DAGBLAD, N°. 10022. Maandag 24 October. Aa. 1892. (Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Weldadigheid naar Vermogen. Leiden, 22 October. Feuilleton. field alleen maakt niet gelukkig. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandonf 1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommero0.05. PRIJS DER AD VERTENTIÉN: Vin 18 regel* f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. Qrootere lettere naar plaatsruimte. Voor het inoaaeeeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Derde Blad. Bovenstaande titel, in de gewone burger lijke opvatting, beteekent dat ieder, om aan misdeelde evennaasten wel te doen, van het zyne zal afzonderen zooveel hy kan. By de inkomsten-belasting is dat iets anders; daar voor moet ieder een door de wet voorgeschre ven percentage afzonderen. Wy willen hier niet den twyfel opperen of dat kunnen en motten behooriyk wordt nageleefd, want welk antwoord op die vragen zou te geven zyn, het bracht ons geen stap nader tot de kennis van ieders vermogen. Wat zou die kennis ons ten aanzien van weldadigheid baten? Immers, het is nog zoo ver niet gekomen, dat de Regeering de burgers ook voor wel dadigheid naar willekeur taxeert en laat opbrengen. Komt het eenmaal zoo ver, dan is het te gelijk met de weldadigheid gedaan. Behalve stoff6iyke middelen, hebben wel doeners evenzeer verstand en oordeel noodig om door hunne hulp iets goeds uit te richten. Wy laten het uitdeelen van aalmoezen aan wie maar de hand uitsteekt geheel buiten de quaestie, en bedoelen hulpverleening naar de gelegenheid van hen, die in' nood zyn. Waar verstand en oordeel achterwege blyven, zyn alle offeranden verloren. In plaats van vol doening en erkentelijkheid, oogst men slechts ontstemming en verwyt, wanneer, zooals dik wijls in strijd met goede voornemens gebeurt, iemand va^f den wal in de sloot geholpen wordt. Vermogen reikt niet toe voor weldadigheid, al sluit goedhartigheid er zich by aan; de derde in den Bond, juist oordeel, kan niet gemist worden. Zonder liefde is alle welda digheid dien naam niet waard, maar zonder geld of goed vermag de liefde maar weinig op het terrein van weldadigheid, een terrein zonder begin en zonder einde, waar zooveel lyden en onspoed te hooren en te zien is, dat men in wanhoop d© oogen en de ooren er voor zou willen sluiten. Hoe zal men al die ongelukken, al die nooden verhelpen? Had men ze kunnen voorkomen Soms, misschien, maar meestal niet. Armoede en gebrek zyn slechte bodems ter kweeking van deugden, en de aanleg voor orde, zinde lijkheid en frischheid (onmisbaar voor het behoud van Mens sana in corpore sano) wordt door armoede dikwyls verstikt. Wy willen niet, wy kunnen niet, wy mogen niet de ooren en oogen sluiten voorbestaande en komende misère. Wy beseffen dit vooral in buitengewone omstandigheden, wanneer b. v., geiyk thans, cholera ons bedreigt. Onze opmerkzaamheid wordt daardoor verscherpt en gevestigd op dingen, waaraan wy nauwe lijks kunnen gelooven, maar die nu door gezondheidscommissién of speciale onderzoe kingen ontdekt worden in krotten en holen, waarin zy het daglicht vlieden en waarin menschen voortleven in zoo diepe ellende, dat zy er nauweiyks meer besef van hebben. Misschien is zulke ellende soms aan eigen schuld, aan brutalen moedwil te wyten.Waar- schyniyk wordt zoo'n graad van verval niet plotseling bereikt, het wordt van geslacht tot geslacht overgeplant en gaat natuurlyk van kwaad tot erger. Het Fransche spreekwoord is kort, geestig en waar, zoowel ten goede als ten kwade: II n'y a que le premier pas qui coüte." Het behoort een uitvloeisel van onze mensohenliefde te zyn, om aanleiding tot den eersten stap op het pad der ellende te voor komen, wanneer wy ons met weldoen inlaten, en daarom dienen wy te letten op alle midde len, die inrichtingen van verschillenden aard in ons maatschappeiyk leve» aan do hand doen, om het inslaan van den verkeerden weg te verhinderen. Onder die inrichtingen be lmoren gezondheidscommissiOn, die waken voor het behoud van gunstige voorwaarden, waardoor de volksgezondheid bevorderd wordt. Wij zullen die Commissie in Leiden geen verwyt maken van hare schijnbare of wezenlyke werkeloosheid; wy kennen hare bevoegdheden, hare macht, haren invloed niet. Wy zullen haar niet aanvallen over de onge rechtigheden, die binnen deze veste in zake ongezonde woningen bestaan, vooral niet waar het betreft woningen, die niet in achterbuurten gelegen zijn. Het is dikwyls moeilyk en voor goede verstandhouding gevaariyk aanmerkin gen te maken over zaken, die kennissen of vrienden aangaan. Staat men tegenover een zoogenaamden huisjesmelker, dan is men openhartiger dan wanneer het panden betreft in de voornaamste wyken. Toch zou het juist dan minder bezwaar hebben eene woning tot afbraak of tot gron dige verbouwing te laten veroordeelen, omdat de eigenaars niet tbt de armen behooren en niet geruïneerd worden door zulk optreden van eene gezondheidscommissie. Het behoud van zulke woningen, of het voortduren van den slechten staat, waarin die uit hygiënisch oogpunt verkeeren, is inderdaad eene ramp. Wat toch zien wy dan gebeuren? Menschen, door tegenspoed, ziekte of sterfgevallen in de familie achteruitgegaan, eene dappere vrouw door den band des huweiyks vast aan een sukkel, of eene weduwe met eenige kinderen, zy grypen een stroohalm, om boven water te blyven, en volgen lichtvaardig den endoor- dachten raad misschien van een woldoener, die, behalve raad, ook bereid is een sommetje te leenen of te geven. Er is een huisje op eersten stand te huur voor ƒ300 'sjaars, buiten de belasting. Zonder veel te rekenen, ja, zonder in 't geheel te rekenen, zonder on derzoek naar den toestand van het huisje, wordt het voor of door eene brave, oppassende we duwe met kinderen gehuurd. De weduwe moet nu de kamertjes, die zy verhuren wil, meubelen. Een kredietgevend koopman helpt haar aan een schamel meubilair, waarvoor zy eene vry groote schuld aangaat, die in termynen met of zonder renten moet betaald worden. Zy verhuurt al wat in het huisje verhuurbaar is; zitkamer, slaapkamer, dagkamer, nacht- kamer, zolderkamer; voor haar en familie blyft over een donker, vunzig, met den naam van achterkamer vereerd gedeelte, met één venster, dat uitzicht, licht en lucht heeft op en van een binnenplaatsje, ongeveer vier of vyf meter in omtrek, hoog ingemuurd en beklemd tusschen een privaat en een kombuisje. In die achter kamer dient eene bedstee tot slaapplaats, de champignons zyn daarin onuitroeibaar en krygen voedsel uit een deels met water enz. ge vuld keldertje onder die bedstee; dit onder houdt daar eene atmosfeer, waarin kikkers de koorts zouden krygen en waarin men schen zouden gestorven zyn, als zy niet, op raad van hun medicus, do woning waren ontvloden. De arme weduwe bemerkt al spoedig dat zy te kort komt, al gelukt het haar de huishuur plus de belasting door de kamerverhuring te dekken. In die kamer verhuring is bediening begrepen, zy werkt en sjouwt al wat zy kan, maar hare krachten verminderen en in huishuur en afbetalingen geraakt zy achterstalligzonder eenig uitzicht op verbetering houdt zy aan dien toestand vast, tot zoolang schuldeischers, ziekte of dood haar daaruit verdry ven, omdat zij geen raad weet. Als vrienden, de vrouw geraden hebben dat zaakje te ondernemen op krediet, wisten zy eigeniyk ook geen raad. Zy heeft, zoo rede- noeren zy, nu een huisje op een voornamen stand en wy zyn niet by machte haar verder te helpen. Het is met dat huisje als met een perzik op een mooien schotel, wanneer by bet in partjes snyden blykt dat een groot deel rot is. De vrienden blyven, noodgedrongen, verder doof voor het jammeren der weduwe, dat van kwartaal tot kwartaal benauwder wordt. Heeft een weldoener eenig geld geleend of gegeven, dan was het 'c meest en 't laatst wat hy doen kon aan dit geval, waarover hy treuriger is naarmate hy overtuigd geraakt, hier onoordeelkundig te hebben geholpen. Zulke of soortgeiyke gevallen als hierboven geschetst, gebeuren. Het laissez fairelaissez passer is niet meer van dezen tyd. Hetzy uit Christelyke liefdadigheid, hetzy uit andere be ginselen maakt men meer en meer gezags- inmenging tot heil der misdeelden aan geld, goed en verstand, tot een rogeerings- beginseldit riep ook gezondheidscommissiën in het leven. De dank, dien wy aan do Ver- eeniging tot bevordering van de Volksgezond heid te Leiden schuldig zyn, is vermoedelyk, in den laatsten tyd althans, gering. Hare werkzaamheid mag misschien niet worden afgemeten naar het ophalen van jaarlyksche bydragen van de leden der Vereeniging (de laatste dateert van 1888) en voor de moei- lykheid in de voornaamste buurten der stad zulke misstanden te ontdekken, mogen wy de oogen niet sluiten. Huisjes van f 25 huur per week, zonder de belasting, die deels om saniteits-redenen verdienden afgekeurd en dan grondig verbeterd te worden, vermoedt men daar niet. Is onze gezondheidscommissie dood, of slaapt zy, of ligt zy flauw? Is haar tot op wekking niet iets toe te dienen? n. h. De heer P. "Werkman, leer aar aan de Hoogere Burgerschool alhier, is als zoodanig in de Fransche taal benoemd by den cursus van het 4de regiment infanterie. Bedolven onder een schat van bloemen en kransen, werd gisteren op de begraafplaats „Eik en Duinen", by Den Haag, ter aarde be steld het stoffeiyk overschot van H. N. C. baron Van Tuyll van Serooskerken. Een groot aantal vrienden en vereerders, bestuursleden van vereenigingen en instel lingen, waarvan de overledene lid was, tal van hooggeplaatste personen, o. a. de oud-minister Du Tour van Bellinchave, hadden zich met het college van regenten over de Sophia-stich- ting en het bestuur van de vereeniging „Het Roode Krüis", welke laatste vereenigingen in den ontslapene een harer beste steunpi laren verliezen, op den doodenakker ver- eenigd en stonden rond de groeve geschaard, ten einde hun vriend en hooggewaardeerden mede-bestuurder de laatste eer te bewyzen. 133) Haar hart klopte voor den onbeteekenen- den, laag geboren gouverneur Pechmayer; dit had reeds menige blik uit' hare schoone, donkere oogen gezegd, menige blik, welke den gouverneur zyne nachtrust gekost had. Nog was Bertha voor hem niet verloren; door een enkel toestemmend woord kon hy zich van haar bezit verzekerenzy werd zyne vrouw, wanneer hy „ja" zeide; één ja, -n eenvoudig ja. Een sterk verlangen om dit te doen kwam by Egon op. „De herinnering aan u zal de gids in myn toekomstig leven zyn!" Die woorden, welke hy voor eenige minuten half luide had uitgesproken, klonken nog in zij-i oorhy zag Lize voor zich, zy zag hem aan met een treurigen blik. Ja, zy treurde er over, dat hy nog kon aarzelen, waar het gebod van den plicht zoo duidelyk was, dat hy weder op bet punt stond den drang van het oogenblik te volgen en niet in staat was zichzelven, zyne eigen vurige wenschen te beheerschen. „Do herinnering aan u zal myn gids zijn!" Een lachje vloog over Egons gelaat; hy aarzelde niet meer. „Ik betreur het ten zeerste", zeide hy ern stig en beslist, „wanneer ik de oorzaak ben, dat mejuffrouw Yon Massenburg eene ver bintenis sluit, tot welke zy door den wil haars vaders gedwongen is geworden, maar ik zal er my nooit toe laten overhalen in het recht des heeren Yon Wangen te treden. Voor my is eene verloving geen bloote vorm, en, naar ik hoop, ook niet voor mejuffrouw Von Massenburg. Was de jonge dame werkeiyk in staat een pas aangegaan engagement, hoewel men haar tot hot sluiten daarvan genoodzaakt had, te verbreken, alleen om zich met een ander te verloven, dan zou den onze inzichten omtrent eer en recht te ver uit elkander loopen dan dat het my mogeiyk zou zyn aan eene gelofte van trouw, tegenover iuy afgelegd, waarde te hechten. Het zou reeds eene beleediging voor mejuf frouw Von Massenburg kunnen zyn, te ver moeden, dat zij hare verloving zou willen verbreken. Ik zou daartoe in geen geval aan leiding willen geven en verzoek u, mynheer Von Massenburg, dit als myn onherroopelyk besluit te beschouwen." „Die mensch is niet te doorgronden V' riep de geheimraad verstoord. „Hy weet niet wat hy zegt. Bekommer u niet over hem, vriend Von Massenburgmorgen zal hy wel weer anders denken. Eerst de verloving maar afge broken, dan. „Gy dwaalt, vader; myn besluit is onher- ioepeiyk. Ik geef u en den heer Von Mas senburg er myn eëre woord op, dat, al wordt ook de verloving van mejuffrouw Von Mas senburg met den heer Von Wangen verbro ken, ik nooit myne toestemming, tot eene verbintenis met haar zal geven." De heer Von Massenburg wierp- een woe-, denden blik op Egon. „Na deze bondige verklaring", zeide by, opstaande, „heb ik geen lust over dit onder werp nog één woord te verliezen en betreur het slechts, dat ik my heb laten verleiden aan uwe uitnoodiging gevolg te geven, mynheor de geheimraad Op zeer koele, deftige wyze nam hy af scheid van Egom De geheimraad volgde Von Massenburg, zonder zyn zoon, over wiens houding hy ten diepste verontwaardigd was, een enkel woord tot afscheid waardig te keuren. Toen Egon weder alleen was, haalde hy diep en vry adem. Hy gevoelde zich inneriyk zeer bevredigd. Voor de eerste raaal in zyn leven was het hem gelukt zyne eigen lusten en driften ondergeschikt te maken aaa den plicht zichzelven te bedwingen en hy gevoelde dat in dit oogenblik een nieuw leven voor hem aanving. V. Het heerenhuis van Linau, zoo. was de vroegere Poolsche naam van het riddergoed Linowo verbasterd, maakte in geenen deele een byzonderen indrukmenig Saksisch boe renhuis ziet er beter uit dan het slechts ééne verdieping hoog aynde woonhuis van het groote riddergoed, dat Hugo Von Wangen van zyn vader geérfó bad en waarin hy met zyne schoone, jonge vrouw leefde sedert hy zelf beheerder van dat goed geworden was. Vóór den dood zyns vadors had hy een in de nabyheid gelegen huis van nog minder gehalte moeten betrekken, daar de vader des heeren Von Wangen van oordeel was, dat een jong echtpaar zich ook in de kleinste ruimte gelukkig moest gevoelen. Jongelieden behoefden, volgens hem, geene groote gezeik schappen om zich "heen te zien; zy moesten aan elkander genoeg hebben. Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 9