10055. Donderdag X December. A\ 1822. JJ feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. pit nojinner bcstnat uit TWEE Bladen. Feuilleton. Md alleen maakt niet gelukkig. EID8CH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per t m**nd«uf 1.10. I Frenco per poet1.40. I ifzoüderlgke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Tab 1—6 regel* ƒ1.06. Iedere regel meer Orootere letter* neer plMtsruimt*. Yoor bet ÉDOAeeeerea bui tea de eUd wordt ƒ0.05 berekend. Eerste Blad. Persoverzicht. I .Het hemd is nader dan de rok," dit vat^er- indsche spreekwoord dat sommigen prèut- fben ooren, beter, bestand tegen een Frarisch oord dan' tegen een Nederlandsch om het' Irstt kleedingstuk aan te duiden, wellicht pogenaam tegenkünkt drong'zich aan ons lp b(j denartikelen-oogst in de verschillende lijden; m..a. w. de vermelding.van iets uit igen kring, ^van iets uit ^ons Leiden heeft Jteeds den voorrang bij onze mededeelingen a dit overzicht. Daarom hebjbo thans het eerst het wóórd IGelria," weekblad voor Arnhem, en Omstre- dat hot volgende weet te vertellen om- kent het liberale Leiden en het ;iesr oc h t o n t w e rp-T a k, misschien er levens op berekend de Arnhemmers in de lersto plaats en de om Arnhem wonende .verder? Nederlanders in d? tweede aan let lachen, te krygen over de Sleutelstad en yiigen Iparer in woneren: Leiden is de klassieke stad der. Neder- indsche geleerdheid; het is er stil, erg stil, bn behoeve .van de studeerende professoren jongelingen. Op kousenvoeten loopen de (nenschen er door de straten, om de stu kende hoop des vaderlands niet in haar plachten werk te storen. En do boekenlucht &t gij al op een afstand, wanneer gy de ad nadert, een stoffige geur van groezelig jeworden papier en vergeelde perkamenten. Die boekenlucht is oorzaak, dat het dagelyksch himoer zich zoo ver mogolyk van dit plekje van onzen vadorlandschen bodem houdt ver wijderd; wanneer nu en dan met wat onstui- mgheid een der verschijnselen van on^o luidruchtige democratische dagen er binnen dringt, mag het yan geluk spreken, als het niet wordt doodgezwegen. Met het kie§- rechtontw?rp v^n Tak was dit niet wel mogelyk, en is er dus naar andere middelen gezocht. Professor De Goeje zou het dood- sckrijven, mr. O. "W. Sipkes het dood praten. De hoogleeraarr verklaart dat het is: lo. in stryd mot. do .Grondwet; 2o..revolutionair; als in strijd met de historie, het recht gevend aan niet-betalenden om te beschikken over de rechten der bydragqnden; b. als verplaatsend het zwaartepunt op ongemoti- v-.erde wyzé. In do derde plaats noemt hy het ondoelmatighet getal der werklieden, die begrip van hun recht .hebben, is klein, hun kiesrecht zal ontaarden in een impera tief mandaat; 4o. zal het gevaarlijk zyn voor de gemeenten, waar men denzelfd?n weg zal opgaan. De advocaat voert de bekende argumenten aan en beroept zich op Heemskerk. En het einde,?. l?at met 24 tegen 15 wordt aango- rioraen de motie: „De vergadering, gehoord het praeadyies, spreekt den wensch uit, dat de voorstellen' fot regelingvan hét kiesrecht wordea aan- gepomen." i- Want ook te Leiden is het niet meer zoo Stil als het wel schynt. Twee professoron, Fockema Andrem en Drucker, weerden de aanvallen tegen, de ontworpen af, de laatste ihet het elk bezwaar terugwerpend argu ment: Men mag niet vragen: Wat voor recht hebbeq de tot nu toe. uitgeslotenen om.^mee te praten? Maar men. moet vragen: Wat voor recht hebben t wy ,om te zeggengij moogt niet meepraten. Dat het een hoogleeraar in h^t recht is, bjj wien hej: gevoel "voor. recht het sterkst ontwikkeld bleek te zijn, dat mag misschien met nog meer reden een verblijdend ver schijnsel heoten dan de aanneming .van de motie 1 Na het hooren van „Gelria's" stem, gelieve de lezer te luisteren naar de „N. Prov. Gron. Ct.", die stof vindt voor een artikeltje voor Leiden belangryk, omdat, zooals men zien zal, ook hierin de naam van een barer bewoners wordt genoemd - naar aanleiding van het feit, dat te Groningen de schutters op Zondag eens weer onder de wapen e.n z ij n goroepen voor.eene plechtigheid: de uit reiking eener medaille. De „N. Prov. Gr. Ci t." vestigt nog eens de aandacht op de aan schrijving, indertijd reeds van het ministerie- Kappeyne uitgegaan, om zooveel mogelijk tegemoet to komen aan de bezwaren tegen Zondagsdienst by de schutter^, indien van dit bezwaar tydig aan de autoriteiten kennis wordt' gegeven. Het is zaak, zegt het blad, dpt men alge meen in den lande hiervan notitie neme. Voor een paar jaar is op dien grond te dezer stede door enkele schutters vrijstelling van Zondagsdienst verzocht. De aanschrijving was toen eerst zoo spoe- j dig niet to vinden, maar kwam toch ge- j lukkig nog tydig in handen der autoriteiten; ten gevolge waarvan door don Schuttorsraad toen al deze schutters zyn vrijgesproken. Ware die aanschrijving er niet geweest, dan zouden 2;y waarschijnlijk zijn veroordeeld geworden. WAnt eenige anderen, die wegge bleven waren, maar geene vrijstelling verzocht hadden, kregen werkelijk een vonnis. Wy vestigen de aandacht der Christelijke bladen op hetgeen wij hier schrijvon, omdat men, gelyk onlangs nog te Purmerend, telkens hoort van moeilijkheden wegens schuttersdienst óp Zondag. Ook van onze Kamerleden, -nu het wets ontwerp van den heer Donner, blijkens het voorloopig verslag, in de afdeelingen nogal bedenkingen heeft ontmoet; wel geene beden kingen van gewicht, maar toch meest van dien aard, dat zij de publieke opinie leeren deze zaak als een bagatel te behandelen en er liever verder maar niet over te spreken. Dat een burger niet geprest worde, om tegen zffne overtuiging op den Rustdag on- noodigon 'schuttersdienst te verrichten, behoort werkélyk tot de gódsdienstvryheid, die in ons land Bestaat. Misschien is ook voor Amsterdam deze herinnering'van do „N. Prov. Gr." nietover- bodig, zegt de „Standaard", want daar gaat Dien nog rfiaar altyd voort met'de inspectiën op Zondkg t'e houden. Vervolgens achten we het belangrijk mode- deeling t'e doen van een artikel in de „Prot. Noordbrabanter" van den oud-minister jhr. mr. A. F. De Savomin Lobman, dat, zegt de „Zwolsche Crt." rechtstreeks goricht is tegen dr. A. Kuyper. Na er aan herinnerd te hebben dat overal elders de leiders der staatkundige part yen in het Parlement optreden, wyst hy op den toe stand -ten onzent wat betreft de anti-revolu tionaire party. Onze party wy laten do eigen woorden van don vroegeren leider der anti-revolutio naire -party in de Tweede Kamer volgen erkent unaniem als haren leider dr. Kuyper, pn deze staat buiten het Parlement en buiten clo regeering. Men kan dus aan de Kamerclub de leiding zoo noodig het vaststellen van ëen program niet overlaten, zonder dezen uitnemenden leider tor zyde te stellen. 1 De bedenking .is op zichzelve zoer juist en het is dan ook te begrypen, dat heel de orga nisatie onzer party met het oog op dat leider schap is aangelegd. Het eer. ti aal-comité met ,de leiding van de verkiezingen belast; de Standaard" ons hoofd- en ons eenigorgaan; on dr. Kuyper aan het hoofd van beide. Als voorzitter van het contraal-comité het program |van actie ontwerpende, hetwelk daarna door het centraal-comité wordt vastgesteld en waarop de Kamerleden gekozen worden. Als redacteur van de „Standaard" critlek uit oefenende op elke handeling en op elke uiting van de Kamerleden. Handelen dezen niet naar 's leiders inzichten, dan moeten zy in de oogen der kiezers natuuriyk ontrouw schynen aan hun program. Zóó is inderdaad de toestand l Ons evenwel schynt die toestand dóór en "dóór verkeerd, vooral omdat eene andere en betere oplossing voor de hand ligt. De leider trede op in het Parlement of de party trekke zich uit het Parlement terug. De. eerste oplossing schynt ons natuuriyk de meest gewenschte. Er is een tyd geweest, toen dr. Kuyper het optreden in de Kamer zoo goed als onmogelijk was. Doch zeer gewichtige quaes- tiën, waarby hy eene hoofdrol of de hoofdrol te vervullen had, zyn opgelost. De school- quae8tie; de verbreking van den band met het Nederl.Herv. Kerkgenootschap; do ver- eeniging van de Gereformoerden in ons land tot óéne Kerk; .de stichting van eene eigen Universiteit r— ziedaar eenige zeer gewichtige zaken, die nu geheel of gedeeltelijk achter den rug zyn. Wat dr. Kuypers leiding vermag, wanneer hyzelf aan het hoofd staat, zal ieder kunnen beoordeelen, die van naby heeft kunnen gade slaan, hoe de beide groepen van Gereformeer den tot één zyn gebracht; eene ver van ge makkelijke taakl Aan niemand ook niet aan de kleine pers word het zwygen opge legd; vrye discussie, onderlinge stryd waren er in ruime mate; de leider zelf zweeg, wachtte, sprak waar het na ar zyn oor deel pas gaf; maar geen zyner medestan ders achtte zich bevoegd hem in den teugel te grypen. Niet alleen omdat hy denteugel, maar ook omdat hy den teugel in han den had. Mochten er zyn, die zeggen: De leiding van de Kamer aan dr. Kuyper 1 Maar dan wordt hy nog krachtiger, dus nog gevaarlij ker, dan antwoordt de oud-minister: Dit is zoo. Of alsdan nog ieder, die thans hem als leider erkent, zal biy ven meegaan, is niet te voorspellen. Maar wie die leiding niet wil, kan al$dan dit openlik uitspreken. In de Kamer moet ieder zich duideiyk verklaren; zoowel dr» Kuyper, als wie tegen hem over staat. Zoo komt men tot klaarheid en oprechtheid. Toen Gladstone, in do Ierscho quaestie, een weg op wilde, dien velen zyner politieke 209.) Von Wangen kon niet meer twyfelen. Zyno Winde jaloezie verdween en maakte plaats foor eene grenzenlooze woede tegenover den ellendige, die het gewaagd had zijne aange beden vrouw te beleedigen. „Mijnheer Von Ernau", zeide Von "Wangen met eene van toorn bevende stem. „Gy zult m|j door -bloed voldoening geven voor uw laaghartig binnendringen van myn eigendom, *oor de ellendige wyzo, waarop gy het ge daagd hebt myne vrouw te beleedigen." „Ik verzeker u op myn eerewoord. Jk wil niets hooren; het eerewoord van fiïn schurk. Von Wangen, die het kalme antwoord van Egon woedend onderbroken had, .zweeg plot ting; hyzelf werd nu in de rede gevallen, *ant uit het houtgewas kwam Lize te voor rijn. Met schitterende oogen zag zij Von wangen aan, en daarna Bertha een minach- tolden blik toewerpende, zeide zij„Zult gy •yk mijne woorden wantrouwen, mynheer on Wangen, en geloof slaan aan de leugen, die gebruikt wordt om eigen schuld te dekken?" De plotselinge verschijning van Lize maakte een overweldigenden Tndr.uk op'alle aanwo- zigen. Egon zag haar aan met oogen, waaruit do dankbaarheid sprak; liet was hem alsof zyne goede engel plotseling van uit den hemel gedaald was. Hy kon nauwelyks ge- looven dat het Lize in eigen persoon was. Als eene zonderling schoone droomgestalte kwam zy hem voor, geheel anders dan voor vier jaren, en toch dezelfde. De woorden, welke zy sprak, klonken hem in het oor; hy hoorde zo, maar verstond ze niet; dat zy echter voor hem en in.zjjn voordeel ge sproken had, dat alleen wist hy. Von Wangen deed, toen hy Lize zag, ver schrikt eene - schrede terug; hare woorden wekten by hem weder hot pas geweken wantrouwen. Lize sprak steeds de waarheid, hy vertrouwde haar en zy beschuldigde Bertha van logen? En Bertha! Hoe nam zy die beschuldiging op? Zy verschrikte hevig; een vluchtig rood kleurde hare wangen. „Geloof haar niet, Hugo; zy haat my, zy liegt!" zeide Bertba op vleienden toon tot haren echtgenoot; maar dezo woorden maak ten, naar het s.cheen, op Von Wangen niet den minsten indruk, en hy beantwoordde haar met een somberen blik, terwyi hy ruw 'den arm terugtrok, met welken Bertha hem omklepad hield. „Haar geloof ik, haar vertrouw ik, spreek a!s u wilt", zeide h\j, zich tot Lize wen dende, op ernstigen toon. Lize had gehoor gegeven aan den drang van het oogenblik, toen zy bare zekere schuilplaats, in welke zy verborgen was, verlaten had. Zy moest tusschon de beide strydenden treden, om een einde te maken 'aan eene krenking van eer, die de heer Von 'Ernau zou gedwongen hebben de door Von Wangen gevorderde bloedige voldoening te geven/- Zy vervulde, tusschenbeido tredende, slechts een plicht door getuigenis voor Von Ernau af te leggen, maar toen zy deze zou 'afleggen, gevoelde zy hoezeer haar het blotd naar het hart drong. Zy gaf zich echter aan de beschroomdheid, welke haar beving, niet over; het gold hier de vervulling van een 'plicht; al het andere moest daarvoor wyken, ook de maagdelyke beschroomdheid om haar eigen gevoel te verraden moest overwonnen worden; de plicht gebood zulks. Wel beefde Lizes stem een weinig by het verhaal, dat zij, in het houtgewas verscholen, in de verte de stem van den heer Von Ernau gehoord had en zy gedwongen wasgewoid n o gez en getuige te zyn van de samenkomst van Bertha met den heer V.on Ernau, daa~ zij zich niet durfde verroeren, ten einde h?.:e tegenwoordigheid niet te verraden. Van daar dan ook, dat zij ieder gesproken woord ge hoord had, zonder echter de sprekenden to kunnen zien. Bertha wilde Lize in do. rede vallen, maar Von Wangen beval haar, op gestrenge wyze, te zwygen en verzocht Lize om - vorder to spreken. In hare plaats echter antwoordde hem Egon. „Ikzelf wil rekenschap afleggen van het geen ik gedaan en gezegd heb", verklaarde hy. „Ik hoop dat de heer Von "Wangen my thans geloof zal willen schenken, daar een mond, welke nooit eene onwaarheid sprak, getui genis voor my kan afleggen. Ik ben u deze verantwoording schuldig, mynheer Von Wan gen! Niet een toeval heeft my hierheen ge voerd, maar de gloeiende begeerte om mejuf frouw Lize te zien. Mejuffrouw Klara Von Wangen zeide my, dat ik baar, naar wie ik zocht, in dit priëel zou vinden. Zy gaf my den sleutel van de kleine deur in het hekwerk. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1