N°. 9968
Maandag 22 Augustus.
A0. 1892.
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Paardenvleesch.
Leiden, 20 Augustus.
Feuilleton.
(leid alleen maakt niet gelukkig.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden por S maanden1.10.
Franco per post1.40.
Aflwnderlrjfc* Nommer»0.05.
PEUS DER ADVERTENTZÉN:
Tu 1—0 regel* ƒ1.05. Ieder* regel zmw ƒ0.171.
Q rooter* letten neer plaatsruimte. Voor het
ineaaeeeren buiten de ettd wordt ƒ0.10 berekend.
Officieel© Kennisgevingen,
Patent bladen.
De Burgemeester, boofd van bet bestuur der ge
meente Leiden, brengt ter kennis van belangheb
benden, dat do Patentbladen voor de gepatenteerden,
wonende in de wijken I, II en III, over het dienst
jaar 1892/93, by het college van zetters, in een
der vertrokken van het Raadhuis dezer gemeente,
op vertoon van het aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn
op Ma&odag 2 2. Dinsdag 2 3, Woensdag 24
on Donderdag 25 Augustus o. k., telkona des
•namiddags van één tot drie uren, terwijl na het
veratrijken van dien termijn de onafgehaalde Patent
bladen tor uitreiking moeten worden gegevon aan de
•deurwaarders der directe belastingen alhier, die voor
hunne moeito mogen eiscben tien cents, zonder
tneer.
De Burgemeester voornoemd,
H. 0. JUTA, Weth., lo.-Burgemeester.
Leiden, 19 Augustus 1892.
Yan onze landbouwdieren is liet paard het
«neest te beklagen. Het heeft vaak een hard
9ot te verduren, niettegenstaande het met
voorbeeldeloos geduld ons de grootste diensten
bewast. Zoolang het krachtig is en sterk en
-dus een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt,
wordt het met zorg verpleegd, maar als het
oud begint te worden en minder geschikt
voor den arbeid, als het dus zoo langzamer
hand den leeftijd bereikt, in welken het de
meeste behoefte heeft aan een goeden stal,
•dan, vreemd, nietwaar, wordt het nog te
vaak mishandeld en tot zwaren arbeid ge
dwongen.
Er is nog één middel om het goede, trouwe,
geduldige dier een kommervollen ouden dag
te sparen en dat is: het wegnemen van het
vooroordeel dat paardenvleesch voor de men-
«cheiyke consumptie niet goed zou z\jn.
Eigenlijk kan niemand zich rekenschap
geven van zijn tegenzin in paardenvleesch.
Ieder weet dat het paard een zeer zindelijk
dier is, zoo zelfs dat het noch eten noch
drinken zal wat niet volkomen met zijn smaak
overeenkomt.
Stel daartegenover nu eens een varken,
dat letterlijk alles eet, rein en onrein, en dat
groot wordt, in 80 van de 100 gevallen, in
-allerlei vuil en bijna al tyd een verontreinigde
lucht inademt. En toch.varkensvleesch,
spek, worst, vet, lokker nietwaar en een
■delicatesse op menige fijne tafel.
En het paard? Arm dier daar ge zytAls
ge jong zyt en sterk, den hals fier buigt als
jeen zwaan, van overmoed briescht en de
manen schudt als'een leeuw, op de baan de
leden rekt om uw meester den palm der
overwinning te bezorgen of uw dartelheid
voor ploeg of koets nauwelijks te betoomen j
dan, ja dan hebt ge 't goed en klopt men
u zelfs vertrouwelijk op den schouder, maar
later.
De afkeer, welken men van paardenvleesch
heeft, vindt waarschijnlijk zijn grond in de
omstandigheid, dat het paard by do oude
Germaansche volken een heilig dier was.
Misschien," zegt dr. Huizinga in zijn „Een
en ander over voeding", „was die heiligheid
van het paard eene herinnering aan den voor
tijd der Indo-Germaansche volken, toen zo in
Centraal-Azië als nomaden rondzwierven en
het paard in een groot deel van hunne be
hoeften voorzag. Immers, in de godsdienstige
gebruiken van een volk blijven de herinnerin
gen aan vroegere toestanden nog het langst
bewaard. Hoe dit ook zy, zeker is het dat
het paard eene voorname rol speelde by de
Germaansche en Scandinavische offerplechtig
heden. De G'hristeiyke Kerk verbood dan ook
de paardenoffers en het paardenvleesch-eten
als een heidensch gebruik. Dat de Kerk het
paardenvleesch-eten alleen daar verbood, waar
het als oud heidensch gebruik in zwang was,
biijkt ook daaruit, dat in andere streken men
het daarmede zoo nauw niet nam. Zoo was
b. v. omstreeks het jaar 1000 in het klooster
St.-Gallen het paardenvleesch een gewoon
gerecht op de tafel der monniken. Daar toch
behoefde het niet als tegenwicht tegen hei-
densche neigingen verboden te worden. De
xverk slaagde echter zoo goed in haar verzet
te/en het paardenvleesch-eten, dat langzamer
hand dat gebruik overal werd uitgeroeid en
door gewoonte zelfs het nu bestaande voor
oordeel tegen dat vleesch ontstond. Yan uit
het standpunt der voedingsleer kan ergeene
enkele gegronde aanmerking tegen dat vleesch
gemaakt worden. Omdat het een kerkeiyk
vergryp was, at men het paardenvleesch niet,
en zoo zyn wy, in navolging van onze voor
ouders, er langzamerhand aan ontwend."
De smaak van paardenvleesch verschilt zóó
weinig van dien van rundvleesch, dat men
dikwyis het eene voor het andere eet. 'tls
er mee als met het gebruik van natuur- en
kunstboter. De laatste natuuriyk de beste
quallteit hebben we herhaaldeiyk door
menschen zien gebruiken die „geen kunst
boter zouden lusten ook al kregen ze nooit
andere." Wat toch de verbeelding en het
vooroordeel al niet kunnen doen!
I Zonder het te weten, hebben we allen wel
meer dan eens paardenvleesch gegeten in
worst. En „rookvleesch" van een paardon-
billetje! Wat blief je? Een heerlyke versna
pering op de boterham. Het vooroordeel tegen
paardenvleesch, dat vóór duizend jaar als 't
ware den mensch ingeënt is, heeft al enorme
schade veroorzaakt aan het nationale vermogen.
De toeneming der waarde van het paard,
ten gevolge van het gebruik van zyn vleesch,
is zeer beduidend.
Een paard, dat niet meer kan, dat op is,
dat doodvalt, wordt door den vilder betaald
met hoogstens 10 gulden, maar een paard,
dat geslacht wordt en dat dus nog niet op
was, brengt een kleine 50 gulden op. Te
Parys beweegt zich de prys van het paarden
vleesch tusschen 12 en 60 ct. per pond.
Yroeger werd in Frankryk voor een knol,
een tot niets meer geschikt paard dus,
15 franken on minder betaald, 't Was in hoofd
zaak om de huid en de beenderen te doen.
Nu echter betaalt een paardenslachter, geen
vilder, voor een goed beest 80 tot 200 franken.
Het gebruik van paardenvleesch als voeding
voor den mensch heeft gemiddeld de waarde
der paarden met 100 franken vorhoogd, wat
voor gansch het paardenmateriaal in Frankryk
een kapitaal bedraagt van 400 millioen franken.
Sedert het gebruik van paardenvleesch in
Parys is toegenomen, ziet men niet meer
oude, afgeleefde knollen op straat zooals
voorheen en een treffend bewys voor de betere
qualiteit der paarden te Parys in 't algemeen
levert de berekening van het gemiddelde
vleeschgowicht der gedoode paarden. Terwyi
dit in 1866 ongeveer 190 kilo bedroeg, was
't in 1881 zoowat 225 kilo. Er wordt nu ook
een goede prys betaald voor slachtpaarden en
in plaats van de -straten te ontsieren met
oude, afgeleefde dieren, welke slechts het
medeiyden opwekken der wandelaars, bey vert
men zich nu zyn paard, dat niet meer zoo
kan als vroeger, goed te voederen en vleezig
to maken, om daardoor er nog een handvol
rijksdaalders voor te krijgen van den slager,
die graag goed geld geeft voor goedo waar,
wel wetende dat hij deze spoedig voor een
flinken prys weer kwyt is. De paardenver-
kooper heeft er nu belang by zyne handelswaar
goed te verzorgen en hy zal zyn paard niet
laten mishandelen en het tot een geraamte
doen vervallen.
Beiden, paard en bezitter, zyn daarbij ten
zeerste geïnteresseerd. Wie een beest, dat in
verval is, maanden, ja zelfs jaren ziet kwellen
ton doode toe, zal moeten toegeven dat dit
oone vivisectie is, gruwzamer dan die, uitge
voerd met mes en pincet. Kon het paard
klagen, onze straten zouden vaak weerklinken
van het jammergeschrei dezer ongelukkige
schepselen.
K. G. D.
Ten gevolge van de overplaatsing van den
onderwyzer A. J. J. Verbrugge van de Jon
gensschool 2de klasse naar de Leerschool, is
er aan eerstgenoemde school eene vacature
ontstaan, ter vervulling waarvan de volgende
voordracht, ter benoeming van een derden
onderwyzer op eene jaarwedde van f 550, is
opgemaakt als: 1°. H. G. Martin, tydelyk
onderwyzer te Katwyk aan Zee; 2°. J. Vroom
en 3°. P. Van der Hoeven, beiden by het
openbaar lager onderwys in deze gemeente
werkzaam.
Het bestuur van het Leesgezelschap te
Waddingsveon laat een request rondgaan tot
onderteekening, om by den gemeenteraad aan
te dringen tot wederoprichting der nuttige
en noodzakelijke Schoolbibliotheken aan de
beide openbare scholen. Het request is van
vele handteekeningen voorzien, niet alleen van
leden van het Gezelschap, maar ook van
andere ingezetenen.
Het hoofdbestuur der vereeniging „Volks-
onderwys" heeft tot correspondent voor Wad
dingsveen en Omstreken aangesteld den heer
C. C. Regt.
Bedankt is voor het beroep naar Wezepe
door ds. J. J. Van Walsem, pred. te Noord-
wyk aan Zee.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft
in de kapel van het seminarie Warmond de
tonsuur en mindere orden toegediend aan de
hoerenC. Floor, P. C. Karsman, A. F. P.
Engelhard, S. Bleeker, F. C. Yan Beukering,
F. A. M. Lucassen, P. Meyer, F. J. M. Wassen,
L. Van den Berg, J. M. A. Bots, C. F. J. M. De
Moulder, J. J. M. Rombouts, J. Van der Meer,
P. J. H. Sprengers, J. J. Bruning, J. J. R Postma,
J. F. Van der Meer, P. M. etten en G. A.
M. Waterreus.
Verder heeft Z. D. H. de Bisschop van
Haarlem in de kathedrale kerk te Haarlem
het H. Diaconaat toegediend aan de eerw.
heerenJ. G. Van Galen, J. M. J. Van Rooy,
J. J. G. Hafkenscheidt en J. J. Samwel
en hot H. Priesterschap aan de eerw. heeren
E. A. M. Mersel, M. P. J. Möllmann, J. H.
Niodveld, Th. Jansen, F. M. C. Van Kers
bergen, B. H. A. Zurlohe, J. C. F. Jansen
en P. Nieman.
12.)
IJdele jonge dames hadden de kunst ver
staan, onder het masker van jonkvrouwelyke
onschuld, op zyne groote rykdomrnen te
speculeeren, maar Frits was oen gelukskind
en had spoedig gezien in welk net men hem
vangen wilde. Hy ontsprong den dans, maar
de rest van zyn geloof aan de menschheid
liet hy in het net terug.
Aau den studietyd kwam een einde en
Frits trad in de wereld, zonder een bepaald
levensdoel te hebben. Zou hfi zich in de
zaken zyns vaders begeven?Daartoe gevoelde
hij niet den minsten lust. Tot welk doel kon
het leiden steeds nieuwe rykdommen te
verwerven
De zaken werden door vertrouwde, uitste
kend betaalde bedienden gedreven en zyn
vader stond wel aan het hoofd van dezen,
maar hy bekommerde zich weinig om het
geen gedaan word; meor om tfidverdryf dan
om een werkzaam aandeel in zyne zaken te
hebben, bracht hy des voormiddags een paar
uren zoek op zyn kantoor; den tyd, welke
hem overigens restte, besteedde lifj aan het
najagen van genoegens. Hij verlangde ook
niet dat zyn zoon arbeidde. Hy was een zoo
hartelijk vader, dat hy iederen wensch zyns
zoons vervulde en daarvoor niets verlangde
dan dat deze zich niet om hem of zyne
kleine liefhebberyen bekommerde. Kon een
zoon meer van zyn vader verwachten?
Frits Gelukskind was het meest benydens-
waardige mensch ter wereld. Hy leefde te
midden van een kring voorname jonge man
nen, die hem vleiden, zich zyne getrouwe
vrienden noemden, en was de afgod der
vrouwen.
Waar hy verscheen, zelfs in de meest pit-
gelezen gezelschappen, werd hy met onder
scheiding ontvangen, en van alle genoegens,
welke de hoofdstad Berlyn opleverde, kon hy
naar hartelust genieten wat voor geld slechts
te krygen was, kon hy zich aanschaffen,
want de kassier zyns vaders betaalde zonder
bedenken iederen door den zoon afgegeven
wissel, van welk bedrag deze ook zyn
mocht. Wat bleef het gelukskind nog to
wenscheri over?
En toch gevoelde deze dwaze mensch zich
verschrikkelyk ongelukkig; tocu koesterde
hy een wensch, welke door geld- niet in
vervulling kon treden; hy verlangde verlost
te zyn van de doodeljke verveling van zyn
ondraaglyk bestaan. De genoegens der hoofd
stad gruwden hem, in gezelschap verveelde
hy zich, hy had in niets meer lust of zia,
kon er niet meer toe komen de eene of
andere wetenschappelyke bezigheid ter hand
te nemen en zelfs de muziek, welke hem
vroeger menig onaangenaam uur verkort had,
vermocht den jongen man niet meer te be
koren. Lichamelijk gezond, was hy geesteiyk
zwaar ziek; hy koesterde slechts den eenigen
wensch de oogen to sluiten, om die niet
meer te openen.
Dat hy dien wensch, door een krachtig
besluit, in vervulling zou kunnen brengen,
was hom gedurende geruimen tyd niet dui-
deiyk geworden; hy was te vadsig, te onver
schillig öm na te denken, toen hem gisteren
opeens de gedachte aan zelfmoord door het
brein schoot, hetgeen hy aan een toeval te
aankon had.
Dès morgens de couranten lezende, vond
hy daarin het bericht dat eon zyner ken
nissen, een jong bankier, zich had doodge
schoten. Wat deze gedaan had uit vertwy-
feling, kon Frits Gelukskind doen uit levens
zatheid. Hy gevoelde zich plotseling weder
opgewekter dan in langen tyd het geval was
geweest. De gedachte, het vervelende leven
I te kunnen ontvlieden, verdreef den staat
van somberheid, waartoe hy vervallen was.
Hy peinsde er over wat zijne talryke goede
vrienden wel zouden zeggen, indien hy ploU
soling verdween, wanneer niemand te Berlyn
kon te weten komen waar hy gebleven was.
Zyne verbeeldingskracht werd sterk opge
wekt en hy maakte alle mogeiyke avontuur-
lyke plannen omtrent de beste wyze, waarop
hy zich van zfin niets beteekenend loven zou
kunnen berooven, zonder dat de tyding van
zyn dood te spoedig in Berlyn de ronde
zou doen.
Sedert jaren vermaakte hy zich gedurendo
een paar uren met het samenweven van alle
mogelyke uitvoerbare en met te volbrengen
plannen.
Eensklaps echter scheen hy oen beshiit te
hebben genomen. Hij liet zich, om zoowel
zyn vader als diens vrienden op een dwaal
spoor te brengen, door den kassier eene flinke
som uitbetalen. Daarna bracht hy een bezoek
aan eonigen zyner bekenden, bezocht des
avonds den schouwburg en begaf zich XCC»
volgens naar het spoorwegstation.
Wordt vervolgd.)