-Nicolaas-morgen alles zins mogen (egemoetzien en ook verdienen, in plaats van ons wellicht toegedachte ver rassingen, zoo wy er in dit overzicht het laatste vóór (3 December geen gewag van maakten, dat de verschillende bladen, op slechts weinige uitzonderingen na, vol zyn geweest van uitvoerige rapporten, betrekking hebbende op het voor de deur staaede feest, meestal afzonderlyké rubrieken vormende, met het vetgedrukte hoofd S t. - N i c olaas- wandelingon voor sommigen eene lokstem om te lozen, voor anderen eene waar schuwing om over te slaan met een cijfer er onder, om den 1 zer kond to doen van het aantal door den schrijver wandelaar met vrucht volbrachte tochten. By deze vermelding omtrent dat verschynsel in do pers kunnen we het laton, met dos te meer gewetensrust, als we er nog op gewezen hebben dat die kapitteltjes van allervreed zaamsten aard zyn, zeer veel overeenkomst met elkander hebben, dat het groote verschil zit in de familie-namen der gehuldigde nering doenden, dat de schry vers-wandelaars (mannen van beproefden smaak en voor hunne tochten met nog meer andere gaven bedeeld) de winkeliers uitstekend moeten kunnen inter viewen en volgaarne elk jaar, wind-en regen vlagen trotseeronde, opnieuw onverdroten wandelen en rapporteeren als de welwillende gidsen van het St.-Nicolaas wandelingen-lezend publiek. Te mid len der étalages-, exposities-, sur prises- en tombola's-bekendmakingen hebben de meeste bladen, evenals het „Leidsch Dag blad", nog ruimte beschikbaar gehad om arti kelen te wyden aan het veertigjarig bestaan van do rykstelograaf op 1 December. Zoo vestigde het „Vaderland" er ook do aandacht op, or op wijzende hoe de rykstelegraaf, nederig en klein begonnen, thans eene algemeen gewaardeerde instelling is van buitegewonnen omvang. Het blad bewyst don vooruitgang en de ontwikkeling van do rykstelegraaf uit dit korte overzicht: 1 Januari. 1854 1877 1892 Kilomot. l(jn 873.5 3469.8 5328.7 draad 1145 5 12606.1 18967.5 RJtcskartoron 6 162 452 Kantoorambt. 19 723 955 Telegrammen 47107 2405240 4521560 De „Amsterd. Crt." doet haar artikel over dit heugiyk feit vergezeld gaan van het por tret van den heer A. H. Van Thiel, hoofd inspecteur der telegraphie, wiens verdiensten met betrekking tot de rykstelegraaf in het artikel in ons blad reeds waardeerend werden vermeld. En nu van de feesten weer overgegaan tot meer ernstige dingen De „Standaard" drukt uit het artikel van jhr. rar. A. F. De Savornin Lobman in de „Prot. Noordbrabanter", dat door ons in ons vorig overzicht werd vermeld met het oordeel van „Handelsblad" en „Zwolsche Crt." er by, de zinsneden af, waarin do heer Lohman de vraag behandelt wat er gebeuren za), als dr. Kuyper in de Kamer de leiding op zich zou nemen van de anti revolutionnaire party, en o. a. zegt: Of alsdan nog ieder, die thans hem als leider erkent, zal blyven mee gaan, is niet te voorspellen. Maar wie die lei ding niet wil, kan alsdan dit openiyk uitspro ken. In do Kamer moet ioder zich duideiyk verklaren; zoowel dr. Kuyper, als wie tegen hom over staat. Zóó komt men tot klaarheid en oprechtheid. De „Standaard" schryft, naar aanleiding hiervan Vry duideiyk schemert hierin door, dat, volgens den heer Lohman, het optreden van dr. Kuyper in de Kamer bet sein zou wezen tot eone openlyke scheuring in onze partij. Is het hierom wellicht, dat het „Handels blad" zoo erg benieuwd is, om te weten wat dr. Kuyper hierop antwoorden zal? Wij zyn dit zoo niet, omdat, naar ons voor komt, door dr. Kuyper reeds, In zyne onlangs gehouden oratie over de „verflauwing der gren zen," duidelyk genoeg gesproken is. In geen geval schynt het „Handelsblad" een lioogon dunk van dr. Kuypers politiek doorzicht als staatsman te hebbon, zoo zyne redactie zich metterdaad inbeeldt, dat dr. Kuyper dit schrijven van prof. Lohman be schouwt als eone interpellatie, tot hem gericht; en het, op grond van die onderstelling, voor denkbaar houdt, dat dr. Kuyper, ten aanhoore van het groote publiek, op deze onderstelde interpellatie een, dan natuuriyk gemotiveerd, antwoord geven zou. Omtrent de zaak van het Haagsche Krankzinnigengesticht voor de recht bank constateert de schry ver der „brieven uit de hofstad" in de „Arnh. Crt." dat deze met een sisser is afgeloopen door eene niet voor wederlegging of tegenspraak vatbare, volkomen onpartydige uitspraak. Maar niette genstaande deze aanloop allicht zou doen ver moeden, dat deze correspondent uit die uit spraak het bewys wil putten, dat inderdaad zij geiyk hadden, die inderlyd beweerden, dat alle mededeelingen over het gesticht logen en laster waren, komt hy daarna dan toch tot deze slotsom: Het staat vast, dat het Haagsche gesticht, door de echt Haagsche werkeloosheid der hooggeplaatste heeren regenten, verkeerde in een onvoldoenden staat wat inrichting en regeling betreft; dat het daardoor nagenoeg i:i alle eischen van den tyd ten aanzien van lokalen en regelen te kort schoot; dat vooral de algemeene regel, voortvloeiende uit het modern beginsel, dat krankzinnigen geene mis dadiger, maar zieken zyn, die dus niet vooral bedwongen, maar ook behandeld moeten wor den, werd miskend door aan den geneesheer van het gesticht niet de directie met de daar aan verbonden verantwoordelykheid, maar alleen do niets zeggende behandeling zonder eenig gezag op te dragen, tervvyl het wer- kelyk gezag word uitgeoefend deels door de heeren regenten en hunne dames, die daar voor de vereischte kennis en toewyding mis sen, deels door de suppoosten, die weinig minder bevoegd waren dan die dames en heeren zeiven. Evenmin als ons land buiten Indiö kan, evenmin schynen wij er voor ons overzicht buiten te kunnen. Nu alweer geschryf te vormeiden over Indiö Wie stolt de Indische bogrooting vast? Deze vraag beantwoordt de oud minister Sprenger van Eyk in zyn weekblad „Neder land" als volgt Nu ja, zegt men, dat hebben we deze week genoeg kunnen hooren of kunnen lezen. Jawel, mon weet wie de cyfers der uit gaven op het papier vaststelt, wat een werk is even aangenaam als nuttig. Doch wie bepalen in werkeiykheid of er veel tonnen gouds meer zullen worden uitgegeven, of niet? De Atjehers! Van hun believen hangt het af. De minister zegt: Och, een millioentjo voor versterkingen en nog een 400-tal sol daten, daar is mon mee af. Zeker, daar begint men mee. Maar zoodra do Atjehers daar lust in krygen, dwingen zy ons om ettelyke tonnen gouds meer uit te geven voor versterkingen en veel honderden, ja, duizenden soldaten meer beschikbaar te stellen. Zy toonden reeds nu on dan, to weten dat ons op eene afgelegen kustplaats veel meer nadeel is toe te brengen dan in Groot- Atjeh, waar wy veel sterkten en eene groote bezottiDg hebben. En wat zal het dan zyn, wanneer wy op tal van afgelegen kustplaatsen niet alleen onszelven te verdedigen zullen hebben, maar bovendien op groote schaal bescherming zullen moeten verleenen aan personen en goederen, die d .ar komen, omdat wij hen dwingen, daar te komen. Steeds meer versterkingen zullen noodig zyn, steeds meer soldaten zoodra dit den Atjehers belieft. Dat is juist het mooie van die kostelijke scheepvaart regeliDg, dat de Atjehers ons dool naar hartelust verydelen, want als partióele sluiting niet helpt wegens vervoer over land, helpt partiëeler sluiting, die men wil aanwenden tegen de z g. vijandigen, in tegenstelling met de z.g. vrienden!! nog minder, maar dat zy daarentegen ons dwingen om te doen wat zy willen. Feitelyk worden aanzienlyke begrootings- posten door de Atjehers vastgesteld. Wy betalen voor hunne liefhebberyen. Eu nu gaan we over tot degoschiedenis van een aap! Ja, in deze dagen van ver rassingen moet men op alles voorbereid zyn. Wy lazen ze zelf in het „Haagsche Dagblad", maar zullen do „Standaard" ze maar eens laten navertellen; dan zien we meteen wat dit blad over deze „geschiedenis" heeft mede te deelen on op te merken. De „Standaard" dan verhaalt aldus: Mochten er onder onze lezers zyn, die bovenstaand opschrift moeilyk in verband zouden kunnen brengen met een of ander politiek onderwerp, dan verzoeken we hem wat geduld te oefenen. De historie, waarop wy de aandacht vestigen, is niet in Louwerse's „Kinderkamer" te lezen, maar komt voor in het „Dagblad van Zuid Holland en 's-Graven- hage", als hoofdartikelen last not least heeft wel degelyk met de politiek wat uit staande: Ziehier Het „Dagblad" dan verhaalt, dat er eene zekere familie was, die een allerliefst aapje had, dat met zyne grappen de huisgenooten allerhartelijkst vermaakte. Zoo had het eens gezien hoe het hoofd des gezins de kunst van scheren op zichzelven toepaste en fluks was ons aapje er by, om dat scheren na te doen, met een stokje. Toen men het beest nog eens dat grapje wilde laten vertoonen, verkoos het echter het scheerwater om te gooien, en toonde geducht uit zyn apenhumeur te zijn, omdat men het geen heusch scheermes gaf. Men moest hem het mes maar eens geven, mebnden vader en de kinderenmaar moe der, eene aardige, verstandige Creoolsche dame, was verstandiger, vertelde eene yse- lyke historie \an een vroeger apen-onge luk en hield liet geven van het mes nog wat tegen. Maar ten slotte werd de aap zóó boos, dat men hot beest toch maar een mes gaf. Daarmee ging het beest er van dóór en deed lieelwat kwaad. Men hoopte echter, dat hy wel weer zou terugkomen en het mes zich laten ontnemen. En nu volgt er een allerdroevigst tooneel, dat we tor besehryving aan het „Dagblad" zolf moeten overlaten. Men leze: „Och ja, hy (de aap) kwam spoedig genoeg weerom. „Den volgenden "ochtend vroeg werden zy (de huisgenooten) wakker van een doordrin genden gil; de aap was teruggekomen. Waar was W? de van 'baby, daar had hy ook zonder erg met het mes gespeeld; bloo- dende, misvormd, ontoonbaar, zagen zy daar hun aller lieveling liggen en jammerden om hunne dwaze en kinderachtige toegevendheid. „De aap vluchtte als naar gewoonte in den hoogsten boommaar ook dieren hebben een instinctmatig gevoel, als zy kwaad hebbon aangericht; hy vluchtte angstig en gejaagd, sprong mis en kwetste zichzelven ook bloedig met het mes; hy kwetste zich diep en pynlyk en smeet het mes toen weg. „Maar dat was een schrale troost voor mynheer en mevrouw X. by de vree3elyko verminkiüg van hune baby." Verschrikfcelyk, nietwaar? Maar we zullen onze lezers en leze rossen troostonor volgt eene moraal, die doet zien, dat het droef geval heusch niet „waar gebeurd" is. Ziehier wat hot blad volgen laat: „Zou het noodig wezen by dit verhaaltje eene toepassing te voegen? „WeineenI zegt een onzer lezers; het is heel duidolyk: met dien Mynheer X. wordt de heer Tak van .Poortvliet bedoeld; met die „Al zacht, vrienden! antwoordt de schry ver; gy hebt 't glad mis; zoo is 't niet gemeend; die mynheer X. is niet deze of gene politicus; hy en gy en zij zyt mynheer X. Ieder, die het maatschappeiyke gevaar, dat algemeen kiesrecht heet, ziet aankomen en het begrypt, en zich kan spiegelen aan de geschiedenis van ons volk en van andere volken, en niet al zyn best doet en niet al zyne krachten In spant om het af te weren, die is mynheer X die is de man, die het scheermes in handen van een aap geeft; en die krygt wat hy ver dient, zoo zyne dwaasheid hem het liefste kost, dat hy op do wereld heeft." I-Iet verhaal moge wat zenuwschokkend geweest zyn, onze lezers zullen ons dat, naar we hopen, willen vergeven; 't gebeurt toch ook niet eiken dag, dat men het volk ziet voorgesteld als een aap, het algemeen kiesrecht als een scheermes; de maat- schappy als eene akelig verminkte baby; en het D a g b 1 a d en zyne vrienden als eene „aardige, verstandige Creoolsche dame;" daarvoor mag men toch wel iets over hebben. Ten slotte, want al te lang willen we ons overzicht nooit en vooral niet nu, tegen St.- Nicolaas, als de hoofden reeds zoo vol van verwachtingen en lumineuze plannen zyn, maken, nog enkel het volgende: De „Gids" van December brengt ons h.t slot van het artikel van professor Buysi Aan gene zpe van het algemeen stemrecht. Wy moeten ons hier bepalen tot de ver melding van do conclusie. Prof. Buys erkent dat verwerping van het aanhangig voorstel in elk geval noodlottig zou wezen. Daarvan ten stelligste overtuigd houdt hy zich verzekerd, dat regeering en vertegenwoordiging aan het vaderland geen grooter dienst kunnen bewijzen dan wanneer zy niets onbeproefd laten om zich te verstaan over oen anderen en meer ernstigen maat staf van wolstand dan die in het ontworp voorkomt. Slaagt men daarin niet, dan zou b(j voor zich de verantwoordelykheid voor deze wet niut aandurven. Mocht de meerderheid daar over echter ander6denkeD, dan zou hy meenen dat zy aan hare goedkeuring althans twee stellige voorwaarden zou moeten verbinden. Vooreerst zou de wetgever de regeling van het gemeenteiyk kiesrecht niet mogen over laten aan de toekomst; ten andere zou de districtsindeeling der Provinciale Staten zóó moeten worden vastgesteld, dat zy zoo min mogeiyk herinneren aan die voor de Tweede Kamer. Zyn slotwoord luidt aldus „Ons regeeringsstelsel - en ziedaar van myne zeer lange rede dezen korten zin - past met al zyno gebreken beter by onzen landaard dan eenig ander en daarom mag niets worden verzuimd om het voor de toe komst te bewaren. Het heeft ons ryken zegen geschonken en belooft nog veel rykeren voor do toekomst, omdat het, elastiek by uit nemendheid, aan elke ontwikkeling van onze maatschappy kan worden aangepast, zoo w(j ons maar rekenschap willen geven van zyne eigenlyke beteekenis en zyn raderwerk niet met ruwe hand verstoren. Wordt echter die raad verwaarloosd, dan is naar myne overtui ging het parlementaire stolsel geoordeeld en kan zyn overgang in een zeker veel slechteren staatsvorm op den duur niet. uitblyvon. „Onwillekeurig wyken in deze dagen onze gedachten telkens terug naar het einde van de achttiende eeuw, naar den arbeid onzer vaderen, juist honderd jaren geleden verdiept in dezelfde probleemen, die nu vóór ons liggen. Over hun arbeid is een hard oordeel gewezen, en waarlijk niet zonder grond, maar welk zal het oordeel zy*n over ons, hunne nakome lingen, wanneer eenmaal mocht biykon, dat al de schatten van licht en van ervaring, in deze zeldzaam ryko, maar ook veelbewogen eeuw over ons uitgestort, nog niet voldoende zyn geweest om ons te hooden voor de fouten, waarin die vaderen vervallen zyn." merk ïlondjc, merk Eekhoorn, bezit de meest voortreffelijkc Eigen schappen! Vraagt ultslaltcnd boven staande merken! 6516 12 VAN Ruim voorradig: SIGAREN, keurig vor- pakt in kistjes van 25, 50 en 100 stuks, geschikt voor Cadeaux. llavana-Slgaren van af ƒ0.10 tot ƒ!.- per stuk, uit de Magazynen van A. J. REIJN- VAAN WELSINK, te Amsterdam. 7085 16 Aanbevelend, JT. S. ARNOLD. Breestraat 03, over de Gehoorzaal- NOORDEINDE 130. Consultatie uitsluitend voor Spreekuren: dagelyks 10 12, 1-2'/:- Zondags 10 12 uren. 7105 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 10