N° 9962. Maanda<>; 15 Augustus. A". 1SC2. o Tweede Blad. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feixilleton. Geld alleen maakt niet gelukkig. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden per 3 maanden.ƒ1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke NotnnierB0.06. Gemeugd Nieu ws. Het .Openbaar Ministerie by de Haagsche rochthank eischte gisteren 6 maan den gevangenisstraf voor een bakkersknocht uit Leiden, beklaagd van diefstal van eene portomonnaie met ƒ6 on eenigo kleinigheden ten nadeelc van eene vrouw, met wie hy gedurende de Leidsche kermis pret maakte. Als verdediger pleitte mr. Van Wettum eenige verzachtende omstandigheden. De drooggemaakte plas, behoo- rendo by den Oudendijkschen Polder te Wou- brugge, welke onlangs zyne voltooiing naderde, staat reeds onder het zaad; hot koolzaad verheft zich eene handbreedte boven den grond. Men schrijft ons uit Roelof- Arondsveen: Woensdagavond, omstreeks 10 uren, werd door eenige inwoners op verschil lende plaatsen een geheel ongewoon natuur verschijnsel waargenomen. Terwijl zij, onder hunne werkzaamheden by den groontenhandel, plotseling eene lichte flikkering bemerkten - waarvan zij zich op dat ondeelbaar tyddeel de herkomst niet konden verklaren ont dekten zij bij het naar boven zien, zoo onge veer 40° boven den Zuidoostelijken gezicht einder, eene horizontale verlichte lijn, die met het oog gemeten 5 M. lengte en 5 mM. dikte had, en gedurende een dertigtal seconden onbeweeglijk in de richting van Noord naar Zuid op do bovengenoemde plaats bleef staan. Naar hun beweren, meenden zij eerst met een bliksemstraal te doen te hebben, doch zagen weldra, dat zij zich hiermede vergisten, daar zij nooit zoo iets vreemds hadden gezien. Misschien is dit phenomeen ook elders in ?t oog gevallen, en is er dan wellicht een natuur-wetenschappelijk lezer, die daarvan eenige verklaring in dit blad wenscht te geven, welke opheldering door velen dankbaar zal worden ontvangen. HE MM. de Koninginnen maakten Donderdag-middag met hare gasten, den prins en de prinses van Bentheim en hunne kinderen, een meisje en drie knapen, in eene met vier paarden bespannen brik een rytoer over de Lage Vuursche. Op den hoek van den straat weg naar Maartensdijk en dien naar Utrecht, juist tegenover 't buiten „Prins Hendriksoord" van den heer A. Boissevain reden do paarden, die gemend werden door den prins van Bent heim, in vollo vaart, tegen de brugleuning aan. Het rijtuig werd nogal beschadigd en de Koninginnen met hare gasten zagen zich genoopt uit te stappen, totdat de koetsier met behulp van het personeel van „Prins Hendriksoord" alles in zooverre bad hersteld, dat de rit vervolgd kon worden. Een persdelict. Gisteren is vöor de arrondissementsrechtbank te Rotter dam de volgende zaak behandeld. In het nummer van 18 Mei bevatte de „N. R. Crt." een bericht, luidende: „De Amsterdamsche politie heeft de politie alhier gewaarschuwd tegen den anarchist Johan Bersch, oud 35 jaar, wonende alhier Tejjlingerstraat 4, wiens signalement luidt: ongunstig, verloopen uiterlijk, lichte knevel, hoofd kaal, postuur klein. Bersch heeft zich in een brief, door hem aan een te Amsterdam verschijnend dagblad gericht, uitgelaten, dat de verschillende plaats gehad hebbende ont ploffingen alleen de schuld der politie in het algemeen zijn, en voorts dat ook de groote gemeenten in ons land aan de beurt zouden komen voor ontploffingen." J. J. Borsch, die opgeeft agent van buiten- landsche huizen te zijn, acht zich in zyn krediet benadeeld en van daar de vervolging. B., die aanvankelijk weigerde den eed af te leggen, achtte zich door de aanduiding „anarchist" niet beloedigd, wèl door do wijze, waarop in het signalement vari hem gesproken werd. Nadat de heer Nygh en nog een andore getuige was gehoord, waarbij aan het licht kwam dat het bericht was aangebracht door den heer Van Diest, gaf de off. van justitie als zijne meening te kennen, dat ongetwijfeld het bedoelde bericht van beleedigenden aard is. Er wordt in medegedeeld, dat omtrent een bepaald persoon oene waarschuwing is uit gegaan van de politie te Amsterdam. Dit kan voor den betrokkene zeer nadeelig zijn; het gaat dan ook niet aan om maar in het open baar alles to vermelden wat omtrent dezen of genen bekend wordt. Van hooger belang acht spreker evenwol do vraag: wio hier de dader is? Het bericht is gegeven en geschreven door den heer Van Diest. Is hy dus de dader? Neen. De heer Van Diest is in vasten bezoldigden dienst van de courant, en hy levert zyne berichten af, zonder meer. De redactie beschikt over die berichten, kan ze verwerken, kan ze laten vervallen. Niet hy dus, die het bericht brengt omdat dit zyne taak is, maar hy, die daarvan gebruik maakt om het in de courant te plaatsen, is de dader, in dit geval dus de redacteur. Die dader is ons evenwel onbekend, daar hy niet is genoemd. Daarom moet hier de uitgever aansprakelyk gesteld worden en eischt het O. M. dat de heer J. C. Nygh zal worden veroordeeld tot eene boete van f 25, subs, eene gevangenisstraf van 5 dagen. Mr. J. C. Reepmaker, verdediger, acht den dader wel bekend. Z. L is, wanneer hier van overtrediDg sprake is, do inzender de schuldige. Pleiter ging vervolgens na of de aangeduide woorden werkelyk eene beleediging bevatten. Z. i. ie dit voor den klager niet het geval. Verloopen kan men er uitzien door tegen spoed, door gebrek. En daar den klager geen slecht gedrag ten laste is gelegd, kan pleiter ook in die woorden geene beleediging erkennen, en moet hy zelfs vragenis daarvoor dan deze heele vervolging op touw gezet? Voor zulk eene uitdrukking, die onder den strengen Code Pénal eene simpele politie-overtreding zou geacht zyn, strafbaar met 1 5 franken boete! Mr. Reepmaker deed tevens opmerken, dat de klager geene reden had zich kitteloorig te toonen, daar in den brief van den commissaris Stork, te Amsterdam, zeker terecht eene waar schuwing tegen B. was gericht. Uit zyn schryven aan den heer Justus Van Maurik Jr., dat B. hoopte opgenomen te zien in het „Weekblad voor Nederland," bleek toch zyn toeleg tot ophitsing zeker. Die brief luidde: Rotterdam, 9 Mei 1892. Aan de Hoogwijze Redactie v/h. Weekblad „De Amsterdammer," Amsterdam. „Eigendom en gezag zyn twee diefstallen. „Geen mensch is verplicht, een ander mensch tot bediende, knecht of slaaf te dienen. „Geen mensch is gerechtigd, een ander mensch te exploiteeren. „Recht tot opstand heeft een ieder, die zich niet wil laten exploiteeren en dientengevolge honger lyüt. „Rykdom en armoede zyn eikaars natuurlyko vyanden. „Waren er geen ryke rnenschen, er zouden ook geen arme zyn. „Ik zou nog meer kunnen aanhalen, om u duidelyk te maken, waarom met dynamiet- bommen, helsche machines, enz., gewei kt wordt en nog meer zal worden gewerkt, trots de naar opium riekende plaatjes derkapitaal- heeren. Ik zeg u dit naar aanleiding van de „prent", die het Weekblad deze week aan de „domheid" te aanschouwen gaf. Tevens ver oorloof ik my, u er op te wyzen, dat liet voor lieden van uw slag gevaarlyk is, zich te mengen in den nu voorgoed aangegorden stryd van rnenschen tegen onmenschen, van PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere lettere na*r plaatsruimte. Voor het inensseoren buiteu de stad wordt ƒ0.10 berekend. anarchisten tegen hoogwaardigheidsbekleders en gezagmannen. „Gy en uw soort zyt de hoofdschuldigen van al de aanslagen, die plaats gehad hebben, vergeet dit niet. „Namens eenige styders voor vryheid, recht en brood voor alle rnenschen, Joh. J. Bersch". Bovendien had de heer Nijgh den klager gelegenheid gegeven in de „N. R. C." zich te verdedigen, waarvan door dezen was ge bruik gemaakt. Toen had hy wel bezwaar tegen de benaming „anarchist". Pleiter con cludeerde tot vryspraak. By repliek hield de officier zyne meening staande, dat Van Diest de dader niet is, en omdat hy de berichten slechts aanbrengt en het hem onverschillig is of de redacteur ze opneemt of niet. Deze is dus de dader. In elk geval acht de officier hot zeer gewenscht dat de redacteur eener courant zich wel be wust zy van zyne verantwoordelykheid. Spreker handhaaft den eisch van het O. M. Uitspraak over 8 dagen. Betreffende hot ongeluk, in oen bericht uit Berlyn vermeld, wordt nog het volgende medegedeeld. De zwemoefeningen in de Neisse werden gehouden door recruten, die onder toezicht van eenige officieren in vol uniform van den eenen oever naar den anderen moesten zwemmen. Even voor het bereiken van den overkant zonk een recruut en klemde zich vast aan de beenen van oen paar kame raden. Deze soldaten klemden zich weder aan anderen vast en het gevolg was, dat er 10 recruten zonken, van wie er zeven levenloos opgehaald werden. Mr. A. Loons ma Ypey, voor eenige dagen te Ryperkerk (gem. Tietjerksteradeel) overleden, heeft aan ieder van zyn vast dienst personeel een weekgeld van f 10, aan ieder van zyne losse arbeiders een weekgeld van f 6 voor hun gansche leven vermaakt. Eene moeder te W eenen had haar zevenjarig zoontje zóó mishandeld, dat i het knaapje uit de vierde verdieping sprong en terstond dood was. De menigte was zóó verbitterd op de moeder, dat zy deze by na te lyf ging. Ook te Lissabon heerscht groote hitte. Er hebben zich verscheidene gevallen j van cholerino voorgedaan. Erger blyft de toe- stand in de Ver. Staten. Te Philadelphia is de temperatuur 102' in de schaduw. Op de vlakte is do temperatuur nog hooger. Er zyn 40 personen door een zonnosteek getroffen. Drie van hen zyn overleden. van AD»LS*ft2 SVRECKFUSS. 1.) Eerste Deel. I. Daar, waar in liet prachtige bosch van pyn- en boukeboomen, ver van den grooten weg, die het doorsnydt, zich eene kleine, slechts met kort gras begroeide open plek vertoont, lag. met de handen onder het hoofd samengevouwen, een jongmensch, blykbaar in droomen verdiept. Om te rusten had hy zich een schoon plaatsje uil gezocht, zóó stil, zóó afgelegen van do voet- on rypaden, dat hy zich geheel kon overgeven aan de gedachten, welke hem bezielden. Het zachte grastapijt bood hem eene gemakkeiyko plaats orn zyne leden uit te strekken, terwyi de als een groen balda- kyn hoog boven zyn hoofd samenloopende takken en bladeren van eenige beukeboomen hem voor de gloeiende stralen der middagzon beschutten. Er heerschte eene diepe stilte, welke alleen nu en dan werd afgebroken door het zachte gonzen van eenige insecten. Zelfs de vogels, welke des morgens nog zoo vroolijk zingend van twyg tot twyg huppeldon, hadden, naar het scheen, ook een schaduwrijk plekje opgezocht, om beschut te zyn tegen de hitte, welke mensch en dier naar verkoeling en rust deed smachten op den heeten Julidag, waar mede dit verhaal een aanvang neemt. Ook het jonge mensch scheen behoefte te hebben aan rust, niet zoozeer voor het lichaam als wel voor den geest. Hy slui merde niet; de donkere, wyd geopende oogen bewogen zich onrustig in hunne kassen, om eensklaps strak gevestigd te bltyven op den lichtblauwen hemel, totdat het felle licht hem pyn veroorzaakte. „Hoe akelig, hoe gruwelyk vervelend", moinpeldo do droomer, het bovenlijf oprich- j tende en met zijn hoofd op de Land steu- j nende, terwyi de ellebogen op de knieCn j rustten. „Die doodeljjk vervelende, schitte- rende, blauwe hemel is een beei-i van mijn I eigen vervelend leven. .Slecht3 licht en glans dat is niet te verdragen! Indien de hemel I met donkere onweerswolken bedekt ware, de donder zich deed hooren en de wind loeide, had men zich op het laatste oogenblik althans nog een kogel door het hoofd kunnen jagen en een ratelende donderslag zou dan het graflied over een stervende hebben kunnen zingen. Maar neen, ook dat mag niet zoo zijnIk zal sterven, zooals ik geleefd heb, omgeven van vervelenden, den geest dooden den zonneschijn. Ook goed! Het is het waardig besluit van een nietsbeteekenend, ellendig leven. Kom hier, mijn eenige trouwe vriend, waarop ik my verlaten kanHot is tyd, dat wy aan de zaak een einde maken." Hy trok uit zyn borstzak eene zeer mooie, ryk versierde revolver en beschouwde dat wapen met blykbaar genoegen. „Gy hebt my menig lang uur verkort Ilad ik nic-t u en myne pianino gehad, dan zou ik zeker reeds lang niet meer tot de levenden behoord hebben. Het was toch een aardig spel, om uit de harten zes al de figuren, de eene na de andere, te schieten. Men ergerde zich, dat het niet gelukken wilde ze allo zes tegelyk te treffen. Het was wel eene onbeteekenende liefhebbery, maar er was minstens een doel aan vei bonden, en nu dat bereikt is, komt het leven my even onbeteekenend voor als al het andere op deze wereld. Heden zult ge even zeker mijn eigen hart treffen als de figuren van do kaarten. Of zouden wy liever het hoofd nemer.? Dat is eigenlijk practischer! Een onwillekeurig licht beven van de hand zou den kogel voorbij het hart kunnen voeren; wanneer ik echter den loop tegen myn slaap zet, vast daartegen druk en dan overhaal, is de werking zeker. Drie of vier kogels dringen in de hersenen en moeten een oogenblikke- lijken dood veroorzaken. Zóó zullen wij te werk gaan!" De jonge man onderzocht de revolver, om zich te overtuigen dat de lading in orde was. Met pynlyke zorgvuldigheid kweet hy zich van die taak. Zijne hand beefde niet, zyn blik was helder en met een tevreden lachje beschouwde hy nogmaals het wapen. „Gy zult uw plicht doen, geiyk altyd!Dat het buiten uwe schuld was, wanneer niet iedere figuur van de kaart getroffen werd, hebt gy bewezen. Wel heeft hy, wiens onge oefende hand u omklemde, u daarvan de schuld willen geven, doel t en die hand zeker geworden was. werd >re figuur juist in het midden doorboord.' {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5