N° 9926. IVIaaiiclas: 4 Juli. A°. 1G32.
ge ze (Qcurar.t wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Leiden, 2 Juli.
Feuilleton.
ZIJN MOORDENAAR.
LEIDSCÏÏ ggg DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera.0.05.
We voordeden der vrj|e beweging
van ons Jong vee.
Veel menschen gaan eerstdaags of zyn reeds
nu al op reis om zich eens van den dagelyk-
schen arbeid te verpoozen en ongestoord te
genieten van rust en vrye beweging. Ze
hebben er behoefte aan om zich eens eenige
keeren per dag te baden in de reine, leven
versterkende lucht, dezo de longen te doen
doorstroomen en daardoor het bloed te ster
ken en een kraclitigen omloop te bezorgen.
Dat is echter voor allen eeno behoefte, want
lucht is leven en vrye beweging eene voor
waarde voor gezond zijn en ontwikkeling,
t Dat geldt ook voor het dier, en toch han
delt men vaak alsof het niet zoo ware. Veu
lens bindt men wel naast de moeder vast
voor den wagen, maar veeltijds, als ze capriolen
beginnen te maken, worden ze onder dak
gebracht in eene ruimte, welke veel te be
perkt is of niet genoegzaam verlicht. De vroo-
Ijjkheid van de dartele beestjes wordt düs
getemperd in strijd met hun gezond zijn.
Xalveren, dito, dito! Hoe veel malen zagen
we ze niet verblijf houden in een donker
afgeschoten hoekje van de schuur, waar het
hun dus aan de eerste voorwaarden voor
ontwikkeling en regelmatig groeien ontbrak.
Hoe is 't mogelijk dat men vaak niet be
grijpt dat lucht en licht en vrije bewoging
eischen zijn bij de opvoeding van jong vee,
die men niet ongestraft kan verwaarloozen.
Wie kan oog houden op den voedingstoestand
van het jonge dier als het aanhoudend leeft
in schier stik-donkeren nacht? Wie ontdekt
dan storingen in de gezondheid of de veront
reiniging van het hokje? Leert de ondervin
ding niet eiken dag dat alles wat ademt,
behoefte heeft aan versche lucht, aan licht,
aan ruimte en aan vrije beweging? Waarom
daarop dan niet te letten bij het kalf? En
al vergunt men het do weelde des zomers
eens buiten te zijn, dan nog vaak is het aan
eene zeer beperkte ruimte gebonden. Zoo
o. a. in onze onmiddellijke nabijheid, waar 8
kalveren in do open lucht vertoeven in een
hokje, net groot genoeg om zich om te
draaien. Do beesten liggen of staan dan ook
den geheelen dag. Is't wonder dat het akelige
dingetjes zijn en ze een kwijnend bestaan
lijden Kalveren moeten, zoodra ze geboren
worden, een flinken, ruimen stal hebben van
minstens anderhalven meter in 't vierkant,
gelegen op eene droge, lichte, luchtige plaats.
Vóór ze een half jaar oud zijn, binde men
ze maar niet vast.
Vrijheid, blijheid! Zoo spoodig mogelijk,
dus als de weerstoestand het toelaat, moeten
de kleinen eens buiten komen, om zich in
de frissche lucht en het koesterende licht
der zon te kunnen baden. Voeding is wel
een belangrijke factor in de veeteelt, maar
toch niet de eenige, want al is ze nog zóó
goed en de verdere verpleging laat te wen-
schen over, dan bereikt men toch niet zijn
dool. Laat de beesten ongestoord do vrijheid
genieten, ze zullen er wèl by varen. Zelfs
in den winter moest een dage!jjksch luchtbad
niet uitgesloten zyn en stallen kunnen zoo
ingericht wezen, dat dat ook niet behoeft.
In d9n afgeloopen winter zagen we dicht
by eene hofstee eene groote open loods, waar
voor en waarin jong vee stond: jarige en
tweejarige koebeesten. We traden het logies
eens binnen en wat zagen we? Eene groote
ruimte, in welker midden zeer laag geplaatste
ruiven met voeder stonden. De beesten liepen
uit en in. Kwam er eene bui ('t sneeuwde af
en aan) dan zochten ze het beschermend dak
op, maar kwam de zon weer door de wolken
gluren, dan waren ze dadelijk present oin
haar te begroeten. En schik dat die lui had
den Ze waren zoo vol dartelheid dat het oen
lust was er naar te zien. Om de loods heen
stond natuurlijk een afscheiding, zoodat het
jonge volkje toch binnen de perken moest
blijven.
Zou dat nu het ware systeem niet zijn?
'tWas den beesten aan te zien dat ze goed
gevoed, krachtig en sterk, levenslustig en
vroolyk waren.
Ook jonge paarden genoten op dat moment
van de vrijheid in de open lucht. Ze liepen
op het land rond, maar werden op gezette
tijden thuis gevoederd en gingen 's avonds
vroeg weer naar stal.
Door de vrye beweging wordt de stofwis
seling zeer bevorderd en een beter gebiuik
van het voeder gemaakt, omdat de verteiings-
werktuigen in hun arbeid door de beweging
krachtig ondersteund worden. Daarvan is het
gevolg oen snelle en een ongestoorde groei.
Het voer wordt dus beter betaald dan wanneer
het vee tot eene aanhoudende rust genood
zaakt is. Ook de spieren en beenderen ont
wikkelen zich meer normaal door de vrye
beweging en het geheele lichaam bekomt een
schoonen, evenredigen bouw. De rug wordt,
als gevolg van de versterking der ruggegraat,
krachtig, en geen sprake is er van invallen
of krom zyn. Het voeder is steeds omlaag en
kop en rug behoeven dus nooit eene abnor
male houding aan te nemen, welke zooveel
bydraagt tot misvorming der staldieren. Hoog
geplaatste ruiven worden om die reden dan
ook afgekeurd, vooral by jong vee. Ze nood
zaken hot lichaam tot een onnatuurlyken stand
en deze wordt langzamerhand dermate over-
heerschend, dat de natuurlijke vorm van den
rug eene schadelijke wyziging ondergaat.
Ook oefent het verkeer in de buitenlucht
oen gunstigen invloed uit op de borst en de
longen. De ademhaling wordt levendiger en
vryer, de longen worden werkzamer en als
gevolg hiervan verwydt zich de borstholte.
Dieren, welke in enge ruimten moeten ver-
keeren en lijden aan lucht en licht, worden
vlakribbig en nauw van borst, ook al hadden
ze onberispelijke ouders naar vorm en voor
komen. Wordt de ademhaling aanhoudend
krachtig onderhouden en dientengevolge de
bloedsomloop werkdadiger, dan komt dit
mede het hart ten goede. Tegelykertyd wordt
de huidwerking verhoogd. Reeds roskam en
borstel helpen de huid in hare functie, maar
de vrye beweging doet dat niet minder. De
poriën des lichaams worden geopend en de
uitdamping heeft regelmatig plaats. Ook het
wisselen der haren op tyd ondervindt geene
vertraging. Het lichaam moet zich dus wel
normaal ontwikkelen door gezonde lucht en
vrye beweging. Het wordt ook gehard tegen
de afwisselingen van het weer en daardoor
minder gevoelig voor koude en ongemak.
De voordeelen van het verkeer in de open
lucht zyn dus vele en niet genoeg kan men
den veefokker er attent op maken.
Kudclstaart. G. Dros.
Heden zijn aan de universiteit alhier bevor
derd tot doctor in de geneeskundede heer J.
Falkenburg, geboren te 's-Gravenhage, na
verdediging van een academisch proefschrift,
getiteld: „De normale refractie en hare nor
male schommeling", alsmede de heer C. E.
Heynsius, geboren te Amsterdam, na verde
diging van een academisch proefschrift, ge
titeld „De indicatie der ovariotomie, naar aan
leiding eener serie van 00 ovariotomieön."
Men meldt ons uit RynsburgRijnsburg
werd gisteren door den Commissaris der
Koningin bezocht. Van de audiëntie, welke Zijne
Excellentie verleende, werd druk gebruik ge
maakt, o. a. door ds. Eenkema en het hoofd
der O. L school. Zjjne Excellentie bezocht
de O. L. school en aangrenzend gymnastiek
lokaal en bi) zijn vertrek werd door de leor-
FltlJS DEK ADVERTENTIÊN:
Van 16 regelt f 1.05. Iedere regel meer f0.17J.
Grootere lettert naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de fctad wordt ƒ0.10 berekend.
lingen dier school, die in twee frontrijen op
het schoolplein waren opgesteld, hem een
gepaste groet gebracht, welken hij minzaam
beantwoordde.
Vanwege een groot getal ingezetenen
van Zuid-Holland en leden van de Kiesver-
eeniging „Volksbelang" werd gisteren een
prachtig geschenk aangeboden aan jhr. mr.
H. A. C. De la Bassocour Caan, ter herinnering
aan dertigjarige talentvolle vervulling van het
lidmaatschap der Provinciale Staten en Ge
deputeerde Staten dier Provincie.
Het geschenk bestaat uit een kunstig be
werkten zilveren eerebeker. Het deksel is
versierd door eene gracieuze statuette, welke
aan het Statenlid den lauwer der verdiensten
uitreikt en met de linkerhand rust op een
renaissance-medaillon, dat de betrekkelijke
jaartallen bevat. Aan de voorzijde van den
beker is in een keurig gedreven schild het
wapen van jhr. Caan fraai gegraveerd, terwijl
de keerzgde het wapen van de provincie
Zuid-Holland vertoont. Het elegant gevormd
voetstuk is versierd met a jour bewerkte renais-
sance-ornamentiek, terwijl de geheele beker,
in verschillende kleuren van mat en glans
zorgvuldig geacheveerd, een zeer fraai efTect
maakt. De bokaal is geleverd door de heeren
J. M. Van Kempen en Zonen, te 's-Hage, en
iu hunne fabriek te Voorschoten ontworpen
en vervaardigd.
In het Jacob-Van-Lennep-kwartier te
Amsterdam is thans het nieuwe hulppost
kantoor in de Potgieterstraat, No. 9, voor het
publiek geopend. De telegraafdienst zal waar
schijnlijk den lsten Aug. a. s. aangevangen
worden.
Ten teeken van blijdschap over deze ge
beurtenis wapperde gisteren van verscheidene
gevels in de Potgieterstraat de vaderlandsche
driekleur.
De heer J. F. E. FMrenaes is mot de directie
over het nieuwe bijkantoor belast.
De commissie, bij koninklijk besluit van
1G Juni benoemd tot bevordering van de bo-
langen van de Nederlandsche nijverheid en
den Nederlandschen handel en landbouw, b|j
gelegenheid der in 1R93 te Chicago te houden
internationale tentoonstelling, noodigt allen,
die voornemens z(jn inzendingen op die ten
toonstelling te doen, uit, daarvan zoo spoedig
mogelijk kennis te geven aan den secretaris
der commissie, jhr. S. Van Citters, ministerie
van waterstaat, handel en nijverheid te Den
Haag, onder opgave van don aard en omvang
hunner inzending e.n van do daarvoor noodige
plaatsruimte in M2.
41.)
HSchijnbaar ongevoelig voor de booze luim
zijner vrouw, reed Richard naast baar. Zag
Ludmilla in baar nauwsluitend rykleed, met
den zwarten hoed en den wapperenden sluier
er bekoorlijk uit, haar echtgenoot kon zich
■rust met haar meten. Het bruin fluweelen
buisje, de nauwsluitende kousen, welke in
hooge laarzen verdwenen, verhoogden de
■loonheid zyner gestalte, terwijl zyn gelaat
straalde van manlyken trots.
BDe kwade luim van Ludmilla maakte weinig
indruk op hem. Hier en daar schertste h.y
met de eerbiedig groetende boeren, wat
klaarblijkelijk Ludmillas misnoegen nog deed
toenemen.
„Ik heb je al zoo dikwyls verzocht, Richard,
[in mijn byzyn die aardigheden niet zoover
drijven als je gewoon zijt' Zulke scherts
t niet inde tegenwoordigheid eener dame."
onder zyn antwoord af te wachten, gaf
haar paard een lichten slag met de kar-
jW&ts en zetto het in wat vlugger draf.
[Diehard lachte spottend.
|jWat kunnen die arme lieden er aan doen,
I dat manheer uw echtgenoot hot nu eenmaal
in zyn hoofd heeft gezet, het lang verscho
ven bezoek aan Trunzow af te leggen, of,
beter gezegd, kunnen zy het helpen, dat
mevrouw beden dat bezoek niet wenscht af
te leggen?"
„Omdat ik heden op jacht wil", riep Lud
milla over den schouder haren echtgenoot toe.
„De reebok zal toch niet wegloopen;
geloof my."
„"Welnu, en je broeder en schoonzuster
ook niet!"
„Ha, ha", lachte Richard, „myne schoone
schijnt de jaloezie nog niet geheel overwon
nen te hebben! Helaas, kan ik, mijne lieve
ling, het toch niet helpen, dat beleefdheid
on broederplicht eischen, dat ik bij mijn
broeder, na eene scheiding van een halfjaar
en terwijl wy reeds veertien dagen van onze
huwelijksreis zyn teruggekeerd, eindelyk eens
een bezoek ga afleggen."
Ludmilla zweeg; hare oogen fonkelden,
strak blikte zo naar den zilveren ketting van
het hoofdstel van haar ros.
Plotseling trok ze de teugels krampachtig
aan, zoodat het verschrikte dier een oogen-
blik bleef staan en daarna een stap ach
teruit deed. „Wat hebt ge daar gezegd,
Richard?" vroeg zij kalm.
„Dat de beleefdheid
Zfl liet hem niet uitspreken.
„Dat heb ik verstaan, doch het was, alsof
ik iets hoorde spreken van jaloezie."
„O zoo, meent ge dat", lachte Richard,
doch nogmaals viel Ludmilla hem in de rede.
Het hoofd hief zy op en richtte zich daarna
eenigszins uit den zadel.
„Ik. zou jaloersch zijn? Gelooft ge dat
werkélyk?"
„Ik geloof het niet, mijn liefje, doch ik
weet het!"
rGy weet het, vriend Ge dwaalt vreeselyk.
Waar jaloezie is, daar is liefde, en, myn
waarde, ge wilt toch niet gaan denken, dat
het laatste bij mij aanwezig is?"
Een slag met de zweep en „Myrza" sprong
vooruit. Ludmilla's lokken fladderden in den
wind; als eeno godin der wrake jaagdo zy
door het bosch, voor welks schoonheid zy
geen oog had.
Richard volgde zyne vrouw langs een om
weg. Toen hy thuiskwam, vond hy den
jachtwagen voor de vestibule van het slot,
terwyl de jager met geweer en jachtgereed-
schap daar wachtte.
„Waarheen, Feiten?" vroeg Richard barsch.
„Mevrouw heeft my bevolen haar te ver
gezellen antwoordde de jonge man.
„Zoo?"
De baron trad de gang binnen, waar hy
Ludmilla ontmoette.
Getroffen bleef hy staan: verrassend
schoon zag zij er uit! Een kleine jachthoed
bedekte het glad gestreken haar; een kort
grys kleed reikte haar tot aan den enkel,
zoodat het sierlyke voetje in de nauwslui
tende laars Richards blikken niet kon ont
gaan. De wyde tasch, de kleine buks, welko
haar over den schouder hing, verhoogden
nog den eigenaardigen indruk liarer ver-
schyning.
„Ludmilla, biyf!" riep hy, gehoor gevende
aan eene zachtere aandoening, welke zicL van
hem meester maakte.
Zy mat hem met een kouden blik
en zweeg.
„Ik ga mede! Een oogenblik slechts en ik
ben gereed!"
„Uwe schoonzuster zou het u nooit ver
geven, wanneer ik haar do vreugde van uw
bezoek ontnam!"
Zy trad naar buiten, sprong ligt als eon
veertje in het rijtuig, den groet nauwelyks
bemerkend, dien de jonge jager haar toewierp.
Wordt vervolgd.)