w
Maandag 14 November
A*. 1892.
(Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven.
Gemeentelijke Schulden.
J a
fs
'k'ïVi
ss
ü-ï
t O g
■0 en 2
Z S 2 n
S-o^f
a «a
1
2
0
4
9
1
Feuilleton.
field alleen maakt niet xelukki?.
K*. 10040
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 8 maanden1.10.
funco per post
Afzonderlijke Nommors..
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTÊN:
Tan 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.17f.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Toor het
inc-asseeren buiten de uiad wordt ƒ0.05 berekend.
Om over gemeentelijk finantiëel beheer
jst te kunnen oordeelen, is kennis der be
ide verhoudingen noodig. Eene bydrage
lartoe geeft een overzicht van het bedrag
i de ontwikkeling van den schuldenlast in ver
halende gemeenten. Niet meer dan eene by-
age, maar t0Gk geene onbelangrijke. Immers
ftïïoonlük kunnen bij het toenemen der finan
ce zwarigheden, waarover zoovele gemeen-
en klagen, drie t^Jdvakken worden onder
leiden. Kan men, om welke reden dan ook,
iaven en inkomsten niet langer op de ge-
one w\jze doen kloppen, dan wordt meestal
wonnen met den verkoop van gemeente-
gendommen, inschrijvingen op het Groot-
iek bijvoorbeeld, voor zoover de ruimst
mogelijke opvatting van het vrij willekeurige
begrip „buitengewone uitgaven" dit toelaat.
Daarna volgt, onder hetzelfde voorbehoud, de
periode der leeningen en eindelijk die van de
opdrijving der belastingen. Eerst dan beginnen
de menschen te klagen, maar dan is het niet
zelden reeds te laat, want in den dienst van
rente en aflossing moet worden voorzien en
de opbrengst der verkochte eigendommen is
dikwijls vrij improductief besteed moeten
worden. Daarom is het goed op dit eigen
aardig verschijnsel van het laatste vierde
dezer eeuw het oog te blijven houden.
Door mij werden op de algemeene ver
gadering der „Vereeniging voor de Statistiek"
in Juni 1888 eenige mededeelingen gedaan
omtrent de schulden van eenige onzer voor
naamste gemeenten. Thans heeft een ver-
diensteiyk lid van den Nijmeegschen Gemeente-
j raad, de heer J. De Koning, ingenieur aldaar,
de berekening voortgezet tot 1 Januari 1892
en haar opgenomen in eene bij de behan
deling der gemeentobegrooting overgelegde
Memorie omtrent den finantiëelen toestand
van Nijmegen. De opgaven betreffen alleen
stads-gemeenten, waarby van de meer belang
rijke slechts ontbreken Zutfen, Helder, Zaan
dam, Kampen en Deventer. De bedoeling is
j dan ook niet naar volledigheid te streven,
doch alleen een beeld te geven van den toe
stand in verschillende deelen des lands. De
cijfers zijn welwillend verstrekt door Heeren
Gemeente-secretarissen en zullen dus ver
moedelijk vrij nauwkeurig zyn.
Ziehier den staat, loopende over de laatste
vijftien jaren.
a
t.
i
San 3
GEMEENTE.
Schuld 1 Januari 1877.
Schuld 1 Januari 1892.
Siï
Z o JS
c
I 51
•g a -O
Sm
■O rn
Rangorde der Gemeenten
Totaal
Gld.
per hoofl
der
bevolking.
Gld.
Totaal
Gld.
per hoofd
der
bevolking.
Gld.
1 f B.-
- g 0«
•a te 2
i -
fl i j d
c« «O >-ï
lm <-»
iis!
uil
<0 Ui
s0
per hoofd der bevolking.
Amsterdam
42,020,358
141.91
59,0S8,950
141.52
100
1
2
23
Rotterdam
7,930,311
58.21
31 539,400
150 81
259
3
1
7
's Gravenhago
5,137,200
49.35
10,097,300
62 90
127
7
9
21
Utrecht
2,503,294
37.81
4,401,150
51.11
135
11
12
IC
5
Groningen
2,192,302
54.01
5,085,250
90.14
167
4
4
13
6
Haarlem
1,035,860
29.77
2,558,069
49.50
168
16
14
12
7
Arnhem
1,476,100
38.83
2,500,000
49.SI
123
10
13
18
8
Leiden
64,000
1.50
826,000
18.98
1267
07
24
1
Tilburg
618,000
23.67
738,500
21.41
90
17
23
25
10
Dordrecht
897,500
33.77
2,210,470
62.12
199
13
7
8
11
Nymegon
884,074
37.01
1,596,000
48.93
130
12
15
17
12
Maastricht
575,180
19.78
1,074 600
33.35
169
19
18
10
13
Leeuwarden
1,439,000
53.13
1,936,500
C3.31
119
5
8
22
14
Delft
579,960
23.66
1,153,460
39.74
168
IS
17
11
15
s-Hertogenbosch
805,911
32.84
2,682,227
98.25
299
14
0
•j
5
16
Zwolle
408,000
18.89
855,000
31 09
169
20
19
9
17
Schiedam
269,994
12.34
1,055,500
41.78
339
22
16
2
18
Breda
665,455
41.37
1,314,130
58.31
141
9
10
15
19
Gouda
204,000
11.95
304,866
15.30
128
23
26
19
20
Middelburg
804,781
50.44
1,378,400
79.39
157
6
5
14
21
Alkmaar
181,000
14.78
227,000
14.31
OS
21
27
24
22
Amersfoort
82,000
6.04
256,000
16.52
273
26
25
6
23
Vlissingen
938,800
93.84
1,001,800
73.48
78
2
6
27
24
Vlaardingen
794,20
8.70
339,500
26 22
301
24
21
4
25
Gorkum
277,083
29.80
323,908
27.22
91
15
20
26
26
Hoorn
6S,674
7.03
256,000
23.44
333
25
22
3
27
Harlingcn
470,961
42.65
549,300
54.64
128
8
11
20
-
Natuurlek mag aan deze cijfers slechts een
betrekkelijk gewicht worden gehecht. Als
men bijv. ziet dat in Amsterdam de vermeer
dering dor schuld juist gelijken tred houdt
met de toename der bevolking, dan blijft nog
de vraag of het draagvermogen der stad
in dezelfde evenredigheid is toegenomen. Het
ligt toch voor de hand dat gemeenten, waar
de verhouding tusschen het aantal vermogen
den en mindervermogenden zeer gunstig is,
als 's-Gravenhage, Haarlem, Arnhem, Dor
drecht, zonder bezwaar eene veel grootere
schuld per hoofd der bevolking kunnen dra
gen dan waar het tegendeel voorkomt, zooals
in Leiden, Tilburg, Maastricht. Naast het
bedrag per hoofd der bevolking zou het van
belang zijn de schuld te kunnen vergelijken
met het kapitaal, dat in de gemeente bezeten
wordt. Maar dit bedrag is zeer afwisselend,
nog meer dan dat der bevolking, en kan
alleen b|j benadering worden berekend voor
die gemeenten, welke eene zuivere inkomsten
belasting heffen.
Zelfs wanneer men hierop let, is de plaats
der gemeente Leiden niet onbevredigend. Wel
staat z\j niet meer onder aan de lijst als in
1877 en is zij zelfs wat de toename der
schuld betreft bovenaan gekomen, maar
wat het bedrag per hoofd der bevolking aan
gaat, zijn er slechts drie kleinere gemeen
ten, Alkmaar, Amersfoort, Gouda, dio
op een gunstiger verhouding mogen wijzen.
Zooals men weet, heeft de eerste dezer plaat
sen buitengewone baten in de wik- en weeg -
loonen en de laatste in de sluisgelden, wier
opheffing thans wordt voorbereid. De schoon©
dagon zullen voor Gouda dus weldra voorbij
zijn en het is te verwachten dat zelfs krach
tige steun der provincie, het verlies slechts
voor oen deel kan goed maken.
Wil men een volledig inzicht verkrijgen
in den finantiëelen toestand eener gemeente,
dan zou hot noodig zijn tegenover de schulde i
ook eene opgave te hebben van de bezittingen
dier gemeente met eene waarde-berekening
daarvan. Dit geldt bepaaldelijk hetgeen de
Gemeente privaatrechterlijk bezit en waar
over zij dus met inachtneming der wettelijke
voorschriften, vryeiyk kan beschikken. ZulJc
eene berekening js echter niet gemakkelijk;
de taxatie van gebouwen, bouwterreinen en
monopolies kan zeer uiteenloopen en het
wordt somtijds bedenkelijk geacht die open
baar to maken, gelijk dezer dagen in Am
sterdam is gebleken toen aan een Raadslid
rGe nioogt niet zoo hard on bitter over de
rdaad vriendelijke aanbieding van onzen
oordeelen, mijn kind", antwoordde me
euw Yon Osternau. „Hij wenscht, zooals
gehoord hebt, dat gij eene niet overijlde
«issing neemt; een woord, zooals daareven
|en in ij gesproken, zal het den luitenant
mogelyk maken nog verder te blijven aan-
ugen op uwe handdaarom heeft hy
&gst verstandig de bemiddeling van den
den beer .Storting ingeroepen en zich ook
dezen gewend, om mijne voorspraak te be
en. En daaraan heeft neef goed gedaan. Hy
'l uwe opwelling van het oogenblik, maar
weet dat gy myn lief, opofferend kind
en ook dat gij den tegenzin, wolken gij
■chien eer. oogenblik zult gevoelen, zult
•sn te overwinnen, daar van uwe beslis-
niet alleen uw eigen levensgeluk, maar
~fe toekomst uwer moedor afhangt.
r>neen" verdrijft ons beiden van het
lief geworden Osternau, van de graven
rader en Fritsje, in de koude, liefde-
e wereld, om den strijd te aanvaarden
met bittere armoede en diepen nood; wy
hebben niets, niets uit de schipbreuk van
onze hoop gered.
Uw „ja" maakt u tot heerscheresse op
Osternau en stelt ook my in staat hier te
blyven, hier, waar ik zoo lang gelukkig
geleefd heb, waar ik nooit geheel onge
lukkig zijn kan, waar de herinnering aan
mijn vroeger geluk my tot troost strekt,
waar iedere blik uit het raam op de lachende
weiden en grasvelden, iedero wandeling in
den tuin de schoonste herinneringen opnieuw
belichaamt. Ik ben overtuigd dat gij na kalm
overleg tot het besluit zult komen, dat uw
geluk grondvest; daarom bid ik u althans in
dit oogenblik nog geene beslissing te nemen."
Juffrouw Lize had, terwijl hare moeder
aldus tot haar sprak, bittere tranen vergoten.
Toon nu mevrouw Von Osternau de hand
van hare dochter greep en deze harteiyk
naar zich toetrok, viel Lize hare moeder om
den hals en omarmde haar stormachtig.
Eensklaps zich uit de omarming losrukkende
en hare opgewondenheid onderdrukkende,
zeide Lize kalm en beslist:
„Ik behoef met het nemen eener beslissing
niet te aarzelen, daar ik reeds besloten ben.
Alles kan ik voor u opofferen, lieve moeder,
maar mijne ziel niet. Ik kan my voor het
altaar niet schuldig maken aan meineed,kan
niet zweren dien ellendeling te zullen
beminnen en gehoorzamen, hem, dien ik zoo
diep veracht. Ik kan my niet aan hem ver-
koopen, ook niet uit liefde voor u, moeder!
Wilt gy uw laatste kind ten grave zien dalen,
verlang dan dat ik aan den wil van den
luitenant gehoorzame!"
„Kind, kind! Uwe woorden zyn een boos
aardige laster."
„Neen, moeder, ik laster noch dreig! Ik
zou nooit zelve een einde aan myn leven
maken, maar moeten sterven, wanneer ik
gedwongen werd myzelvo te verachten. Maar
neen, u zult m\j niet dwingen! U zult de
nagedachtenis van onzen vader, die zoo iets
nooit geduld zou hebben, niet ontrouw wor
den. Gaarne wil ik met u de diepste ellende
verdragen, gaarne voor u werken, gaarne
alles, alles doen hetgeen u verlangt, maar
den dief.
„Lize, spreek niet aldus!"
„Vader heeft het gezegd in zijn laatste
levensuur; hy heeft het my stervende in het
oor gefluisterdwellicht had hij er een voor
gevoel van, dat dit uur komen zou.
„Waak over Fritsjes leven", fluisterde hy
my toe; „behoed hem voor den dief en
brandstichter!"
En diens vrouw zou ik worden? Nooit,
nooit! Ga naar den heer VonOiternau terug,
rnynheer Storting; vertel hem wat gij hier
gehoord hebt. Zeg dat reeds de gedachte aan
hem my met angst en vrees vervult, dat ik
hem haat en veracht, dat ik liever in de
diepste ellende zou bezwyken dan mij aan
hem verkoopen. Daar gy de eene boodschap
hebt op u genomen en u daarvan gekweten,
vorder ik van u, dat gij ook de andere zult
op u nemen en vervullen!"
Gy weet, mynheer Von Ernau, ik heb,
wat wy in den goeden tyd noemen, nooit
weerstand kunnen bieden, indien mejuffrouw
Lize my het een of ander verzocht. Hoe zou
ik het thans hebben kunnen bestaan haar
niet te gehoorzamen, nu, tcrwyi zy zich be
vond in een zoo moeilijken toestand, als mis
schien in haar leven niet meer zal voorkomen.
Ik beloofde haar te doen hetgeen zi vroeg
en daarvoor bedankte zy my met een vrien-
delyken blik en ook mevrouw Von Osternau
veroorloofde my naar den luitenant terug to
koeren, terwyi zy, diep ademhalende, zeide:
„Er blyft my niets over dan my te voegen
naar den wil myner dochter.
Wordt vervolgd.)