K°. 9907. A0. 1892- Tweede Blad. Leiden, 10 Juni. feze jouraat wordt dagelijks, met altzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Zaterdag: XI Juni. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor L»iden p«r t maanden. 77 7?» 77 *7 7? L1C. Ftuim per post7.777.7777 l.W. Alaond»rl#k» Hommen.7.77.777.'7 Ml. Bl\Jkens het heden verschepen verslag over den toestand der Kweekschool voor Zee vaart, gedurende het jaar 1891, was het aan tal leerlingen veel grooter dan in vorige jaren, want terwyl het toen gemiddeld 243 bedroeg, werd gedurende het jaar 1891 het belangrijk grooter cyfer van 429 bereikt. Waaraan die groote vermeerdering is toe te schryven,kan niet geheel nagegaan worden. Wel is waar zal daar veel invloed op hebben gehad het Rogoeringsbesluit, in Februari van dat jaar genomen, waarbij bepaald is dat jongens reeds op den leeftijd van 13'/g jaar in dienst mogen treden, doch hierin kan toch niet alleen do oorzaak gezocht worden. Want trekt men het aantal jongens, op dien leeftijd aan genomen, van het totale cijfer af, dan blijkt het dat er toch nog een groot verschil met vorige jaren blijft bestaan. Zeker is het in- tusschen, dat dit verschil niet voortspruit uit eene minder strenge toepassing van het keuringsreglement, want van de 1400 jon gens, die zich gedurende 1891, zoowel hier als by de kantoren van aanneming voor dienst neming by de zeemacht hebben aangemeld, werden 971 of bijna 70 pet. ongeschikt ver klaard. In April en October werden volgens ge woonte de jongens, die den halfjaarlijkschen cursus hadden afgeloopen, naar het opleidings schip te Amsterdam overgeplaatst en wel den lsten April 127 en den lsten October 168. Maar behalve dit getal vertrokken den lsten Mei nog 41 leerlingen van hier met dezelfde bestemming, omdat dit noodig bleek te zijn, ter voorkoming van overbevolking op de Kweekschool bij den grooten toeloop in die dagen. Volgens het laatste jaarverslag bedroeg de sterkte op 1 Januari 1891 een getal van 127 jongens; zooals wij boven zagen, ver meerderde dit met 429, die gedurende den loop van het jaar in den zeedienst aangeno men en hier geplaatst werden, doch vermin derde het met 336, die op verschillende tijd stippen werden overgeplaatst. Bij het einde van 1891 zouden er dus 220 overblijven, ware het niet dat nog vier jongens gedurende hot tijdperk, waarover dit verslag loopt, uit don zeedienst ontslagen werden wegens lichaamsgebreken. Het aantal leerlingen bedroeg dus reeds 216 op 1 Jan. 1892, en zou weldra te groot geworden zijn voor de beschikbare ruimte in de slaaplokalen, maar vooral inde leerzalen, ware er niet bepaald in den loop van Januari nog een zeker aantal van de beste en meest ontwikkelde jongens naar het op leidingsschip over te plaatsen. Hoewel door dezen maatregel dit bezwaar opgeheven was, zou allicht do gegronde opmerking worden gemaakt, dat er door het groot aantal jongens, die telkens naar de „Wassenaer" werden overgeplaatst, ook weldra gebrek aan plaats ruimte aan boord van dat vaartuig zoude moeten ontstaan, en werkelijk zou dit het geval geweest zijn, indien niet het voormalige opleidingsschip te Rotterdam, de „Anna Paulowna", thans is conservatie opgenomen aan de Rijkswerf te Amsterdam, tot huis- vosting van een deel der bevolking van de „"Wassenaer" was in gebruik genomen. Verder lezen we in het verslag het volgende: Het spreekt vanzelf, dat er wegens het groot getal leerlingen veel inspanning vereischt werd van het onderwijzend personeel, maar allen toonden by goeden wil ook de noodige geschiktheid te bezitten voor deze zwaardere taak, zoodat deze jongens bij het verlaten der Kweekschool niet minder goed geoefend waren dan vroeger het geval was by het einde van een cursus met veel minder leer lingen. Verdienen de onderwijzers daarvoor allen lof, toch mag dit goede resultaat niet geheel aan hen worden toegeschreven, daar de ijver en leerlust der jongens natuurlijk ook voorname factoren zyn, waarmede reke ning inoet gehouden worden. En deze lieten by hot meerendeel zeer weinig te wenschen over. Zy deden hun best gedurende deuren, welke voor het onderwijs waren bestemd, en gaven tevens door vroolykheid en opgewekt heid in den vryen tyd het bewys, dat zij allesbehalve saai, maar integendeel van het timmerhout vervaardigd waren, bestemd voor de vorming van flinke zeelieden. Het gedrag was over het algemeen zeer goed en slechts zeldzaam was het noodig zwaar te straffen, daar gewoonlijk vermaningen of lichte bestraffingen voldoende bleken te z\jn om jongens, die in het begin lastig en on gezeglyk waren, na korten tyd op het goede pad te brengen. Niet altyd werd echter dit gunstige resul taat bereikt, want natuurlijk komen er onder zoovelen enkele individuen voor, die niet voor verbetering vatbaar zyn en aanhoudend moeitb en last blyven veroorzaken. Nu was het wel niet te verwachten, dat dergelyke knapen na het verlaten der Kweekschool dankbaar zouden zyn voor het geduld, dat men met hen had, en voor de aanhoudende pogingen, welke werden aangewend, om hen te verbeteren en zoodoendo te behoeden voor de schande van uit den dienst ontslagen te worden, maar evenmin was het te vermoeden, dat hunne ondankbaarheid zóó ver zoude gaan, dat zy allerlei lasterlyke praatjes omtrent de Kweek school zouden uitstrooien. En toch was dit tot teleurstelling van de directie het geval, want hot bericht omtrent het schenken van jenever aan do jongens alhier,dat eerst in „Recht voor allen" geplaatst werd en later ook de ronde deed in andere dagbladen, bleek by onderzoek afkojmstjg te zyn van een der bovenbedoelde knapen. Wel verzekerde deze, dat dit leugenachtig verhaal niet met slechte bedoeling door hem verteld was, doch het karakter van den zegsman in aanmerking nemende, bestaat er alle grond om zyne ver klaring in twyfel te trekken, vooral, daarhy wist dat er openbaarheid aan zyne leugens zou gegeven worden. De directie is gelukkig, gelyk men weet, in staat geweest, die op afdoende wyze te wederleggen, en daar deze zaak een sprekend bewys is, hoe voorzichtig men moet zyn met geloof te slaan aan der gelyke verhalen van jongens, vooral wanneer die, zooals hier het geval was, eene ernstige beschuldiging inhouden, werd besloten al de stukken, welke er op'betrekking hebben, als by lage aan het verslag toe te voegen. Gedurende het afgeloopen jaar was onder het groote personeel alhier niet alleen geen enkel èterfgeval te betreuren, maar zelfs kwamen er geene ernstige ziekten voor. Byna was echter in dezen gunstigen stand van zaken eene treurige verandering gekomen door een betrekkelyk klein ongeluk, dat in het begin van September plaats had by de exer citie in het tuig. Een jongen volgde namelyk het voorschrift niet op om by het enterem naar zyne handen en niet naar zyne voeten te zien, en viel dientengevolge by het over stappen uit het onderwant op de jacobsladder op den grond. Hoewel hy dus slechts viel van eene hoogte van ongeveer 2'/2 meter, bleek zyn val zoo ongelukkig te zyn geweest, dat niet alleen zyn rechter-voorarm gebroken was, doch ook eene hersenschudding plaats had gevonden. De patiënt, die geheel buiten kennis was, werd voorloopig verbonden en vervolgens naar het hospitaal gebracht, waar hy nog geruimen tyd in zulk een bedenkelyken toestand bleef, dat er ernstig vrees voor zjjn leven bestond, maar gelukkig is alles ten slotto zoo goed terechtgekomen, dat de jongen nog geschikt bleek te zyn voor den zeedienst. PRIJS DER ADVERTENT EÉN* Tan 1—f r»g«la ƒ1.85. Ieder» regel meer ƒ8.171. Grooter» l»tt»ra mer plaatsruimte. Voor hel Incasso»re» bvitea 4» eitA wordt ƒ8.18 bereken*. De commissie van oppertoezicht en beheer doet in het verslag tevens mededeeling van het antwoord op het adres, dat zy volgens besluit der laatstgehouden Algemeene Ver gadering aan H. M. onze geëerbiedigde Koningin-Regentes heeft aangeboden. De vorstin liet haar mededeelen dat H. M. bezwaar had tegen de inwilliging van haar verzoek om als beschermvrouw der Vereeniging op te treden, op grond dat deze inrichting, die zoo onmiddellijk verband houdt met den toe stand van 's Ryks vloot, meer eigenaardig zoude staan onder de bescherming van het Hoofd van den Staat. H. M. gaf daarom der Vereeniging in overweging om bedoeld ver zoek te richten tot H. M. Koningin Wilhel- mina, wanneer H. D. eenmaal persoonlijk de Regeering zal hebben aanvaard, doch voegde er de verzekering by van H. D. levendige belangstelling in dezp zoo nuttige instelling, die steeds op de medewerking van H. M. kon rekenen, ter bevordering barer ontwikkeling en van haren voortdurenden bloei. Het is ongetwijfeld, zegt het bestuur, eene teleurstelling, wanneer afwijzend beschikt wordt op een verzoek, dat men heeft, gedaan, doch heeft dit plaats op zulk eene beminne lijke en welwillende wyze als hier is geschied, dan gevoelen wy' in stede van teleurstelling slechts dankbaarheid voor de belangstelling, die H. M. voor deze inrichting heeft getoond. Het 36ste jaarverslag eindigt dus met den vurigen wensch dat de Leidsche Kweekschool voor Zeevaart zich de gunst van ons geëer biedigd Vorstenhuis steeds waardig moge toonen, door goede vruchten te geven voor vadorland en vloot, zoodat aan de Vereeniging eenmaal het groote voorrecht mag ten deel vallen, H. M. onze geëerbiedigde en beminde Koningin Wilhelmina als beschermvrouw te begroeten. Door stemgerechtigde ingelanden van den Doespolder, gemeente Woubruggo, werd met 36 stemmen tot lid van het bestuur herkozen de heer Js. Van Wieringen. Op den heer R. Kroes waren 8 stemmen uitgebracht. In de plaats van het overleden bestuurslid, den lieer A. Lieverse, werd met 41 stemmen gekozen de lieer R. Kroes. Op den hoer D. Van Ryn waren 3 stemmen uitgebracht. De minister van binnenlandsche zaken heeft bepaald dat de verkiezing van een lid voor de Tweede Kamer in het hoofdkiesdis trict Roermond, noodig geworden doordien do heer G. Diepon ontslag heeft genomen, zal plaats hebben op Dinsdag 28 Juni en de herstemming, zoo noodig, op Dinsdag 12 Juli. JPeuilleton. ZIJN MOORDENAAR. Roman van E. VOX WALD—/.EDTHITZ. IJ I. Het havenhoofd, dat in eene rechte lijn in zee opliep, was met eene dichte menigte bezet; gehuld in regenmantels en doeken, stonden de badgasten van Friedrichshagen op het uiterste punt, om te genieten van hot heorlijke schouwspel, dat de natuur thans aanbood. De noordoostenwind floot scherp over de golven, welke donderend den steenen kop van het hoofd beukten en onder het gejubel en gegil der menigte in droppels op het graniet uit elkaar spatten. De Oostzee had den storm te gast, die danste met de golven, ze nu eens torenhoog opheffende, om ze in het volgende oogenblik in diepe af gronden te slingeren. Beschermend strekten de havenhoofden zich ver in zee uit, de haven beschuttend van het kleine, afgelegen badplaatsje, dat nog niet opgenomen was in het stalen net, d*t de groote wereld omgeeft. lederen avond verzamelden zich hier de gasten, om te ge nieten van den zonsondergang of om de visscherspinken na te oogen. Hedenavond verdween de zon achter de donkere wolkenmassa en slechts aan de schemering kon men bemerken, dat zy zich ter ruste begeven had. Hoe woedender de golven togen den stee nen wal sloegen, des to vrooljjker werd het gezelschapwie van de dames lachend trachtte te vluchten, werd spoedig door een der heeren onder gejubel weer gevangengenomen en naar haren post teruggeleid. „Hedenavond steekt zeker geene visschers- pink in zee", sprak een der aanwezige officieren. „Daar zullen ze wel voor oppassen", ant woordde een der andere heeren. „By zulk stormachtig weer geeft het echter eene byzonder goede vangst", viel eene dame in; „steeds zetten die arme lieden hun leven op het spel en het zou niet de eerste maal zyn, dat eene boot daarby met man en muis is vergaan." „Bg zulk een sterken noordoostenwind zal niemand in zee steken", antwoordde een beer, die jarenlang reeds den zomer in Friedrichs hagen had doorgebracht. „Het zou eeno onnoodige roekeloosheid zyn, want by zulk eene zee zal geen botje in het net ver dwalen." „Meent u dat, mynheer de ambtsraad?" vroeg de baron Richard Von Glatbeck, terwyl hy beide handen aan den mond bracht, om zich verstaanbaar te maken, daar het gedreun van minuut tot minuut in kracht toenam. „Ik waag het, het tegendeel te beweren: hoe stormachtiger do zee, hoe ryker de vangst I" Over dit punt hepen de meeningen uiteen. „Ik stel voor", riep de ambtsraad Boll- meyer, „dat wy naar het badhotel gaan, om daar, onder een grogje, de zaak verder te bespreken; ik zal dan myne ervaringen op het gebied der botvangst nader uiteenzetten." „En op dat der kunstmatige bereiding van grog", viel do heer Von Glatbeck schertsend in. „Juist, baron", antwoordde Bollmeyer. „Gy weet, dat ik in beiden deskundige ben. Goe den avond, heerenik ben koud, iets warms trekt my aan en tien tegen één, dat gy spoedig myn voorbeeld zult volgen." „Integendeel", was het antwoord van den baron„ik beweer dat de heeren voor loopig hun grogje nog niet zullen gaan opzoeken." „Ha-ha-ha, aangenomen!" riep Bollmeyer. „Goed! Honderd Friedrichs d'or, dat meer dan de helft zal blyven." Vragend zag do ambtenaar den baron aan. Blykbaar wist by evenmin als do omstanders, wat de heer Von Glatbeck eigenlyk van plan was. „Zoudt gy ons, waarde baron, hier op het havenhoofd op een monster grog willen ont halen?" was de vraag. „Dat niet! Heb ik echter myne wedden schap gewonnen, dan noodig ik de heeren op een bal in het badhotel." „Honderd Friedrichs d'or?" riep lachend de ambtenaar. „De baron moet beter oogst hebben gehad dan ik. Maar, is het geoorloofd te vragen, met welk doel hy met deze tem peratuur het gezelschap hier wenscht te hou den? Heeft u soms een geheim contract ge maakt met den dokter, die ovor de exoibi- tante gezondheid der gasten is gaan zuchten „Ik vraag u, mynheer do ambtsraad, of u de weddenschap aanvaardt, dat de gasten hier zullen blyven?" vroeg de baron. „Myn Hemel! Ik moet toch eerst weten, welke geheime middelen zullpn worden aan gewend, om hen hier te binden?" Vervolg ommeixjde.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5