DAGBLAD.
9932.
Maandag XI JTuli.
A°. 1892.
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Nederland en Argentinië.
Leiden, 9 Juli.
Feuilleton.
ZIJN MOORDENAAR.
LEIDSC
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 3 maandonƒ1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17
Grootere lottere naar plaatsruimte. Voor hot
iacasseeren buiton de stad wordt ƒ0.10 berokoud.
Wy hebben voor ons liggen het jongste
verslag van het consulaat der Nederlanden
te Buenos-Ayres, waaraan wy de volgendo
bijzonderheden ontleenen, welke ons belang
rijk genoeg voorkomen, om ze aan onze lezers
mede te deel en.
„Niettegenstaande de vele en uitvoerige
berichten", zoo wordt in dat verslag gezegd,
„welke in de laatste jaren over de Argentyn-
sche republiek verschijnen, is Argentinië ook
nog ten onzent by velon een weinig bekend
land, bij sommigen zóó onbekend, dat zelfs
omtrent zyne ligging onzekerheid bestaat. Dit
laatste blijkt o. a. uit hot feit, dat het her
haaldelijk gebeurd is, dat lieden, ook uit
beschaafde kringen, brieven richtende aan het
consulaat-generaal te Buenos Ayres, op het
adres vermeldden, dat deze stad in Brazilië ligtl
„Toch onderhouden wjj reeds gedurende
honderden jaren handels- en scheepvaartbe
trekkingen met dezen La Plata-Staat, en
trachtten zelfs eens koene Nederlandsche zee
vaarders dit land te veroveren, terwijl de tyd, dat
onze zeilvloot op de La Plata-rivier eene eerste
rol speelde, nog niet zoover achter ons ligt."
Het verslag zinspeelt, als het spreekt over
de pogingen der Nederlanders om Argentinië
te veroveren, op den bloeitijd onzer West-
Indische compagnie, in 't midden der zeven
tiende eeuw. Toen zyn inderdaad door Hol
landers, van uit Brazilië, dat toen voor een
deel onder Hollandsche heerschappij stond,
pogingen aangewend om ook dit land to ver
overen en to koloniseeren. 't Is bekend dat
de West-Indische Maatschappij door al te
groote karigheid hare eigen zaken bedierf.
Daardoor kwam van de pogingen om Argen
tinië lo vermeesteren niets terecht en ook
Brazilië moest door haar worden prijsgegeven.
Toch dreven de Hollanders nog een bedui-
dendon handol op de landen aan de La Plata-
rivier. „In 1657, toen Spanjo met Frankrijk
en Engeland in oorlog was, trachtten Hol
landsche schepen, in strijd met het voórschrift,
dat slechts van uit Spanje met de koloniën
bandel mocht gedreven worden, verbintenissen
met de kolonisten aan den Rio de la Plata
aan te knoopon. Verscheidene Nederlandsche
vaartuigen kwamen dan ook, met koopwaren
«n slaven bevracht, alhier aan. De inwoners
van Buenos-Ayres, dio gedurende lange jaren
geene Spaansche galjoenen hadden zien kernen.
gaven don Spaanschen gouverneur een door
de Hollanders verstrekt kostbaar geschenk,
waardoor bereikt werd dat tot hot doen van
zaken verlof werd gegeven."
En dat deze zaken van goeno geringe be-
teekenis waren, wordt in het verslag met
cijfers aangetoond.
Allengs ging echter de handel der onzen
op de Rio La Plata weer achteruit en in
't laatst der vorige eeuw had hy allo betee-
kenis verloren.
Argentinië verwierf in den aanvang dezer
eeuw zyne onafhankelijkheid, maar was nu,
hoewel een onafhankelijke staat, ten prooi
aan allerlei verwarring. Vooral onder het
bewind van den dictator Rosas was de toestand
van dion aard, dat een gerogeld verkoer met
het buitenland onmogelijk was gemaakt.
Na Rosas' val brak eon betere tyd voor
Argentinië aan en handel en scheepvaart ver
levendigden op buitengewone wyze. Nederland
had ook ruim zijn deel daaraan. „Terwijl in
1856 nog slechts 11 schepen onder Neder
landsche vlag in deze haven binnenkwamen,
steeg dit getal in 1859 reeds tot 37, in 1862
tot 48, in 1865 tot 83, om in 1868 zyn
hoogste punt te bereiken met 133 schepen.
Deze vermeerdering der Nederlandsche scheep
vaart is zeker voor een groot deel toe te
schrijven aan de vestiging van een Noder-
landsch handelshuis te Buenos-Ayres. want
in groote mate betrok hot Nederlandsche
artikelen, vooral jenever, suiker en kaas.
„De verminderde aanbouw van schepen
in Nederland en de groote uitbreiding der
scheepvaart deden het aantal Nederlandsche
schepen, dat Buenos-Ayres bezocht, echter
in 1872 reeds op 57 terugvallen. In 1875
was dit getal tot 41 gereduceerd, waaronder
1 stoomschip."
In 1881 is oene proof genomen met eene
geregelde stoomvaart tusschen Rotterdam en
de La Plata-rivier, maar de proef mislukte,
waarschijnlijk niet als een gevolg van de
uitvrachten, maar van de terugvrachten,
welke zeer onvoldoende waren. In 1888 is
door do Nedorlandsch-Amerikaansche stoom
vaartmaatschappij to Rotterdam een maande-
lyksche dienst op Argentinië geopend, daartoe
aangomoodigd door do vanwogo de Argon-
tynsche regeering aan Nederlandsche immi
granten toegezegde kredietpassages. „Onge
lukkig zag de Maatschappij zich echter reeds
in 1891 genoodzaakt hare vaarten daarheen
to staken. De emigratie naar Argentinië had
zoo goed als opgehouden en de uitvoer van
Nederlandscho artikelen werd voor een groot
deel onmogelijk, ten gevolge van de in Ar
gentinië heerschende crisis en uithoofde der
ontzaglijke verhooging van het tarief der
invoerrechten."
Hoezeer de handel op Argentinië in de
laatste jaren ook is achteruitgegaan, Neder
land heeft daar toch belangen van grootere
beteekenis dan dikwijls wordt vermoed en
dio het dus wenschelyk maken, dat de oude
betrekkingen met dat land blyven bestaan
en dat nieuwe worden aangeknoopt.
„Wel is het o. a. vrij algemeen bekend,"
zegt het verslag, „dat zich in deze republiek
een 4000-tal Nederlandsche landverhuizers
bevinden, die al hun lief en leed aan de groote
klok hangen, maar slechts weinig weten om
trent de andere in Argentinië gevestigde
Nederlanders. Menigeen, die hier voor 't eerst
uit hot vaderland aankwam, stond dan ook
eonigszins verbaasd hier zooveel landgenooten,
op handels- en nijverheidsgebied werkzaam,
aan te treffen. Sommigen, als kantoorbedienden
bij andere firma's begonnen, staan nu aan het
hoofd van uitgebreide commerciëole zaken.
De Nederlandsche handelskolonie geniet hier
een uitstekendon naam en in 't algemeen heeft
men hier eene zeer goede meening van hot
Nederlandsche volkslechts is het te betreuren,
dat de met kredietpassagiors hierheen gekomen
Nederlandsche immigranten in deze republiek
in 't algemeen een slecht denkbeeld van
Nederlandsche landbouwers en handwerks
lieden hebben gegeven.
„Overigens mag do kleine Nederlandsche
kolonie in Argentinië met gerustheid genoemd
worden. Hot zjjn Nederlandscho ingenieurs,
onder wier leiding de haven to La Plata werd
gemaakt, eene haven, welke onlangs door eon
Noord Amerikaanschen vlootvoogd eene der
boste der wereld werd genoemd. Het is een
Nederlander, die hier, eon uitgebreiden Neder-
landschen invoer- en doorvoerhandel dryvende,
door de Argentynsche regeoring in de directie
der nieuw opgerichte „Banco de la Nacion
Argentina" bonoemd werd. Nederlanders zyn
ook in de nijvorhoid werkzaam. Een dry ft er
eene stearinekaarsen- en zeepfabriek, een ander
eene sigarenfabriek, een derde eene stroohulzen-
fabriek en weer een ander eene Zweedscho
lucifersfabriek. Een vijfde heeft eene suiker
plantage. Weer anderen leggen zich opland-
bouw en veeteelt toe.
Vorder zyn hier gevestigd eene Nederland
sche handelmaatschappij en eene landmaat
schappij, welke laatste eene oppervlakte weide
grond exploiteert ter grootte van ongeveer
170,000 H.A enz.
Wel een bewys, dat er redenen bestaan
om onze betrekkingen met Argentinië in
stand lo houden.
Zooals reeds mot een enkel woord ge
meld is, bevat de „Figaro illustré" van Juli
een artikel van prof. Jan Ten Brink over
onze Koninginnen.
Het artikel wordt opgeluisterd door een
aantal lichtdrukken, o. a. de portretten dor
Koninginnen, afbeeldingen van de paleizen te
's Gravenhage, te Amsterdam en van 't Loo,
de poppen der Koningin, haar poney met
de kleine sjees en een kykje op den grooton
vyvor van liet Loo.
Door den minister van justitie is be
vorderd tot brigadier der Rijksveldwacht W.
F. G-. L. Vunderink, thans gestationneerd te
Sassenheim, die met 16 Juli a. s. verplaatst
wordt naar Delft, om aldaar in functie te
treden als brigade-commandant.
Gisteren (Vrydag) was het 40 jaar ge
leden, dat luitenant gonoraal ridder Alewyn,
chef van den generalen staf, by het 2de
regiment vesting artillerie tot 2den luitenant
werd benoemd.
Den 24sten Möi 1890 werd hij tot zyn
togenwoordigen rang van luitenant-generaal
bevorderd.
Hoewel thans reeds veertig officiersaienst-
jaren tollende, is generaal Alewyn nog in de
volle levenskracht en wydt hy zich met on
verdroten yver aan do behartiging der hem
toevertrouwde belangen.
Het officierskruis van de Eikekroon, het
Commandeurskruis der Wendisc.be Kroonorde,
het Ridderkruis van het Legioen van Eer,
het Kruis 1ste klasse van Militaire Verdienste
van Waldeck-Pyrmont, het Commandeurs
kruis der Orde van den Witten Valk, van do
Leopoldsorde en van de Eikekroon, het Rid
derkruis van den Nederlandschcn Leeuw en
do Grootkruisen van de Eikekroon, der Leo
poldsorde en van do Italiaansche Kroonorde
werden hem achtereenvolgens toegekend.
Hoewel de generaal zich thans met eenige
stafofficieren voor eene verkenning der Lim-
burgsch-Duitsche grenzen te Groesbeek be
vindt, zal zyn 40-jarig jubilé niet zonder blyken
van waardeering voorbygaan.
By koninklijk besluit is vrydom van port
verleend voor do brieven, die over dienst-
zaken worden gewisseld tusschen de burge-
I meesters en de direction van stoombootdiensten
i 7
1 spoor- en tramwogmaatscbappijen.
03.)
„God zij gedankt, Clarissa, dat ik terug
ben", sprak Bruno, terwyl by zyno vrouw
omhelsde; „waar is Kur.ibert? Is hij gezond
geweest
1 „Sst - sst! - liy slaapt. Naar mij vraagt
ge in het geheel niet, of ik gezond ben en
tioo hot my gaat."
„Gekje, dat zie ik toch; wio je aanziet,
leest het van je voorhoofd, hoe wèl gij je
bevindt."
t „En zoo gelukkig, zoo onuitsprekelijk ge
lukkig", voegde zy er zacht aan toe, terwijl
zy Bruno aan haar hart drukte.
Des avonds zaten de echtgenoot en vertrou
welijk aan den haard. De sierlyke wieg naast
hen bewoog zich van tyd tot tyd; gelukkig
sloegen de ouders het wiegekleed op en lieten
hart en oog gonieten van den aanblik van den
kleinen stamhouder.
-Of hy biy zal zyn inct hef speelgoed,
dat ik voor hem heb meegebracht?" vroeg
Bruno.
„Ik ben 't voor hem; hoe rykelyk hebt
ge ons bedacht
„Gaarne had ik. nog meer gekocht en ik
had nog wel iets vorkwistonder kunnen zijn,
doch die treurige aangelegenheid, maar stil,
daarvan morgen; heden zal deze smartelyke
geschiedenis onze vreugde niet verstoren!"
„lieden wil ik gelukkig zijn!" voegde Cla
rissa er aan toe.
Bruno kuste hare hand; half zittend, half
knielend lag hy aan hare voeten; het vuur
vlamde helder op, zooais op dien avond, toen
hy van Clarissa's lippen een zoot geheim
mocht hooien.
Eene diope stilte heerschte in het vertrek;
do klok alleen liet haar regelmatig tik tak
tik tak hoeren. Van tijd tot tyd gaf Bruno
het vuur nieuw voedsolClarissa staarde in
den rossen gloed; blauwachtig roode rook
wolkjes kringelden omhoog.
„Wil ik je wat zeggen, Bruno?" vroeg
Clarissa zacht.
„Doe het, lieveling!''
„Gy weet het al lang, doch ik ben toch
aan je verschuldigd, het in woorden uit to
j drukken!"
„My schuldig? Gy zyt do schuldeiscbcr
„Herinnert gij je nog dien Zondag-morgen
j in Friedrichshagen, toen wy uit de kerk
I kwamen?"
„Clarissa!"
„Weet go, hoo wij op do bank zaten in
do duinen?"
„Clarissa!"
„Toon had ik je nog slechts lief!'.'
„Clarissa!"
„Maar thans bemin ik je!"
Was het toeval, was het iets uit do tus
schen'wereld, welke ligt tusschen hemel en
aarde? Do gouden reiger, het ornament hoven
den haard, waarschijnlijk losgegaan door de
hitte, viel kletterend in stukken naar boneden.
Wederom had mevrouw Von Rabenhorst
een lang ondorhoud met Bruno Von Glat-
beck. Het onderwerp was geen aangenaam
geweest. Zij had ontdekt, dat Krieme beladen
was mot schulden en niet langer te behouden
was. Zy zou haar eigen landgoed met hypo
theek moeten belasten, doch daartoe was zy
niet over te halen, waarin Bruno haar vol
komen geiyk gaf, vooral met liet oog op de
andere erfgenamen.
Ludmilla had reeds meer dan genoeg van
haar erfdeel genoten.
Bovendien had Bruno van mevrouw Von
Rabenhorst gehoord, dat Ludmilla halsstarrig
weigerde, tot haren man terug te keeren.
Zy stond op eone scheiding Richard mocht
voorwaarden stellen, welke hy verkoos.
Lang ■werden de onderhandelingen sleepend
gehouden. Ieder moest inzien, dat het
hot beste was, wanneer Ludmilla en
Richard van elkaar scheidden en de laatste
naar hare tante terugkeerde.
Eindeiyk kwam men tot het besluit, dat
Richard eon gedeelte der opbrengst van het
riddergoed Kriomo, dat verpacht zou worden,
zou behouden. Van do pachtgelden echter zou
een gedeelte worden ingehouden, om do
schulden langzamerhand te betalen.
Ludmilla bleef by mevrouw Von Raben
horst, die haar tot Richards overlyden, wan
neer Krieme weer in haar bezit zou komen,
eene kleine rente, woning en levensonderhoud
op Rabenhorst afstond.
Na een halfjaar werd eindelijk de scheiding
uitgesproken en besloot do ambtsraad, trots
Dora's tegenstreven, liet landgoed Krieme
te pachten.
Van alle schikkingen was die met Boll-
meyer de mocilykste. In hem kampten twee
stroomingen. Aan de é.'ne zyde zag hy in,
dat by als mensch, buurman en oude vriend
de Rabenhorsten de baud moest tger.ji-.ai
om hen te steunen.
j OYovdt vervolgd.)