DAGBLAD
N». 10022.
Maandag 24 October.
A0. 1892.
Qi$kS.
<§eze oCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nominer bestaat uit VIER
Bladen.
Kikeriki.
Leiden, 22 October.
Feuilleton.
(icld alleen maakt niet gelukkig.
LEIDS0ÏÏ
PBJJS DEZER COURANT:
Voor Lolden per 3 maanden1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke "Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTENTIÉN
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meor 0.17$.
Grootere lettert naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend.
Eerste Blad.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 5 van Kikeriki.
De Raad dezer gemeente zal Donderdag
27 October a. s., des namiddags te één uur,
eene vergadering houden, waarin o. m. zal
worden behandeld do Gemeentebegrooting
voor den dienst 1893.
- De Maatscliappy voor Toonkunst alhier
gaf gisteravond in de Stadszaal haar eerste
gewoon concert voor dezen winter.
Evenals verleden jaar was de keuze van
heeren commissarissen ook nu gevallen op
het orkest van het Concertgebouw te Am
sterdam onder directie van den heer W. Kes
en andermaal was voor een inderdaad schoon
programma zorg gedragen.
Gaven Cherubini's ouverture „Anacréon"
en Mendelssohn's Scherzo uit de muziek voor
Shakespeare's „A midsummernights dream"
veel te genieten, vooral het heerlijke Scherzo,
niet minder welkom was de kennismaking
met Grieg's „Suite" (op. 46) naar „Peer Gynt",
dramatisch gedicht van H. Ibsen, waarin de
Morgen8timmung, Ases Tod, Anitras Tanz
en In der Haile des Bergkónigs de veelzijdig
heid der gaven van den componist deden
waardeeren.
Schumann's „Symphonie No. 1" (op. 38 in
B-dur) en de „Academische Pest-ouverture"
van J. Brahms behoorden eveneens tot de
prachtige werken voor het orkest, dat met
een en ander opnieuw bewees hoe uitste
kend dit is samengesteld, welke uitmuntende
elementen het bevat, die, onder de leiding
van den heer Kes, in alles één geheel vorm
den zooals dit gisteravond werd aangeboden.
Het publiek bleef dan ook niet achter in
het herhaaldelijk betoonen van zijne voldoe
ning over het genotene.
Op dit concert werd door commissarissen
tevons gebruik gemaakt van do gelegenheid
om den benoemden directeur der Muziekschool,
den heer S. Van Groningen, opvolger van
den heer Wetrens, aan de leden voor te stellen.
Die voorstelling is voor hen, die het piano
spel van den heer Van Groningen vroeger
nog niet gehoord hadden, zeker wel van de
aangenaamste geweest, en voor hen, die zijn
optreden al meer hadden bijgewoond, was ze
insgelijks een waar genoegen.
Onder de verdienstelijke medewerking van
het orkest, bracht hy eerst Van Beethovens
„Concert G-dur" ten gehoore en hij toonde
hiermede over eeDe bijzonder ontwikkelde
techniek te beschikken, eene techniek, welke
hem groote moeiljjkheJen met veel gemak
deed overwinnen. Ook zijne verdere voordracht
viel te roemen; hy schenkt er gevoel en be
zieling aan, en indien de concert-vleugel o. i.
van iets betere hoedanigheid ware geweest,
zouden de goede eigenschappen van het spel
ongetwijfeld nog meer tot hun recht zyn
gekomen.
Dat de kennismaking niettemin met vol
doening had plaats gehad, getuigde de bijval,
welke den heer Van Groningen na deze zijne
voordracht ten deel viel, hetgeen mede
het geval was, toen hij ook in de tweede
afdeeling met Bach's „Fantaisie C-mineur",
Chopins „Prélude Cismineur" en Liszt's
„Etude E-majeur van N. Paganini" getoond
had welk een degeiyk klavierbespeler hij is.
t)e toejuichingen waren thans zelfs zoo storm
achtig, dat hy nog een nommer moest ten beste
geven.
Leiden en zjjDe Muziekschool kunnen met
zulk eene aanwinst worden gelukgewenscht.
In verband met het slechte, regenachtige,
in één woord hoogst ongezellige weer, was de
zaal, zoowel beneden als op de gaanderij, nog
zeer goed bezet. Hier en daar werd echter wel
wat over den tocht geklaagd.
De firma Wilhelm Schüdel Co. alhier
is wederom bekroond geworden voor hare
Ceylon-kaneel-likeur, en wel met eene medaille
lste klasse (groote gouden medaille) door de
„Académie Nationale, Agricole, Manufacturière
et Commerciale", te Parijs.
Men schrijft ons heden uit Zoeterwoude
Tot groot leedwezen van vele ingezetenen
heeft mejuffrouw C. J. Kooy, vroedvrouw,
sedert 1885 alhier wonende, deze gemeente
verlaten en zich naar Oegstgeest (Marendyk)
begeven.
Om hare kundigheden en voorkomendheid
was z\j hier algemeen geacht.
De stations-assistent de heer R. A. La
Plooi, te Enschedee, is met ingang van 1 Nov.
a. s. als zoodanig verplaatst naar Arnhem,
terwijl de heer A. C. Hardenberg, uit Leiden,
te Enschedee benoemd is tot stations-assistent.
De kapitein H. A. Russer, van het lste
reg. inf. te Groningen, wordt 1 Nov. a. s.
op zijn verzoek overgeplaatst by het 4de reg.
van dat wapen, te Leiden.
De lste luit. W. C. Momma, van het
3de regiment veld-art., thans gedetacheerd
by de rijschool, wordt met ingang van 1
November te Breda gedetacheerd tot het
volgen van een cursus in het africhten van
trekpaarden voor de bereden artillerie.
De officieren van het leger hier te lando,
die, hetzy als directeur, heizy als leeraar,
verbonden zyn aan den Hoofdcursus, worden
gevoerd by den staf van het wapen der
infanterie.
Aan den cursus by de hoogere krijgs
school te 's Hage, zal, met ingang van 1
Nov., worden deelgenomen door den kapitein
der art. F. A. De Neve en de lste luits. der
infanterie R. G. Doorman en A. Kisjes, allen
van hot O.-I. leger.
Aan de Kamers van Koophandel en
Fabrieken te Amsterdam, Rotterdam, 's-Gra-
venhage, Dordrecht, Schiedam, Leiden, Middel
burg, Ylissingen, Zaandam, Harlingen en
Groningen en aan de Twentsche Yereeniging
ter bevordering van nijverheid en handel, is
een exemplaar toegezonden van de „Accounts
relating to t rade and navigation of the United
Kingdom," nopens de maand September 1892.
De leden van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal zyn ter vergadering bijeen
geroepen tegen Woensdag 28 dezer, 's avonds
te halfnegen.
Het tijdstip, waarop Hare Majesteiten
heden te Amsterdam op hot terrein zouden
komen om het te water laten van de „Koningin
Wilhelmina der Nederlanden" by te wonen,
was bepaald op tien minuten vóór drieén.
Bfi de terugkomst van de Tweede Kamer
op 8 November a. s. zullen indien het door
de centrale sectie te doene voorstel, waartoe
zy besloten heeft, wordt aangenomen in
de afdeelingon worden onderzocht allereerst
de bedrijfsbelasting en daarna de kieswet.
De „Stand." heeft zich geérgerd over
een plakkaat tegen de cholera, dat in sommige
kazernes aangeplakt is geweest, om den toon,
waarin het gesteld was. Vooral de slotwoorden,
aldus luidende „En die deze regelen opvolgt,
kan lachen om de cholera en blijft gezond"
gaven het blad aanstoot. De „Stand." meende
dat men hier te doen had met een stuk,
dat van hooger hand aan de commandanten
is toegezonden, om op hooger last te worden
aangeplakt. Indien dit zoo was, dan kon,
schreef de „Stand.", de minister van oorlog
zich niet van redres onthouden, omdat niet mag
worden geduld, dat de militaire overheid de
brooddronken taal van het Godtergend materi
alisme ovememe.
Op de toezending van deze klacht ontving
de „Stand." van minister Seyffardt een schrij
ven, dat de verklaring bevatte dat het geïncrimi
neerde stuk niet van hooger hand aan de
corpscommandanten is toegezonden. Daar het
stuk door den toon, waarin het gesteld is, en in
sommige opzichten ook door den inhoud, ook
op den minister een onaangenamen indruk
maakte, heeft hy bevolen, dat hot uit de mi
litaire gebouwen, waarin het was opgehangen,
onverwijld moest worden verwijderd. By
onderzoek is gebleken, dat het aan onder
scheidene militaire autoriteiten toegezonden
is door of vanwege den heer J. .T. Groen,
boekdrukker te Leiden.
De „Stand." laat op de venhelding van dit
schrijven volgen:
„De minister heeft zich aan ons verplicht
door de zaak te doen onderzoeken en het
libel te doen verwijderen; en het feit, dat
men in de regeeringskringen nota neemt van
wat in de pers voorkomt, en zelfs aan eene
redactie hiervan bericht zendt, is eene oeleefd-
heid van overheidswege, waaraan de „Koningin
der aarde" tot dusver niet gewend was."
G«m«agd Nieuwe*
Men meldt uit Delft, dd. 20 Oct.:
De Delftsche veemarkt begint thans eene
parodie te gelyken waar anders koeien staan,
worden thans de boerenwagens neergezet.
Dit is alles het gevolg van het mond- en
klauwzeer, dat in de omstreken veelvuldig
voorkomt en waardoor de boeren hun vee
wèl op de markt kunnen aanvoeren, maar
buiten den kring niet levend weer uitvoeren.
Toch was de aanvoer heden weer iets beter
dan de vorige week, daar thans de besmette
kring zoozeer is uitgebreid. Een 29-tal koeien
was aangevoerd en 11 kalveren, d. i. 8 meer
dan verleden week. Gewoonlijk is dit getal
in dezen tyd 400 koeien en 50 kalveren.
By den veehouder J. Van der
Poel, in het Lageland onder Alkemade, zyn
verdachte gevallen van mond- of klauwzeer
voorgekomen by 2 melkkoeien, geweid wor
dende in den Vrouwe-Venne-Polder, waar
omtrent voorloopig reeds de noodige maat
regelen genomen zyn.
In de gemeente Berg-Ambacht is onder
het rundvee van een veehouder by 3 koeien
mond- en klauwzeer ontdekt. Een drietal scha
pen, behoorende aan den heer M., zyn, wyi
zy door schurft aangetast waren, op last van
den veearts afgemaakt en begraven.
136.)
Op Klara schenen de tegen hare gouver
nante gesproken onvriendelyke woorden een
veel dieperen indruk te maken dan op de
beleedigde zelve; zy legde het potlood neder,
stond op en plaatste zich, de lieve gestalte
zoo hoog mogeiyk oprichtende, voor hare
schoonzuster; met flikkerende oogen zag zy
haar aan en dat zy bereid was met deze
den stryd aan te binden, bleek uit den trot-
schen toon, waarop zy zeide:
„Wat valt u in, Bertha? Wat heeft Elize
1 gedaan, dat gy zoo uitvaart? Is het omdat
zy uwe hatelijke bemerking betreffende West-
Pruisen niet beantwoord heeft? Die kon ook
tot rojjj gericht geweest zyn en ik zou u
reeds behoorlijk geantwoord hebben, wanneer
ik niet zoo ijverig bezig geweest was met
mijne slechte teekening."
De kleine was schoon, toen zyzootrotsch
en uitdagend voor Bertha stond. Zy bad de
hand van Elize gegrepen en hield deze vast.
„Dat is allerliefst", antwoordde Bertha,
hare kleine schoonzuster opnemende met een
verachtelyken blik en zich daarna weder tot
de gouvernante wendende: „Uwe wyze van
opvoeding schynt uitstekende vruchten te
dragen, juffrouw Elize! Nauwelyks veertien
dagen hebt gy die toegepast en reeds hebt
gy het zoo ver gebracht, dat dit onaangename
kind de achting tegenover de vrouw van
haren broeder en voogd op scbandelyke wyze
uit het oog verliest. Ik wensch u geluk met
die uitkomsten, welke my echter zullen nood
zaken aan Hugo te vragen, dat hy Klara
naar het een of ander instituut zendt, om
onder strenger tucht te staan."
„Probeer dat eens", antwoordde Klara
spottend. „Hoe groot ook uwe macht, jam
mer genoeg, over myn lieven broeder, is, zou
u dit toch niet gelukken; gy zoudt dan het
testament van myn goeden,ouden papa nietig
moeten kunnen maken."
„Zwyg; ik spreek niet meer met u!"
„Ik wel. met u en zal dit steeds op deze
wyze blijven doen, wanneer gy door uwe
giftige woorden Elize tracht te beleedigen en
te krenken. Ik verdraag dat niet. Ik ben
geen klein kind meor en weet maar al te
goed, welke rechten ik hier in huis heb."
„Klaartje, ik smeek u.
„Laat maar praten, Elize". venolgde Klara,
de zachte vermaning van Elize onderbrekende,
„eenmaal moet het er toch toe komen. Ik
heb het my reeds dikwerf genoeg voorgeno
men in de veertien dagen, dat gy by ons
zyt, wanneer ik hoor hoe Bertha u by iedere
slechts denkbare gelegenheid tracht te krenken
door hare bitse aanmerkingen. Tot dusverre
heb ik gezwegen, nu doe ik dat niet meer."
„Doe het om mynentwille, Klara", zeide
Elize smeekend. „Ik bid u er oml U hebt
geboord welke verwyten Bertha my gemaakt
heeft en misschien terecht, daar ik de oor
zaak geweest ben, dat gy scherp en driftig
tegen haar gesproken hebt. Indien gy my
lief hebt, Klara, verzoek Bertha dan ver-
schooniog voor uwe harde woorden!"
„Haar? Nooit! Ik heb u van harte lief.
zóó lief, dat ik het niet kan zeggen, maar
wat gy thans verlangt, kan ik niet doen!
Zy heefc meer, veel meer verdiend voor haren
nyd en ondankbaarheid jegens u. dan dat
gene. hetwelk ik haar gezegd heb."
„Zulk eene brutaliteit is niet te verdra
gen!" riep Bortba nydig. „Gelukkig, daar
komt Hugo, by zal wel weten hetgeen hy
z'chzelven en zyne echtgenooto verschul
digd is!"
Hugo Von Wangen keerde terug van eene
kleine reis, welke hy naar G. gemaakt had.
Hy was in den vroegen morgen vertrokken,
had zijne zaken, welke hem naar de stad
geroepen hadden, afgedaan en was toen zoo
spoedig mogelyk naar Linau teruggekeerd,
om vóór het uitbreken van liet in het westen
dreigende onweder terug te zyn. Hy was op
de plaats uit het rytuig gestapt en kwam
nu recht verheugd door de tuinkamer naar
de galery.
In den tyd van vier jaren had by Hugo
Von Wangen eene groote verandering plaats
gegrepen; uit den slanken, schuchteren jon
geling was een krachtige, flinke man ge
groeid. Slechts de goedige uitdrukking van
zijn vriendelyk gelaat was onveranderd ge
bleven; ja, deze was in die vier jaren nog
toegenomen.
Hugo Von Wangen was niet wat men
noemt een mooie man, maar hy had een
buitengewoon gunstig uiteriyk.
Hy was, de galery binnentredende, over
zyn ongedaebten vroegen terugkeer en de
snelle afdoening zyner zaken zóó vergenoegd,
dat hij niets bespeurde van de rimpels, welke
zich in het anders gladde voorhoofd zijner
cchtgenoote vertoonden.
Wordt vervolgd.)