flo. 10005. Dinsdag; 4 October. A0. 1892. feze [Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZpn- en feestdagen, uitgegeven. Leidsche Vrijbuiters. Leiden, 3 October. Feuilleton. (Jeld alleen maakt niet gelukkig. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. AfzoDdorlgke Nommers..'.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÜN Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer /"0.I7J. Grootcro lottere naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten do stad wordt ƒ0.05 borokond. De Spanjaarden waren weer zóó haastig voor Leiden verschenen, oin het beleg te hervatten, dat oenige burgers geen tjjd hadden gevonden zich naar hunne woningen binnen de veste te begeven. Zij zaten oven- wel niet stil, maar peinsden op middelen, om de levensbehoeften, waarvan hunne stadgo- nooten niet ruim voorzien waren, te ver meerderen. Zjj zonden uit Gouda, met verlof van de burgemeesters dier stad, dertig schuiten, met tarwe en rogge geladen, naar Leiden. Elk dier schuiten had twee soldaten aan boord. Het bootsvolk voer des nachts aan de Coppieren Ka, die vooraf jvas door gestoken. Een landman zou den schepelingen hier tot gids dienen. Deze was door vermoeid heid in slaap gevallen en lag bezijden den weg, maar zij merkten hem door de duisternis niet op en namen nu een verkeerden koers, hetgeen zij bij het aanbreken van den dag gewaarwerden. Zij twijfelden er nu niet aan, of de gids zou hen wellicht verraden hebben, waarom zij naar Gouda terugkeerden, en alzoo mislukte deze poging om de stad van voorraad te voorzien. Wel waren de Leidenaiirs van deze onderneming verwittigd, waarom zij de in dienst genomen vrijbuiters met de schepen hadden uitgezonden om de schuiten met proviand bij te staan en binnen Leiden te brengon, maar hunne komst was te laat. Toch lieten do heeron van het gerecht en de bevelhebber van de stedelijke schutterij den moed niet zinken, maai* gaven den vrij buiters last met een groot getal plempen en ichouwen, van geschut en ammunitie voorzion, naar de Haarlemmermeer te varen, om don vijand te verhinderen levensmiddelen en krijgs voorraad naar de schansen rondom Leiden te brengen en hun die zoo mogelijk af handig te maken. Zij ontmoetten verscheidene vijande lijke schepen en schuiten, tastten ze aan, maakten er zich van meester en kwamen er door de Kage voorbij het Boterhuis mede binnen Leiden. Aan de Zijlbrug geraakten z\J in strijd met de Spanjaarden, die hun den buit weder wilden ontnemen, maar de Leide- naars kwamen op hot alarmgeklep binnen stad gewapend ter hulp. Eenigen trokken uit de Z\jl-, anderen uit de Hoogewoerdspoort en vielen den vijand van beide zijden aan. Als de vrijbuiters dat zagen, laadden zij hun geschut, waarop de vijand de vlucht nam. Er heerschte binnen do stad groote vreugde, toen de vrijbuiters de veroverde schuiten behouden aanbrachten. Ze waren rijkelijk geladen met ham, bier, boter en allerlei eetwaren en geschut. De uitgetrokken burgers bleven nog eenigen tijd met den vijand schermutselen, om eenige beesten, die hij hun meende te ontnemea, en keerden daarna zonder eenig verlies weder in de stad terug. Uit de schans aan de Haagpoort werd de stad zeer benauwd, waarom de burgers be sloten in den vroegen morgenstond van den 29sten Juli een uitval op die schans todoen. Te dien einde voer Gerrit Van der Laan met eene galei, wel voorzien van geschut, te water. De burgers, die hij aan boord had, waren met musketten gewapend. Jonker Jan Van Duivenvoorde, kapitein van de vrijbuiters, stak het Vliegat uit. Zijn volk droeg deels verrejagers, deels roeren. Middelerwijl trok Andries Schot met zyn vaandol de Ryns- burgerpoort lilt, om den weg van de Poelbrug te bezetten. Jonker Jan Van der Doos, heer van Noordwyk, en Mees Haviksz. hadden het op de schans van Boshuizenbrug gemunt. Onder een groot geroep violen zij de Span jaarden in die schans, 60 man sterk, aan. Wel werd zij dapper verdedigd, maar de vijand kroeg het nochtans zóó kwaad, dat hy gedwongen was haar to verlaten, waarop de burgers ze innamen en verbrandden. Door de groote aanrukkende macht van Baldus' leger zagen zy zich gonoodzaakt woder af te trekkon, maar zy namen oen goeden buit mede. Eenigen waren in handen der Span jaarden gevallen, maar werden tegen andere gevangenen, die zich in do stad bevonden, weder uitgewisseld. Op den Oden Augustus werd binnen de stad met alle klokken alarm geklept, toen men van een boer, die gevangen was ge nomen en binnen de stad gebracht, vernomen had, dat de dichtstbij gelegen schanson, inzonderheid die op de Poelbrug, met weinig soldaten waren bezet, waarop de vrybuiters en burgers een uitval deden, om de soldaten, die in de schans van de Poelbrug waren, te verjagen of te verslaan. Zy vonden echter een zóó kloeken weerstand, dat zy onver- richterzake moesten aftrekken. Op den 27sten Augustus deed de hongers nood zich reeds in de stad gevoelen. De vrij buiters, die de stad op hare kosten had aangenomen en onderhouden, wilden haar niet langer dienen, om van honger en kommer te vergaan. Zy waren reeds zóó zwak ge- worden, dat zy de wachten niet konden houden. Zij begaven zich naar den magistraat op het stadhuis en zeiden, dat zy, indien men het hun voortaan niet aan spys en drank liet ontbreken, gewillig hun dienst zouden vervolgen. Wy'l men hun dat niet kon toezeggen, verzochten zy hun paspoort en toon hua dit was uitgereikt, trokken zij de stad uit, tot groot verdriet van den magistraat en de burgers. Eenige vrybuiters wilden evenwel do benauwde stad niet ver laten. Zy waren het, die onder kapitein Gerrit Yan der Laan de stad uittogen, om zich te vergewissen of de hooggelegen schans te Lammen door do Spanjaarden was verlaten, en het bevestigden, dat de vyand ook dadr het hazenpad had gekozen. Deze getrouwe zeelieden waren getuigen van de onbeschryfiyke biydschap, die binnen Leiden heerschte, toen de Spanjaarden allen waren gevlucht voor hot water, en de stad was ontzet. Zy stemden van heeler harte in met den biyden en dankbaren uit roep der LeidenaarsLeiden ontzetGod zij geloofd Op het blyde feest, dat wy heden weder vieren, brengen wy Dog gaarne onze dank bare hulde aan de vrybuiters, die, gedurende het bange beleg der stad, zich zoo verdienste- lyk hebben godragen. Na hevige regenbuien op gisteravond f. allesbehalve dienstig voor het gaan en staan op heden op het feestterrein, het Schutters veld ging in den waren zin des woords van morgen de zon op en hield zo het ge- ruimen tyd vol de Sleutelstad te bestralen, de vele vlaggen, ook van onderscheidene torens, met haren gloed te beschijnen, zoodat de Leidsche feestdag by uitnemend heid oüder gunstige omstandigheid wat het weder betreft begon. Dit mocht echter niet langen tjjd aanhou den, want bij eene vr(j sterke bries viel de ragen to kwart voor negenen overvloedig neer en.weerprofeten en barometers dur ven niet instaan voor eene gunstige wending. Voor wenschen is echter altijd gelegenheid en daarom: wy wenschen elkander het beste weder toe. Als elk jaar op den herdenkingsdag van Leidens Ontzet te doen gebruikeiyk is sedert de oprichting dor feestverschaffende 3-Octobor- Vereeniging, werd het feest ingewyd met het uitvoeron van koraal-muziek op het Van-der- Werf-park door de kapel der Leidsche Schut- tery, welwillend aangeboden door hoeren officieren dier Schuttery. Oók als gewoonlyk waren zeer velen opgekomen om van die muziek te genieten. In tegenstelling echter met vorige jaren werd de toegang tot het Park niet afgesloten, zoodat men van naby van de wydingsmuziek kon profiteeren, een maatregel, door velen reeds vroeger vurig gewenscht en dan ook nu met ingenomenheid, blykende uit een druk 'gebruik van genoemde wandelplaats begroet. Later in den morgen riep het klokgelui op naar verschillende bedehuizen, waar deze dag godsdienstig werd herdacht en werwaarts menigeen de schreden richtte. Getrouw aan het programma vonden daarna op do gewone plaatsen, nu elkeen reeds bekend, de uitdeelingen van brood, haring, bier, tabak en pypen plaats, terwyi later de fontein op de Vischmarkt aan hon, die daarin belangstellen toonde wat ze kon, welken belangstellenden, en velen anderen op allerlei gedeelten der stad dra de carrillon-tonen vrooiyk in de ooron klonken. Aan muziek zal het heden, komt het pro gramma zyne belofte na, geenszins ontbreken de opgewektheid zal daardoor groot zyn. Het bestuur der 3 October-Vereeniging heeft reeds maatregelen genomen, indien het weder onverhoopt fil te guur wordt. Wy verwyzen daarvoor naar eene advertentie, in dit blad voorkomende. Men viere vrooiyk feest op dezen gedenk- waardigen dag en late zich niet uit de goede stemming brengen door hetgeen moeder Na tuur reeds gedaan heeft en wellicht nog doen zal, wat minder gunstig voor de foestelyk- heden kan geacht worden 1 Aan de universiteit alhier is met goed gevolg afgelegd het eerste natuurkundig examen door don heer C. R. F. André de la Porte. Honderd en zestig jongens Yan de Kweek school voor Zeevaart te Leiden zyn overge plaatst op Hr. Ms. opleidingsschip „Admiraal van Wassenaer" te Amsterdam; daarentegen zyn 107 jongens van laatstgenoemden bodem bevorderd tot lichtmatroos en overgeplaatst aan boord van verschillende actieve schepen. Aan het postkantoor Leiden en de daar onder ressorteerende hulpkantoren werd ge durende het 3de kwartaal 1892 ingelegd ƒ61,766.12, terugbetaald 42,6D6.98'/2. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 7483. Aan het postkantoor Noordwyk en do daar onder ressorteerende hulpkantoren werd ge durende hetzelfde kwartaal ingelegd/'1016 40, terugbetaald ƒ1514.11. 91.) Met waar genoegen ontdekte zy in den heer Von Wangen eene toenemende neiging voor Bertha^ zyn bewonderende blik, welke ds op z{jno schoone tafel-buurvrouw was gevestigd, schonk mevrouw Von Osternau de meest overtuigende bewyzen eener ontwaakte liefde. Bertha steeg nog hooger in hare gunst, toen mevrouw Von Osternau in het geheim al die toekomstplannen begon te ontwikkelen, welke voor vrouwen steeds de alleraange naamste bezigheid zyn. De heer Von Wangen was wel nog wat long on misschien een paar jaren ouder dan Bertha, maar anders een zeer goede party "oor haar, nu haro verloving met den jongen Von Ernau geheel in duigen gevallen was. Slechts daaromtrent verkeerde mevrouw Von Osternau in twyfel, of Bertha geneigd zou ajln haar jawoord te gevenhet kwam haar voor, als ware in Bertha's hart eene andere, ver sterke liefde ontwaakt, eene liefde voor sen der jonge mannen op het kasteel, die kaar hot minst het hof maakte, voor den hoor Gottlieb Pechmayer namelyk. Zy wilde daaromtrent zekerheid hebben en hield beiden voortdurend in het oog. Dat Bertha zich voor den gouverneur by- zouder veel moeite gaf, daaromtrent kon geen twyfel bestaanwanneer zy met hem sprak, was de toon, dien zy aansloeg, een geheel andere dan by het onderhoud met de overige heeren. Met hem schertste zy nooit, zooals zü dit met de heeren Storting, Von Wangen en den luitenant deed; zy was tegenover Egon veel meer terughoudend, maar volstrekt niet uit tegenzin om met hem een langdurig gesprek te voeren, want met de hoogste belangstelling, met gespannen op merkzaamheid luisterde zy naar ieder zyner woorden. Bevond zy zich ook al in gesprek mot een ander, dan luisterde zy toch oplet tend, wanneer de gouverneur sprak; steeds, wanneer zy zich onopgemerkt waande, keek zy hem aan en iedere gelegenheid om hem aan te zien, maakte zy zich ten nutte. Wan neer Lize piano-ondorwys kreeg, was Bertha daarby tegenwoordig. Zy had daartoe verlof gevraagd, lachend bewerende dat zy den heer Pechmayer niet direct kon verzoeken haar onderricht te geven, maar hy zulks indirect kon doen door haar te veroorloven te luis teren, wanneer hy aan Lize onderwys gaf. Ook de namiddagwandelingen en de tochtjes te paard, welke Lize met den heer Pech- mayer en Fritsje gewend waren te doen, maakte Bertha steeds mede en in het by- zonder gaarne do rytoertjes. Zy was eene koene, onverschrokken rydster en wist zeker ook, dat de coquet op de lokken geplaatste ryhoed haar voortreffeiyk stond. Byzonder bedenkelyk was voor mevrouw Ven Osternau de omstandigheid, dat Bertha niet te bewegen was piano te spelen of te zingen, wanneer de gouverneur aanwezig was, terwyl zy, was deze niet tegenwoordig, aan ieder verzoek om zich te doen hooren met de moeste bereidwilligheid voldeed. Zy schuwde blikbaar zyne beoordeeling. Wan neer hyzelf speelde, luisterde zij met onver deelde aandacht. Al deze waarnemingen versterkten mevrouw Von Osternau in het vermoeden, dat Bertha eene plotselinge, sterke neiging voor den gouverneur had opgevat, maar zy werd dien- aangaande weder in de war gebracht door de uitdrukkingen van Bertha, welke haar zeer veel te denken gaven, uitdrukkingen, volkomen overeenstemmende met die, welke den goeden oom Von Gastrow zoosmarteiyk hadden aangedaan en die in den mond van een jong, schoon, aanvallig meisje totaal o.ihegrypeiyk voorkwamen, daar zy eene ge heel materialistische levensbeschouwing te kennen gaven. Gewoonlyk placht Bertha by de gesprekken, welke gevoerd werden, meer te luisteren dan te zeggen; zy was by de opeifbaring van hare inzichten zeer terughoudend en slechts din, wanneer het gesprek haar zeer veel belang inboezemde, nam zy daaraan flink deel, en werd zy een beetje warm, dan ver klaarde zy ronduit hoe zy dacht. Dan uitte zy grondstellingen, welke mevrouw Von Osternau niet minder verschrikten dan zU den heer Von Gastrow hadden gedaan. Op een avond werd veel gesproken over eene bloedverwante van den heer Von Oster nau, eene jonge, schoone dame uit oud- adeliyke familie, die voor korten tyd de vrouw van een armen, burgerlyken rechter geworden was, nadat zy verscheidene jaren met hem in eene tamelyk veel besproken verhouding had geleefd. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1